32 207 Bepalingen over de politie en over de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Veiligheidswet BES)

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR NEDERLANDS-ANTILLIAANSE EN ARUBAANSE ZAKEN1

Vastgesteld 13 juli 2010

Verslag

Vastgesteld op

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de Veiligheidswet BES. Zij zijn verheugd dat het voorstel de regeling van het belangrijke terrein van politie, brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing ter hand neemt. Zij hebben over het voorstel van wet nog wel enige vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en hebben nog de volgende vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de Veiligheidswet BES. Niettemin hebben zij op een aantal punten nog vragen.

Uitvoerbaarheid

Voor de regeling van de onderwerpen die aan de orde zijn, is de toekomstige structuur van het Koninkrijk leidend, dat wil zeggen de structuur met de nieuwe, autonome landen enerzijds en de nieuwe openbare lichamen anderzijds. Voor de regeling van deze onderwerpen voor de BES-eilanden staat voorts de Nederlandse Wet veiligheidsregio’s model, uiteraard met de nodige aanpassingen voor de specifieke situatie van de BES-eilanden. Dit alles is ook geheel in lijn met de bevoegdheidsstructuren in het Koninkrijk-nieuwe-stijl en de uitgangspunten die zijn gekozen voor de totstandbrenging van wetgeving voor de BES-eilanden, zo stellen de leden van de CDA-fractie vast.

In lijn met hetgeen de Raad van State heeft opgemerkt, levert dit een wetsvoorstel op dat inhoudelijk een nogal complexe regeling behelst, met zoals de Raad verwoordde «het risico van onvoldoende inzichtelijkheid voor de praktijk»2 Daarbij is relevant dat het voorstel een flink aantal delegatiebepalingen kent, ook al zijn deze op grond van het advies van de Raad van State teruggebracht ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp, dat 36 delegatiebepalingen voor amvb’s bevatte en 13 voor ministeriële regelingen. Een rol bij de complexiteit speelt verder dat het voorstel de nodige planverplichtingen introduceert. Ook al is een consistente en samenhangende regeling opgesteld, toch blijft het voorstel in de ogen van de leden van de CDA-fractie een complex geheel, ook na de in het nader rapport vermelde aanpassingen die zijn doorgevoerd als reactie op het advies van de Raad van State. Zij zien dan ook in de huidige vorm het risico dat door de Raad van State is verwoord, ook na lezing van de desbetreffende passage in de nota naar aanleiding van het verslag.3 Graag ontvangen de aan het woord zijnde leden hierop van de regering een nadere reactie, waarin ook de bestuurslast en de onderscheiden toezichtsarrangementen aandacht krijgen. Vindt enige evaluatie van het gegeven «bestuurslast» plaats, zo willen zij voorts weten.

De regering verwijst in de toelichting op het voorstel en in de verdere behandeling tot nu toe enkele malen naar de specifieke omstandigheden waarbinnen het politieoptreden, de brandweerzorg, rampenbestrijding en de crisisbeheersing vorm moeten krijgen. Het gaat daarbij met name om de eilandelijkheid en de kleinschaligheid van de samenlevingen. Maatwerk is dus geboden, aldus ook de regering. Ook verwijst de regering enkele malen naar de noodzaak om tot samenwerkingsafspraken te komen met de naastgelegen grotere eilanden, zowel Bovenwinds als Benedenwinds. Verder zijn er uiteraard grenzen aan de capaciteit.

In het verlengde van de vorige opmerking over de complexiteit van de regeling als zodanig, vragen de leden van de CDA-fractie de regering of zij een analyse kan geven van de knelpunten die zij ziet voor succesvolle sturing van de werkelijkheid die het voorstel beoogt te bieden. Met andere woorden, kan de regering een inzicht bieden in de knelpunten voor daadwerkelijke werking van de regeling in de praktijk? Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat er niet voorzien is in een evaluatie van het voorstel (zie de opmerking over de noodzaak tot flexibiliteit in verband met mogelijk onvoorziene omstandigheden in relatie tot de discussie over nadere regeling bij amvb’s4)?

Kan de regering bij het fraaie overzicht in de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties5 per amvb, amvrb en ministeriële regeling aangeven per wanneer zij invoering noodzakelijk acht, daar zij aanvankelijk inwerkingtreding op 10-10-10 nodig achtte en nadien aangeeft gefaseerde invoering van deze regelingen te overwegen, zo vragen de leden van de SP-fractie

Samenwerking

Op bladzij 6 van de memorie toelichting6 wordt melding gemaakt van de wenselijkheid c.q. noodzaak afspraken te maken met Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Vinden gesprekken hierover al plaats, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Heeft de regering het perspectief dat deze afspraken inhoudelijk naar tevredenheid zullen uitpakken?

