32 189
Vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 januari 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Aan artikel 4.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Indien er met betrekking tot een onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, kan de beschikking, bedoeld in het eerste lid, worden toegezonden aan één van hen.

2

Aan artikel 4.7 worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Indien er met betrekking tot een onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, kan de inspecteur de aanslag opleggen aan één van hen.

5. Indien er met betrekking tot een onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, vordert de ontvanger de belastingaanslag in bij degene op wiens naam de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

3

Artikel 5.2, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is niet van toepassing met betrekking tot op de BES eilanden gevestigde stichtingen en doelvermogens.

2. In het tweede lid wordt, onder verlettering van de onderdelen a en b tot onderdelen b en c vóór onderdeel b (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

a. het lichaam op jaarbasis een omzet heeft van ten hoogste USD 80 000, de bezittingen van het lichaam doorgaans ten hoogste USD 200 000 bedragen en het lichaam zich niet bezighoudt met financiële dienstverlening, royaltybetalingen, verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten, daaronder mede begrepen diensten ter zake van het optreden als directie van vennootschappen waarvan de statutaire zetel of feitelijke leiding op de BES eilanden gevestigd is en andere dienstverlening ter zake van het trustbedrijf;.

3. In het tweede lid, onderdeel c (nieuw), onder 2°, wordt «en zich daarin» vervangen door: en, ingeval dit lichaam zich bezighoudt met financiële dienstverlening, royaltybetalingen, verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten, daaronder mede begrepen diensten ter zake van het optreden als directie van vennootschappen waarvan de statutaire zetel of feitelijke leiding op de BES eilanden gevestigd is en andere dienstverlening ter zake van het trustbedrijf, zich daarin.

4. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. waarvan de inspecteur op verzoek van dat lichaam bij voor bezwaar vatbare beschikking heeft vastgesteld dat dat lichaam voor ten minste 95 percent deelneemt in een lichaam dat is toegelaten tot een handels- en dienstenentrepot als bedoeld in hoofdstuk V van de Douane- en Accijnswet BES of dat een beschikking heeft ontvangen als bedoeld in het tweede lid.

5. In het vijfde en zesde lid wordt «tweede lid, onderdeel a» vervangen door: tweede lid, onderdeel b.

4

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «of het algemeen nut beogende instellingen of doelen» vervangen door: instellingen of doelen bij welke de behartiging van het algemeen nut of een sociaal belang op de voorgrond staat.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. uitdelingen gedaan door een stichting of doelvermogen, voor zover deze uitdelingen zijn aan te merken als uitkeringen in het kader van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 6A van de Wet loonbelasting BES.

5

In hoofdstuk VII worden na artikel 7.22 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.23

1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter zake van de registratie van akten, alsmede ter zake van daarmee samenhangende verplichtingen, verboden en aansprakelijkheids- en strafbepalingen.

2. Op de aansprakelijkstelling, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 8.61 en 8.62 van overeenkomstige toepassing.

3. Op een bij of krachtens het eerste lid strafbaar gesteld feit is titel 6 van hoofdstuk VIII van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7.24

Bij ministeriële regeling kunnen:

a. regels worden gesteld welke tot vergemakkelijking van de heffing kunnen leiden;

b. andere in het kader van het hoofdstuk passende regels worden gesteld inzake de toepassing van dit hoofdstuk en ter aanvulling van de in dit hoofdstuk geregelde onderwerpen.

6

Artikel 8.74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een geldboete van ten hoogste USD 14 000» vervangen door: een geldboete van de vierde categorie.

2. In het tweede lid wordt «een boete van ten hoogste USD 2 800» vervangen door «een geldboete van de tweede categorie». Voorts wordt «een boete van ten hoogste USD 5 600» vervangen door: een geldboete van de derde categorie.

3. In het derde lid wordt «een geldboete van ten hoogste USD 56 000» vervangen door: een geldboete van de vijfde categorie.

7

Artikel 8.75 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een geldboete van ten hoogste USD 56 000» vervangen door: een geldboete van de vijfde categorie.

2. In het tweede lid wordt «een geldboete van ten hoogste USD 28 000» vervangen door: een geldboete van de vijfde categorie.

