32 222 XVI
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2009 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 december 2009

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

Griffier van de commissie,

Teunissen

1

Art. 41.3.5 punt 3: Zorgverleners kunnen een beroep doen op de tolk- en vertaaldiensten. Dit beroep neemt toe. Om hoeveel extra aanvragen gaat het? Is dit een trend? Is in de begroting van 2010 rekening gehouden met deze trend?

In 2008 werden er door zorgverleners 150 000 tolk- en vertaaldiensten bij het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland afgenomen. In 2009 gaat het naar schatting om 175 000 diensten.

Uit een in opdracht van VWS uitgevoerd quick-scan onderzoek in 2008 naar de oorzaken van de stijging van de tolkdiensten in het VWS-domein, is gebleken dat de stijging in de zorg komt door toenemende interne professionalisering van zorginstellingen, betere toegankelijkheid van de zorg voor zorgbehoevenden en toegenomen bekendheid met de werking en het gemak van TVcN-diensten.

De stijging van het aantal diensten en de daarmee samenhangende kosten hebben mijn aandacht. Ik bezie thans op welke manier de kosten beter beheersbaar kunnen worden. Dit wordt meegenomen in de voorjaarsbesluitvorming 2010.

2

Art. 42.3.2 punt 4: De uitgaven voor een moderne beroepen- en opleidingsstructuur zijn lager dan geraamd als gevolg van vertraagde opstart van een aantal projecten, en het goedkoper uitvallen van een aantal opdrachten en subsidies. Wat was de reden voor het lager uitvallen van de opdrachten en subsidies? Is er minder gebruik gemaakt van de subsidiemogelijkheden dan verwacht? Zo ja, met welke reden? Is er genoeg duidelijkheid geweest over de subsidiemogelijkheden? Wordt het bedrag dat in 2009 niet is uitgegeven aan een moderne beroepen- en opleidingsstructuur meegenomen naar de begroting van 2010? Welke projecten op het gebied van een moderne beroepen- en opleidingstructuur zijn vertraagd opgestart en welke zijn doorgeschoven naar 2010, zodat de afboeking van € 7,6 miljoen gerealiseerd kon worden?

Voor subsidies en opdrachten wordt een bedrag geraamd. In de praktijk kan het zijn dat de ramingen hoger blijken te zijn dan het bedrag waartegen de subsidies en opdrachten uiteindelijk verstrekt konden worden (bijvoorbeeld door begrotingen kritisch tegen het licht te houden of succesvol onderhandelen). Overigens zal in 2009 het aantal verstrekte subsidies naar verwachting zeker niet kleiner zijn dan in de jaren daarvoor.

Op het budget voor een moderne beroepen- en opleidingsstructuur zijn de gebruikelijke budgettaire spelregels van toepassing. Vanwege het kasstelsel waaronder de begroting van VWS valt, zal het bedrag dat niet wordt uitgegeven in 2009, uitgezonderd het deel dat eventueel met de eindejaarsmarge kan worden overgeheveld, niet naar de begroting van 2010 kunnen worden meegenomen.

Projecten worden pas gestart nadat de onderliggende plannen voldoende zijn uitgewerkt, getoetst en subsidiabel/opdrachtwaardig geacht. Daardoor is het ook niet mogelijk concreet aan te geven welke projecten niet zijn doorgegaan of later van start zijn gegaan.

3

Art. 42.4 punt 2: Terugontvangsten opleidingsfonds. De hogere terugontvangsten zijn het gevolg van de vaststelling van de subsidieverlening eerste en tweede tranche 2008. Wat betekent dit? Waarom zijn de terug-ontvangsten hoger? Was de vaststelling van de subsidieverlening eerste en tweede tranche 2008 anders dan verwacht?