De memorie van toelichting7 maakt melding van zgn. «crisispartners», waarvan op dat moment nog niet duidelijk was welke daarvoor op de BES-eilanden in aanmerking zouden komen. Is die duidelijkheid er inmiddels wel, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Zullen tevoren afspraken gemaakt worden met instanties c.q. hulpverleningsdiensten buiten het Koninkrijk die nodig kunnen zijn of gebeurt dat bij gebleken noodzaak in de praktijk8

De memorie van toelichting9 maakt melding van de wenselijkheid dat de uiteenlopende inspecties hun activiteiten onderling afstemmen en samenwerken. De leden van de CDA-fractie ondersteunen dit. Hoe gaat dat in de praktijk vorm krijgen?

Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer verduidelijkte de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nog eens dat deze wet alleen de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op de BES-eilanden betreft en nietgaat over de bijstand tussen de BES-eilanden, Curaçao, Sint Maarten en Aruba. Het eerste kan natuurlijk niet zonder het tweede, zo stellen de leden van de SP-fractie. Kan de regering aangeven of de bijstandsovereenkomsten met Curaçao, Sint Maarten en/of Aruba er zijn en kan worden toegelicht wat de betrokkenheid van het ministerie van Defensie daarbij is? Zijn er ook nog bijstandsovereenkomsten voor de Antillen met andere landen? Bijvoorbeeld met Frankrijk (Saint Martin), de Verenigde Staten (omdat zij op de Antillen zijn gelegerd), het nabije Venezuela of andere landen?

Voor de BES-eilanden zal er één gemeenschappelijke meldkamer zijn. Gelet op de verschillende verantwoordelijkheden van de betrokkenen bij de meldkamer dienen over de samenwerking in de meldkamer duidelijke afspraken te worden gemaakt. Kan de regering toelichten of deze afspraken gereed zijn en of daarin ook de hulpverlening op zee is meegenomen, zo vragen de aan het woord zijnde leden. De huidige meldkamer op Bonaire zou moeten worden aangepast om te functioneren als centrale meldkamer voor alle drie de eilanden. Is het convenant voor de uitvoering getekend? En kan de regering toelichten hoe momenteel de werkzaamheden ervoor staan? Zullen deze vóór 10-10-2010 gereed zijn? Zo niet, hoe is een en ander dan vanaf die datum geregeld, in het bijzonder met betrekking tot Saba en Sint Eustatius?

Samenwerking tussen de eilanden is bij rampen- en crisisbestrijding onvermijdelijk, zo stellen de leden van de GroenLinks-fractie vast. Zo wordt er onder meer ook één meldkamer gevormd. Is daarbij de grote afstand tussen Bonaire en de twee Bovenwindse eilanden geen bezwaar? Kan de regering haar antwoord toelichten? Hoe werkt deze ene meldkamer als er op meerdere eilanden sprake is van een calamiteit, bijvoorbeeld Saba en Sint Eustatius? Deze beide eilanden zullen in geval van grote calamiteiten ook aangewezen zijn op Sint-Maarten. Welke afspraken zijn daarover gemaakt? Voorts vragen zij de regering hoe de opmerking moet worden gelezen dat: «Samenwerking met crisispartner in de openbare lichamen, maar ook op de omringende eilanden zal waar dat mogelijk is vooral in de praktijk vorm moeten krijgen».10

Bij een grote calamiteit die meerdere eilanden treft, ligt de verantwoordelijkheid voor de GHOR bij de Rijksvertegenwoordiger én de gezaghebbers gezamenlijk. In hoeverre wordt het risico dat dit leidt tot verschillen van inzicht en wellicht ook tegenstrijdige belangen die voortvarend optreden belemmeren, vermeden, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

Overige vragen

Tijdens de eerdere behandeling is in het kader van de bespreking van het toezicht enkele malen de IOOV aan de orde gekomen. Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat deze instantie feitelijk toezicht uitoefent onder de verantwoordelijkheid van de Raad voor de rechtshandhaving, waar het de deskundigheid van de IOOV betreft en de Raad voor de rechtshandhaving bevoegd is; en dat de IOOV toezicht uitoefent direct onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties c.q. Justitie waar het overige taken betreft?

De staatssecretaris gaf aan dat het Brandweerkorps op de BES-eilanden, min of meer budgettair neutraal, omgevormd wordt tot een korps met een groter aantal vrijwilligers om de slagkracht in de sfeer van de rampenbestrijding te vergroten. Dit lijkt een bijna tegengestelde beweging te zijn aan die in het Europese Nederland. Deelt de regering deze indruk, zo vragen de leden van de SP-fractie. En kan de regering dit toelichten? Daarnaast willen deze leden graag vernemen welke omvang de afbouw van het beroepskorps op de BES-eilanden per jaar in de komende jaren zal hebben. En om hoeveel brandweerpersoneel zal het gaan voor wie de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken gehouden is hen in dienst te nemen op grond van het overdrachtsprotocol11? Is genoemd overdrachtsprotocol gereed, zo vragen zij voorts.

