Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32222-VIII nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32222-VIII nr. 3 |
Vastgesteld 11 december 2009
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Kan de regering aangeven waarom het bedrag ten behoeve van het Stimuleringspakket in de verticale toelichting op de Najaarsnota (154,9) niet overeen komt met de begrotingstoelichting (150,9)?
Het verschil tussen de twee bedragen betreft het aandeel voor groen onderwijs. In de verticale toelichting op de Najaarsnota is het totaalbedrag dat in eerste instantie naar de OCW-begroting is overgeboekt, weergegeven (€ 154,9 miljoen). Voor de stimuleringsmaatregelen «versterking MBO» en «versterken onderwijsarbeidsmarkt» is het LNV-aandeel overgeboekt van de OCW-begroting naar de LNV-begroting. Dit wordt weergegeven in tabel 2 van paragraaf 2.2 Stimuleringsmiddelen aanvullend beleidsakkoord.
Waaruit bestaat de post overige mutaties?
In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties ten opzichte van de 1e suppletoire wet. De post overige mutaties bestaat uit: loon- en prijsbijstellingen, desalderingen met de ontvangsten, overboekingen met andere departementen en aantal kleine beleidsmatige en technische mutaties.
Krijgt de kasschuif van verplichtingen voor de OV-kaart die al in het voorafgaande jaar worden voldaan, een structureel karakter? Welke meevallers maken deze kasschuif mogelijk?
Jaarlijks betaalt het ministerie van OCW zo’n € 700 miljoen euro aan de Openbaar Vervoerbedrijven voor de OV-studentenkaart. Contractueel is vastgelegd dat deze jaarlijkse vergoeding uiterlijk 15 januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven wordt betaald. Er is gekozen om een deel van de betaling voor de OV-kaart voor 2010 al op 15 december 2009 uit te voeren. Hierdoor wordt het jaar 2010 budgettair ontlast. Zonder deze vooruitbetaling voor de OV-studentenkaart was er ruimte ontstaan onder het kader voor 2009. Met deze ruimte had een groter deel van de in=uit taakstelling bij Najaarsnota kunnen worden ingevuld. Ervaring leert echter dat er met Voorlopige Rekening nog aanvullende onderuitputting optreedt. Deze aanvullende onderuitputting zal worden gebruikt om de resterende in = uit taakstelling 2009 in te vullen.
In de afgelopen jaren heeft vaker een gedeeltelijke vooruitbetaling van de OV-kaart plaatsgevonden. Ook in het budgettaire beeld voor 2010 is reeds rekening gehouden met een gedeeltelijke vooruitbetaling van € 65 miljoen van de vergoeding voor 2011. Op dit moment bestaat er nog geen voornemen voor een omvangrijkere vooruitbetaling 2011 of latere jaren.
Kan de regering toelichten hoe de kasschuif OV-kaart 2009 wordt gedekt? Waarom komt deze kasschuif OV-kaart structureel terug? Hoe zal de kasschuif OV-kaart doorwerken in 2010 en verder?
Zie antwoord op vraag 3.
Waarom vindt er een kasschuif op de OV-jaarkaart plaats? Is dit bedoeld om volgend jaar een meevaller te kunnen aankondigen?
Zie antwoord op vraag 3.
Kan de regering aangeven of en waar de mutaties op het gebied van: het Fonds Economische Structuurversterking (FES), conciërges, opleiden in de school, kinderopvang capaciteitsuitbreiding, Kinderopvang enveloppemiddelen, bijstelling ontvangstenraming Schutte en overige mutaties in de verticale toelichting op de Najaarsnota zijn terug te vinden?
