nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 18 januari 2010
Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, eerste lid, komt te luiden:
1. Curaçao en Sint Maarten hebben elk de hoedanigheid van
land in het Koninkrijk.
B
Artikel I, tweede lid, komt te luiden:
2. Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn onderdeel van het staatsbestel
van Nederland.
C
In artikel II, onder A, wordt «overwegende dat Curaçao en
Sint Maarten uit vrije wil hebben verklaard deze rechtsorde als landen te
aanvaarden» vervangen door: overwegende dat Curaçao en Sint Maarten
elk uit vrije wil hebben verklaard deze rechtsorde als land te aanvaarden.
D
Artikel II, onder D, komt te luiden:
D
Artikel 12, vierde lid, komt te luiden:
4. Wensen meerdere Gevolmachtigde Ministers aan het voortgezette
overleg deel te nemen, dan geschiedt dit overleg tussen deze Gevolmachtigde
Ministers, een even groot aantal ministers en de minister-president. Het tweede
lid van artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
De wijzigingen worden mede namens de Minister-President en de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingediend.
Onderdelen A, B en C
Naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer over het voorstel
van rijkswet wordt in artikel I, eerste lid, van het wetsvoorstel het woord «elk»
toegevoegd. Hierdoor kan er geen misverstand over bestaan dat Curaçao
en Sint Maarten elk afzonderlijk de status van land in het Koninkrijk verkrijgen.
Om dezelfde reden wordt ook het woord «elk» toegevoegd in de betreffende
zinsnede van de preambule.
In artikel I, eerste en tweede lid, worden de woorden «De eilandgebieden»
geschrapt omdat deze term gebruikt wordt om de staatkundige hoedanigheid van
de betreffende eilanden binnen het land de Nederlandse Antillen aan te duiden.
Op het moment dat artikel I in werking treedt, bestaat het land de Nederlandse
Antillen niet meer en hebben de betreffende eilanden ook niet langer de status
van eilandgebieden binnen dat land.
Onderdeel D
Naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer over het voorstel
van rijkswet wordt voorgesteld om het vierde lid van artikel 12 anders te
formuleren waardoor het in eerste instantie voorgestelde vijfde lid niet langer
noodzakelijk is.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin