32 287
Aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 november 2009 en het nader rapport d.d. 11 januari 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 9 oktober 2009, no. 09.002831, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers, met memorie van toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 9 oktober 2009, nr. 09.002831, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 20 november 2009, nr. W12.09.0392/III, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad zijn het voorstel van wet en de memorie van toelichting uitgebreid.

Het wetsvoorstel introduceert een facultatieve weigerings- en intrekkingsgrond van de tewerkstellingsvergunning wanneer een aanvraag van een werkgever tot het erkend referentschap is geweigerd op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna Vw2000). De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de toelichting bij de facultatieve weigerings- en intrekkingsgrond.

Op grond van de voorgestelde artikelen 9 en 12a van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) kan een tewerkstellingstellingsvergunning worden geweigerd respectievelijk worden ingetrokken wanneer de aanvraag van de werkgever tot erkend referentschap is afgewezen. De toelichting vermeldt dat dit wetvoorstel bijdraagt aan de handhaving van het migratiebeleid. Als voorbeeld wordt de situatie genoemd waarin de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) van mening is dat geen versnelde toelatingsprocedure aan de betreffende referent kan worden toevertrouwd op grond van de Vw2000.2 In dat geval kan eveneens de tewerkstellingsvergunning van de werkgever worden geweigerd respectievelijk worden ingetrokken op grond van dit wetsvoorstel.

De Raad wijst er op dat de IND de aanvraag tot het erkend referentschap ook op andere (formele) gronden kan weigeren dan het ontbreken van een duurzame vertrouwensrelatie.1 Uit de toelichting bij het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure (Wetsvoorstel modern migratiebeleid) blijkt dat de erkenning als referent met name bedoeld is voor ondernemingen, rechtspersonen en andere organisaties die met enige regelmaat migranten naar Nederland willen laten overkomen. Voorts vermeldt deze toelichting dat de voorwaarden voor de erkenning van de diverse te onderscheiden referenten in lagere regelgeving nader worden uitgewerkt.2 In de toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wordt geen aandacht geschonken aan de mogelijkheid dat een aanvraag tot erkend referentschap wordt afgewezen op gronden die niet relevant zijn voor het toekennen of het behoud van de tewerkstellingsvergunning, bijvoorbeeld wanneer de referent niet frequent genoeg migranten naar Nederland wil laten overkomen. De Raad acht een aanvulling van de toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel op dit punt wenselijk, waardoor meer duidelijkheid wordt geboden over de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid op grond van de voorgestelde artikelen 9 en 12a van de Wav. Voorts acht de Raad het vanuit een oogpunt van rechtszekerheid wenselijk dat in de toelichting wordt aangegeven hoe lang na het gewraakte feit als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder k, en artikel 12a, onder b, een werkgever kan worden nagedragen dat hem een bestuurlijke boete of bestraffing is opgelegd en derhalve de tewerkstellingsvergunning kan worden geweigerd respectievelijk ingetrokken.

De Raad adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.

Het advies van de Raad om de toelichting uit te breiden om meer duidelijkheid te bieden in welke gevallen de tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd danwel afgewezen is overgenomen. In de toelichting wordt nu verwezen naar de uitvoeringsregels behorende bij de Wet arbeid vreemdelingen. In overleg met UWV zal beleid ontwikkeld worden, waarbij aandacht besteed zal worden in welke gevallen er wel, en in welke gevallen er geen reden zal zijn voor intrekking of weigering van de tewerkstellingsvergunning. Dit beleid zal zijn neerslag vinden in een ministeriële regeling (Uitvoeringsregels Wet arbeid vreemdelingen behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen). Er dient meegewogen te worden om welke redenen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is overgegaan tot intrekking van het erkend referentschap danwel op welke gronden beboeting of bestraffing heeft plaatsgevonden. Dit zal in belangrijke mate bepalend zijn of UWV het noodzakelijk acht om ook de tewerkstellingsvergunning in te trekken of te weigeren. Daarnaast is van belang of er sprake is van slecht werkgeverschap.

Het advies van de Raad om een termijn aan te geven hoelang na het feit waarvoor een boete op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is opgelegd of de werkgever is gestraft op grond van die wet, de tewerkstellingsvergunning kan worden ingetrokken danwel geweigerd, is overgenomen. Om te voorkomen dat UWV na een onevenredig lange termijn nadat een boete is opgelegd een tewerkstellingsvergunning intrekt danwel weigert, is bepaald dat ten hoogste vijf jaar nadat een boete is opgelegd dit als een weigerings- of intrekkingsgrond voor de tewerkstellingsvergunning kan gelden. Deze termijn is gekozen in navolging van het wetsvoorstel Modern Migratiebeleid (TK 2008–2009, 32 052).

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Toelichting bij artikel I, onderdeel A.

XNoot
1

Artikel 2e van het Wetsvoorstel modern migratiebeleid.

XNoot
2

Kamerstukken II 2008/09, nr. 32 052, nr. 3, blz. 77.

Naar boven