Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2012
De Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft naar aanleiding van het tragische schietincident
in Alphen aan den Rijn van 9 april 2011 een onderzoek uitgevoerd naar het stelsel
ter beheersing van legaal wapenbezit. In de hierop volgende beleidsreactie heb ik
de Tweede Kamer op 27 oktober 2011, mede namens mijn ambtgenote van VWS, ingelicht
over mijn plan van aanpak om het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit
te versterken.1
Bij de uitwerking van de beleidsreactie is duidelijk geworden dat het bepaalde – zoals
opgenomen in het wetsvoorstel houdende een volledig verbod van stiletto’s, valmessen
en vlindermessen2 – om het verlof vijf jaar geldig te laten worden, niet goed verenigbaar is met de
actieve informatieplicht van de aanvrager.
In het licht van een actievere rol van de aanvrager is het beter om niet te wachten
tot de korpschef de houder van een wapenverlof controleert, maar het initiatief tot
toetsing bij de belanghebbende te laten en hem jaarlijks het verlof te laten verlengen.
Doet hij dit niet, dan verliest hij automatisch het recht om legaal wapens te bezitten.
In de nieuwe wetgeving met een vijfjarig verlof zou de korpschef de bevoegdheid krijgen
om jaarlijks te checken of de aanvrager nog aan alle voorwaarden voldoet. De korpschef
zou ook de bevoegdheid krijgen om het wapenverlof in te trekken indien de houder van
het verlof geen, onvolledige of onjuiste informatie verstrekt. In deze constructie
ligt het initiatief sterk bij de korpschef, terwijl de verlofhouder legaal toegang
blijft hebben tot vuurwapens.
De achtergrond voor de voorgenomen wetswijziging was het verminderen van administratieve
lasten. De consequentie van de nieuwe actievere rol van de aanvrager is dat deze zich
niet goed verhoudt tot dit streven. Het beperken van de administratieve lasten voor
de aanvrager heeft ofwel tot gevolg dat de lasten voor de politie in het kader van
vergunningverlening, toezicht en handhaving toenemen, ofwel dat er minder tussentijdse
toetsing plaatsvindt. Beiden zijn niet goed verenigbaar met de uitgangspunten van
de beleidsreactie, waarin wordt voorzien in een actievere rol voor de aanvrager en
een striktere beheersing van het stelsel voor legaal wapenbezit.
Ik hecht eraan om u van dit voornemen op de hoogte te stellen, gezien het feit dat
het desbetreffende wetsvoorstel dat ik op bovengenoemd punt niet in werking zou willen
laten treden, reeds door uw Kamer is goedgekeurd.
Naast het verlof zou ook de jachtakte vijf jaar geldig worden. Mede namens de Staatssecretaris
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bericht ik u dat wij van oordeel zijn
dat het wenselijk is ten aanzien van de jachtakte één lijn te trekken en ook de jachtakte
één jaar geldig te laten blijven.
Hierbij doe ik u ook de brief aan de Tweede Kamer3 toekomen waarin ik hen, op pagina 4, eveneens van mijn voornemen op de hoogte stel.
In die brief doe ik verder verslag van de resultaten en de voortgang van de maatregelen
zodat mijn voornemen in een breder perspectief is te zien.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten