32 211 Regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche)

Nr. 64 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2011

Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (hierna: wetsvoorstel regulering prostitutie) is door de leden Van Toorenburg (CDA) en Arib (PvdA) een motie ingediend betreffende schijnzelfstandigheid in de prostitutiebranche. Specifiek wordt in deze motie nr. 42 de regering verzocht in overleg te treden met diverse instanties om te bezien welke doelgroepspecifieke maatregelen nog kunnen worden getroffen om schijnzelfstandigheid van met name Bulgaarse en Roemeense prostituees effectief te bestrijden.

Tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel regulering prostitutie op 15 maart 2011 (Handelingen II 2010/11, nr. 60, item 29) is reeds door de minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) ingebracht de motie Van Toorenburg en Arib over te nemen. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie.

Het kabinet is voornemens streng op te treden tegen schijnzelfstandigheid in de prostitutie. Met schijnzelfstandigheid in de prostitutie wordt geduid op prostituees die zich inschrijven als zelfstandig ondernemer, maar feitelijk onder gezag van een werkgever werken. Schijnzelfstandigheid kan samengaan met fiscale fraude en premiefraude en illegale tewerkstelling. Bovendien kan schijnzelfstandigheid door uitbuiters of mensenhandelaren gebruikt worden als instrument om buiten schot te blijven. Een uitbuiter kan bij vermoedelijke situaties van gedwongen prostitutie betrokkenheid maskeren door te wijzen op de «zelfstandigheid» van de prostituee. Deze praktijken moeten hard aangepakt worden. Ik steun dan ook het voornemen van mijn ambtsgenoot van VenJ om te zorgen voor voldoende capaciteit en expertise bij politie en gemeentelijke toezichthouders om misstanden aan te pakken1. De politie, die op dit moment een groot deel van de controles in de prostitutiesector uitvoert, is erop getraind signalen van uitbuiting te herkennen en op te pakken. Graag onderstreep ik hierbij dat ook de Arbeidsinspectie bij integrale handhavingacties samen met politie en gemeente optreedt tegen misstanden in de prostitutie.

Naast strenge handhaving zet het kabinet aanvullend in op de volgende ondersteunende maatregelen om schijnzelfstandigheid in het algemeen en specifiek in de prostitutiebranche te bestrijden. Deze maatregelen zijn in overleg tussen de ministeries van VenJ, Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de in de motie genoemde organisaties tot stand gekomen.

Bestrijding schijnzelfstandigheid in het algemeen

Schijnzelfstandigheid van zzp’ers komt in diverse sectoren voor. Bij schijnzelfstandigheid van zzp’ers gaat het om de vraag of zzp’ers daadwerkelijk zelfstandig ondernemer zijn of feitelijk (als werknemer) onder gezag arbeid verrichten, bijvoorbeeld voor een werkgever die verplicht is premies en belastingen af te dragen, of een werkgever die een tewerkstellingsvergunning nodig heeft. In de kabinetsreactie op het advies van de Sociaal-Economische Raad over zzp’ers is toegezegd dat het kabinet de Kamer in het najaar van 2011 zal informeren over het streven naar een eenduidige definitie van zzp’ers.2 Voor een overzicht van maatregelen om schijnzelfstandigheid in het algemeen aan te pakken verwijs ik naar de brief die ik in april jl. naar de Tweede Kamer heb gestuurd, waarin maatregelen zijn opgenomen om arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa in goede banen te leiden. Voor het einde van dit jaar informeerik de Tweede Kamer over de voortgang van deze maatregelen.3

Bestrijding schijnzelfstandigheid Bulgaren en Roemenen in de prostitutie

Op dit moment kunnen prostituees uit Bulgarije en Roemenië alleen als zelfstandig ondernemer in de prostitutie werken. Dit hangt samen met het feit dat tewerkstellingsvergunningen voor werknemers uit deze landen nodig zijn en er geen tewerkstellingsvergunningen voor de prostitutie worden verleend.

Om schijnzelfstandigheid in de prostitutiebranche te bestrijden zet het kabinet in op het verduidelijken en onder de aandacht brengen van het huidige beleid en de regelgeving. Het kabinet heeft geconstateerd dat niet altijd voor alle betrokkenen in de prostitutiebranche duidelijk is wie onder welke voorwaarden in Nederland mag werken. Daarom is een informatiebrief «Werken in de prostitutie in Nederland – wie mag wat wanneer?» opgesteld door de Arbeidsinspectie (AI), de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) en de Belastingdienst, in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), VenJ en SZW. Deze informatiebrief zal op verschillende manieren onder de aandacht worden gebracht bij betrokkenen in de prostitutiebranche, onder meer door publicatie op de website www.rijksoverheid.nl en op www.prostitutiegoedgeregeld.nl. Verder zal ik de informatiebrief onder de aandacht van gemeenten brengen.

Met de Kamer van Koophandel (KvK) vindt overleg plaats over de wijze waarop bij inschrijving in het Handelsregister preventieve maatregelen kunnen worden ingezet die schijnzelfstandigheid, uitbuiting dan wel mensenhandel tegen kunnen gaan. De KvK zal bij inschrijving in het Handelsregister aan (mogelijke) buitenlandse prostituees, waaronder Bulgaarse- en Roemeense zzp’ers, informatie verstrekken. Hierdoor worden prostituees, die als zzp’er willen werken, geïnformeerd over de rechten en plichten van zelfstandig ondernemerschap. Daardoor zijn zij niet meer afhankelijk van de informatie van «begeleiders», die veelal bij het moment van inschrijving aanwezig zijn. Daarnaast zullen baliemedewerkers worden getraind om signalen van mensenhandel te herkennen. Dit gebeurt al bij de KvK Noord-Nederland. De KvK is voornemens om deze handelwijze in heel Nederland te gaan toepassen. Mogelijke signalen van schijnzelfstandigheid komen ter beschikking van andere ketenpartners in de bestrijding van mensenhandel.

Ook medewerkers van de IND, met name zij die bij de loketten de klantcontacten onderhouden, zijn geïnstrueerd om extra alert te zijn bij mogelijke verschijningsvormen van mensenhandel. Dit geldt in het bijzonder bij signalen die betrekking hebben op Bulgaarse en Roemeense zelfstandige prostituees. Deze signalen worden gemeld aan het Expertisecentrum Mensenhandel/Mensensmokkel. Binnen dit samenwerkingsverband (tussen de Nationale Recherche, de Koninklijke Marechaussee, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Taakorganisatie Vreemdelingenzorg en de IND) worden de signalen beoordeeld op aanknopingspunten voor (nader) strafrechtelijk (opsporings)onderzoek. Sinds begin 2010 registreert de IND in Den Bosch relevante informatie over Roemeense en Bulgaarse zelfstandigen. Deze gegevens stelt de IND ter beschikking van de AI om schijnzelfstandigheid aan te pakken.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 32 211, nr. 63.

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/11, 32 311, nr. 71.

X Noot
3

Kamerstukken II 2010/11, 29 407, nr. 118.

Naar boven