32 261 Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 september 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, komt te vervallen.

B

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Voor onderdeel 1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 01. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. De onderdelen a tot en met e worden geletterd b tot en met f.

  • 2. Er wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

    • a. een op grond van artikel 87a gegeven bevel, inhoudende een inperking van de bevoegdheid in het register ingeschreven staande het betrokken beroep uit te oefenen;.

  • 3. In onderdeel f (nieuw) komt «onder b bedoelde voorwaarden» te luiden «onder c bedoelde voorwaarden» en komt «de onder c bedoelde ontzegging» te luiden «de onder d bedoelde ontzegging».

  • 2. In onderdeel 1 wordt in het nieuwe tweede lid «rechterlijke» vervangen door: rechterlijke, .

  • 3. Onderdeel 2 komt als volgt te luiden:

  • 2. Het derde lid (nieuw) komt als volgt te luiden:

  • 3. Bij een aantekening als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt vermeld:

    • a. de datum waarop van het bevel, van de schorsing of van de in het tweede lid bedoelde maatregel een aantekening wordt geplaatst alsmede de duur daarvan, indien die reeds bekend is;

    • b. de datum waarop het bevel, de voorwaarden of de ontzegging zijn gaan gelden alsmede, ingeval de voorwaarden, of de in het tweede lid bedoelde maatregel tot een proeftijd zijn beperkt, de duur daarvan dan wel

    • c. de datum waarop de schorsing is geëindigd of vanaf welke het bevel, de in het tweede lid bedoelde maatregel of de in het eerste lid bedoelde voorwaarden niet langer gelden.

C

Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:

F

Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Onderdeel b, komt als volgt te luiden:

    • b. een doorhaling van de inschrijving

      • ter tenuitvoerlegging van een op grond van deze wet genomen maatregel;

      • op grond van artikel 7, onder c, of

      • op grond van artikel 7, onder e;

  • 2. Onderdeel c komt als volgt te luiden:

    • c. de inschrijving van een persoon ingeval op grond van onderdeel b openbaar kennis is gegeven van de doorhaling van de voorafgaande inschrijving van die persoon.

D

In artikel I wordt na onderdeel F een onderdeel toegevoegd, luidende:

FA

Artikel 12, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Onderdeel d wordt geletterd onderdeel e.

  • 2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • d. of ten aanzien van een ingeschrevene een bevel, inhoudende een beperking van de

bevoegdheid in het register ingeschreven staande het betrokken beroep uit te oefenen, van kracht is, met, zo dit het geval is, een omschrijving van de inhoud van het bevel;.

Toelichting

Deze nota van wijziging laat onderdeel A van het voorstel van wet vervallen omdat de daarin voorgestelde wijziging van artikel 5 ook al opgenomen is het voorstel van wet tot wijziging van de Geneesmiddelenwet in verband met de noodzaak enige technische verbeteringen aan te brengen in die wet, alsmede houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de registratie in het BIG-register van verpleegkundigen die bevoegd zijn UR-geneesmiddelen voor te schrijven (Kamerstukken II 2009/10, 32 196, nr. 2).

Daarnaast wordt met deze nota van wijziging de mogelijkheid verruimd om aantekeningen van bevoegdheidsbeperkende maatregelen in het BIG-register te maken. Voorts wordt de mogelijkheid verruimd om openbaar kennis te geven van aantekeningen in het BIG-register en van doorhalingen. Zodoende wordt bereikt dat van opgelegde doorhalingen en bevoegdheidsbeperkende maatregelen – voor zover die niet al reeds kenbaar zijn – op grond van artikel 11 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG) openbaar kennis gegeven kan worden, ongeacht de vraag of de doorhaling of de maatregel is opgelegd op grond van de Wet BIG of op grond van een andere wet.

De wijziging van artikel 9 van de Wet BIG voorziet in de mogelijkheid om in het BIG-register een aantekening te maken van een bevel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), dat een beperking van de bevoegdheid ingeschreven staande in het register het betrokken beroep uit te oefenen inhoudt. Het is van belang dat een ieder zich op de hoogte kan stellen van een bevoegdheidsbeperking van een beroepsbeoefenaar. Wanneer een dergelijk bevel van kracht is tegen een beroepsbeoefenaar dan zal hij immers bepaalde (voorbehouden) handelingen niet meer mogen verrichten.

De voorgestelde tekst tot wijziging van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, die is opgenomen in het voorstel van wet, heeft als uitgangspunt dat slechts openbare kennisgeving kan plaatsvinden van zaken die in het BIG-register zijn aangetekend op grond van maatregelen of besluiten die zijn gebaseerd op de Wet BIG. Er zijn echter nog andere bevoegdheidsbeperkende maatregelen denkbaar die niet gebaseerd zijn op de Wet BIG of waarvan de aantekening in het register en de openbaarmaking daarvan nog niet geregeld zijn in de Wet BIG. Dat zijn bijvoorbeeld bevoegdheidsbeperkingen die door een buitenlandse instantie zijn opgelegd en die doorwerking vinden in de bevoegdheid het beroep in Nederland uit te oefenen.

Met deze nota van wijziging vervalt de beperking, die in het voorstel van wet is aangebracht in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, en kunnen nu ook openbaar gemaakt worden de aantekeningen in het BIG-register van maatregelen die niet gebaseerd zijn op de Wet BIG. Hierdoor wordt het mogelijk openbaar kennis te geven van in het buitenland opgelegde maatregelen waarvan in het register aantekening is gemaakt.

Met de wijziging van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, wordt een uniforme regeling bewerkstelligd voor openbaarmaking van de opgelegde doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Tot nu toe geldt dat tuchtmaatregelen en maatregelen wegens ongeschiktheid (door het college van medisch toezicht), die een doorhaling van de inschrijving inhouden, worden verwerkt in het BIG-register en – op voorgeschreven wijze – openbaar worden gemaakt. Van een doorhaling van een inschrijving wegens een strafrechtelijke ontzetting uit het beroep, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijk besluit waarbij de geregistreerde onder curatele is gesteld of vanwege een beslissing van een buitenlandse instantie op grond waarvan het recht het beroep in dat land uit te oefenen, blijvend geheel is komen te vervallen, is openbaarmaking echter tot op heden niet mogelijk op grond van de Wet BIG. Onderhavig voorstel voorziet in openbaarmaking van alle opgelegde doorhalingen in het BIG-register.

Met deze beide wijzigingen wordt het belang van het publiek bij goede informatievoorziening over de rechtspositie van de ingeschrevene gediend. Het belang van het publiek bij kenbaarheid van de opgelegde bevoegdheidsbeperking en doorhaling is evident. Registratie in het BIG-register vervult immers een belangrijke rol: degene die ingeschreven staat in het BIG-register mag de overeenkomstig de Wet BIG vastgestelde beroepstitel voeren, waardoor hij zich onderscheidt van andere niet-ingeschrevenen, en waardoor hij zich aan het publiek kenbaar maakt als een door de overheid erkende deskundige op het gebied waarop die titel betrekking heeft. Ongekwalificeerden is het verboden de titel te voeren. In samenhang hiermee wordt, indien bepaalde handelingen in de zin van hoofdstuk IV van de Wet BIG zijn aangewezen als voorbehouden handelingen, het beroepsmatig verrichten van die handelingen alleen toegestaan aan categorieën van ingeschrevenen in een bepaald register. Ongekwalificeerden is het dus verboden deze handelingen beroepsmatig te verrichten.

Wanneer een beroepsbeoefenaar door de strafrechter uit zijn beroep is ontzet, wordt voortzetting van de beroepsactiviteiten wegens het plegen van een strafbaar feit in de uitoefening van het beroep door de rechter onverantwoord geacht. Het gaat om personen die ernstig tekort zijn geschoten in de beroepsuitoefening en zich onbekwaam hebben getoond om bepaalde met het beroep gepaard gaande verantwoordelijkheden te dragen. De sanctie van ontzetting uit het beroep beoogt herhaling te voorkomen en de maatschappij te beschermen. Toepassing van deze bijkomende straf is mogelijk in de bij de wet bepaalde gevallen, dat wil zeggen wanneer de strafwetgever dit bij de desbetreffende strafbepaling mogelijk heeft gemaakt. De strafrechtelijke ontzetting heeft thans reeds ingevolge artikel 7 van de Wet BIG de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register tot gevolg.