Er kunnen verschillende oorzaken zijn waarom de initiële subsidieverlening, die wordt beschikt voordat het subsidiejaar begint, afwijkt van de uiteindelijke subsidievaststelling na afloop van het subsidiejaar. Een belangrijke oorzaak vormt het feit, dat zich uitval voordoet als gevolg van bijvoorbeeld het (al dan niet tijdelijk) stoppen met de opleiding. Andere oorzaken zijn vrijstellingen, het intrekken van de opleidingserkenning of het omzetten van een fulltime opleiding in een parttime opleiding, waardoor minder opleidingsplaatsen worden gerealiseerd dan bij subsidieverlening werd verwacht.

Hiernaast wordt aan instellingen een fte subsidie verleend voor aanvang van het subsidiejaar voor een assistent in opleiding tot specialist (AIOS) die in het subsidiejaar met zijn of haar opleiding begint. In de praktijk beginnen AIOS hun opleiding echter door het subsidiejaar heen. Daardoor komt de vaststelling lager uit dan de subsidieverlening.

Omdat medisch specialistische registratiecommissies in hun administraties de deeltijdfactor nog niet hebben verwerkt, kan bij de subsidieverlening met betrekking tot AIOS die al met hun opleiding in een eerder subsidiejaar zijn begonnen geen rekening worden gehouden met de deeltijdfactor. Ook hierdoor valt de subsidievaststelling uiteraard lager uit dan de subsidieverlening.

Ter vermijding van misverstanden wordt bij het bovenstaande het volgende opgemerkt. Op basis van de adviezen van het Capaciteitsorgaan wordt periodiek de instroom per specialisme vastgesteld die jaarlijks kan beginnen met de opleiding. In deze ramingen wordt uitgegaan van eventuele uitval van AIOS, om welke reden dan ook. Om 100 specialisten op te leiden stromen er dan ook bij bijvoorbeeld 10% uitval 111 AIOS in.

4

Op welke wijze wordt de cliëntondersteuning in het kader van de invoering van de zzp’s dan vormgegeven nu er geen gezamenlijk projectplan is? Wat is de reden van het feit dat cliëntenorganisaties niet in staat waren een gezamenlijk projectplan in te dienen in het kader van de invoering van de zzp? Hoe gaat de regering er zorg voor dragen dat de cliëntondersteuning goed verloopt?

In de begroting was een bedrag van € 10 miljoen opgenomen voor cliëntondersteuning in het kader van de invoering zzp’s. Omdat het opstellen van een projectplan te lang op zich liet wachten heb ik in de zomer van 2009 alle partijen om de tafel gevraagd, teneinde dit voor cliënten belangrijke project toch op te starten. Dat heeft geleid tot de indiening van een gezamenlijk projectplan in het kader van cliënt ondersteuning zorgzwaartepakketten, maar wel voor een veel kortere looptijd dan voorzien. Daarmee is ook een lager bedrag uitgegeven, waardoor een deel van de gereserveerde € 10 miljoen niet aan dit doel is besteed.

De landelijke cliëntenorganisaties (LOC, CG-Raad, Landelijk Platform GGZ, NPCF Per Saldo, Platform VG en MEE-Nederland) voeren met subsidie van VWS tot en met januari 2010 gezamenlijk een goedlopend project uit voor de ondersteuning van cliënten bij de zorgzwaartepakketten. Het doel is om mensen beter toe te rusten voor samenspraak met de zorgaanbieder over de invulling van het toegekende pakket. In de voortgangsrapportage zorgzwaartebekostiging van 5 november jl. heb ik uw Kamer over dit plan geïnformeerd. Met dit projectplan is de ondersteuning aan cliënten geborgd.

5

Wat is de reden dat de raming van de kosten van de HPV-vaccinatie € 7,4 miljoen – wat gelijk staat aan 18,5% van de oorspronkelijk geraamde € 40 miljoen – te laag is geweest?

De middelen van de HPV-vaccinatie staan geraamd op de premiemiddelen. De uitgaven vinden plaats via de begroting.

Bij de 1e suppletoire wet is, vooruitlopend op de definitieve opdrachtverlening, € 40 miljoen overgeheveld naar de begroting. Op dat moment waren alle kosten nog niet bekend.

Bij de definitieve opdracht verlening bleek dat voor € 2,8 miljoen meer aan vaccins is aangeschaft dan in eerste instantie was geraamd. Voorts waren de overige kosten € 4,6 miljoen hoger. Deze kosten betreffen vooral de toedieningskosten van zowel de inhaalcampagne als de reguliere campagne volgens afspraak met de GGD’en, de bureaukosten conform beleidsregel NZa en de opslagkosten.

6

Hoeveel vertraging zal de ontwikkeling van het RSV-vaccin hebben? Wat is de invloed op de kosten, en hoe zal de betaling in de aankomende jaren vormgegeven worden? Wanneer is het RSV vaccin beschikbaar?

De huidige planning is als volgt. Het preklinische traject zal doorlopen tot eind 2010 en de klinische productie zal begin 2011 plaatsvinden. De eerste trials kunnen naar verwachting starten rond half 2011. Dat is later dan oorspronkelijk gepland. Echter, de duur van de klinische trials wordt op dit moment korter ingeschat, wat resulteert in een totaal geschatte duur van het project tot en met 2014; een jaar langer dan vorig jaar kon worden ingeschat.

De totale kosten blijven per saldo gelijk, maar het uitgavenritme verandert. De nieuwe uitgavenreeks is ingediend bij het FES-fonds. De besluitvorming hierover vindt voorjaar 2010 plaats.

7

Kan het bedrag van € 213 595 000 worden gespecificeerd? M.a.w. kan precies worden aangegeven welk deel van het bedrag is besteed aan respectievelijk de aanschaf van het vaccin tegen de Mexicaanse griep, de toediening van het vaccin, de distributie van antivirale middelen, voorlichting en communicatie? Is dit het totale bedrag? Zo nee, hoe worden de overige kosten dan inzichtelijk gemaakt? Betekent het feit dat ruim € 213 miljoen is uitgegeven aan de aanschaf, toediening, distributie van antivirale middelen, voorlichting en communicatie dat eerdere berichten in de media, waarin gesproken werd over kosten voor de aanschaf van het vaccin variërend van € 300–700 miljoen nu definitief onjuist kunnen worden genoemd?

Het bedrag van € 213 595 000 betreft een reservering voor de uitgaven in 2009 ter beheersing van de Nieuwe Influenza A (Mexicaanse griep). Een specificatie hiervan kan ik momenteel nog niet geven, aangezien hieruit de vaccinprijs kan worden bepaald. Ik heb de Kamer aangeboden om haar in een vertrouwelijke bijeenkomst in te lichten over de vaccinprijs. In de commissievergadering VWS van 25 november 2009 is besloten dat «het BOR zal worden verzocht in relatie tot een eventuele vertrouwelijke briefing inzake de prijs van vaccins advies uit te brengen over de vraag of de te ontvangen informatie ook echt vertrouwelijk moet zijn». De bovenstaande kosten betreffen alleen de verwachte kosten voor 2009. Er is een uitloop van de kosten naar 2010. De geschatte kosten voor 2010 bedragen vooralsnog € 146 000 000.

Het bedrag van € 300–700 miljoen betrof een ruwe inschatting van de kosten ter beheersing van de Mexicaanse griep. Deze inschatting is pakweg een half jaar geleden opgesteld uitgaande van 34 miljoen vaccinaties. Inmiddels is er veel meer duidelijkheid over de daadwerkelijke uitvoering en omvang van de operatie. Het bedrag van € 213 595 000 vormt op dit moment een juiste weerspiegeling van de kosten die in 2009 neerslaan.

8

Wat is de oorzaak van het niet volledig tot besteding komen van gereserveerde middelen om screeningsprogramma’s op peil te houden? Welke geplande uitgaven zijn niet gedaan en waarom niet?

Om de bevolkingsonderzoeken en screeningsprogramma’s op peil te houden worden de budgetten jaarlijks verhoogd voor de demografische en technologische ontwikkelingen. Deze verhoging is naar analogie van de BKZ-systematiek.

