32 270
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd in het voortgezet onderwijs

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER VLIES

Ontvangen 25 maart 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt aan artikel 33, lid 1a, van de Wet op het voorgezet onderwijs de volgende volzinnen toegevoegd: In het geval de betrokkene niet in het bezit is van een getuigschrift van een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die inhoudelijk aansluit op de bacheloropleiding, bedoeld in de eerste volzin, geschiedt benoeming of tewerkstelling zonder benoeming als bedoeld in de eerste volzin voor ten hoogste twee jaren.

In dat geval dienen het bevoegd gezag en betrokkene schriftelijk te verklaren dat betrokkene verplicht is zich in te spannen om binnen twee jaren alsnog dit getuigschrift te behalen. Het bevoegd gezag kan de in de tweede volzin bedoelde termijn verlengen met ten hoogste twee jaren indien het bevoegd gezag dat noodzakelijk oordeelt vanwege de kwaliteit en de voortgang van het onderwijs aan de school. De derde volzin is in dat geval van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

De educatieve minor is bedoeld om studenten vroegtijdig te interesseren voor het onderwijs. De uitdrukkelijke intentie is echter ook dat deze studenten zich vakinhoudelijk verder ontwikkelen. Het is de bedoeling dat zij binnen afzienbare termijn minimaal de vakinhoudelijke reductie compenseren die zij door het volgen van de educatieve minor in de bacheloropleiding hebben opgelopen. Dit amendement regelt daarom dat studenten binnen twee jaren in het bezit dienen te zijn van een getuigschrift voor een masteropleiding. Deze termijn kan ten hoogste met twee jaren worden verlengd.

Van der Vlies

Naar boven