Kan de regering de stand van zaken toelichten van de vervolmaking van de uitbreiding van het politiebureau op Bonaire, welke was opgeschort.12 Hoe is de stand van zaken met betrekking tot de werkzaamheden van de implementatiemanagers voor Bonaire op het gebied van opsporing en basispolitiezorg, zo vragen de aan het woord zijnde leden voorts.

De artikelen 6 en 7 beschrijven de procedure wanneer de gezaghebber met het oog op handhaving van de openbare orde dan wel de procureur-generaal met oog op de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een beroep moeten doen op militaire bijstand. De leden van de GroenLinks-fractie achten het van belang dat bij de inzet van militaire onderdelen een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. Anderzijds kan het zo zijn dat er sprake is van een acute noodsituatie. Kan met de in de artikelen vastgelegde procedures in geval van nood snel genoeg opgetreden worden, zo vragen deze leden

Terecht bepaalt artikel 27 van het wetsvoorstel dat in elk openbaar lichaam een brandweerkorps is. Is de omvang van de openbare lichamen elk op zich voldoende om een korps in stand te houden dat groot genoeg is voor de taken die uitgevoerd moeten worden, en de kwaliteit te bieden die noodzakelijk is, zo vragen deze leden.

Anders dan thans in Nederland wordt in de nieuwe openbare lichamen op de luchthavens een bedrijfsbrandweer niet verplicht. Het wordt een taak van de publieke brandweer. Zijn deze voldoende toegerust om deze extra taak te vervullen? Kan de regering aangeven wat de consequenties zijn van het gegeven dat de kosten voor de brandweer op en rond de luchthaven in rekening worden gebracht bij de exploitant (artikel 28 lid 3 van het wetsvoorstel)? Wat betekent dit voor de tarieven op de luchthaven en dus voor de bereikbaarheid van de eilanden? Hoe wordt vermeden dat eventuele algemene kosten oneigenlijk aan de luchthaven worden toegerekend? Waarom is deze bepaling wel opgenomen ten aanzien van luchthavens en niet ten aanzien van zeehavens, zo willen de aan het woord zijnde leden weten.

Hoe wordt de kwetsbaarheid beoordeeld van de nieuwe delen van het land Nederland ten aanzien van rampen gezien de geografische ligging, mogelijke vulkanische activiteit en de ligging op een breuklijn, klimatologische omstandigheden en de aanwezigheid van kwetsbare natuurgebieden, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie voorts. Wordt de kwaliteit van de diensten die in zo'n situatie moeten optreden, voldoende geacht? Kan in dat verband de regering een toelichting geven op de volgende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag13: «Het ontbreken van een deugdelijk wettelijk kader leidt er in de huidige praktijk toe dat de inwoners van bijvoorbeeld Saba en de toeristen op Saba te maken hebben met functionarissen van de brandweer en rampenbestrijding die onvoldoende zijn opgeleid en de toegerust om hun verantwoordelijkheden waar te maken». In hoeverre is hier louter sprake van een falend wettelijk kader? Hoe moet in dit licht de opmerking geplaatst worden dat een tekort aan menskracht zeker op de kleinste eilanden een gegeven is10 en de opmerking dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba een ambulancezorg kennen die te kleinschalig en ontoereikend is om in geval van rampen de nodige hulp te kunnen verlenen15. Zal in de nieuwe situatie, waarin de BES-eilanden onderdeel uitmaken van Nederland, aan de minimumeisen die wij aan de rampen- en crisisbestrijding stellen in het Europese deel van Nederland zijn voldaan?

De leden van de commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken zien de beantwoording van de gestelde vragen met belangstelling tegemoet. Onder voorbehoud van tijdige en adequate beantwoording van bovenstaande vragen en opmerkingen achten zij het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 28 september 2010.

De voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

Linthorst

De griffier van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Linthorst (PvdA) voorzitter, Meindertsma (PvdA), Tan (PvdA), Doek (CDA), Terpstra (CDA), Biermans (VVD), De Graaf (VVD), Noten (PvdA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Engels (D66), Van Bijsterveld (CDA), Hendrikx (CDA), Hillen (CDA), Van Kappen (VVD) vicevoorzitter, Schaap (VVD), Ten Horn (SP), Quik-Schuyt (SP), Vliegenthart (SP), Lagerwerf-Vergunst (CU), Laurier (GL), Strik (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 4, blz. 2.

XNoot
3

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 7, blz. 8.

XNoot
4

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 7, blz. 7.

XNoot
5

Kamerstukken II, 2009/10, 32207, nr. 10.

XNoot
6

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 3, blz. 6.

XNoot
7

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 3, blz. 16.

XNoot
8

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 3, blz. 17.

XNoot
9

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 3, blz. 20.

XNoot
10

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 7, blz. 16.

XNoot
11

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 7, blz. 4.

XNoot
12

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 7, blz. 2.

XNoot
13

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 7, blz. 5.

XNoot
15

Kamerstukken II, 2009/10, 32 207, nr. 7, blz. 12.

Naar boven