De kosten voor deze demografische en technologische ontwikkelingen waren in 2009 lager dan de hiervoor gereserveerde middelen.

9

Hoeveel van de 250 wijkverpleegkundigen zijn er tot nu toe gekomen? Hoeveel van de 40 aandachtswijken hebben een subsidieaanvraag gedaan?

In de brief over de stand van zaken omtrent de motie Hamer, naar uw Kamer gestuurd op 5 november 2009 (Tweede Kamer 2009–2010, 30 597, nr. 114) geef ik aan dat er voor de nu geaccordeerde projecten, 110 fte wijkverpleegkundigen extra komen. Voor alle duidelijkheid, meerdere mensen vullen één fte, zodat er meer dan 110 fte wijkverpleegkundigen aan de slag zullen gaan, naar verwachting zullen dit er ca. 200 zijn. Alle aandachtswijken hebben een subsidieaanvraag gedaan. Van de 40 aandachtswijken zijn er in 37 wijken projecten gehonoreerd.

10

Kan precies worden aangegeven hoe de € 10 miljoen die door middel van de motie Slob (31 700, nr.17) beschikbaar is gesteld voor de impuls vrijwilligerswerk is besteed?

De € 10 miljoen die door de motie Slob beschikbaar is gesteld bestaat uit twee delen. Allereerst betreft het de middelen ad 3 x € 6 miljoen voor 2009 t/m 2011 die zijn vrij gemaakt voor de uitvoering van de motie Slob (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 700 XVII, nr.17). De middelen zijn vanaf de begroting van Jeugd en Gezin overgeboekt naar de begroting van VWS in verband met uitvoeren programma via ZonMw. In de eerste subsidieronde die dit jaar heeft plaatsgevonden zijn in totaal 27 projecten gehonoreerd: 17 op het terrein van sociale samenhang en leefbaarheid en 10 op het terrein van opvoeden en opgroeien. De aard van de projecten is zeer divers: zo wordt ingezet op samen sporten, samen een speelplaats inrichten of opknappen, voorlezen of zelfs opvoedingsondersteuning door vrijwilligers die hiervoor worden getraind. Ook de doelgroep is verschillend; alleen jongeren, alleen ouders of ouders en jongeren of zelfs het hele gezin. Onder de uitvoerende organisaties zijn organisaties zoals NUSO, Plattelandsjongeren.nl, Humanitas, Homestart, de NJR, Stichting Alexander en CNV Jongeren, de Koninklijke Nederlandse Krachtsport en Fitnessfederatie, Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie en het Platform VoorleesExpress. Kortom op zeer uiteenlopende wijzen wordt vrijwillige inzet gestimuleerd en daarmee een bijdrage geleverd aan het versterken van de sociale netwerken. In februari 2010 wordt een tweede subsidieronde opengesteld.

Daarnaast is op grond van de motie Slob structureel € 4 miljoen beschikbaar gesteld voor de vrijwilligersverzekering. Die middelen zijn toegevoegd aan het gemeentefonds. Daarmee kunnen gemeenten ervoor zorgen dat alle vrijwilligers verzekerd zijn zonder administratieve rompslomp en met meer rechtszekerheid. VWS, BZK en de VNG hebben in januari 2009 een convenant gesloten om gemeenten te stimuleren een verzekering voor vrijwilligers af te sluiten. Op dit moment heeft 85% van de gemeenten van deze nieuwe mogelijkheid gebruik gemaakt. Andere gemeenten zullen naar verwachting volgen.

11

Zorgverleners kunnen een beroep doen op de tolk- en vertaaldiensten en dit beroep neemt toe. Hoe verhoudt zich dat tot het Tolk- en vertaalcentrum? Kan aangegeven worden hoe vaak in de laatste vijf jaar een beroep gedaan is op tolk- en vertaaldiensten door zorgverleners? Is de bijstelling voldoende om aan de vraag te voldoen?

Voor de levering van tolk- en vertaaldiensten is gezamenlijk met o.a. de ministeries van Justitie, Defensie en Financiën in 2006 een overeenkomst afgesloten met Tolk- en Vertaalcentrum Nederland, onderdeel van Manpower.

In 2006 bedroeg het aantal diensten 115 000, in 2007 130 000, in 2008 150 000 en in 2009 naar schatting 175 000. Uit een in opdracht van VWS uitgevoerd quick-scan onderzoek in 2008 naar de oorzaken van de stijging van de tolkdiensten in het VWS-domein, is gebleken dat de stijging in de zorg komt door toenemende interne professionalisering van zorginstellingen, betere toegankelijkheid van de zorg voor zorgbehoevenden, en toegenomen bekendheid met de werking en het gemak van TVcN-diensten.

Tegenover de kosten van de tolk- en vertaaldiensten staan overigens ook opbrengsten. Uit een in opdracht van VWS uitgevoerd verkennend onderzoek naar tolkdiensten in de GGZ en bij huisartsen komen bijvoorbeeld «kortere en minder consulten», «minder onjuiste doorverwijzingen», «mindere onjuiste medicatie», «betere zorgprestaties» als gevolg van de inzet van de tolkdiensten naar voren.

De bijstelling is voldoende om aan de vraag in 2009 te voldoen.

12

Hoe kan het dat er € 38,9 miljoen minder subsidie is verleend aan medische opleidingen? Waarom zijn er minder opleidingsplaatsen? Zijn de eisen voor subsidie aangescherpt? Welke medische opleidingen hebben minder subsidie gehad?

Zie antwoord op vraag 3.

13

Is het gehele bedrag van de € 33 miljoen onderschrijding bij medisch noodzakelijke zorg voor illegalen toe te schrijven aan het feit dat de zorg zowel wat betreft de cure als wat betreft de AWBZ pas in 2010 wordt gedeclareerd? Kan gesteld worden dat de onderschrijding niet betekent dat minder zorg is verleend aan illegalen? Is dit een structurele meevaller ook voor komende jaren? Waarom was dit bij de begroting 2010 nog niet voorzien?

Voor het jaar 2009 was € 45,7 miljoen begroot voor de zorgkosten voor illegalen. Deze kosten zullen echter niet allemaal neerslaan in het jaar 2009.

Van de voor verlening van medisch noodzakelijke zorg aan illegalen bij deze begrotingspost beschikbare middelen blijft in 2009 naar verwachting € 33 miljoen over. Een deel van deze ruimte (€ 19,5 miljoen) is een gevolg van de dbc-systematiek. Als gevolg daarvan wordt voor vergoeding in aanmerking komende zorg pas bij het CVZ gedeclareerd bij het sluiten van een dbc, daardoor zal het merendeel van de kosten gemaakt in 2009 neerdalen in 2010.

Voorts heeft het CVZ afspraken gemaakt met AWBZ- en GGZ-instellingen dat zij begin 2010 een jaardeclaratie zullen indienen over de in 2009 gemaakte kosten. Dit betreft het restant van de onderschrijding (€ 13,5 miljoen).

Gezien het voorgaande kan inderdaad gesteld worden dat de onderschrijding niet betekent dat minder zorg is verleend aan illegalen. Er kan ook niet worden gesteld dat er een structurele meevaller is voor komende jaren. De begroting 2010 gaat uit van dezelfde veronderstellingen als de begroting in 2009. Een deel van de kosten uit 2009 zal neerslaan in het begrotingsjaar 2010, vervolgens zal een deel van de kosten gemaakt in 2010 weer neerslaan in begrotingsjaar 2011. Het jaarlijkse zorggebruik zal naar verwachting ongeveer gelijk blijven.

14

Waarom had de regering niet kunnen voorzien dat de wet ten aanzien van structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering later in werking zou treden?

