32 282 Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES

Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 20 april 2010

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

  • 1. Inleiding

  • 2. Algemeen

    Leges

    Rijkswet personenverkeer

    Bescherming

    Vreemdelingen die illegaal verblijf hebben

  • 4. Bestuurslasten

  • 6. Artikelen

  • 7. Nota van Wijziging (32 282, nr. 5)

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en de nota van wijziging. Zij onderschrijven de strekking van het wetsvoorstel en de bij nota van wijziging getroffen overgangsregeling voor Nederlanders geboren op of in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland, of aldaar genaturaliseerd, mits de desbetreffende personen direct voorafgaand aan de voorziene transitiedatum van 10 oktober 2010 tenminste een jaar woonplaats hebben gehad op een van de BES-eilanden en waarmee deze personen worden gelijk gesteld met Nederlanders die op de BES-eilanden geboren of genaturaliseerd zijn.

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet wijziging toelating en uitzetting BES. Deze leden willen in deze schriftelijke inbreng nog een aantal opmerkingen maken en vragen stellen.

De leden van de PvdA-fractie hebben begrip voor de keuze om geen hele nieuwe vreemdelingenwet voor de BES-eilanden te maken, maar de bestaande Landsverordening toelating en uitzetting (LTU) te handhaven en die, door middel van deze wet, op een aantal onderdelen aan de (Europees) Nederlandse Vreemdelingenwet aan te passen. Voor de leden van de PvdA-fractie staat bij deze aanpassing voorop dat deze eenvoudige praktische oplossingen biedt en dat in de vreemdelingenregelgeving van de BES-eilanden voldoende recht wordt gedaan aan de principes en uitgangspunten van het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Voor deze leden betekent dit onder meer: een streng, maar humaan vreemdelingenbeleid. Streng in de toelating, maar menselijk in de bejegening. Ook op de BES-eilanden moeten vreemdelingen zo snel mogelijk duidelijkheid hebben over hun asielaanvraag en moet er fatsoenlijke opvang bestaan. Wie geen recht heeft op verblijf, moet zo spoedig mogelijk kunnen terugkeren naar het land van herkomst. Voor kinderen hebben de leden van de PvdA-fractie een zwak. Zij willen geen kinderen in vreemdelingenbewaring en geen uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen op straat. Kan de regering aangeven in welke mate en in welke vorm deze uitgangspunten ook op de BES-eilanden bestaan en/of zullen gaan gelden?

De leden van de SP fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

Deze leden vragen hoe burgers zullen worden geïnformeerd over de wijzigingen die zullen worden doorgevoerd. Niet alleen verandert er een aantal beleidsmatige zaken maar ook de terminologie zal veranderen. Dit kan tot veel verwarring leiden. Zal er bijvoorbeeld op de website van de IND extra informatie worden opgenomen en zullen de nieuwe regelingen bij inwerkingtreding ook worden opgenomen in de Klantdienstwijzer, zo vragen deze leden.

In het memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt verwezen naar een aanpassing van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het Modern Migratiebeleid. Er wordt echter niet verwezen naar de op handen zijnde aanpassing van de Vw 2000 zoals die op 1 juli aanstaande zal moeten ingaan. Zijn deze wijzigingen reeds opgenomen?

De leden van de VVD-fractie hebben met zeer gemengde gevoelens van onderhavig wetsvoorstel kennisgenomen, zeker nadat de nota van wijziging was ingediend.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij onderschrijven het uitgangspunt van het wetsvoorstel.

In de toelichting motiveert de regering dat het vreemdelingenrecht op de eilanden afwijkt van het geheel van wet- en regelgeving in het Europese deel van het Koninkrijk. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe, ondanks de afwijkingen, de bescherming en de mogelijkheid van beroepszaken op een gelijkwaardige wijze zijn geregeld.

2. Algemeen

Leges

De regering stelt in de memorie van toelichting dat voortaan leges zullen worden geheven ter afdoening van aanvragen en afgifte van verblijfsdocumenten. De leden van de CDA-fractie vragen wat de hoogte voor de afzonderlijke producten zal zijn en wat naar schatting de totale legesopbrengst zal zijn.

Welke leges voor welke vergunningen op de BES-eilanden zullen geheven worden volgens het wetsvoorstel, vragen de leden van de PvdA-fractie. Zijn deze qua hoogte met die in Nederland vergelijkbaar?

