32 234
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot natuurlijke personen; Londen, 8 juni 2009

nr. 3
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 december 2009

Binnen de vaste commissie voor Financiën1 hebben enkele fracties de behoefte om over het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot natuurlijke personen (Kamerstuk 32 234, nr. 1), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 10 december 2009 aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 17 december 2009 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De Adjunct-griffier van de commissie,

Van den Berg

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

Kortheidshalve wordt verwezen naar de vragen gesteld in het verslag van het schriftelijk overleg bij het verdrag met Bermuda inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Kamerstuk 32 228, nr. 1).

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ter stilzwijgende goedkeuring voorliggende verdrag met Bermuda tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot natuurlijke personen. Wie heeft het initiatief genomen voor dit verdrag? Nederland of Bermuda?

Waarom is er gekozen voor een viertal verdragen voor Bermuda? In welk opzicht leidt dit verdrag voor Bermuda tot een compenserend voordeel? Het verdrag is grotendeels gebaseerd op het OESO-modelverdrag. Op welke punten wijkt het daar van af?

Bermuda kent geen inkomstenbelasting. Wat is dan het voordeel van dit verdrag? In de toelichting wordt gewezen op eventuele toekomstige wijzigingen van het belastingstelsel, waarbij een inkomstenbelasting zou kunnen worden ingevoerd. Ligt het dan niet voor de hand dit verdrag pas te laten ingaan nadat de inkomstenbelasting daar is ingevoerd? Over welke elementen van het inkomen wordt op pagina 3 van de toelichting gesproken, waarvan Nederland op grond van het verdrag het heffingsrecht niet toekomt? Wordt er nu gesteld dat Nederlanders in Bermuda geen belasting meer hoeven te betalen, vanwege het hoge prijspeil op Bermuda?

Het verdrag heeft geen toepassing op inkomsten uit aanmerkelijk belang. Waar wordt dat wel geregeld?

Kunt u situaties schetsen waarbij natuurlijke personen door middel van dit verdrag tot het vermijden van dubbele belasting minder belasting betalen dan nu het geval is? Kan dit belastingverdrag er ook toe leiden dat sommige natuurlijke personen meer belasting moeten betalen? Zo ja, in welke situaties?

Kunt u voor een natuurlijke persoon aangeven wat voor gevolgen het aangaan van dit verdrag heeft ten opzichte van de situatie dat dit verdrag niet zou bestaan?

II Reactie van de staatssecretaris

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Voor de beantwoording van de vragen van de leden van de fractie van de PvdA verwijs ik naar de beantwoording van de vragen die zijn gesteld in het verslag van het schriftelijk overleg bij het verdrag met Bermuda inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Kamerstuk 32 228, nr. 2).

De vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de fractie van de SP verzoeken aan te geven welke verdragspartner het initiatief heeft genomen tot het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot natuurlijke personen (hierna: het Verdrag) en waarom voor vier Verdragen is gekozen. Ik verwijs hieromtrent graag naar mijn opmerkingen bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol.

Nu het Verdrag grotendeels is gebaseerd op het OESO-modelverdrag vraagt de fractie van de SP op welke punten het Verdrag afwijkt van dit modelverdrag. In het Verdrag zijn de elementen van het Nederlandse verdragsbeleid vervat die zien op inkomsten uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking ten aanzien van natuurlijke personen. De techniek die in de Nederlandse belastingverdragen wordt gebruikt teneinde invulling te geven aan het Nederlandse verdragsbeleid is in de hoofdregel gebaseerd op het OESO-modelverdrag. In de aangekondigde notitie inzake het Nederlandse fiscale verdragsbeleid zal hier nader bij worden stilgestaan.

Op het punt van de heffingsbevoegdheid ten aanzien van pensioenuitkeringen wijkt het Verdrag af van het OESO-modelverdrag. Het Verdrag gaat uit van een gedeelde heffingsbevoegdheid over pensioenuitkeringen, waar het OESO-modelverdrag slechts uitgaat van een woonstaatheffing. Dit betekent dat het Verdrag de mogelijkheid schept dat Nederland als bronstaat van de pensioenuitkering toch belasting mag heffen, ook als is de pensioengerechtigde woonachtig op Bermuda.

De leden van de SP-fractie constateren dat Bermuda geen inkomstenbelasting kent. Zij vragen zich daarom af wat het voordeel van dit verdrag is en of het niet beter zou zijn het Verdrag te laten ingaan nadat de inkomstenbelasting op Bermuda is ingevoerd.

Zoals reeds aangegeven heeft het Verdrag als functie een compenserend voordeel te bieden aan Bermuda ten einde een informatie-uitwisselingsverdrag te kunnen overeenkomen.

De leden van de fractie van de SP vragen voorts over welke delen van het inkomen Nederland geen heffingsrechten heeft en of nu wordt gesteld dat Nederlanders in Bermuda geen belasting meer hoeven te betalen vanwege het prijspeil.

Het aantal gevallen waarin Nederland door toepassing van het Verdrag geen heffingsrecht meer toekomt is beperkt. Zoals al opgemerkt behoudt Nederland bijvoorbeeld het heffingsrecht over in Nederland opgebouwd pensioenen, ontvangen door een in Bermuda woonachtige pensioengerechtigde. De voornaamste situatie waarin Nederland geen heffingsrecht heeft doet zich voor in geval een inwoner van Nederland werkzaam is op Bermuda, waarbij het salaris voor rekening komt van een Bermudaanse werkgever. Dit is een reguliere verdeling van heffingsbevoegdheden die ook is opgenomen in de modelverdragen van de OESO en VN. Er is in mijn optiek is geen reden om in relatie tot Bermuda van deze systematiek af te wijken, te meer nu de door Bermuda van werkgevers geheven payroll tax in economische zin deels afgewenteld wordt op de werknemers.

De leden van de fractie van de SP stellen de vraag waar een regeling wordt getroffen van voorkoming van dubbele belasting ten aanzien van inkomen uit aanmerkelijk belang. Het Verdrag voorziet niet in een regeling ter voorkoming van dubbele belasting ten aanzien van kapitaalvergoedingen, zoals bijvoorbeeld dividenden en feitelijk ook vervreemdingswinsten. Dit betekent dat Nederland in de relatie tot Bermuda niet door een bilateraal verdrag in de heffingsbevoegdheid wordt beperkt in de heffing over voordelen uit aanmerkelijk belang. Wel speelt voor Nederlandse binnenlandse belastingplichtigen het Besluit voorkoming van dubbele belasting 2001 een rol voor inkomsten inkomsten die opkomen in een andere mogendheid indien voor deze inkomsten niet op andere wijze in voorkoming van dubbele belasting wordt voorzien, zoals door het Verdrag. Voor toepassing van dit besluit dient het betreffende inkomen uit aanmerkelijk belang dan wel in de andere mogendheid, Bermuda, aan belastingheffing te zijn onderworpen.

De leden van de SP-fractie vragen situaties te schetsen waarin als gevolg van toepassing van het Verdrag natuurlijke personen minder of meer belasting moeten betalen dan nu het geval is. Een voorbeeld waarin een in Nederland woonachtige persoon minder belasting hoeft te betalen is reeds hierboven geschetst. Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie of aangegeven kan worden wat de gevolgen zijn voor een natuurlijk persoon van het sluiten van het Verdrag.

Zonder toepassing van het verdrag zou een inwoner van Nederland die werkzaam is in Bermuda voor een daar gevestigde werkgever in Nederland belast kunnen worden. Nederland heft immers in de hoofdregel over het wereldinkomen. In casu zou Nederland bovendien niet beperkt worden om over dit Bermudaanse inkomen belasting te heffen door het besluit voorkoming dubbele belasting 2001, nu voor toepassing van dit Besluit vereist is dat de andere mogendheid de inkomensbestanddelen aan belastingheffing onderwerpt.

Door toepassing van het Verdrag wordt Nederland conform de modelverdragen beperkt in de belastingheffing over deze inkomsten uit dienstbetrekking. Nederland geeft een belastingvrijstelling voor de Bermudaanse inkomsten, waarbij echter wel rekening wordt gehouden met de progressie in de Nederlandse inkomstenbelastingtarieven.

Situaties waarin belastingplichtigen door toepassing van het verdrag méér belasting moeten betalen liggen niet voor de hand. Er zij op gewezen dat een belastingverdrag als het onderhavige heffingsrechten verdeelt, maar zelf geen heffingsrecht creëert. Een heffingsrecht wordt alleen gecreëerd door de nationale wetten van de verdragspartijen. Dit betekent dat een belastingverdrag er in de hoofdregel niet toe leidt dat belastingplichtigen meer belasting moeten gaan betalen. Zoals ook reeds toegelicht in de Memorie van Antwoord bij de belastingverdragen met Qatar en Bahrein uiteengezet,1 is een uitzondering denkbaar op deze hoofdregel. Deze uitzondering speelt indien een binnenlandse belastingplichtige vóór inwerkingtreding aanspraak zou kunnen maken op het besluit voorkoming dubbele belasting 2001 van dubbele belasting. In relatie tot Bermuda speelt deze uitzondering niet, aangezien het besluit voorkoming van dubbele belasting 2001 nu dit besluit zoals gezegd geen toepassing vindt.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GroenLinks) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Heerts (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GroenLinks) en Smeets (PvdA).

XNoot
1

Goedkeuring belastingverdrag Qatar (Trb. 2008, 112) en Bahrein (Trb. 2008, 119), Eerste Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 764 en 31 824 C, blz. 1–2.

Naar boven