De gevolgen van de doorhaling zijn, ongeacht de doorhalingsgrond, gelijk: de ingeschrevene verliest daarmee het recht op het voeren van de beroepstitel omdat betrokkene zich niet langer als een door de overheid erkende deskundige aan het publiek kenbaar mag maken. Als gevolg daarvan mag betrokkene ook niet meer de aan de titel verbonden voorbehouden handelingen verrichten. In openbaarmaking van een doorhaling op grond van een strafrechtelijke ontzetting uit het beroep is onder de vigerende Wet BIG niet voorzien. Kennis van de doorhaling uit het BIG-register op grond van een strafrechtelijke ontzetting uit het beroep is evenwel evenzeer relevant voor een ieder die gebruik maakt of wil maken van de diensten van de betrokkene. Het versterkt het vertrouwen in het BIG-register waar het de van overheidswege erkende deskundigheid van de ingeschreven beroepsbeoefenaren betreft, vermindert de kans op voortzetting van de beroepsuitoefening en draagt daarmee bij aan een effectieve tenuitvoerlegging van de sanctie.

Vermelding verdient dat het Wetboek van Strafrecht een eigen systematiek kent met betrekking tot de openbaarmaking van de uitspraak. Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak een bijkomende straf. Artikel 36 Sr biedt een nadere regeling voor de openbaarmaking van de uitspraak. In het strafrecht is het uitgangspunt dat er in het gegeven geval door de rechter een beoordeling plaatsvindt of openbaarmaking van de uitspraak is aangewezen. Aan de straf van openbaarmaking van de uitspraak wordt door de wetgever een preventief karakter toegekend. De openbaarmaking moet strekken tot waarschuwing van hen die later met de veroordeelde in betrekking treedt en de straf zal dan ook alleen worden toegepast op degenen die enig misbruik van het in hen wegens hun persoonlijkheid of de aard van hun beroep gestelde vertrouwen hebben gemaakt. De wet laat de rechter vrij ten aanzien van de wijze van openbaarmaking. Maar duidelijk is, dat het om (actieve) openlijke bekendmaking moet gaan, bijvoorbeeld door middel van plaatsing van een extract van de uitspraak in een dagblad.

In zijn advies over de concept-nota van wijziging gaat het College bescherming persoonsgegevens (CBP) ook in op de samenhang tussen de openbaarmaking van de doorhaling op grond van de Wet BIG en de regeling, zoals voorzien in het Wetboek van Strafrecht. In het voorstel dat aan het CBP is voorgelegd, was nog bepaald dat bij de openbaarmaking van een doorhaling de grond wordt vermeld waarop de doorhaling berust. Het CBP onderschrijft de wens om ook doorhalingen die het gevolg zijn van een strafrechtelijke ontzetting uit het beroep openbaar te maken, maar heeft in zijn advies gewezen op de – hierboven beschreven – bijzondere systematiek in het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de openbaarmaking van de uitspraak en in het bijzonder op de waarborgen waarmee die openbaarmaking is omgeven. Het CBP adviseerde in dit verband om bij de vormgeving van de openbaarmaking rekening te houden met de systematiek in het Wetboek van Strafrecht en de daarvoor noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de regeling van openbare kennisgeving zoals voorzien in de Wet BIG. In onderhavige nota van wijziging is aan dat advies gevolg gegeven.

In het onderhavige voorstel gaat het om een beperkte openbaarmaking: slechts de doorhaling van de inschrijving wordt openbaar gemaakt zonder verwijzing naar het desbetreffende wetsartikel van de Wet BIG of een andere wet waarop de doorhaling berust. In lijn met het advies van het CBP wordt gewaarborgd dat bij de openbaarmaking van de doorhaling van de inschrijving niet meer informatie wordt verschaft dan noodzakelijk voor het (preventieve) doel van het register. Er wordt dus onvermeld gelaten of de doorhaling verband houdt met een tuchtrechterlijke sanctie, een maatregel van het college medisch toezicht, een strafrechtelijke sanctie, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing een geregistreerde onder curatele te stellen of met een beslissing van een buitenlandse instantie. Daarmee reikt de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet verder dan strikt noodzakelijk: het informeren van het publiek over de doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het BIG-register. Het belang van het publiek bij goede informatievoorziening zou ontoereikend zijn gediend met een systeem waarin slechts van een deel van de opgelegde doorhalingen kennis zou kunnen worden genomen. Benadrukt zij dat de openbaarmaking van de doorhaling uitsluitend tot doel heeft heeft het publiek te informeren. Openbaarmaking van de doorhaling draagt – anders dan de bijkomende straf van openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak geen punitief karakter.