De verticale toelichting beoogt een overzicht op hoofdlijnen te geven van de belangrijkste wijzigingen in de begroting van OCW. Om die reden worden in de verticale toelichting op de Najaarsnota alleen mutaties van € 25 miljoen en meer apart toegelicht. Bovengenoemde mutaties zijn kleiner dan € 25 miljoen en zijn daarom niet afzonderlijk genoemd in de verticale toelichting op de Najaarsnota, maar zijn opgenomen in de diversenposten. De FES mutaties zijn opgenomen onder de technische mutaties, onder het kopje Diversen. De mutaties op het gebied van conciërges, opleiden in de school en de bijstellingen Schutte zijn opgenomen onder de «mee- en tegenvallers», onder het kopje Diversen. De overige mutaties zijn gebundeld onder de beleidsmatige mutaties, onder het kopje Diversen.
De genoemde mutaties zijn wel apart toegelicht in de 2e suppletoire begroting van OCW, te weten in paragraaf 2.1 Overzicht belangrijkste uitgaven en ontvangstenmutaties.
Hoe verklaart de regering dat de besparingen op kinderopvang als gevolg van de aanpassing van de ouderbijdragetabel geleidelijker groeit dan verwacht?
De aanpassing van de ouderbijdragetabel heeft twee besparingseffecten. In de eerste plaats wordt er bespaard doordat de overheidssubsidie wordt verlaagd. Dit effect is heel goed in te schatten en het gaat direct in met het van kracht worden van de nieuwe tabel. In de tweede plaats wordt er bespaard doordat ouders door de verlaging van de overheidssubsidie zelf een hogere bijdrage aan de kinderopvang moeten gaan betalen en als gevolg hiervan hun gebruik van kinderopvang iets zullen beperken. Dit lagere gebruik was in de raming verondersteld direct op te treden. Feitelijk is pas vanaf medio 2009 de groei in het gebruik van de kinderopvang aan het afvlakken.
Waarom zou de aanpassing van de ouderbijdragetabel moeten leiden tot minder gebruik van kinderopvang? Waarom zijn de besparingen op het gebruik van kinderopvang als gevolg van de aanpassing van de ouderbijdragetabel per 1 januari 2009 minder dan verwacht? Is er een fout gemaakt bij de raming?
Zie het antwoord op vraag 7.
Is in de begroting 2010 rekening gehouden met de ontwikkeling in het budget kinderopvangtoeslag, of zal deontwikkeling nog leiden tot bijstelling van de begroting 2010 en verder?
Bij het opstellen van de begroting 2010 was de vertraging in de realisatie van de bezuiniging op de toeslag nog onvoldoende duidelijk. Het kan dus nodig blijken dat de begroting 2010 hiervoor moet worden bijgesteld. In het voorjaar 2010 zal de begroting op basis van de uitvoeringsinformatie van de belastingdienst over 2009 en over de eerste maanden van 2010 worden getoetst.
Wat is de reden dat er minder omzettingen voor de basisbeurs en de aanvullende beurs in een gift voor deelnemers in de beroepsopleidende leerweg zijn dan eerder geraamd? Wat zijn de verwachtingen van de regering in dezen in meerjarenperspectief?
Met ingang van 2005/06 is in de beroepsopleidende leerweg voor niveau 3 en 4 het prestatiebeursregime ingevoerd. De eerste omzettingen van prestatiebeurs (basisbeurs, aanvullende beurs, OV-studentenkaart) in gift kwamen in 2007. De omzettingen in 2009 zijn op basis van in 2008 behaalde diploma’s.
Bij het opstellen van de begroting waren nog weinig ervaringsgegevens beschikbaar om een raming van de omzettingen bol te maken. De raming heeft daardoor nog een grote mate van onzekerheid voor wat betreft het tijdpad in welk jaar de omzetting zal plaatsvinden. De verwachting is dat de in 2009 nog niet gerealiseerde omzettingen in de komende jaren alsnog zullen plaatsvinden. In de eerste maanden van 2010 zal een nieuwe raming voor de komende jaren worden opgesteld. Daarbij worden de realisatiegegevens over het gehele jaar 2009 meegenomen. Eventuele begrotingsmutaties zullen worden opgenomen de 1e suppletoire begroting 2010.
Wat is de reden dat er minder uitgaven van de aanvullende beurs eerstejaars is dan verwacht?
De raming voor 2009 is naar beneden bijgesteld, omdat het gemiddelde toegekende bedrag aan aanvullende beurs lager is uitgevallen dan geraamd. In hoeverre sprake is van een structurele dan wel incidentele meevaller is nu nog niet te zeggen. In de eerste maanden van 2010 zal een nadere analyse plaatsvinden op basis van de realisatiegegevens over het gehele jaar 2009. Eventuele begrotingsmutaties zullen onderdeel uitmaken van de 1e suppletoire begroting 2010.
Is de meevaller op de uitgaven van de aanvullende beurs eerstejaars reeds verwerkt in de begroting 2010? Zo ja, hoe is deze meevaller op de uitgaven van de aanvullende beurs eerstejaars verwerkt? Zo nee, wat zijn de gevolgen van deze meevaller uitgaven van de aanvullende beurs eerstejaars voor 2010 en verder?
Zie antwoord op vraag 11.
Kan de regering aangeven waarom de uitgaven van de leenvoorziening zijn verlaagd en hoe dit doorwerkt in de begroting 2010?
Op basis van de meest recente realisatiegegevens wordt verwacht dat er in 2009 minder gebruik wordt gemaakt van de leenvoorziening. Daarom is de raming voor dit jaar met € 27 miljoen naar beneden bijgesteld ten opzichte van de vorige begrotingstand van € 1,2 miljard. Het leengedrag kan nooit precies worden voorspeld. Bij de raming moet rekening gehouden worden met een ramingonzekerheid (positief of negatief).
Wat betekent het gegeven dat in december 2009 vraagouders enige tijd niet hun gegevens kunnen aanpassen voor vraagouders die in december 2009 voor het eerst kinderopvang aanvragen, moeten zij het bedrag eerst zelf voorschieten?
Het onderhoud is inmiddels afgerond. Voor vraagouders die in december 2009 voor het eerst kinderopvangtoeslag aanvragen, geldt dat deze aanvragen weer in behandeling worden genomen en – als de aanvraag tijdig en volledig is ingevuld – in december 2009 zal worden uitbetaald.
Hoe lang is de periode dat vraagouders hun gegevens niet kunnen wijzigen in het kinderopvangtoeslagensysteem?
Die periode duurde ongeveer drie weken.
Waarom zal het onderhoud aan het systeem van de toeslagen leiden tot € 25 miljoen extra uitgaven? Op welke berekening is deze raming gebaseerd?
Ouders die gebruik maken van gastouderopvang hebben in november 2009 een brief gekregen van de belastingdienst waarin hun gevraagd wordt aan te geven of er naar aanleiding van de wetswijziging gastouderopvang iets is veranderd in hun situatie. Voor ouders die niet voor 10 december hun toeslag stopzetten, wordt de toeslag gecontinueerd. In 2010 zal door dit proces naar verwachting een groter aantal ouders ten onrechte toeslag krijgen uitbetaald, die later zal worden teruggevorderd. Het effect hiervan wordt geraamd op maximaal € 25,0 miljoen aan extra uitgaven.
Is in de begroting 2010 rekening gehouden met deze ontwikkeling in het budget kinderopvangtoeslag of zal deze ontwikkeling nog leiden tot bijstelling van de begroting 2010 en verder?
Zie vraag 9.
Hoe kan het gebeuren dat FES-middelen voor onderwijsbewijs, EVC-trajecten en -procedures en Stichting Kennisnet niet in 2009 tot besteding komen?
De eerste ronde Onderwijs Bewijs is een groot succes gebleken. Daarom is besloten om de resterende FES-middelen (circa € 11 miljoen) in 2010 in te zetten voor nog een tweede ronde Onderwijs Bewijs. Scholen én onderzoeksinstellingen kunnen gezamenlijk projectvoorstellen indienen voor experimenteel onderzoek in het primair en voortgezet onderwijs (prijsvraag Actieprogramma Onderwijs Bewijs). In het voorjaar van 2010 kunnen de nieuwe voorstellen ingediend worden.
Een deel van de FES-middelen (circa € 3 miljoen) voor EVC Trajecten en procedures wordt doorgeschoven naar 2010. Projecten die in het kader van deze regeling subsidie hebben ontvangen, hadden oorspronkelijk een looptijd tot eind 2008 waarna verantwoording en restbetaling (20%) in 2009 zou plaatsvinden. De looptijd van de projecten is met een jaar verlengd tot eind 2009 omdat 1) de afhandeling van subsidieaanvragen destijds langer duurde dan voorzien waardoor een aantal projecten later is gestart; 2) projecten meer tijd nodig bleken te hebben om hun ambities te realiseren; 3) enkele projecten uitstel hebben gekregen om een plan van aanpak te schrijven. Daarom vindt nu ook de verantwoording en restbetaling een jaar later plaats, namelijk in 2010. Het gaat om bedragen die reeds verplicht zijn.
Een deel van de FES-middelen (€ 3,5 miljoen) voor Stichting Kennisnet wordt doorgeschoven naar 2010. Deze FES-middelen zijn bestemd voor het programma stimuleren gebruik digitaal lesmateriaal. Dit programma is in eerste instantie gericht op het gebruik van bestaand digitaal lesmateriaal en loopt van 2008 tot en met 2011. Door vertraging zal een deel van de activiteiten op het gebied van ontsluiten, professionalisering en onderzoek pas in 2010 plaatsvinden. Daarnaast is het project Digitalisering Examens dat voor 2009 was gepland, niet doorgegaan. Dit project is doorgeschoven naar februari 2010. CITO gaat dan starten met dit project.
Gaat de € 9,8 miljoen van de FES-middelen, die niet meer wordt uitgegeven in 2009 en die terugvloeit naar het FES, helemaal niet meer naar onderwijs? Wat zijn de mogelijkheden om dit geld toch voor de onderwijsbegroting te behouden?
Het saldo van de FES-middelen die voor 2009 zijn toegevoegd aan de OCW-begroting en de FES-middelen die worden doorgeschoven naar 2010 bedraagt € 9,8 miljoen. De FES-middelen die worden doorgeschoven naar 2010, worden bij Voorjaarsnota 2010 weer toegevoegd aan de OCW-begroting.
Worden alle niet-gebruikte FES-middelen in 2010 weer toegevoegd aan de OCW-begroting?
Ja, de niet-gebruikte FES-middelen worden in 2010 weer toegevoegd aan de OCW-begroting (zie ook het antwoord op vraag 19).
Aan welke voorwaarden voldoen de ondersteuners (conciërges) zoal niet, zodat 20 % van de basisscholen de subsidie voor onderwijs ondersteunend personeel mislopen? Zijn de voorwaarden te streng, is de arbeidsmarkt te krap of waren de scholen onvoldoende zorgvuldig?
In onderstaand overzicht zijn de resultaten van de eindbeoordelingen opgenomen:
Reden: | aantal scholen | totaal |
---|---|---|
1. < 0,5 FTE | 13 | |
2. vóór de periode aangesteld | 45 | |
3. geen akte ingestuurd | 410 | |
4. geen ondersteunende functie | 46 | |
5. niet voor onbepaalde tijd aangesteld | 33 | |
Afwijzingen | 547 | |
Goedkeuring | 1954 | |
Totaal | 2501 |
• Nadat op grond van de aanvragen voorlopig aan 2501 basisscholen loonkostensubsidie was toegekend, kregen de scholen tijd om te voldoen aan de vooraf gestelde voorwaarden. Gebleken is dat 547 niet aan de voorwaarden hebben voldaan, waardoor het bedrag zoals afgesproken is teruggevorderd.
• Het overgrote deel van de afgewezen basisscholen heeft, ook na diverse rappels, geen akte ingestuurd waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk een ondersteuner in dienst hebben genomen.
• Om in aanmerking te komen voor de loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisonderwijs dienen scholen aan bovenstaande voorwaarden te voldoen. We willen zeker weten dat de middelen worden ingezet voor een nieuwe ondersteuner die is voor onbepaalde tijd is aangesteld voor minimaal 0,5 fte. Hiervoor zijn structurele middelen beschikbaar.
• Er zijn geen signalen gekomen waaruit blijkt dat de basisscholen niet aan de voorwaarden kónden voldoen of dat er weinig belangstelling is van mensen die conciërge zouden kunnen en willen worden.
Worden de overgebleven middelen voor het aanstellen van een conciërge opgeteld bij de middelen voor volgend jaar? Zo nee, wat gebeurt er met de overgebleven 10,3 miljoen euro?
• Nee, conform de begrotingsregels wordt de overgebleven € 10,3 miljoen in 2009 ingezet voor de extra niet voorziene uitgaven van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
• Het bedrag van € 10,3 miljoen beslaat overigens de periode augustus 2008 tot en met december 2009, op jaarbasis gaat het structureel om € 7,3 miljoen.
• Dit laatste bedrag wordt met ingang van 2010 ingezet voor de openstelling van de nieuwe subsidieregeling (zie antwoord op vraag 23 hierna).
Zijn er inmiddels nieuwe aanvragen een conciërge binnengekomen, zo ja, hoeveel?
Nee, nieuwe aanvragen komen weer binnen als de regeling in 2010 zal worden opengesteld voor basisscholen die nog geen loonkostensubsidie hebben ontvangen voor een ondersteuner.
Is overwogen de aanvraagprocedure te vereenvoudigen of de criteria minder streng te maken, nu 500 scholen niet aan de voorwaarden voor het aanstellen van een ondersteuner kunnen voldoen?
Er zijn geen signalen gekomen waaruit blijkt dat de basisscholen niet aan de voorwaarden kónden voldoen. De voorwaarden zijn juist zo opgesteld om zekerheid te verkrijgen dat de middelen worden ingezet voor een nieuwe ondersteuner die voor onbepaalde tijd is aangesteld voor minimaal 0,5 fte.
Zijn de geweigerde aanvragen voor een conciërge gelijkmatig over het land verdeeld?
Ja, de aanvragen die achteraf niet aan de voorwaarden voldeden en daardoor zijn afgewezen zijn gelijkmatig over het land verdeeld.
Welke omstandigheden of keuzes hebben ertoe geleid dat de middelen voor zogenaamde plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren pas in 2010 tot besteding komen? Zijn de betrokken instellingen onvoldoende flexibel om snel plannen te ontwikkelen teneinde de problematiek snel aan te pakken?
Voor de ontwikkeling van zogenaamde plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren, is vanuit het aanvullende beleidsakkoord voor 2009 € 30,0 miljoen beschikbaar gekomen. Voor 2010 is er € 15,0 miljoen opgenomen in de OCW-begroting. Daarnaast is er voor 2010 € 15,0 miljoen overgeboekt vanuit het ministerie van Jeugd & Gezin (zie onder de enveloppe jeugdwerkloosheid). Inmiddels is de regeling gepubliceerd en hebben alle 38 RMC-regio’s die aanspraak kunnen maken op deze middelen, een aanvraag ingediend.
OCW heeft ervoor gekozen om een bevoorschottingsritme van 5 keer 20% per kwartaal te hanteren. Dit sluit aan bij de liquiditeitsbehoefte van scholen. Bestedingen vinden namelijk gelijkmatig over het schooljaar plaats. Gevolg hiervan is dat er een kasschuif plaats zal vinden van € 18 miljoen van 2009 naar 2010. Het totale budget voor 2010 is daarmee € 48 miljoen.
De beschikkingen zijn inmiddels verstuurd en de eerste betaling van circa € 12 miljoen heeft plaats gevonden, waarmee de scholen op zeer korte termijn hun plannen kunnen uitvoeren, dan wel deels op dit moment aan het uitvoeren zijn.
