Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32219 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32219 nr. 1 |
Brussel, 21.10.2009
1. Achtergrond van het voorstel
1.1. Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel is een herschikking van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus1 (hierna«de richtlijn voor asielprocedures» genoemd).
In de bijdragen die van belanghebbenden zijn ontvangen als reactie op het desbetreffende groenboek2 is gewezen op de grote verscheidenheid aan procedures in de lidstaten en is een aantal tekortkomingen inzake het niveau van de procedurele waarborgen voor asielzoekers aan het licht gekomen, die hoofdzakelijk het gevolg zijn van het feit dat de richtlijn de lidstaten momenteel een ruime beoordelingsmarge laat. Bijgevolg biedt de richtlijn niet de mogelijkheid om de erkenningsrichtlijn3 adequaat te ondersteunen en om te zorgen voor een degelijk onderzoek van verzoeken om internationale bescherming, conform de internationale en communautaire verplichtingen van de lidstaten betreffende het beginsel van non-refoulement.
Zoals aangekondigd in het Asielbeleidsplan4 maakt dit voorstel deel uit van een pakket voorstellen die ten doel hebben in de gehele Unie te komen tot meer harmonisatie en betere normen voor internationale bescherming. De voorgenomen maatregelen zullen naar verwachting leiden tot meer samenhang tussen de EU-asielinstrumenten, tot een vereenvoudiging, stroomlijning en consolidatie van de procedurevoorschriften in de gehele Unie, en tot betere beslissingen in eerste aanleg. Aldus kunnen misbruiken worden voorkomen en kan de asielprocedure doeltreffender worden.
Dit voorstel hangt samen met het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken1, dat onder meer ten doel heeft de lidstaten praktische bijstand te verlenen met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming op asielgebied.
Wat de financiële en administratieve lasten betreft, die uit de voorgenomen maatregelen voortvloeien voor de lidstaten waarvan de asielstelsels in het bijzonder door geografische of demografische omstandigheden specifiek en onevenredig onder druk staan, zullen de middelen van het Europees Vluchtelingenfonds worden ingezet om deze lidstaten adequate ondersteuning te bieden en om de lasten eerlijker te verdelen tussen alle lidstaten. Daarnaast zal het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken alle gemeenschappelijke maatregelen ten gunste van lidstaten die onder bijzondere druk staan, coördineren en steunen, en meer in het algemeen lidstaten helpen de meest kostenefficiënte manier te vinden om de voorgenomen maatregelen uit te voeren door convergentie van beproefde methoden en de gestructureerde uitwisseling van deskundigheid op hoog niveau.
Onmiddellijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in mei 1999 is een begin gemaakt met de werkzaamheden tot invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) op basis van de beginselen die zijn aangenomen door de Europese Raad van Tampere. In de eerste fase van dit stelsel (1999–2005) moesten de rechtskaders van de lidstaten worden geharmoniseerd op basis van minimumnormen. De richtlijn voor asielprocedures was de laatste van vijf stukken EU-asielwetgeving. Doel van de richtlijn is minimumnormen vast te stellen voor de nationale procedures betreffende de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.
Met dit voorstel wordt tegemoet gekomen aan het in het Haags programma geformuleerde verzoek om voorstellen voor instrumenten van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen teneinde deze vóór eind 2010 te kunnen aannemen. Het voorstel heeft ten doel de tekortkomingen in de procedures voor de verlening en intrekking van internationale bescherming weg te werken en te zorgen voor betere en meer geharmoniseerde normen voor bescherming, en aldus voort te gaan op de weg naar een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status, zoals werd gevraagd in de conclusies van Tampere en later nog eens in het Haags programma.
De bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling bevat een gedetailleerde analyse van de problemen in verband met deze richtlijn en betreffende de voorbereiding van de aanneming ervan, de vaststelling en evaluatie van beleidsopties en de vaststelling en evaluatie van de voorkeursoptie.
1.3. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie
Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 1999 en het Haags programma van 2004 wat betreft de invoering van het CEAS. Het voorstel ligt ook in de lijn van het door de Europese Raad van 17 oktober 2008 aangenomen Europees migratie- en asielpact2, waarin wordt verzocht voorstellen in te dienen om uiterlijk in 2012 een enkele asielprocedure met gemeenschappelijke waarborgen in te voeren.
2. Raadpleging van belanghebbende partijen
Momenteel beschikt de Commissie over zeer veel informatie betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn, waaronder uitgebreide informatie over de tekortkomingen in de richtlijn en over deze wijze waarop deze in de praktijk wordt toegepast.
• In juni 2007 bracht de Commissie een groenboek uit, waarin werd nagegaan hoe de tweede fase van het CEAS zou kunnen worden ingevuld. In het kader van de openbare raadpleging zijn 89 bijdragen van zeer diverse belanghebbenden ontvangen. De kwesties die aan de orde zijn gesteld en de suggesties die zijn gedaan in het kader van de raadpleging hebben als uitgangspunt gediend voor het beleidsplan dat een overzicht van de maatregelen bevat die de Commissie wil voorstellen om de tweede fase van het CEAS te voltooien, waaronder het voorstel om de richtlijn voor asielprocedures te wijzigen. De Commissie heeft de door de lidstaten meegedeelde omzettingsmaatregelen zorgvuldig geanalyseerd.
• De tenuitvoerlegging van de richtlijn en de wijze waarop de huidige leemten in het communautaire rechtskader voor asielprocedures zouden kunnen worden weggewerkt, zijn besproken op zes vergaderingen met deskundigen die de Commissie tussen februari 2008 en januari 2009 heeft georganiseerd. Deze raadplegingen, waaraan werd deelgenomen door deskundigen van de regeringen (vier vergaderingen met deskundigen op 25.2.2008, 29.9.2008, 25.11.2008 en 12.1.2009), ngo’s (8.1.2009), de UNHCR en rechtspractici die asielzoekers juridische hulp verlenen in nationale procedures (17.3.2008), hadden betrekking op de belangrijkste onderdelen van de richtlijn. Deze raadplegingen hebben de Commissie waardevolle informatie verschaft over de gebieden die in dit voorstel aan de orde moeten komen. De geraadpleegde partijen waren het eens over het feit dat de procedurevoorschriften verder moeten worden geharmoniseerd en dat personen die om internationale bescherming verzoeken adequate waarborgen moeten krijgen met het oog op een doeltreffende en eerlijke behandeling van hun verzoeken, conform de erkenningsrichtlijn. Sommige lidstaten wezen er echter op dat het nodig is enige flexibiliteit te behouden bij de organisatie van asielprocedures en dat er procedurevoorschriften ter voorkoming van misbruiken moeten blijven bestaan, terwijl andere lidstaten er de voorkeur aan gaven om de huidige tekortkomingen eerder via praktische samenwerking aan te pakken dan via wetgeving.
• De Commissie gaf de opdracht tot een externe studie, waarin de bestaande gegevens en de resultaten van de raadplegingen werden geanalyseerd.
• Verdere gegevens werden geput uit de antwoorden op meerdere gedetailleerde vragenlijsten die de Commissie heeft toegezonden aan alle lidstaten en aan belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld.
• Belangrijke informatie over de tenuitvoerlegging van de richtlijn werd ook gevonden in de verslagen over de projecten die werden medegefinancierd door het Europees Vluchtelingenfonds en in het verslag over asielprocedures in de aan het intergouvernementeel overleg over asielzaken (IGC) deelnemende landen (het Blue Book).
Uit de reacties op het groenboek, de raadplegingen van deskundigen van de regeringen en uit het maatschappelijk middenveld, de bijdragen van academici, de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijsten en de door de Commissie uitgevoerde analyse van de omzettingsmaatregelen, zijn twee grote problemen naar voren gekomen: de minimumnormen zijn (a) ontoereikend en (b) vaag, en kunnen dus niet dienen als basis voor eerlijke en doeltreffende onderzoeken. Gelet op de ernstige leemten die door veel respondenten en belanghebbenden onder de aandacht werden gebracht, heeft de Commissie besloten procedurele waarborgen en begrippen voor te stellen die moeten zorgen voor betrouwbare beslissingen, die in overeenstemming zijn met de erkenningsrichtlijn. Het gaat onder meer om waarborgen die verzoekers een reële kans moeten bieden om hun verzoeken om internationale bescherming te staven, bijzondere waarborgen voor kwetsbare verzoekers en voorschriften voor de kwaliteit van de besluitvorming. Deze normen zijn van essentieel belang om misbruik te voorkomen en de integriteit van asielstelsels te behouden. In het voorstel van de Commissie wordt ook rekening gehouden met de door de lidstaten geuite bezorgdheid met betrekking tot herhaalde en kennelijk ongegronde verzoeken. Samengevat heeft dit voorstel ten doel de voorwaarden vast te stellen die nodig zijn om asielprocedures in de Gemeenschap toegankelijk, doeltreffend, eerlijk en contextgevoelig te maken.
3. Juridische elementen van het voorstel
3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Het hoofddoel van dit voorstel is te zorgen voor betere en meer samenhangende normen voor procedures betreffende de verlening of intrekking van internationale bescherming, die een adequaat onderzoek van de beschermingsbehoeften van onderdanen van derde landen of staatlozen mogelijk moeten maken conform de internationale en communautaire verplichtingen van de lidstaten.
Het voorstel heeft ten doel de doeltreffendheid en de kwaliteit van de besluitvorming te verbeteren door in een vroeg stadium de dienst- en adviesverlening en de deskundigheid te versterken en door de lidstaten aan te moedigen binnen een redelijke termijn degelijke beslissingen in eerste aanleg te nemen. De verbetering van de doeltreffendheid en de kwaliteit van asielprocedures moet ertoe leiden dat (a) de lidstaten in staat zijn om bij gemengde aankomsten sneller een onderscheid te maken tussen asielzoekers en andere migranten, zodat de menselijke en administratieve hulpbronnen die nodig zijn om de toepasselijke procedures (terugkeer, asiel, humanitaire status, uitlevering, enz.) vast te stellen en af te ronden optimaal kunnen worden gebruikt; (b) de asielinstanties in staat zijn degelijke beslissingen te nemen op basis van de volledige en naar behoren vastgestelde feitelijke omstandigheden van het verzoek; negatieve beslissingen beter worden onderbouwd en er minder risico is op vernietiging ervan door beroepsinstanties; (c) het asielpersoneel in staat is om gevallen van ongegronde en misbruik opleverende verzoeken beter op te sporen, met inbegrip van verzoeken op basis van een valse identiteit of een valse nationaliteit; (d) de door de lidstaten gemaakte kosten voor opvang worden teruggedrongen en hun inspanningen om afgewezen asielzoekers van het grondgebied te verwijderen worden ondersteundaangezien er sneller goede beslissingen zullen worden genomen en er meer procedures reeds in eerste aanleg definitief zullen kunnen worden afgesloten. Echte vluchtelingen en personen die subsidiaire bescherming behoeven, zouden sneller de in de erkenningsrichtlijn vastgestelde rechten kunnen krijgen.
Het voorstel heeft voorts ten doel de procedurele begrippen en instrumenten te vereenvoudigen en te consolideren en de samenhang tussen de asielinstrumenten te verbeteren. Dit moet onder meer het fenomeen van secundaire stromen van asielzoekers tussen de lidstaten beperken, voor zover dergelijke bewegingen voortvloeien uit verschillen in de procedurevoorschriften.