Medio april 2009 heb ik de leden van de Eerste Kamer medegedeeld dat de streefdatum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel was gelegen zo spoedig mogelijk na goedkeuring door het parlement (Kamerstukken 2008–2009, 31 736, C). Zowel het CVZ als haar ketenpartners (UWV, SVB, CJIB) hadden aangegeven op de beoogde datum van inwerkingtreding, 1 juli 2009, klaar te zijn voor het verwerken van de eerste aanmeldingen voor de bestuursrechtelijke premie. Op 17 april 2009 heeft Zorgverzekeraars Nederland mij bericht dat voor een deel van de zorgverzekeraars 1 juli 2009 niet haalbaar zou zijn en dat zij pas in het begin van het najaar hun systemen aangepast zouden hebben. Het CVZ heeft vervolgens met zorgverzekeraars gesprekken gevoerd over de mogelijkheden voor de melding van wanbetalers aan het CVZ. Op 4 juni 2009 heeft het CVZ aan VWS het advies uitgebracht om, bij aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer, de wet per 1 september in werking te laten treden opdat vanaf die datum de verzekeraars de meldingen gefaseerd aan het CVZ zouden kunnen doorgeven. Dit advies heb ik overgenomen.

15

Wat houdt de ramingsbijstelling Zorgtoeslag precies in, omdat er met dit bedrag € 317 miljoen gemoeid is? Kan precies aangegeven worden hoe de afboeking van € 317,2 miljoen door ramingsbijstelling Zorgtoeslag naar aanleiding van de MEV is vormgegeven? Wat zijn de gevolgen voor de verschillende inkomensgroepen?

De neerwaartse bijstelling van de raming van de zorgtoeslag betreft geen beleidsmaatregel, maar een andere inschatting van de kosten van de zorgtoeslag, gegeven de in de wet vastliggende percentages en gegeven de in 2008 vastgelegde standaardpremie 2009.

De bijstellingen resulteren dus louter uit een bijstelling van het aantal huishoudens dat gebruik maakt van de zorgtoeslag en het gemiddeld bedrag dat per huishouden wordt uitbetaald.

16

Wat is de verklaring voor het feit dat minder cliënten een beroep hebben gedaan op MEE? In hoeverre kan het budget dat beschikbaar gesteld is aan MEE om kortdurende ondersteuning te bieden aan cliënten die hun recht op begeleiding uit de AWBZ verliezen, meegenomen worden naar het eerste kwartaal van 2010?

Voor de redenen waarom mensen zich niet tot MEE wenden, is het lastig een sluitende verklaring te geven. Uit de registratie van MEE zelf blijkt dat veel cliënten die hun indicatie hebben verloren, geen alternatief voor hun begeleiding meer nodig hebben. MEE geeft aan dat veel anderen een alternatief vinden in hun eigen netwerk of met een vrijwilliger.

Het beperkte beroep op MEE heeft tot gevolg gehad dat er in 2009 niet alleen minder subsidie aan MEE is verstrekt dan oorspronkelijk was begroot, maar ook MEE het bedrag dat wel als subsidie is verstrekt, niet volledig heeft besteed. Omdat ik niemand tussen wal en schip wil laten vallen, ben ik met MEE in gesprek om te bezien op welke manier de toegezegde subsidie toch zinvol kan worden ingezet. Ik heb u daarover geïnformeerd in de voortgangsrapportage pakketmaatregelen die ik u onlangs heb gestuurd.

17

Uit nadere analyses blijkt dat in 2009 en 2010 ook hogere uitgaven bij de TBU zijn te verwachten. Hoe hoog zijn deze uitgaven in 2009 en wat is de prognose voor 2010?

De geraamde uitgaven voor 2009 bedragen € 275,7 miljoen en voor 2010 € 211,4 miljoen.

18

Zijn de criteria om het mantelzorgcompliment te ontvangen niet nog steeds te strikt aangezien er weer sprake is van onderbesteding? Op welke wijze kunnen deze middelen alsnog ten goede komen aan de mantelzorgers? Hoeveel mantelzorgcomplimenten zijn er in 2009 verstrekt? Heeft de verruiming van de criteria voor toekenning van het mantelzorgcompliment per 1 augustus 2009 opgeleverd dat er meer complimenten zijn uitgedeeld? Zo ja, hoeveel?