8

In artikel 8.76 wordt «een geldboete van ten hoogste USD 5 600» vervangen door: een geldboete van de derde categorie.

9

Artikel 8.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een geldboete van ten hoogste USD 5 600» vervangen door: een geldboete van de derde categorie.

2. In het tweede lid wordt «geldboete van ten hoogste USD 2 800» vervangen door: een geldboete van de tweede categorie.

Toelichting

I. Algemeen

Via deze nota van wijziging worden, zoals toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel (onder het subkopje «artikel 4.2» in het onderdeel «artikelsgewijze toelichting»), in de eerste plaats enkele wijzigingen aangebracht in de vastgoedheffing. Deze wijzigingen komen er kort samengevat op neer dat ingeval er ter zake van een onroerende zaak meer genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht zijn, de beschikking waarin de waarde van die onroerende zaak wordt vastgelegd aan één van hen kan worden toegezonden. Ook de aanslag vastgoedbelasting kan in zo’n geval aan één van hen worden toegezonden.

Deze nota van wijziging bevat voorts enkele wijzigingen in de opbrengstbelasting, waardoor de vestigingsplaatsfictie wordt gestroomlijnd en beter aansluit bij het beoogde doel (namelijk dat lichamen met reële activiteiten voor de toepassing van de opbrengstbelasting op de BES eilanden zijn gevestigd en lichamen zonder, of niet voldoende, reële activiteiten voor de toepassing van de vennootschapsbelasting en dividendbelasting in Nederland zijn gevestigd). De in deze nota opgenomen wijzigingen zijn gericht op kleine – reële – ondernemingen en houdstermaatschappijen die 95% van het aandelenkapitaal bezitten in voor de vestigingsplaatsfictie kwalificerende lichamen. Ten slotte wordt gevolg gegeven aan een in het nader rapport op de Invoeringswet fiscaal stelsel BES aangekondigde wijziging . De wijzigingen van de vestigingsplaatsfictie worden nader toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

Tot slot bevat deze nota van wijziging nog enkele wijzigingen in het hoofdstuk overdrachtsbelasting van de Belastingwet BES. Om het mogelijk te maken dat ook in de toekomst het registreren van akten, contracten en dergelijke stukken op de BES eilanden mogelijk blijft, wordt er in voorzien dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld ter zake van de registratie van akten, alsmede van daarmee samenhangende regelingen. Verder is opgenomen dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld voor de vergemakkelijking van de heffing van de overdrachtsbelasting en ter aanvulling van de onderwerpen van deze belasting.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1 (artikel 4.6 van de Belastingwet BES)

Op grond van dit onderdeel wordt aan het voorgestelde artikel 4.6 van de Belastingwet BES een lid toegevoegd om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van meer genothebbenden van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, de inspecteur de waardebeschikking kan toezenden aan één van hen.

Onderdeel 2 (artikel 4.7 van de Belastingwet BES)

Op grond van dit onderdeel worden aan het voorgestelde artikel 4.7 van de Belastingwet BES twee leden toegevoegd om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van meer genothebbenden van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, de inspecteur de aanslag kan opleggen aan één van hen en de ontvanger de belastingaanslag in zijn geheel bij diegene kan invorderen.

Onderdeel 3 (artikel 5.2 van de Belastingwet BES)

Dit onderdeel bevat enkele wijzigingen in de zogenoemde vestigingsplaatsfictie die in de opbrengstbelasting is opgenomen.

