32 211 Regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche)

Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER STAAIJ

Ontvangen 25 januari 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel 4, zesde lid, wordt na onderdeel b, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. er enig vermoeden bestaat dat de prostituee slachtoffer is van dwang, uitbuiting of mensenhandel.

II

In artikel 5 wordt, na het tweede lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. De burgemeester doet de registratie schorsen zolang er enig vermoeden bestaat dat de prostituee slachtoffer is van dwang, uitbuiting of mensenhandel.

III

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Een burgemeester die op grond van artikel 4, zesde lid, onder c, weigert een vergunning te verstrekken, of die op grond van artikel 5, derde lid, een registratie schorst, meldt deze weigering of schorsing onverwijld bij de ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

Toelichting

In artikel 4 zijn enkele gronden opgenomen op basis waarvan de burgemeester een vergunning aan een prostituee kan weigeren. Juist het moment van vergunningverlening is een belangrijk moment voor de constatering of er sprake is van enigerlei vorm van dwang, uitbuiting of mensenhandel. Het zou ongewenst zijn wanneer een vergunning wordt verleend, terwijl het risico bestaat dat een prostituee gedwongen wordt om voor een exploitant te werken. Dit amendement beoogt ervoor te zorgen dat een dergelijk vermoeden reden is om een prostituee (voorlopig) niet in te schrijven.

Indien er sprake is van een vermoeden dat een prostituee slachtoffer is van een vorm van dwang, uitbuiting of mensenhandel biedt dit amendement de burgemeester de mogelijkheid de vergunning te schorsen.

Omdat niet op voorhand geldt dat de politie betrokken zal zijn bij de vergunningverlening, is het gewenst dat een burgemeester die constateert dat er een vermoeden is van dwang, uitbuiting of mensenhandel, dit vermoeden meteen meldt bij de politie. Er kan dan, indien gewenst in samenspraak met hulpverleners, zo snel mogelijk worden vastgesteld of het vermoeden gerechtvaardigd is.

Van der Staaij

Naar boven