De Regeling waardering mantelzorgers is met ingang van 1 augustus 2009 gewijzigd om een grotere groep mantelzorgers een compliment toe te kunnen kennen. Tot die datum waren de oude criteria van kracht. Dat betekent dat het effect van deze aanpassingen dit jaar beperkt is. Naar verwachting worden in 2009 circa 85 000 complimenten uitgereikt.

Het voorgaande betekent dat het beschikbare budget in 2009 nog niet geheel wordt benut. Deze middelen vloeien volgens de regels van het begrotingsbeleid terug naar de algemene middelen.

19

Welke afweging is er gemaakt om een deel van de middelen voor het Nationaal actieplan bewegen terug te laten vloeien in de algemene middelen en tegelijkertijd € 5,5 miljoen uit te geven aan een bod voor het WK-voetbal?

In het voorjaar heb ik, middels interne herschikking binnen de Sport-begroting, € 4 miljoen ingezet voor voorbereidingen voor een eventueel het Bid WK Voetbal 2018 en het Olympisch Plan 2028. Daarnaast heeft het ministerie van EZ een bijdrage van € 1,5 miljoen geleverd voor het Bid WK Voetbal 2018.

In het najaar werd duidelijk dat een bedrag van € 1 miljoen op het NASB niet tot besteding zou komen. Dat bedrag is, conform de budgettaire spelregels, ingezet voor de algehele begrotingsproblematiek.

20

Heeft het ministerie van VWS nog meer geld van het ministerie van EZ het vooruitzicht voor het HollandBelgiumBid?

Het ministerie van EZ heeft voor 2009 € 1,5 miljoen bijgedragen aan de ondersteuning van een eventueel HollandBelgiumBid. Daarnaast laat het ministerie van EZ een onderzoek uitvoeren naar de economische betekenis van een WK voetbal. Ook investeert het ministerie van EZ in het kader van het Olympisch Plan 2028 in de periode 2009–2001 jaarlijks € 1 miljoen voor Holland branding, toerisme, evenementen en innovatie. Andere bijdragen of investeringen zijn niet gepland.

21

Wat zijn de redenen geweest dat een deel van het budget van Valys is gebruikt voor de dekking voor de gehele begrotingsproblematiek? Wat zijn hiervan de gevolgen voor Valysgebruikers?

Het gebruik van Valys blijft in 2009 licht achter bij het geraamde gebruik. Hierdoor valt een deel van de in 2009 voor Valys beschikbare middelen (€ 3 miljoen) vrij. Deze middelen zijn incidenteel ingezet ter dekking van de algehele begrotingsproblematiek. Dit heeft geen gevolgen voor de Valysgebruikers.

22

Wat zijn de redenen geweest dat uitgaven voor de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur lager uitvallen?

De belangrijkste reden voor het lager uitvallen van deze uitgaven is dat een aantal gemeenten uit de tweede tranche hun deelname een jaar heeft uitgesteld. De daardoor ontstane ruimte is voor een deel opgevuld door gemeenten uit de derde tranche, die bereid waren om een jaar eerder in te stappen.

23

Waarvoor was de € 10,15 miljoen die overgeboekt wordt naar de premiemiddelen ter bijdrage aan het kwaliteitsbeleid van de medisch specialisten oorspronkelijk gereserveerd? Welke projecten kunnen nu geen doorgang vinden?

Alleen voor 2008 werd afgesproken om de kwaliteitsgelden voor medisch specialisten (€ 10,15 miljoen) over te boeken van het zorgverzekeringsfonds naar de VWS-begroting. De middelen zijn in 2008 via een begrotingssubsidie beschikbaar gesteld. Voor 2009 en volgende jaren zou het bedrag weer via de premiemiddelen beschikbaar worden gesteld. Hoewel de techniek van beschikbaarstelling is gewijzigd, is het bestemmingsdoel hetzelfde gebleven.

24

Waaruit bestaan de tegenvallers bij de ZBC’s, medisch specialisten, tandheelkundige zorg en overige curatieve zorg? Waar worden deze door veroorzaakt?

De tegenvallers bij de in de vraag genoemde sectoren zijn geconstateerd op basis van de cijfers die ik heb ontvangen van het CVZ in oktober. Het gaat hier om de (verwachte) schade die door verzekeraars bij het CVZ is gemeld. Op basis van de confrontatie van de (verwachte) schade met de hiervoor binnen het BKZ gereserveerde middelen verwacht ik een overschrijding op deze sectoren. Bij bijvoorbeeld de medisch specialisten betreft het een aanvullende overschrijding op de in de 1e suppletoire begroting gemelde overschrijding van € 450 miljoen. De totale overschrijding bij de medisch specialisten bedraagt thans bijna€ 512 miljoen. Mogelijke oorzaken voor deze overschrijding kunnen o.a. zijn gelegen in mogelijk onbedoelde te hoge normtijden en ondersteunerscompensatie. De stijging van de uitgaven voor tandheelkundige zorg wordt (op basis van de huidige informatie waarschijnlijk) verklaard door een stijging van de uitgaven in het kader van de bijzondere tandheelkunde en de toename van de uitgaven voor mondzorg aan jeugdige verzekerden.

25

Is de minister bereid alle mutaties die groter zijn dan € 5 miljoen van een toelichting te voorzien?

In de 2e suppletore begroting zijn de beleidsmatige begrotingsmutaties groter dan € 3 miljoen of waarvan het bedrag voor de programma-uitgaven op doelstellingsniveau hoger is dan 3% van de stand vastgestelde begroting voorzien van een toelichting. Deze norm wordt eveneens gehanteerd bij de ontvangstenmutaties. Ten aanzien van de verplichtingenmutaties wordt per artikel enkel het saldo weergegeven.

De apparaatsuitgaven in de beleidsartikelen zijn in relatie tot de beleidsuitgaven gering van omvang. Daarom worden alleen verschillen die groter zijn dan 10% van de vastgestelde begroting toegelicht.

Mutaties die afzonderlijk lager zijn dan deze criteria en/of die betrekking hebben op interne verrekeningen binnen de administratie van VWS, staan gesaldeerd toegelicht met de algemene tekst «Overige mutaties». Hierdoor kan dat saldo uiteindelijk hoger zijn dan de bovengenoemde grenzen.

Voor wat betreft de premie-uitgaven en -ontvangsten worden in principe alleen mutaties die groter zijn dan € 10 miljoen toegelicht. In enkele gevallen is om beleidsmatige redenen van deze regel afgeweken en zijn ook kleinere mutaties toegelicht. Dit laatste is het geval bij mutaties die al eerder in het parlement aan de orde zijn geweest.

26

Waarom wordt de jaarlijkse taakstellende onderuitputting niet opgenomen in de reguliere begroting?

Binnen de begroting van VWS is jaarlijks sprake van onderuitputting. Op voorhand is echter niet te zeggen op welke artikelen of operationele doelstellingen deze onderuitputting zich voordoet. Binnen het kabinet is derhalve afgesproken om een taakstellende onderuitputting op de begroting van VWS op te nemen (zie artikel 99). Deze taakstellende onderuitputting wordt jaarlijks bij 2e suppletore wet dan wel bij slotwet ingevuld. Pas in de loop van het uitvoeringsjaar is duidelijk welke voornemens uit de begroting tot lagere uitgaven leiden dan aanvankelijk begroot.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Smilde (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Sap (GL), De Roos-Consemulder (SP) en Harbers (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), van Velzen (SP), Atsma (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Vietsch (CDA), Arib (PvdA), Van der Ham (D66), Uitslag (CDA), Gill’ard (PvdA), Omtzigt (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), De Mos (PVV), Luijben (SP), Heerts (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Halsema (GL), De Wit (SP) en Neppérus (VVD).

Naar boven