32 229
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; Mexico City, 2 september 2009

nr. 3
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 december 2009

Binnen de vaste commissie voor Financiën1 hebben enkele fracties de behoefte om over het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Antigua en Barbuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (Kamerstuk 32 229, nr. 1), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 10 december 2009 aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 17 december 2009 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De Adjunct-griffier van de commissie,

Van den Berg

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

idshalve wordt verwezen naar de vragen gesteld in het verslag van het schriftelijk overleg bij het verdrag met Bermuda inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Kamerstuk 32 228, nr. 1).

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van de tax information exchange agreement (hierna: TIEA) met Antigua en Barbuda. Wel vragen deze leden zich af waarom er nu zo massaal verdragen worden gesloten, terwijl het verdragsbeleid pas volgend jaar wordt besproken? Worden TIEA’s daarin ook besproken? In hoeverre zijn de TIEA’s tot op heden effectief gebleken in het tegengaan van belastingontduiking? In hoeverre zijn de TIEA’s tot op heden effectief gebleken in het tegengaan van belastingontwijking? Op wiens initiatief zijn de onderhandelingen gestart voor het verdrag met Antigua en Barbuda?

Is er voor de te sluiten informatie uitwisselingsverdragen naast het OECD-model ook gekeken naar het UN-model voor de TIEA? Zo nee, waarom niet? Wat zijn volgens de staatssecretaris de voor- en nadelen van het UN-model voor de TIEA? Vindt de staatssecretaris het wenselijk dat een informatie-uitwisselingsverdrag het mogelijk maakt dat er niet alleen informatie wordt uitgewisseld over belastingontduiking, maar ook over belastingontwijking? In hoeverre is dat op basis van de recent gesloten verdragen mogelijk?

Moet er voor een informatieverzoek bij Antigua en Barbuda sprake zijn van een vermeend strafbaar feit? Zo ja, gaat het dan om een strafbaar feit volgens de wetgeving van de vragende partij? Zijn er recentelijk verdragen gesloten waarbij het ook een vereiste is dat er sprake is van een vermeend strafbaar feit volgens de wetgeving van de gevraagde partij? Bestaat de IBC Act nog op basis waarvan het openbaren van gegevens met betrekking tot bank- en trustactiviteiten strafbaar is? Tot hoever terug kunnen gegevens worden opgevraagd in Antigua en Barbuda?

Waarom wordt er bij artikel 2 gesproken over «territorial jurisdiction»? Wat is de functie van het woord territorial? Zijn er mogelijkheden denkbaar waarbij een staat wel de mogelijkheid heeft de gevraagde informatie te leveren, maar dat op grond van artikel 2 niet hoeft te doen?

Klopt het dat er naast een verdrag voor uitwisseling van informatie over belastingen met Antigua en Barbuda ten behoeve van Nederland ook een verdrag voorligt ten behoeve van de Nederlandse Antillen? In dat verband vragen de leden van de fractie van de SP zich af welke verdragen er gaan gelden voor de BES-eilanden. Blijven de verdragen die nu zijn afgesloten tussen de Nederlandse Antillen en andere landen van toepassing op de BES-eilanden na de staatkundige wijziging? Moeten er in de toekomst afzonderlijke verdragen worden gesloten voor de BES-eilanden, gezien het feit dat zij volgens de huidige plannen een afwijkend belastingstelsel krijgen? Is er bij de onderhandelingen rekening gehouden met de op handen zijnde staatkundige hervorming? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

II Reactie van de staatssecretaris

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Voor de beantwoording van de vragen van de leden van de fractie van de PvdA wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen die zijn gesteld in het verslag van het schriftelijk overleg bij het verdrag met Bermuda inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Kamerstuk 32 228).

Vragen van de leden van de SP-fractie

Het verheugt mij dat de leden van de SP-fractie met belangstelling hebben kennis genomen van de TIEA die is gesloten met Antigua en Barbuda. Deze leden vragen zich waarom er nu massaal verdragen worden gesloten, terwijl het verdragsbeleid pas volgend jaar wordt besproken. Ook vragen deze leden of de TIEA’s daarbij ook worden besproken.

Transparantie en informatie-uitwisseling zijn dit jaar op het hoogste politieke niveau in de internationale belangstelling gekomen. Daaruit is de bereidheid van (voormalige) belastingparadijzen voortgekomen om op basis van verdragen informatie te gaan uitwisselen. Nederland, dat de afgelopen tien jaar in dit kader zeer actief is geweest binnen de OESO, kon bij deze opgebloeide belangstelling niet achterblijven. Ik ben dan ook blij dat we binnen een jaar een nagenoeg volledig netwerk van verdragen over gegevensuitwisseling hebben kunnen opbouwen door de diverse zwarte gaten in te vullen in onze mogelijkheden om informatie te verkrijgen van andere landen. In de in het voorjaar aan uw Kamer aan te bieden notitie verdragsbeleid zal zeker aandacht worden besteed aan de TIEA’s maar de belastingverdragen zullen het voornaamste onderwerp van de notitie zijn, ook al omdat, zoals ik net schreef, het netwerk van TIEA’s al goeddeels sluitend is.

Het fenomeen TIEA’s is betrekkelijk nieuw en ik ben ervan overtuigd, dit in antwoord op vraag van de leden van de SP-fractie ter zake, dat zij effectief zullen blijken te zijn bij het bestrijden van belastingontduiking. Naar mijn mening zijn TIEA’s een goede eerste stap in een proces dat verder zal gaan. Zo zal in de toekomst gestreefd moeten worden naar een breder gebruik van automatische gegevensuitwisseling. Maar ik constateer met genoegen dat de huidige verdragen al vóór hun inwerkingtreding een positieve bijdrage leveren aan de bestrijding van het zwartsparen gezien de grote aantallen inkeerders in de afgelopen maanden.

Op de vraag wie het initiatief heeft genomen tot de onderhandelingen kan ik antwoorden dat Antigua and Barbuda zich bij de OESO heeft gemeld als belangstellende voor een multilaterale aanpak omdat het de menskracht en middelen ontbeerde om op eigen kracht een groot aantal verdragen te sluiten. Nederland heeft in het kader van het Zuid-Caribische project de besprekingen gevoerd namens een aantal andere OESO landen (waaronder Ierland, Denemarken, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden). De Nederlandse Antillen en Aruba hebben zich bij dit project aangesloten.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de SP-fractie of ook gekeken is naar het VN model voor TIEA’s wil ik er op wijzen dat dit model nog in ontwikkeling is en dat het daarom niet in aanmerking is genomen. Bovendien zijn de normen van transparantie en gegevensuitwisseling vooral opgehangen aan de bestaande OESO-instrumenten, te weten het TIEA-modelverdrag en artikel 26 van het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie of het wenselijk is dat niet alleen informatie wordt uitgewisseld over belastingontduiking, maar ook over belastingontwijking en of dat mogelijk is op basis van de recent gesloten verdragen. Er bestaat internationaal wel consensus over het aanpakken van belastingontduiking maar niet over hoe met belastingontwijking moet worden omgegaan. Belastingontwijking is op zich niet strafbaar, maar er kan ook op dit terrein via administratieve bijstand als voorzien in dit verdrag informatie worden uitgewisseld om een juiste heffing te verzekeren.

De leden van de SP-fractie vragen of bij een informatieverzoek sprake moet zijn van een vermeend strafbaar feit en zo ja, of het dan gaat om een strafbaar feit volgens de wetgeving van de vragende partij. Ook wordt gevraagd of er recentelijk verdragen zijn gesloten waarbij het ook een vereiste is dat er sprake is van een vermeend strafbaar feit volgens de wetgeving van de aangezochte partij.

Bij de verdragen – ook de recent gesloten verdragen – is het wettelijk kader van de vragende partij van belang voor de vraag of en zo ja, welke informatie mag worden opgevraagd. Informatie kan worden opgevraagd die voor de belastingheffing van nog openstaande jaren van belang is. Hierbij kan het ook gaan om vermeend strafbare feiten.

Wat betreft de vraag of de International Bussines Companies Act nog bestaat, merk ik op dat alle landen die een TIEA sluiten zich verplichten om hun wetgeving aan te passen, voor zover deze de informatie-uitwisseling belemmert. In het kader van het Global Forum on Transparency and Exchange of Information zullen in 2010 peer reviews worden gestart die de effectiviteit van wetgeving en uitvoering zullen toetsen en waar eventueel adviezen over verbeteringen uit zullen voortvloeien.

Voorts wordt gevraagd tot hoever terug de gegevens worden opgevraagd in Antigua en Barbuda. De gegevens die worden opgevraagd moeten van belang zijn voor nog openstaande belastingaanslagen. De termijn die hiervoor geldt is de termijn die geldt voor navordering. Voor niet-strafrechtelijke belastingzaken is het alleen mogelijk om informatieverzoeken te doen die betrekking hebben op belastingtijdvakken die beginnen op of na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag. Voor strafrechtelijke belastingzaken is het belastingtijdvak niet van belang en kan informatie worden opgevraagd voor zowel belastingtijdvakken die liggen vóór, als na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag.

De leden van de SP-fractie vragen verder naar de functie van het woord «territorial» in de term «territorial jurisdiction», opgenomen in artikel 2 van het Verdrag. Het gaat hierbij om de fysieke beschikbaarheid van gegevens op de eilanden Antigua en Barbuda. Als de gegevens aldaar niet voorhanden zijn, hoeft de gevraagde informatie niet te worden verstrekt. De vraag of er mogelijkheden denkbaar zijn waarbij een staat wel de mogelijkheid heeft de gevraagde informatie te leveren, maar dat op grond van artikel 2 niet hoeft te doen, kan dan ook negatief worden beantwoord. Dit laat overigens onverlet, zoals naar aanleiding van de meer specifieke vraag inzake het verdrag met de Caymaneilanden beschreven, dat er naar mijn opvatting wel een verplichting bestaat om via op het eiland aanwezige personen die toegang tot de elders voorhanden informatie hebben, informatie te verkrijgen. Dit is met name het geval wanneer Nederland niet in staat is de gegevens van een betrokken derde land te krijgen op basis van een verdrag met dat land.

De vraag van de leden van de fractie van de SP of er een TIEA voorligt tussen Antigua en Barbuda en de Nederlandse Antillen kan ik bevestigend antwoorden. Op 29 oktober 2009 is dit verdrag ondertekend. Het onderhandelen en afsluiten van verdragen is de eigen verantwoordelijkheid van de Nederlandse Antillen. Desalniettemin is de uiteindelijke goedkeuring en bekrachtiging van een verdrag een Koninkrijksaangelegenheid (in het kader van de buitenlandse betrekkingen). Doordat de Nederlandse Antillen als waarnemer bij de besprekingen met Antigua and Barbuda aanwezig waren en deel hebben genomen aan het Zuid-Caribische project, komt de tekst nagenoeg overeen met het door Nederland bereikte verdrag.

Vervolgens vragen deze leden welke verdragen gaan gelden voor de BES eilanden na de staatkundige hervormingen van de Nederlandse Antillen. Wegens het beginsel van zogenoemde statenopvolging zullen de door de Nederlandse Antillen afgesloten verdragen van rechtswege van toepassing blijven op de BES eilanden.

Daarenboven is in de Belastingwet BES in het formeelrechtelijk hoofdstuk (hoofdstuk VIII, titel 9, afdeling 2) geregeld dat Nederland ook informatie kan verstrekken aan andere landen indien Nederland in Europa met dat derde land een belastingverdrag of een TIEA heeft, maar sprake is van informatie met betrekking tot personen op de BES eilanden. De BES eilanden vallen buiten de territoriale reikwijdte van thans in het Europese deel van het Koninkrijk geldende door Nederland in Europa gesloten belastingverdragen (inclusief TIEA’s) zijn alleen van toepassing in het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk. Door voornoemde bepaling in de Belastingwet BES wordt maakt het op deze wijze feitelijk mogelijk dat de Belastingdienst toch informatie met betrekking tot personen op de BES eilanden kan opvragen en kan doorsturen naar bevoegde autoriteiten van derdelanden op basis van een eenzijdige uitbreiding.

Vervolgens vragen de leden van de SP-fractie of er in de toekomst afzonderlijke verdragen voor de BES eilanden gesloten moeten worden. Bij nieuwe verdragsonderhandelingen zal Nederland aangeven dat de BES eilanden en Nederland één land in het Koninkrijk vormen en tot haar territoriale gebied behoren. Hierdoor wordt in beginsel gestart met het uitgangspunt dat het te onderhandelen verdrag ook voor de BES eilanden van toepassing zal zijn. Het fiscale stelsel op de BES eilanden is anders dan het fiscale stelsel in het Europese deel van het (toekomstige) land Nederland. Het is aan de toekomstige verdragspartner om te beoordelen of hij er mee akkoord gaat dat het te onderhandelen verdrag ook voor de BES eilanden van toepassing zal zijn, gezien het afwijkende fiscale stelsel dat op de BES eilanden zal gaan gelden. Tenslotte kan de vraag van de leden van de SP-fractie of bij de verdragsonderhandelingen van Nederland met Antigua en Barbuda rekening is gehouden met de op handen zijnde staatkundige hervormingen bevestigend worden geantwoord. Zoals reeds hierboven is gemeld, hebben de Nederlandse Antillen met Antigua en Barbuda een TIEA gesloten. Deze overeenkomst zal na de staatkundige hervormingen – door statenopvolging – van toepassing zijn tussen de BES eilanden en Antigua en Barbuda. Er was dus geen reden om tijdens de onderhandelingen tussen Nederland en Antigua en Barbuda de betreffende TIEA tot de BES eilanden uit te breiden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Blok (VVD), voorzitter, Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Tony van Dijck (PVV), Luijben (SP), Spekman (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Kalma (PvdA), Van der Burg (VVD), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GroenLinks) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), Remkes (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), De Roon (PVV), Ulenbelt (SP), Heerts (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van der Veen (PvdA), Nicolaï (VVD), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Smilde (CDA), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GroenLinks) en Smeets (PvdA).

Naar boven