nr. 10H1
AMENDEMENT VAN HET LID HARBERS
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel O, wordt aan artikel 5a.13a een volzin toegevoegd,
luidende: De bekostigde instellingen voor hoger onderwijs, bedoeld in artikel
1.8, eerste lid, zijn verplicht de instellingstoets kwaliteitszorg aan te
vragen.
Toelichting
Dit amendement regelt een verplichte instellingstoets bij bekostigde instellingen
in plaats van de vrijwillige toets. Door alle bekostigde instellingen verplicht
een instellingstoets te laten aanvragen, is er niet alleen beter zicht op
de kwaliteitszorg van alle instellingen; ook vallen de opleidingen hiermee
automatisch onder het beperkte regime. Zodoende kan de beoogde terugdringing
van administratieve lasten verder worden geëffectueerd.
Harbers
BIJLAGE
Advies Actal d.d. 22 maart 2010
Op 19 maart 2010 heeft u ons advies gevraagd over het amendement
(nr. 10) dat u heeft ingediend bij de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel.
Het amendement heeft tot doel om bij bekostigde instellingen een verplichte
instellingstoets (in plaats van de vrijwillige toets) te regelen om daarmee
zicht te krijgen op de kwaliteitszorg van instellingen en om de administratieve
lasten te verminderen.
Wij hebben over dit amendement ambtelijk contact gehad met uw fractiemedewerker
en met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Berekening van de lasten
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een berekening
gemaakt van de gevolgen voor de administratieve lasten, waarbij wel de stijging
van de administratieve lasten als gevolg van de verplichte instellingstoets
wordt berekend en niet de daling van de administratieve lasten als gevolg
van de beperkte opleidingsaccreditatie.
Wel geeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap duidelijk
aan dat de instellingstoets pas voordeel oplevert voor de instelling als de
instelling vier accreditaties (of meer) aanvraagt in de periode waarin de
instellingstoets geldig is. Voor instellingen met minder opleidingen is het
traject van de uitgebreidere opleidingstoets lastenluwer.
Bovendien blijkt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te
verwachten dat binnen vijf jaar 40 bekostigde instellingen gebruik maken van
de vrijwillige instellingstoets. Dit is een hoger aantal dan in eerdere verwachtingen
(25 instellingen) en dit is gebaseerd op basis van reacties van de doelgroepen
naar aanleiding van pilots.
Alternatieven en uitvoering
De voorgestelde wijziging van OCW gaat uit van de mogelijkheid voor instellingen
om te kiezen voor een vrijwillige instellingstoets. Dit stelt instellingen
in staat om zelf te kiezen voor het minst belastende alternatief. Het amendement
stelt de instellingstoets verplicht. Dit leidt tot een vermindering van de
administratieve lasten voor instellingen indien zij niet zelf kiezen voor
de instellingstoets terwijl dit voor hen wel het minst belastende alternatief
is. OCW geeft aan dat er voor de instellingen een break
even point ligt bij vier opleidingsaccreditaties. Het gaat volgens
OCW om tenminste 14 instellingen met minder dan 4 opleidingen. Tegelijkertijd
verwacht OCW dat 40 instellingen zullen kiezen voor de instellingstoets. Dit
betekent de facto dat het amendement naar verwachting
geen daling van de administratieve lasten meebrengt en dat het amendement
vanuit het perspectief van lastenreductie niet nodig is.
Ten aanzien van de gevolgen voor de administratieve lasten is het niet
wenselijk om ook instellingen met minder dan vier accreditaties tot een instellingstoets
te verplichten. Bovendien moet er op worden gewezen dat een «verplichte
instellingstoets» alleen tot een beperkter regime voor de instellingen
leidt als deze toets met goed gevolg wordt afgelegd.
Eindoordeel
Wanneer wij een advies over voorgenomen regelgeving uitbrengen, geven
wij een eindoordeel waarin tot uitdrukking komt of het voorstel al dan niet
in gewijzigde vorm doorgang moet vinden. Wij hanteren vier categorieën:
1. Ja.
2. Ja, nadat met onze adviespunten rekening wordt gehouden.
3. Nee, tenzij met onze adviespunten rekening wordt gehouden.
4. Nee.
Wij beogen met een advies met de conclusie ’ja, nadat’ of «nee,
tenzij» een aanpassing van het voorstel.
Ons eindoordeel over het amendement Harbers (Nr. 10) luidt: nee.
Hoogachtend,
S. R. A. van Eijck,
Collegevoorzitter