nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2010
Hierbij informeer ik u op verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Verkeer
en Waterstaat van 4 maart 2010 (23645–346/2010D11 336), over
de gevolgen van het controversieel verklaren van het wetvoorstel wijziging
Wet personenvervoer 2000 (Wp2000).
Op grond van de huidige Wp2000 en het Besluit Personenvervoer (Bp2000)
moet het bus-, tram-, en metrovervoer worden aanbesteed. Dit vervoer is inmiddels
overal aanbesteed, met uitzondering van het stadsvervoer in de Stadsregio’s
Amsterdam, Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden. Voor genoemde stadsregio’s
is de aanbestedingplicht uitgesteld tot 2012 en 2017. Uitgangspunt van de
PSO-verordening is gunning van openbaar vervoer door middel van een openbare
aanbesteding. De verordening kent op de aanbestedingsplicht een uitzondering.
De inbesteding van het bus-, tram-, en metrovervoer is mogelijk onder voorwaarden
van zeggenschap door de OV-autoriteit en het voorkomen van overcompensatie
(ongeoorloofde staatssteun). Deze inbesteding moet dan in de nationale wetgeving
van de lidstaten worden toegestaan. Daartoe was de motie Roefs bedoeld. Het
wetsvoorstel wijziging Wp2000, waarin de motie Roefs was opgenomen, is controversieel
verklaard door uw Kamer.
Door het controversieel verklaren van het wetsvoorstel wijziging Wp2000
is het uitgangspunt van PSO-verordening en huidige wetgeving maatgevend geworden,
namelijk openbare aanbesteding van het regionaal openbaar vervoer.
Om de aanbesteding voor een multimodale concessie in de G3 zorgvuldig
voor te bereiden hebben de drie genoemde stadsregio’s meer tijd nodig.
Dat betekent dat de datum van de aanbestedingsplicht van 1-1-2012 voor bus-,
en multimodale concessies uitgesteld moet worden. Daartoe is het noodzakelijk
het Bp2000 aan te passen. Het is raadzaam maximaal 3 jaar uitstel van de aanbestedingsplicht
voor bus-, en multimodale concessies aan de drie grote stadsregio’s
te geven (tot 1-1-2015), omdat een aanbestedingsprocedure voor een multimodale
concessie ruim twee jaar kost.
Hiermee heb ik u aangegeven wat het gevolg is van het controversieel verklaren
van het wetsvoorstel Wp2000. Het is aan het komende kabinet om te besluiten
of zij de mogelijkheid tot inbesteding al dan niet alsnog in nationale wetgeving
wil regelen.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings