32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONINGIN1

Vastgesteld 7 juni 2011

Algemeen

De leden van de fractie van het CDA lazen met belangstelling de memorie van antwoord. Een aantal vragen (zoals die rond de bekostiging van extra wethouders) is beantwoord. Maar dit geldt niet voor alle vragen, en door de beantwoording rezen ook nog enkele nieuwe vragen. De leden van de CDA-fractie leggen deze vragen graag aan de regering voor. De leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie, de SGP en D66 sluiten zich bij deze vragen aan.

Vervanging ministers en staatssecretarissen

De regering realiseert zich blijkens de beantwoording wel terdege dat hetgeen wordt voorgesteld ten aanzien van de dagelijkse bestuurders bij decentrale overheden van andere orde is dan wat eerder ten aanzien van volksvertegenwoordigers is geregeld.

Toch tilt zij er kennelijk niet zwaar aan dat de «verambtelijking» van politieke bestuurders na aanvaarding van dit wetsvoorstel weer een stap verder gaat. Wethouders die zwanger of ziek zijn blijven lid van het college maar dat college wordt tijdelijk uitgebreid met een vervanger. Deze gang van zaken wordt overigens niet nodig geacht voor de regering zelf. Daar komt men er kennelijk zelf wel uit of is de werklast lichter dan bij dagelijkse bestuurders van decentrale overheden.

De leden van de CDA-fractie vragen, mede namens de leden van de andere genoemde fracties, in dit verband of de afwijzing van een vergelijkbare regeling voor de nationale regering en de bewindspersonen principieel is of opportunistisch («er is thans geen behoefte aan»).

Tijdelijke vervanging

De leden van de fractie van het CDA begrijpen uit de beantwoording van vragen van de fracties van ChristenUnie en SGP uit het voorlopig verslag dat de verstoring van de politieke balans ook kan worden betrokken in de beschouwingen rond de vraag of een zieke of zwangere collega moet worden vervangen door een nieuw te benoemen wethouder/gedeputeerde. Weliswaar staat de werklast voorop maar kennelijk kunnen deze overwegingen met betrekking tot de «politieke balans» wel degelijk een rol spelen. Betekent dit bijvoorbeeld, zo vragen de aan het woord zijnde leden, dat indien een wethouder zwangerschapsverlof neemt en deze wethouder de enige vertegenwoordiger van een partij in het college is, dat feit in betekenende mate kan worden meegewogen in de vraag of «haar werk door een nieuwe wethouder «boven de sterkte» tijdelijk kan worden overgenomen»?

Verzoek om verlof

De regering schrijft op pagina 3 van de memorie van antwoord dat binnen het college overeenstemming moet bestaan over de vraag of een situatie aanwezig is waarin een dergelijk verzoek aangewezen is. Betekent «overeenstemming» in dit verband, zo vragen de leden van de fractie van het CDA, mede namens de leden van de andere genoemde fracties, dat alle leden van het college moeten instemmen of volstaat een gewone meerderheid?

Rechtspositie bestuurder

De regering benadrukt sterk de gebondenheid van de besluitvorming aan de medische verklaring, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. Het doet er niet toe of een wethouder door politieke omstandigheden overspannen is geraakt. Het zal, zegt de regering, voor de raad moeilijker zijn om de politieke verantwoordelijkheid van de betrokken, in ernstige politieke problemen geraakte wethouder te sanctioneren, maar niet onmogelijk. Meent de regering dat een met ziekteverlof gegane wethouder die niet in de raadsvergadering kan verschijnen tijdens dit verlof kan worden ontslagen door de raad ook buiten het geval van opzegging van vertrouwen in het college als geheel?

Deelt de regering niet de vrees dat hoe dan ook door de invoering van de mogelijkheid voor het college/de burgemeester om een collega die een medische verklaring van overspannenheid bezit even «buiten de wind te zetten» en diens werk voor een aantal maanden op te dragen aan een nieuwe door de raad te benoemen wethouder de facto de sanctionering van de politieke verantwoordelijkheid op tijd stelt en aldus relativeert?

De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin zien de beantwoording van de hierboven gestelde vragen met bijzondere belangstelling tegemoet. Bij ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag vóór 21 juni 2011, acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 28 juni 2011.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin,

Huijbregts-Schiedon

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin,

Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Dölle (CDA), Meindertsma (PvdA), Eigeman (PvdA), Putters (PvdA), vicevoorzitter, Kox (SP), Ten Hoeve (OSF), Westerveld (PvdA), Engels (D66), Van Bijsterveld (CDA), Hendrikx (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Duthler (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), voorzitter, Van Kappen (VVD), Schaap (VVD), K.G. de Vries (PvdA), Ten Horn (SP), Quik-Schuijt (SP), Vliegenthart (SP), De Boer (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GroenLinks), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Knip (VVD).

Naar boven