In dit verband behandelt het voorstel de volgende onderwerpen:
1. Samenhang tussen de verschillende asielinstrumenten
Om een eenvormige toepassing van het acquis inzake asiel te vergemakkelijken en de geldende voorschriften te vereenvoudigen, wordt in het voorstel een enkele procedure vastgesteld. Op deze wijze wordt duidelijk gemaakt dat verzoeken moeten worden behandeld in het licht van beide vormen van internationale bescherming die in de erkenningsrichtlijn zijn vastgesteld. In het voorstel worden voorts de regels voor deze procedure vastgesteld, zoals de verplichting eerst de beschermingsbehoeften in verband met de vluchtelingenstatus te onderzoeken en dan pas die in verband met de subsidiaire-beschermingsstatus, en worden de huidige regels inzake intrekking van de vluchtelingenstatus uitgebreid tot de gevallen van intrekking van subsidiaire bescherming. Met deze wijzigingen wordt een reeds lang bestaande doelstelling van het asielbeleid van de Commissie1 verwezenlijkt en wordt gezorgd voor samenhang met de erkenningsrichtlijn. Om de materiële werkingssfeer van de richtlijn te verduidelijken, wordt in het voorstel bovendien bepaald dat de in de richtlijn voor asielprocedures vastgestelde procedurele beginselen en waarborgen ook gelden voor aan de Dublinprocedures2 onderworpen verzoekers in de tweede lidstaat, en wordt beklemtoond dat het begrip impliciete intrekking van verzoeken voor verzoekers geen belemmering mag zijn om opnieuw toegang te krijgen tot de asielprocedures in de verantwoordelijke lidstaat.
In het voorstel wordt een aantal waarborgen vastgesteld ter verbetering van de toegang tot asielprocedures. Om te beginnen worden de territoriale wateren expliciet onder de werkingssfeer van de richtlijn gebracht en worden de verplichtingen van grenswachters, politiebeambten en personeelsleden van accommodaties voor bewaring nader omschreven. In het voorstel wordt ook een termijn vastgesteld voor het vervullen van de formaliteiten voor het indienen van een verzoek en worden waarborgen ingevoerd om feitelijke asielzoekers in staat te stellen hun verzoek om bescherming te formuleren wanneer zij zich aan grensdoorlaatposten bevinden dan wel, voorafgaand aan verwijdering, in accommodaties voor bewaring. Het gaat onder meer om toegang tot informatie over de procedures die moeten worden gevolgd voor verzoeken om internationale bescherming, toegang tot organisaties die asielzoekers juridische hulp geven, en voorschriften die de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en de betrokken persoon moeten waarborgen.
3. Procedurele waarborgen in procedures in eerste aanleg
Het voorstel heeft ten doel asielprocedures in hun geheel eerlijker te maken. Dat moet leiden tot een meer samenhangende toepassing van overeengekomen procedurele beginselen en waarborgen. De voorgestelde wijzigingen zijn in belangrijke mate terug te voeren op ontwikkelingen in de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie betreffende de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals het recht van verweer, het beginsel van gelijkheid van wapens en het recht op een daadwerkelijke rechterlijke bescherming. De rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens was een andere belangrijke inspiratiebron voor de ontwikkeling van verdere procedurele waarborgen voor asielzoekers. Het voorstel heeft in wezen tot doel een verzoeker een adequate en reële kans te bieden om zijn verzoek om internationale bescherming te staven, en ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten de beschermingsbehoeften van de verzoeker op zinvolle wijze kunnen beoordelen. Gelet op het voorgaande, worden in de voorgestelde wijzigingen:
a) de uitzonderingen op de in de huidige richtlijn vastgestelde procedurele beginselen en waarborgen ingeperkt. Met name wordt in het voorstel de mogelijkheid om bij versnelde procedures geen persoonlijk onderhoud af te nemen, geschrapt;
b) aanvullende waarborgen vastgesteld, zoals het recht op kosteloze rechtsbijstand voor verzoekers in procedures in eerste aanleg;
c) bijzondere waarborgen ingevoerd voor kwetsbare asielzoekers. Het gaat daarbij onder meer om voorschriften voor juridisch-medische verslagen, de vrijstelling van bepaalde categorieën verzoekers van versnelde of grensprocedures, en procedurevoorschriften voor verzoeken van personen die zijn vervolgd op basis van gender en/of leeftijd.