Is de enige reden van het uitblijven van aanvragen inzake onderhoud en bouw van scholen de lastige procedure? Is bekend hoeveel gemeenten bezig zijn met een aanvraag? Bestaat de mogelijkheid om de datum om het plan in te dienen verder naar achteren te schuiven?
Er is € 100 miljoen beschikbaar om het binnenmilieu in basisscholen te verbeteren. Gemeenten hebben tot 31 december 2009 om aanvragen in te dienen. Aangezien er meer dan voldoende belangstelling is voor de regeling is de verwachting dat het bedrag wordt uitgeput.
Uit consultatie blijkt dat gemeenten druk bezig zijn met de afstemming met scholen om tot aanvragen te komen. De verwachting is dat dit tot voldoende aanvragen voor 1 januari zal leiden. Er is niet precies bekend hoeveel gemeenten bezig zijn met de aanvraag. De G4, en in ieder geval het grootste deel van de telefonisch benaderde gemeenten (een steekproef van zo’n 60 gemeenten) vragen in ieder geval aan. Al die gemeenten geven aan dat ze aanvragen in zullen dienen voor 125% van het trekkingsrecht. Daarmee is er meer zekerheid voor uitputting als andere gemeenten afzien van aanvragen.
De deadline voor gemeenten is 31 december 2009. De mogelijkheid bestaat om deze datum te verlengen. Echter, door nu al te verlengen, bestaat het risico dat aanvragen nog later worden ingediend. Daarom zal in de week van 21 december worden geïnventariseerd of het nodig is om gemeenten extra tijd te geven.
Hoe verhoudt de compensatie voor het «weglekeffect» van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), € 2 miljoen, zich tot de toegezegde € 10 miljoen? Hoe wordt deze € 2 miljoen verdeeld?
Ter compensatie van de negatieve effecten van de pakketmaatregel 2009 voor het onderwijs van leerlingen met een complexe zorgvraag, wordt OCW gecompenseerd door VWS. Voor 2009 bedroeg de compensatie €2 miljoen. Vanaf 1 januari 2010 krijgt OCW jaarlijks €10 miljoen ter compensatie. OCW voert overleg met de sector-, ouder- en belangenorganisatie hoe de middelen het meest effectief ingezet kunnen worden. Over de resultaten zal de Kamer worden geïnformeerd.
In hoeverre blijkt er bij de invoering van de gratis schoolboeken vanwege de Europese verplichting tot openbare aanbesteding sprake van een aanvankelijk toegenomen prijsconcurrentie die aanbieders dwingt tot schaalvergroting met als uiteindelijke materiële uitkomst dat aanbieders zich terugtrekken uit de schoolboekenmarkt en deze meer en meer wordt gedomineerd door nog maar slechts twee aanbieders? Dreigt uiteindelijk de schoolboekenmarkt in het voortgezet onderwijs juist te worden gekenmerkt door nog minder in plaats van meer concurrentie?
Voorafgaand aan de nieuwe Wet «Gratis Schoolboeken» kenmerkte de schoolboekenmarkt zich door twee marktontwikkelingen. Enerzijds was sprake van steeds verder stijgende prijzen voor schoolboeken (35% stijging in de periode 2000–2005, PWC Rapport 15 december 2005). Anderzijds kenmerkte de markt zich door schaalvoordelen (korting, voorfinanciering voorraden), waardoor een trend naar schaalvergroting waarneembaar was op de markt (Schoolboekenscan NMa 2006).
Met de nieuwe Wet «Gratis SchoolboekenÌ is de bepaler en betaler in één hand gebracht. Hiervoor is gekozen om scholen een prikkel te geven bewuster te kiezen op inhoud, gebruik en prijs. Doel van deze keuze was uiteindelijk een betere prijs-kwaliteitverhouding te realiseren. Door middel van een aanbestedingsprocedure kunnen scholen hun preferenties op eigen wijze vormgeven. In een aanbestedingsprocedure kan de keuze voor een inschrijver worden gemaakt vanwege haar prijs, haar kwaliteit of een combinatie van beide. Bovendien kunnen scholen in aanbestedingsprocedures nieuwe, kleinere partijen een kans geven door bijvoorbeeld aan te besteden in kleinere percelen.
Het is belangrijk dat optimaal wordt ingekocht. Dat kan echter niet van vandaag op morgen gerealiseerd worden. Uit iedere markt waar marktwerking is geïntroduceerd blijkt dat spelers vaak moeten wennen aan hun nieuwe rol. Uit onderzoek van het Ministerie van EZ («Onderzoek Marktwerkingsbeleid», februari 2008) dat ook naar uw Kamer is verzonden, blijkt ook dat het veranderen van de structuur van en het gedrag op een markt veelal een lange transitieperiode vergt. Het Ministerie van OCW ondersteunt de scholen in hun nieuwe rol als marktpartij, zodat zo snel mogelijk optimaal wordt ingekocht . Daartoe is per 1 oktober 2009 bij CFI een accountteam opgericht dat deze taken overneemt van de Taskforce Gratis Schoolboeken.
Dat er slechts twee marktpartijen zijn, betekent niet per definitie dat er sprake is van slechte marktwerking. Er is een aantal positieve ontwikkelingen op de educatieve boekenmarkt waar te nemen. Er is met name sprake van kostendaling voor scholen. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat meer scholen kiezen voor een intern boekenfonds en er sprake is van meer prijsbewustzijn bij scholen. Ondanks deze positieve ontwikkelingen blijf ik de markt nauwlettend in de gaten houden. Ik zou het zorgelijk vinden als zou blijken dat grote partijen misbruik maken van een eventueel aanwezige economische machtspositie om andere partijen de toegang tot de markt te belemmeren. De Mededingingswet verbiedt dit. De NMa houdt de ontwikkelingen op de educatieve boekenmarkt nauwlettend in de gaten en controleert, indien nodig, of de distributeurs en de uitgevers dit verbod niet overtreden.
In 2006 heeft de NMa al een uitvoerige Marktscan uitgevoerd om inzicht te krijgen en te verschaffen over de marktwerking in de schoolboekenmarkt. Vóór de evaluatie van de Wet Gratis Schoolboeken in 2011 is de NMa voornemens deze Marktscan nogmaals uitvoeren om inzicht te krijgen in de wijzigingen in de marktverhoudingen op de educatieve boekenmarkt sinds de invoering van de «gratis schoolboeken».
Welke overwegingen liggen eraan te grondslag dat de leenfaciliteit in de studiefinanciering met € 27 miljoen wordt verlaagd? Betreft het een structurele verlaging?
Op basis van de meest recente realisatiegegevens wordt verwacht dat er in 2009 minder gebruik wordt gemaakt van de leenvoorziening. Daarom is de raming voor dit jaar met € 27 miljoen naar beneden bijgesteld ten opzichte van de vorige begrotingstand van € 1,2 miljard. Het leengedrag kan nooit precies worden voorspeld. Bij de raming moet rekening gehouden worden met een ramingonzekerheid (positief of negatief).
Kan de regering aangeven waarom de uitgaven van de leenvoorziening zijn verlaagd en hoe dit doorwerkt in de begroting 2010?
Zie antwoord op vraag 30.
Wat is reden dat de relevante renteontvangsten van € 22 miljoen hoger uitvallen dan geraamd en er een meevaller optreedt bij de niet-relevante aflossingen? Op welke wijze werkt deze mutatie door in de begroting 2010?
De raming van ontvangsten is voor 2009 naar boven bijgesteld. De realisatiecijfers rechtvaardigen de verwachting dat ex-studenten in 2009 niet alleen aflossen wat er afgelost moet worden maar dat ze bovendien meer dan geraamd extra aflossen. De bedragen, die van (ex-)studenten worden ontvangen voor aflossing van schulden, bestaan uit een aflossingscomponent en een rentecomponent:
• aflossingen op de hoofdsom van verstrekte leningen zijn niet relevant voor het uitgavenkader,
• ontvangen rente op verstrekte leningen is wel relevant.