Ook de leden van de SP-fractie vragen naar wat de regering voor ogen staat met betrekking tot het mogelijk maken van legesheffing. Zullen deze leges ook kostendekkend moeten zijn? Aan welke hoogte van legeskosten denkt de regering en welke kosten zullen in de legeskosten worden verrekend voor de openbare lichamen?

Rijkswet personenverkeer

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het uitgangspunt dat de toegang en de toelating van Nederlanders tot de verschillende delen van het Koninkrijk in beginsel vrij moeten zijn en aan zo weinig mogelijk beperkende voorwaarden mogen worden onderworpen en dat niet wordt gediscrimineerd tussen Nederlanders die niet uit het betrokken land afkomstig zijn. Onder verwijzing naar het Coalitieakkoord van 7 februari 2007, waarin is voorzien dat «in aansluiting op de bestuurlijke herinrichting van de Nederlandse Antillen het personenverkeer binnen het Koninkrijk geregeld zal worden», vragen de leden van de CDA-fractie wanneer de Kamer kennis kan nemen van het voorstel voor een Rijkswet personenverkeer.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de Raad van State wijst op de samenhang van onderhavig voorstel met de nog niet ingediende Rijkswet personenverkeer en de Rijksvisumwet en is van mening dat daarom gekozen moet worden voor ofwel gelijktijdige inwerkingtreding ofwel voor een overgangsregeling.

Uit de ingediende nota van wijziging blijkt dat de regering voor de tweede mogelijkheid heeft gekozen. De leden van de VVD-fractie vragen die keuze nader te motiveren. Waarom is het streven naar gelijktijdige inwerkingtreding, waarvan in de memorie van toelichting sprake is, mislukt?

Zij vragen ook duidelijk te maken wanneer de Rijkswet personenverkeer en de Rijksvisumwet bij de Tweede Kamer kunnen worden ingediend. Wanneer is het voorbereidingsproces van beide wetsvoorstellen begonnen? Ook krijgen zij graag een toelichting op de passage uit het coalitieakkoord waarin aangegeven wordt dat de problematiek van het personenverkeer geregeld moet worden «in aansluiting op» de bestuurlijke herinrichting.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het uitgangspunt van de Rijkswet personenverkeer is dat de toegang en de toelating van Nederlanders tot de verschillende delen van het Koninkrijk in beginsel vrij moeten zijn en aan zo weinig mogelijk beperkende voorwaarden mag worden onderworpen.

Zij begrijpen tegen de achtergrond van dit uitgangspunt dan ook totaal niet de voorgestelde overgangsregeling uit de nota van wijziging. Daarin wordt gekozen om het bestaande regime voor de toegang en toelating van Nederlanders tussen de verschillende landen van het Koninkrijk vooralsnog te handhaven. De bestaande verordeningen van Aruba en de beoogde nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten blijven van kracht. Ook voor de BES-eilanden blijft de bestaande landsverordening van het land Nederlandse Antillen van kracht. De leden van de VVD-fractie trekken de conclusie dat van de beoogde «wederkerigheid» vooralsnog geen sprake zal zijn. Zij vragen hoe zich dit verhoudt tot artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van het Statuut (geen discriminatie).

Is dit verenigbaar met de status van de BES-eilanden als onderdeel van Nederland en het onverkort van toepassing zijn van de Grondwet op die eilanden? Aan welke «beperkende voorwaarden» wordt wel gedacht?

De leden van de VVD-fractie vragen voorts naar de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de in februari 2006 door de Kamer met steun van de toenmalige fracties van VVD, CDA, LPF en SGP aangenomen motie-Luchtenveld.

Daarin werd uitgesproken: «spreekt als haar mening uit dat de Nederlandse regering het beperken van de instroom van kansarme jongeren uit de Nederlandse Antillen of Aruba zonder voldoende opleiding en/of beheersing van de Nederlandse taal en zonder werk, onderdeel uit moet maken van de komende rondetafelconferenties». Als dit onderwerp niet aan de orde is gesteld, waarom is dat dan niet het geval geweest, zo willen deze leden weten.

De leden van de VVD-fractie hebben er kennis van genomen dat tijdens een voorlichtingsronde over de Rijkswet personenverkeer de minister van Justitie heeft gezegd dat er «geen sprake is van een Verdonk-regeling». Kan nader worden gemotiveerd wat daarmee werd bedoeld?

De leden van de fractie ChristenUnie vragen, aangezien de BES wet beoogt tijdelijk van werking te zijn in afwachting van de Rijkswet personenverkeer, wanneer genoemde Rijkswet komt. Deze leden willen weten of de regelingen met betrekking tot de toegang van personen tot de eilanden blijven zoals voorgesteld in deze wet als de Rijkswet niet wordt ingediend. Als de Rijkswet wel opgesteld gaat worden dan vragen deze leden of de toegang tot de eilanden voor personen daarin geregeld gaat worden zoals in deze Wet toelating en uitzetting BES?

Bescherming

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de grensbewaking, het toezicht op en de uitzetting van vreemdelingen gestalte zullen krijgen. Zij vragen dit mede met het oog op de implementatie van artikel 3 EVRM in de BES-wetgeving, ten gevolge waarvan, zo stelt de regering in de memorie van toelichting, het niet is uit te sluiten dat migranten het feit dat de openbare lichamen onderdeel worden van het Nederlandse staatsbestel en dat het Vluchtelingenverdrag en het Protocol zullen worden toegepast, zullen aangrijpen om langs die weg toelating te verkrijgen tot de openbare lichamen, al dan niet met het oog op doorreis naar Europa. Deze leden onderschrijven de stelling van de regering dat een goed functionerend grenstoezichtsysteem, snelle afdoening van aanvragen en snelle uitvoering van – indien nodig – gedwongen vertrek, ervoor moeten zorgen dat de migratiestromen beheersbaar blijven. De leden van de CDA-fractie vragen of er voldoende capaciteit is om de taken op het gebied van grensbewaking, vreemdelingentoezicht en uitzetting te kunnen vervullen. Zijn met name de genoemde 50 voltijdseenheden van de Koninklijke Marechaussee (KMar) («ten behoeve van het grenstoezicht en enkele andere taken») daarvoor bedoeld?

Kan de regering een getalsmatig overzicht geven van de toelating, opvang, bewaring en terugkeer tot op heden op de BES-eilanden, vragen de leden van de PvdA-fractie. Worden de toelatingsgronden voor een verblijfsvergunning asiel op de BES-eilanden vergelijkbaar met die in de Nederlandse Vreemdelingenwet 2000? Zo niet, waar zitten de belangrijkste verschillen? Bestaat het risico dat vreemdelingen via de BES-eilanden eenvoudig een verblijfsvergunning kunnen krijgen om vervolgens gebruik te kunnen maken van het vrij personenverkeer en naar het Europese deel van Nederland tekunnen doorreizen? Hoe worden deze risico’s ondervangen? Wat is verder het systeem van reguliere toelating in de LTU en verandert dit als gevolg van dit wetsvoorstel? Kent de LTU dezelfde beperkingen en toelatingseisen?

De leden van de PvdA-fractie vinden het positief dat artikel 3 van het EVRM voor de BES-eilanden wordt geïmplementeerd door middel van dit wetsvoorstel. Kan de regering wel preciezer in kaart brengen hoe dit wetsvoorstel ervoor zorgt dat de migratiestromen beheersbaar blijven? Zijn de lokale diensten/autoriteiten voldoende in staat om zelf een toename van migratie af te handelen? Is de regering met de leden van de PvdA-fractie van mening dat de invoering van dit wetsvoorstel gepaard moet gaan met het optuigen van diensten ter plaatse die voldoende toegerust zijn om een streng en rechtvaardig toegangs-, opvang- en terugkeerbeleid te voeren? Worden in het kader van dit wetsvoorstel ook veranderingen aangebracht in de organisaties die zich met de toelating, opvang en terugkeer van vreemdelingen bezighouden? Is het zo dat bij elke toename van migratie de achtervang meteen vanuit het Europese deel van Nederland (de IND) zal moeten komen? Beschikt de IND over voldoende capaciteit om deze taak op zich te kunnen nemen, gezien ook de grote beslis- en hoordruk in dit Europese deel?

De leden van de SP-fractie vragen hoe de referentenprocedure zal worden gecontroleerd en gehandhaafd. Is hier voldoende capaciteit voor?

Deze leden vragen of de voorgenomen aanscherping van de glijdende schaal ook zal worden toegepast in de openbare lichamen.

Is in het algemeen rekening gehouden met een mogelijke toestroom van asielzoekers die zich in de openbare lichamen melden, vragen de leden van de SP-fractie. Hoeveel personen hebben de afgelopen jaren om asiel gevraagd op de openbare lichamen? In de memorie van toelichting spreekt de regering over een, voor zover bekend, gering aantal illegale migranten op de BES eilanden. Hoeveel zijn dit er bij benadering en zijn dit vreemdelingen die een beroep hebben gedaan op internationale bescherming of zijn dit illegale arbeidsmigranten?

Hoeveel personen zijn momenteel op de BES eilanden beschikbaar voor de afhandeling van asielverzoeken? Wat verstaat de regering onder een «aanzienlijke stroom»? Deelt de regering de mening van deze leden dat alles in gereedheid moet zijn om bij de minste aanwijzingen terstond maatregelen te kunnen nemen bij signalen van een toenemende migrantenstroom?

De leden van de SP-fractie vragen ook naar de versterking van de rechtsbescherming tegen vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen. Zal ook voor de openbare lichamen gelden dat vreemdelingenbewaring alleen zal kunnen worden geëffectueerd als sprake is van zicht op uitzetting? Op welke wijze zal het terugkeerbeleid ter hand worden genomen? In het Europese deel van het Koninkrijk functioneert dit nog verre van effectief nu de helft van de vreemdelingen die in vreemdelingenbewaring belanden zonder te zijn uitgezet, weer op straat belanden. Op welke wijze gaat de regering bij het terugkeerbeleid de geografische mogelijkheden van de openbare lichamen gebruiken om het terugkeerbeleid effectief te laten zijn?

De leden van de VVD-fractie onderschrijven zeer dat het voor de openbare lichamen van groot belang is dat de instroom van migranten beheersbaar blijft. Ook zijn zij het van harte ermee eens dat een aanzuigende werking ertoe zou kunnen leiden dat de openbare lichamen te maken krijgen met grote aantallen vreemdelingen die via de openbare lichamen naar Europa zouden willen reizen.

Zij vragen in dit verband echter wel welke garanties om dit te voorkomen kunnen worden geboden. Met de Raad van State vragen die leden welke maatregelen Nederland en het Koninkrijk zullen nemen om de immigratiestroom naar de BES-eilanden beheersbaar te houden. Zij vragen ook hoe «gedwongen vertrek» effectief kan worden georganiseerd.

De leden van de fractie ChristenUnie vragen hoe de regering zorg draagt voor een beheersbare immigratiestroom naar de eilanden. Op welke wijze wordt daarin voorzien nu de wet en de toelichting zich daar niet over uitspreken? Zijn er aanvullende afspraken of een regeling te verwachten?

Vreemdelingen die illegaal verblijf hebben

Met betrekking tot vreemdelingen die illegaal verblijf in de Nederlandse Antillen hebben, verwijst de regering in de memorie van toelichting naar het Brooks Tower Akkooord en de daarbij onderscheiden groepen. De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel illegalen op grond van dat akkoord een aanvraag hebben ingediend en hoeveel van hen inmiddels een verblijfsvergunning hebben gekregen. Onder welke voorwaarden kan een persoon een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verkrijgen en onder welke voorwaarden een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd? Hoe wordt de verwijdering van degenen die niet voor verblijf in aanmerking komen, geregeld?

De leden van de SP-fractie vragen om een onderbouwing van de te verwachten aantallen die onder de verschillende categorieën van het Brooks Tower Akkoord zullen vallen.

4. Bestuurslasten

Onder dit hoofdstuk wordt gesteld dat de bestuurslasten die gepaard gaan met de handhaving van de vreemdelingenwetgeving voor Nederland zullen toenemen als gevolg van de overname van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze taken door de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de politie. Is er inmiddels meer zicht op de kosten van de uitvoeringsplannen van de KMar en politie, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Bestaat niet het risico dat de nieuwe status van de openbare lichamen wel degelijk zal leiden tot een toename van het aantal aanvragen om bescherming? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat een aanzienlijke toename van het aantal migranten dat een beroep doet op internationale bescherming, ook zal kunnen leiden tot een toename van het aantal personen in vreemdelingenbewaring? Zo ja, waarop baseert de regering dan de mening dat een grote toename van het aantal besluiten tot vrijheidsontnemende maatregelen niet in de lijn der verwachting ligt? Deze leden vragen verder naar de op de openbare lichamen beschikbare capaciteit en kwaliteit van voorzieningen voor vreemdelingenbewaring.

Zij vragen verder naar de argumentatie voor de te verwachten efficiencywinst als gevolg van de introductie van één procedure voor vertrek met een zelfstandige vertrekplicht. Waarop baseert de regering de overtuiging dat de zelfstandige vertrekplicht effectief zal blijken te zijn?

6. Artikelen

Onderdeel J

Artikel 7

De leden van de VVD-fractie vragen welke beleidsregels «ter implementatie zullen worden neergelegd in de opvolger van de Herziene Instructie aan de gezaghebbers.»

Zal ook gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid van artikel 12a, tweede lid, om een A.M.v.B uit te brengen over toepassing van het eerste lid? Zo ja, aan welke regels wordt gedacht?

Tenslotte vragen zij of de uitvoeringsplannen van KMar en politie al gereed zijn.

Onderdeel P

Artikel 12a

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering stelt dat wegens de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, hun insulaire karakter, kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, waardoor de openbare lichamen zich zodanig onderscheiden van het Europese deel van Nederland, dat een integrale overneming en toepassing van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 voor de openbare lichamen niet passend is. Voorts wordt gesteld dat daarbij een rol heeft gespeeld dat onzeker is of en hoeveel effect de transitie en de implementatie van de verdragsverplichtingen zullen hebben op het aantal aanvragen om bescherming en dat die onzekerheid het noodzakelijk maakt om een zo groot mogelijke mate van flexibiliteit te bewerkstelligen bij de behandeling van aanvragen om bescherming, zonder afbreuk te doen aan het absolute karakter van met name artikel 3 EVRM. De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting op deze naar hun mening vooral praktische en minder principiële argumentatie, temeer daar eerder in de memorie van toelichting in relatie tot artikel 12a is uiteengezet dat op de BES-eilanden zelden of nooit verzoeken om bescherming zijn ingediend. Of is deze benadering vooral ingegeven door de reeds gememoreerde opmerking in de memorie van toelichting dat migranten de nieuwe situatie wellicht zullen gaan aangrijpen om langs de weg van het Vluchtelingenverdrag en het EVRM toelating te verkrijgen tot de openbare lichamen, al dan niet met het oog op doorreis naar Europa? Hoe zal in voorkomende gevallen op de BES-eilanden worden omgegaan met «klemmende redenen van humanitaire aard» als artikel 29, eerste lid, sub c, van de Vreemdelingenwet 2000 niet van toepassing is?

Onderdeel OO

Artikel 26

Met de wijziging van artikel 26 wordt onder andere de strafbaarstelling van illegaal verblijf opgeheven. Wat is de praktische betekenis van deze thans vervallen strafbaarstelling op de BES-eilanden geweest, vragen de leden van de CDA-fractie.

7. Nota van Wijziging (32 282, nr. 5)

Artikel 1a

De leden van de fractie ChristenUnie hebben vragen over artikel 1 derde lid sub b van de nota van wijziging waar gesproken wordt over de uitzondering voor kinderen. Geldt hier een leeftijdscriterium?

Artikel 2m

In dit artikel van de nota van wijziging wordt gesproken over de toegang tot het eiland via een grensdoorlaatpost. Naast grensoverschrijding via grensdoorlaatposten zullen mensen die zonder papieren de eilanden wensen te betreden dat langs een andere route doen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke wijze de regeling erin voorziet als een persoon buiten de grensdoorlaatpost om het eiland betreedt.

Artikel 2t

In de nota van wijziging staat dat onderzoek ter verificatie of de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de onderlinge betrekkingen van de landen of de internationale betrekkingen kan gebeuren door op systematische basis de registers te raadplegen die door de openbare lichamen worden aangehouden en waarin signaleringen zijn opgenomen met betrekking tot personen aan wie de toegang dient te worden geweigerd dan wel ter opsporing van personen die worden verdacht van het gepleegd hebben van strafbare feiten. De leden van de CDA-fractie vragen of deze registers op de BES-eilanden op orde zijn en of zij voldoen aan de in het Europese deel van het Koninkrijk geldende maatstaven. Op welke wijze wordt thans van deze registers gebruik gemaakt in verband met onderzoek van fraude en openbare ordeaspecten?

De voorzitter van de commissie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GL), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP),

Blok (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), Van Velzen (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Hijum (CDA), Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Ortega-Martijn (CU), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Lempens (SP), Ouwehand (PvdD), Kuiken (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en De Rouwe (CDA).

Plv. leden: Ten Broeke (VVD), Halsema (GL), Van Leeuwen (SP), Van der Vlies (SGP), Zijlstra (VVD), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Poppe (SP), Vacature (CDA), Blom (PvdA), Vacature (CDA), Van Miltenburg (VVD), Spekman (PvdA), Vacature (CDA), Voordewind (CU), Graus (PVV), Koser Kaya (D66), Vacature (SP), Bouchibti (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Kalma (PvdA), Van Vroonhoven-Kok (CDA) en Vacature (CDA).

Naar boven