32 210
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel

nr. 20
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID HARBERS C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12

Ontvangen 23 maart 2010

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

In onderdeel O worden in artikel 5a.13e na het derde lid vier leden toegevoegd, die luiden als volgt:

4. Indien bij het verlenen van de instellingstoets kwaliteitszorg voorwaarden zijn gesteld op grond van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5a.13d, zesde lid, heeft een besluit tot het verlenen van accreditatie op grond van artikel 5a.13f onderscheidenlijk de toets nieuwe opleiding op grond van artikel 5a.13g op een volledige aanvraag die bij het accreditatieorgaan is ingediend gedurende het jaar waarin aan de voorwaarden moet worden voldaan, een geldigheidsduur van een jaar.

5. Indien een instelling op grond van het bepaalde in de tweede volzin van artikel 5a.13d, zesde lid, de instellingstoets kwaliteitszorg verliest, wordt de geldigheidsduur van een besluit als bedoeld in het vierde lid verlengd tot een jaar na de datum waarop het accreditatieorgaan het oordeel heeft bekendgemaakt dat niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Het instellingsbestuur is verplicht binnen zes maanden na de datum waarop het accreditatieorgaan het oordeel, bedoeld in de vorige volzin, heeft bekendgemaakt een aanvraag om toetsing van de aspecten van artikel 5a.8, tweede lid, onderdelen d tot en met f of artikel 5a.10, tweede lid, onderdelen d tot en met f, bij het accreditatieorgaan in te dienen voor de aanvragen tot het verlenen van accreditatie of een toets nieuwe opleiding die zijn gedaan gedurende het jaar waarin de voorwaarden voor de instellingstoets kwaliteitszorg golden.

6. Het accreditatieorgaan besluit binnen drie maanden op een aanvraag, bedoeld in het vijfde lid. Bij een positief besluit van het accreditatieorgaan op de aanvraag wordt de duur van de accreditatie of toets nieuwe opleiding verlengd tot zes jaar. Bij een negatief besluit van het accreditatieorgaan zijn artikel 5a.12, eerste tot en met vijfde lid, en artikel 5a.12a van overeenkomstige toepassing. Indien het accreditatieorgaan niet binnen een jaar na de datum, waarop aan het instellingsbestuur het oordeel is bekendgemaakt dat niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan, op de aanvraag heeft besloten, wordt de geldigheidsduur van een besluit als bedoeld in het vierde lid verlengd tot aan het einde van het studiejaar of, indien nodig tot aan het einde van het daarop volgende studiejaar.

7. Indien de instelling naar het oordeel van het accreditatieorgaan binnen een jaar heeft voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij het verlenen van de instellingstoets kwaliteitszorg, wordt de geldigheidsduur van een besluit, bedoeld in het vierde lid, verlengd tot zes jaar.

II

In onderdeel P komt de zinsnede «5a.13, tweede lid» als volgt te luiden: 5a.13, tweede en zesde lid.

III

In onderdeel Q wordt artikel 18.32c, vijfde lid, als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «is het instellingsbestuur verplicht binnen een jaar voor de afloop van de periode van drie jaar, bedoeld in het derde lid,» wordt gewijzigd in: is het instellingsbestuur verplicht binnen een jaar na de datum waarop het accreditatieorgaan het besluit heeft genomen dat geen instellingstoets kwaliteitszorg wordt verleend of binnen een jaar na het door het accreditatieorgaan bepaalde tijdstip, bedoeld in het tweede lid, waarop het instellingsbestuur aan de daar genoemde verplichting had moeten voldoen,.

2. Aan het slot van de eerste volzin wordt ingevoegd: voor de aanvragen tot het verlenen van accreditatie of een toets nieuwe opleiding die zijn ingediend en beoordeeld volgens het invoeringsregime.

3. Na de tweede volzin wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Bij een negatief besluit van het accreditatieorgaan zijn artikel 5a.12, eerste tot en met vijfde lid, en artikel 5a.12a van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Dit amendement voorziet in een regeling die de instellingstoets onder voorwaarden met extra waarborgen omkleedt. Als de instelling niet voldoet aan de voorwaarden van de voorwaardelijke instellingstoets, dan geldt dat de opleidingen die in dat jaar voor accreditatie of toets nieuwe opleiding zijn ingediend, aanvullend worden beoordeeld. Zodoende hoeven instellingen die het vertrouwen hebben waargemaakt niet te worden onderworpen aan de uitgebreide opleidingsaccreditatie, maar zullen de opleidingen van instellingen, die een instellingstoets onder voorwaarden hebben gekregen en na een jaar niet aan de voorwaarden voldoen, alsnog strenger worden geaccrediteerd.

Harbers

Jan Jacob van Dijk

Besselink

Naar boven