In de eerste maanden van 2010 zal een nieuwe raming voor 2010 worden opgesteld. Daarbij worden de realisatiegegevens over het gehele jaar 2009 meegenomen. Eventuele begrotingsmutaties zullen worden opgenomen in de 1e suppletoire begroting 2010.
Wat is de reden dat er € 5 miljoen minder uitgaven zijn bij de WTOS TS 17-? Waarom zijn de ontvangsten aan VO 18+ met € 2 miljoen gestegen ten opzichte van de raming? Op welke wijze werken deze mutaties door in de begroting 2010?
Per 1 januari 2010 vindt de integratie van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 (VO TS 17- ) van de WTOS in het kindgebonden budget plaats. De WTOS is per 1 augustus 2009 gewijzigd. Via een overgangsbepaling, nodig omdat de WTOS werkt met een schooljaarsystematiek en het kindgebonden budget met een kalenderjaarsystematiek, gaan de wijzigingen voor de WTOS feitelijk pas werken met ingang van 1 januari 2010. Dus voor 2009 zijn er voor het VO nog uitgaven voor het schooljaar 2009/2010. Deze vallen echter lager uit dan geraamd. Dit heeft geen effect voor 2010 omdat er dan geen uitgaven meer voor het VO in de WTOS TS 17- zijn.
De WTOS ontvangsten betreffen terugontvangsten van teveel of onterecht uitgekeerde tegemoetkomingen. Deze ontvangsten zijn vooraf niet exact in te schatten omdat deze afhankelijk zijn van juistheid van aanvragen van de ouders van de leerlingen en controles hierop.
Hoe komt het dat er € 9 miljoen van de uitbreiding van de kinderopvangcapaciteit niet tot besteding is gekomen? Welk bedrag is er in 2009 wel tot besteding gekomen?
Uit het recente wachtlijstonderzoek blijkt dat vraag en aanbod al meer in evenwicht zijn gebracht. Daarom is een gedeelte van de middelen voor de bestrijding van de wachtlijsten ingezet voor het tekort op de kinderopvangtoeslag.
In 2009 wordt circa € 3 miljoen besteed voor uitbreiding van de buitenschoolse opvang en voor de oprichting van een Netwerkbureau ter ondersteuning van de sector bij de bestrijding van de wachtlijsten.
Waarom wordt niet de gehele € 13 miljoen bedoeld voor capaciteitsuitbreiding kinderopvang gereserveerd voor daar waar het voor bedoeld is? Is het bestrijden van de wachtlijsten op de prioriteitenlijst van het kabinet gedaald?
Uit het recente wachtlijstonderzoek blijkt dat vraag en aanbod al meer in evenwicht zijn gebracht. Daarom is een gedeelte van de middelen voor de bestrijding van de wachtlijsten ingezet voor het tekort op de kinderopvangtoeslag.
Hoe zit het precies met de €11,1 miljoen die is overgeboekt voor het wetsvoorstel gastouderopvang? Bij welke doelstelling is het weggehaald en waar is het terecht gekomen?
Deze was bij voorjaarsnota 2009 geboekt bij doelstelling «Harmonisatie regelgeving kinderopvang en peuterspeelzalen om alle kinderen te bereiken die VVE nodig hebben» en bij Miljoenennota 2009 overgeboekt naar de doelstelling «Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen» waar de uitgaven voor het wetsvoorstel gastouderopvang zullen plaatsvinden.
In hoeverre doen de actuele ontwikkelingen rond de omvang van het ministerie recht aan de motie Kraneveldt (30 300 VIII nr. 179)?
De te realiseren omvang en krimp vindt zijn weerslag in de taakstelling Balkenende IV. De invulling hiervan vindt plaats in afstemming met de SG Vernieuwing Rijksdienst. Het ministerie van OCW ligt met zijn taakstelling op schema.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL), Anker (CU), Smits (SP) en Harbers (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Uitslag (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GL), Ortega-Martijn (CU), Gerkens (SP) en Ten Broeke (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32222-VIII-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.