32 195 Wijziging van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio’s

E NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT / JEUGD EN GEZIN1

Vastgesteld 19 april 2011

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de antwoorden van de regering. Zij hebben nog enkele vragen, met name over de territoriale congruentie en over de gevolgen van de wijzigingen in het politiebestel.

De leden van de SP-fractie danken de regering voor de beantwoording van de gestelde vragen. Met betrekking tot de congruentie van regio’s hebben deze leden nog enkele vragen; de leden van de PvdA-fractie sluiten zich hierbij aan.

Territoriale congruentie

Voor wat betreft de territoriale congruentie is het de leden van de CDA-fractie opgevallen dat er één GGD-regio is die twee veiligheidsregio’s bedient; deze regio’s gaan vermoedelijk in het nieuwe politiebestel tot afzonderlijke regio’s horen. De leden van de CDA-fractie vragen of dat wenselijk is.

Verder zijn er nog enkele situaties waar meerdere GGD’en in één veiligheidsregio opereren. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering dit proces wil bewaken, teneinde een goede afronding veilig te stellen. Deze vraag is temeer van belang nu de regering in het verleden expliciet heeft uitgesproken dat van een één op één samenvallen tussen ambulanceregio's en veiligheidsregio’s sprake moet zijn. De wet verschaft de regering op dit punt geen instrumenten om haar eerdere toezegging te realiseren en dit samenvallen zo nodig af te dwingen. Deze leden vragen de regering waarom daarin niet is voorzien.

De leden van de SP-fractie hebben ook nog enkele vragen met betrekking tot de territoriale congruentie. De leden van de fractie van de PvdA sluiten zich bij deze vragen aan. In het antwoord op vraag 25 in de memorie van antwoord wordt gesteld: «het onderhavige wijzigingsvoorstel regelt dat de GGD-regio’s tenminste congruent zijn aan de veiligheidsregio’s.» Is de regering het met deze leden eens, dat dit antwoord onjuist is?

Het antwoord op de vraag (nr. 7 in de memorie van antwoord) wat van doorslaggevende betekenis is geweest om in voorliggend wetsvoorstel af te wijken van zowel het eerdere artikel 14 in de Wet publieke gezondheid, waarin per veiligheidsregio één GGD zou komen, als van de uitdrukkelijke toezeggingen2 van de voormalige minister van VWS aan de Eerste Kamer, vinden de leden van deze fracties allerminst overtuigend. Gaarne ontvangen deze leden daarom een nadere toelichting.

Als het van groot belang gevonden wordt dat de tien regionale eenheden van politie congruent zijn met de buitengrenzen van de veiligheidsregio’s, aldus het antwoord op vraag 15 in de memorie van antwoord, is de regering het dan met deze leden eens dat het uiterst ongewenst is dat de GGD die twee veiligheidsregio’s (20 en 21; Midden- en West-Brabant en Brabant-Noord) «bedient» straks met twee politieregio’s (8 en 9; Zeeland – West-Brabant en Oost-Brabant) te maken krijgt? Zo ja, welke oplossing zal de regering in dat geval treffen? Zo nee, dan ontvangen deze leden op dit punt gaarne een toelichting van de regering.

In de nota van wijziging is van het eerder voorgestelde artikel 14 in de Wet publieke gezondheid naar deze leden begrijpen ondermeer afgeweken om een praktische oplossing te zoeken, aldus het antwoord op vraag 8 in de memorie van antwoord. Er wordt gezegd dat de oplossing ook in andere regio’s te gebruiken is indien hieraan de voorkeur wordt gegeven. Wil de regering hiermee zeggen dat congruentie van GGD-regio’s, ambulanceregio’s en veiligheidsregio’s er niet meer toe doet? Zo ja, kan de regering onderhavig wetsvoorstel dan niet beter intrekken? Zo nee, waarom werd afwijking dan mogelijk gemaakt en waaraan zal afwijking van congruentie dan worden getoetst?

Op dit moment zijn nog vijf regio’s incongruent, aldus het antwoord op vraag 2 in de memorie van antwoord. Welk tempo staat de regering voor ogen in het territoriaal samen laten vallen van de GGD'en met één veiligheidsregio? In dit verband wijzen deze leden er op dat in het antwoord op vraag 2 staat «straks» en in het antwoord op vraag 9 dat de operationele aansluiting van de GGD’en en veiligheidsregio's «snel» dient te worden uitgevoerd. Op welke termijn moet de congruentie tussen deze regio’s volgens de regering zijn bereikt? Kan er een datum worden genoemd? Voorts vernemen deze leden graag of sanctiemogelijkheden kunnen worden toegepast en zo ja, welke.

Bestuurlijke inrichting

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de wijziging in het politiebestel. De regering verwacht dat de wijziging in het politiebestel geen gevolgen heeft voor de organisatie en inrichting van de veiligheidsketen. Echter, waar met het voorliggend wetsontwerp de samenhang tussen veiligheidsregio en publieke gezondheidszorg wordt geoptimaliseerd, lijkt die samenhang voor wat betreft de inbreng van de politie in de veiligheidsketen weer onder druk te staan. Dit aspect verdient bij de komende wetgeving met betrekking tot het politiebestel aandacht en zal dit zeker krijgen. Uit de antwoorden van de regering op vragen vanuit de CDA-fractie hierover kan afgeleid worden dat de huidige indeling in veiligheidsregio’s het primaat heeft, in ieder geval voor wat betreft het bestuurlijk niveau. Een verdere opschaling van deze regio’s wordt niet voorzien – anders dan voor de politieorganisatie. Is deze opvatting juist?

De leden van de CDA-fractie kijken verder met belangstelling uit naar de brief3 van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de visie van het kabinet op de bestuurlijke inrichting van ons land. Ongetwijfeld zal daarin ook worden gesproken over aspecten van verlengd lokaal bestuur, en de omstandigheid dat weliswaar bestuurlijk gemeenten ook in het nu voorliggend wetsontwerp verantwoordelijkheid houden, maar voor de ambtelijke advisering en uitvoering afhankelijk zijn van een organisatie op regionale schaal. Dat zal hun beleidsvrijheid beperken, veronderstellen deze leden. Deelt de regering deze opvatting?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin verzoeken de regering de hierboven gestelde vragen uiterlijk 4 mei 2011 te beantwoorden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Slagter-Roukema

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD) vicevoorzitter, Swenker (VVD), Linthorst (PvdA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Slagter-Roukema (SP) voorzitter, Engels (D66), Thissen (GL), Hamel (PvdA ), Goyert (CDA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Meurs (PvdA), Ten Horn (SP), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim), Benedictus (CDA). Flierman (CDA) en Knip (VVD).

X Noot
2

Zowel in mondeling overleg (29 835, N, p. 4) als bij brief (29 835, M, p. 1) en nogmaals in de nadere memorie van antwoord (29 835, P, p. 3).

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg 32 500 VII, E en bijlage (toezegging T01125, gedaan tijdens het debat over de de Wet veiligheidsregio's (31 117)).

Naar boven