Opgemerkt zij dat door de wijziging van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ook een doorhaling op grond van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak waarbij een geregistreerde onder curatele is gesteld vanwege een geestelijke stoornis, openbaar gemaakt kan worden. Tot op heden kon een dergelijke doorhaling op grond van de Wet BIG niet openbaar gemaakt worden. Door deze wijziging wordt dit mogelijk en wordt daarmee bereikt dat alle opgelegde doorhalingen uit het BIG-register openbaar gemaakt worden. Daarmee krijgt het publiek volledige informatie over alle opgelegde doorhalingen.

Daarnaast heeft het CBP met betrekking tot de aantekening en openbare kennisgeving van een bij bevel van IGZ opgelegde beroepsbeperking geadviseerd deze aantekening en kennisgeving te heroverwegen. Daarbij adviseert het CBP voor dit type informatie de kring van kennisgerechtigden te beperken tot degenen die daarbij een gerechtvaardigd belang hebben in verband met de door hen te nemen beslissingen over de inzetbaarheid van dergelijke beroepsbeoefenaren. Aldus kan volgens het CBP op proportionele wijze tegemoet gekomen worden aan het belang van voldoende kenbaarheid van dergelijke informatie.

Zoals hierboven al aangegeven, is het met name voor het grote publiek van belang om te weten dat ten aanzien van betrokkene een beroepsbeperkend bevel geldt. Indien een dergelijk bevel wordt gegeven aan een beroepsbeoefenaar dan zal hij gelet op het bepaalde in de artikelen 87a en 40 van de Wet BIG niet werkzaam zijn in een instelling, doch solistisch werken. Er zijn daarom geen personen of instanties die beslissingen moeten nemen over de inzetbaarheid van deze beroepsbeoefenaren. Het voorstel van het CBP kan dan ook niet worden gevolgd.

Overigens is een belangrijk uitgangspunt van het CBP bij zijn advies terzake van de openbare kennisgeving van een bevel dat bij een bevel sprake is van geringere waarborgen in de vorm van gedegen onderzoek van feiten, tegenspraak en onafhankelijke rechterlijke toetsing die aan een bevel van IGZ verbonden zijn in vergelijking met een rechterlijke ontzetting uit het beroep. In dat verband wijst het CBP op correspondentie van mij aan de Tweede Kamer waarin aandacht wordt besteed aan het uitzonderlijke en afwijkende karakter alsmede de bijzondere vragen die hiermee samenhangen ter zake van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Opgemerkt zij dat de correspondentie waar het CBP op doelt1, zag op beroepsbeperkende afspraken tussen IGZ en beroepsbeoefenaren en uitdrukkelijk geen betrekking had op het bevel ex artikel 87a van de Wet BIG.

Daarnaast zij er op gewezen dat IGZ de bovenbedoelde bevelen op dit moment al openbaar maakt op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Gelet op het grote belang dat het publiek heeft bij de bekendheid van kennisname van een bevoegdheidsbeperkend bevel van IGZ, acht ik het gerechtvaardigd om in de Wet BIG op dit punt een geringe inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerden.

Daarnaast voorziet de wijziging van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, erin dat openbaar kennis wordt gegeven van een feit dat iemand die op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, is doorgehaald uit het register weer opnieuw wordt ingeschreven.

Ten slotte is artikel 12 nog in die zin aangepast dat aan een ieder die daarom verzoekt mededeling kan worden gedaan of aan een in het register ingeschrevene een bevel is opgelegd dat een inperking inhoudt van de bevoegdheid ingeschreven staande het betrokken beroep uit te oefenen. De wijziging van artikel 12 vloeit voort uit de wijziging van de artikelen 9 en 11 op grond waarvan in het register aantekening wordt gemaakt van een door IGZ gegeven bevel en dat daarvan vervolgens openbaar kennis wordt gegeven. Sluitstuk hiervan is dat ook artikel 12 in de bovenbeschreven zin wordt aangepast.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XVI, nr. 173.

Naar boven