nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 14 oktober 2005
te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Verdrag tot bestrijding
van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart
en het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005
bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht
tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat ingevolge
artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal
behoeven, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005
bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen
de veiligheid van de zeevaart, waarvan de Engelse en Franse tekst alsmede
de Nederlandse vertaling zijn geplaatst in Tractatenblad 2006, 223, wordt
goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 2
Het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005
bij het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht
tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, waarvan
de Engelse en Franse tekst alsmede de Nederlandse vertaling zijn geplaatst
in Tractatenblad 2006, 224, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 3
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Defensie,