De voorgenomen maatregelen moeten onder meer misbruiken bij procedures helpen voorkomen door verzoekers beter te informeren over de geldende voorschriften, met onder meer als gevolg dat de procedurele verplichtingen beter in acht kunnen worden genomen. Zij zijn ook gericht op de ondersteuning van de inspanningen van de asielautoriteiten om solide en degelijke beslissingen te nemen op basis van de volledige en naar behoren vastgestelde feitelijke omstandigheden van het verzoek.
4. Procedurele begrippen en instrumenten
Ter verwezenlijking van de doelstelling van een gemeenschappelijke asielprocedure, wordt met het voorstel beoogd de belangrijkste procedurele begrippen en instrumenten te consolideren en hun functionele rol in asielprocedures beter te omschrijven. Het gaat daarbij vooral om niet-ontvankelijkheidsgronden, waaronder het begrip veilig derde land, versnelde procedures en kennelijk ongegronde verzoeken, het begrip volgende verzoeken, en het begrip veilig land van herkomst. De in de richtlijn opgenomen begrippen en instrumenten moeten coherenter en eenvoudiger worden en tegelijkertijd moeten de asielautoriteiten over de nodige procedurele instrumenten beschikken om misbruiken te voorkomen/aan te pakken en om kennelijk ongegronde of minder complexe verzoeken snel te behandelen.
Wat niet-ontvankelijkheidsbeslissingen betreft, wordt in het voorstel verduidelijkt dat de betrokken verzoeker zijn standpunt over de toepassing van de niet-ontvankelijkheidsgronden aan de autortiteiten kenbaar moet kunnen maken vooraleer zijn verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. In het voorstel wordt voorts het begrip Europees veilig derde land geschrapt en worden de gronden voor subsidiaire bescherming opgenomen in de lijst van materiële vereisten voor de toepassing van het begrip veilig derde land.
In het voorstel worden ook de bestaande voorschriften voor versnelde procedures herzien door een beperkte en limitatieve lijst van gronden voor een versnelde behandeling van kennelijk ongegronde verzoeken vast te stellen en wordt beklemtoond dat de beslissingsautoriteit over voldoende tijd moet beschikken om dergelijke verzoeken grondig te kunnen onderzoeken. Tegelijkertijd worden in het voorstel de bepalingen van de richtlijn die de integriteit van de procedures moeten waarborgen, behouden en verder ontwikkeld, met name wat betreft de behandeling van misbruik opleverende of frauduleuze verzoeken. In dit verband worden de verzoekers verplicht om bij de vaststelling van hun identiteit en de andere elementen van hun verzoek samen te werken met de bevoegde autoriteiten. Deze bepaling moet worden toegepast in combinatie met de huidige normen op grond waarvan de lidstaten verzoeken die zijn gebaseerd op valse informatie of valse documenten met betrekking tot de identiteit of nationaliteit van de verzoeker, als kennelijk ongegrond kunnen beschouwen en de behandeling ervan kunnen versnellen.
De voorgenomen maatregelen betreffende de kwaliteit van de besluitvorming, waaronder voorschriften voor het persoonlijke onderhoud, het advies van deskundigen en opleiding, moeten het asielpersoneel nog beter in staat stellen om tijdig gevallen van fraude of misbruik op te sporen. Deze maatregelen worden verder versterkt door meer nadruk te leggen op het beginsel van een enkele beslissingsautoriteit. Deze laatste wijziging ligt in de lijn van de institutionele regelingen van de meeste lidstaten en is van essentieel belang om binnen de instanties te zorgen voor deskundigheid en om degelijke beslissingen te kunnen nemen die zijn gebaseerd op de volledige en naar behoren vastgestelde feitelijke omstandigheden. Dat zou ook kunnen bijdragen tot een consolidatie van asielprocedures en een verbetering van de kwaliteit van onderzoeken in eerste aanleg, waardoor misbruik van procedures zou worden ontmoedigd.
Er wordt ook voorgesteld asielprocedures te stroomlijnen door termijnen in te voeren voor procedures in eerste aanleg. De voorgestelde algemene termijn van zes maanden ligt in het verlengde van wetswijzigingen en/of methoden van de meeste lidstaten, die bij de voorbereiding van de wijzigingen zijn geraadpleegd1. Deze termijn is een belangrijk middel om onderzoeken doeltreffender te maken, kosten voor opvang terug te dringen, de verwijdering van afgewezen asielzoekers te vergemakkelijken en echte vluchtelingen en personen die subsidiaire bescherming behoeven sneller toegang te geven tot bescherming. In individuele gevallen zou het ook mogelijk zijn de termijn met nog eens zes maanden te verlengen. Om de lidstaten voldoende tijd te geven om hun nationale procedures in overeenstemming te brengen met de voorgestelde termijnen, wordt voorgesteld om de termijn voor de omzetting van deze wijzigingen te verlengen met drie jaar.
Voorts heeft het voorstel ten doel te sleutelen aan bepaalde elementen van het begrip veilig land van herkomst door de schrapping van de gemeenschappelijke minimumlijst van veilige landen van herkomst en door de consolidatie van de gemeenschappelijke objectieve criteria voor de nationale aanmerking van derde landen als veilige landen van herkomst. De voorgestelde wijzigingen moeten leiden tot een meer samenhangende toepassing van het begrip veilig land van herkomst, op basis van gemeenschappelijke materiële vereisten, het regelmatig opnieuw onderzoeken van de situatie in als veilig aangemerkte derde landen en procedurele waarborgen die op uniforme wijze worden toegepast in alle lidstaten die voor dit instrument hebben gekozen. Ook het begrip Europees veilig derde land is aangepast: de gemeenschappelijke lijst is afgeschaft. Om de onderliggende oorzaken van volgende verzoeken aan te pakken, wordt in het voorstel verduidelijkt dat de verzoeker en de beslissingsautoriteit alles in het werk moeten stellen om de elementen van het aanvankelijke verzoek vast te stellen en te beoordelen conform de verplichting tot samenwerking die is opgenomen in artikel 4, lid 1, van de erkenningsrichtlijn. Bovendien worden in het voorstel de bepalingen van de richtlijn betreffende herhaalde verzoeken verder geconsolideerd en worden de lidstaten in staat gesteld om de ontvankelijkheid van een herhaald verzoek te onderzoeken op grond van het beginsel van het gezag van gewijsde en om bij meerdere herhaalde verzoeken af te wijken van het recht om op het grondgebied te blijven. Aldus kunnen de lidstaten misbruik van asielprocedures voorkomen.
5. Toegang tot een daadwerkelijk rechtsmiddel
Het voorstel zorgt ervoor dat asielzoekers gemakkelijker toegang hebben tot een daadwerkelijk rechtsmiddel conform de communautaire en internationale verplichtingen van de lidstaten. In het voorstel wordt ten volle rekening gehouden met de huidige ontwikkelingen in de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de rechten van de mens. Om te beginnen wordt voorgesteld om in eerste aanleg genomen beslissingen te onderwerpen aan een volledige en ex nunc toetsing door een rechterlijke instantie en wordt gepreciseerd dat het begrip daadwerkelijk rechtsmiddel inhoudt dat zowel de feitelijke als de juridische gronden worden onderzocht. Voorts heeft het voorstel ten doel de beroepsprocedures van de richtlijn in overeenstemming te brengen met het beginsel van gelijkheid van wapens en wordt bepaald dat beroepsprocedures tegen in eerste aanleg gegeven beslissingen over verzoeken om internationale bescherming, behoudens beperkte uitzonderingen, automatisch een opschortende werking hebben.
Dit voorstel wijzigt Richtlijn 2005/85/EG en heeft dezelfde rechtsgrondslag als die richtlijn, namelijk artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder d), van het EG-Verdrag. De wijzigingen betreffende de procedurenormen voor de subsidiaire-beschermingsstatus zijn gebaseerd op artikel 63, eerste alinea, punt 2, onder a), van het EG-Verdrag.
In artikel 1 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, wordt bepaald dat Ierland en het Verenigd Koninkrijk kunnen besluiten maatregelen tot vaststelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel te aanvaarden. Overeenkomstig artikel 3 van dit protocol hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van de huidige richtlijn. De positie van deze lidstaten met betrekking tot de huidige richtlijn heeft echter geen gevolgen voor hun eventuele deelname aan de nieuwe richtlijn.
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, is de richtlijn niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.
Titel IV van het EG-Verdrag inzake visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen geeft de Europese Gemeenschap bepaalde bevoegdheden op deze gebieden. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het EG-Verdrag, te weten indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt.
De huidige rechtsgrondslag voor het communautaire optreden is artikel 63, eerste alinea, punt 1, van het EG-Verdrag. Daarin wordt bepaald dat de Raad «maatregelen inzake asiel (aanneemt), in overeenstemming met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen en andere desbetreffende verdragen,» op het gebied van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus en minimumnormen voor het verlenen van bescherming aan personen die anderszins internationale bescherming behoeven.
Door de grensoverschrijdende aard van de problemen in verband met asiel en bescherming van vluchtelingen, is de EU goed geplaatst om oplossingen voor te stellen in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met name inzake kwesties betreffende procedures voor de verlening en intrekking van internationale bescherming. Hoewel door de vaststelling van de richtlijn in 2005 reeds een belangrijke harmonisatie plaatsvond, is er nog ruimte voor EU-optreden om te komen tot betere en meer geharmoniseerde normen inzake asielprocedures en om verder te werken aan een gemeenschappelijke asielprocedure, de in Tampere vastgestelde langetermijndoelstelling. Deze normen worden ook onmisbaar geacht om ervoor te zorgen dat de verzoeken van de aan de Dublinprocedures onderworpen asielzoekers in de verschillende lidstaten onder vergelijkbare voorwaarden worden behandeld.
In de effectbeoordeling over de wijziging van de richtlijn voor asielprocedures werd elke optie voor de aanpak van de vastgestelde problemen onderzocht teneinde een goede verhouding te vinden tussen praktische haalbaarheid en vereiste inspanningen, en werd tot de conclusie gekomen dat de keuze voor EU-optreden niet verder gaat dan nodig is om die problemen op te lossen.
3.5. Gevolgen voor de grondrechten
Dit voorstel is uitvoerig onderzocht om ervoor te zorgen dat de bepalingen ervan volledig in overeenstemming zijn met:
• de grondrechten die volgen uit de algemene beginselen van Gemeenschapsrecht, die zelf voortvloeien uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten en uit het EVRM en bovendien zijn overgenomen in het EU-Handvest van de grondrechten, en
• met verplichtingen van internationaal recht, met name het Verdrag van Genève, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.
Vanuit het oogpunt van de grondrechten hebben betere normen voor asielprocedures en een eenvorminge toepassing ervan in de gehele EU een sterk positief effect voor asielzoekers. Met het voorstel wordt met name het risico op administratieve fouten in asielprocedures verkleind, zodat het beginsel van non-refoulement beter in acht kan worden genomen en de toegang tot bescherming en tot de rechter wordt verbeterd. Het voorstel leidt ook tot meer gendergelijkheid en versterkt het beginsel dat in nationale asielprocedures rekening moet worden gehouden met het belang van het kind.
Richtlijn 2004/83/EG van de Raad inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: «Asielbeleidsplan – Een geïntegreerde aanpak van bescherming in de hele EU» – COM(2008)360, 17.6.2008.
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken – COM(2009)66.
Zie mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement «Een doeltreffender gemeenschappelijk Europees asielstelsel: een uniforme procedure als volgende stap», COM(2004)503, 15.7.2004.
Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1).
Nadere gegevens over nationale wetgeving en methoden zijn opgenomen in de aan dit voorstel gehechte effectbeoordeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32219-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.