De eerste wijziging betreft het toevoegen van een volzin aan het eerste lid van artikel 5.2, waarin wordt vastgelegd dat het algemene uitgangspunt dat alle op de BES eilanden gevestigde lichamen in Nederland geacht worden te zijn gevestigd, niet van toepassing is met betrekking tot op de BES eilanden gevestigde stichtingen en doelvermogens. Deze wijziging vloeit zoals hiervoor opgemerkt voort uit opmerkingen in het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel Invoeringswet fiscaal stelsel BES. Deze wijziging is aangekondigd in het nader rapport op het desbetreffende wetsvoorstel. Achtergrond van de wijziging is de suggestie van de Raad om de in artikel 5.2 van de Belastingwet BES opgenomen vestigingsplaatsfictie te beperken tot lichamen die in Nederland feitelijk aan de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting kunnen worden onderworpen. Nu doelvermogens en stichtingen alleen indien en voor zover zij een onderneming drijven aan de vennootschapsbelasting kunnen worden onderworpen en winstuitkeringen van doelvermogens en stichtingen niet worden getroffen door de dividendbelasting, zou het voor de toepassing van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting naar Nederland «overhevelen» van doelvermogens en stichtingen ertoe kunnen leiden dat noch op de BES eilanden noch in Nederland belasting wordt geheven. Een dergelijke situatie is ongewenst. In verband daarmee worden doelvermogens en stichtingen volledig onder de reikwijdte van het nieuwe fiscale stelsel van de BES eilanden gebracht. Zij zullen dus niet, anders dan aanvankelijk werd voorgesteld, aan de hand van de in het tweede lid van artikel 5.2 van de Belastingwet BES opgenomen toetsen inzake activa of het in dienst hebben van voldoende gekwalificeerde personeelsleden en het beschikbaar hebben van een bedrijfsruimte aannemelijk hoeven te maken dat zij fiscaal op de BES eilanden zijn gevestigd.

De tweede wijziging betreft het toevoegen van een nieuw onderdeel in het tweede lid. De in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen onderdelen a en b worden verletterd tot onderscheidenlijk b en c. In het nieuw toegevoegde onderdeel a wordt een nieuwe toets geïntroduceerd die speciaal bedoeld is voor lichamen waarin een relatief kleine onderneming wordt gedreven. Deze additionele test is tevens bedoeld om de uitvoering van de vestigingsplaatsfictie, zowel voor de belastingplichtige lichamen als voor de belastingdienst, te vergemakkelijken. De nieuwe test leidt ertoe dat ingeval een naar feiten en omstandigheden beoordeeld op de BES eilanden gevestigd lichaam per jaar een omzet behaalt van maximaal USD 80 000 dat lichaam voor de toepassing van de opbrengstbelasting op de BES eilanden gevestigd zal zijn. Ter zake van een dergelijk lichaam hoeft dan niet te worden beoordeeld of wordt voldaan aan de activa test (opgenomen in onderdeel b) of, indien niet aan die test wordt voldaan, aan de eis inzake het aantal personeelsleden en het beschikbaar hebben van bedrijfsruimte (onderdeel c). Aan deze uitzondering voor lichamen waarin een kleine onderneming wordt gedreven zijn wel twee extra voorwaarden verbonden. De eerste voorwaarde stelt de eis dat de bezittingen van het lichaam (de activa zijde van de balans) doorgaans maximaal USD 200 000 mogen bedragen. De tweede voorwaarde is dat een dergelijk lichaam zich niet mag bezighouden met financiële dienstverlening, royaltybetalingen of verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten. Ook mag het lichaam niet optreden als directie van vennootschappen waarvan de statutaire zetel of de feitelijke leiding op de BES eilanden gevestigd is of andere dienstverleningactiviteiten in het kader van een trustbedrijf verrichten. Het uitsluiten van deze activiteiten sluit aan bij de eisen die gesteld worden aan bedrijven die in een handels- en dienstenentrepot gevestigd kunnen zijn en gebruik willen maken van de aan een dergelijk entrepot verbonden fiscale faciliteiten.

De derde wijziging betreft een verduidelijking in het tweede lid, onderdeel c (nieuw). Van dit voornemen is in de nota naar aanleiding van het verslag melding gemaakt. In de in het wetsvoorstel opgenomen tekst wordt de eis gesteld dat zich in de bedrijfsruimte waarover het lichaam dient te beschikken een eigen kantoor moet bevinden dat is voorzien van de in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten. Een dergelijke eis kan echter alleen worden gesteld aan lichamen die actief zijn in de financiële sector. In verband daarmee wordt de reikwijdte van deze eis via deze nota van wijziging beperkt tot lichamen die zich bezighouden met financiële dienstverlening, royaltybetalingen, verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten, daaronder mede begrepen diensten ter zake van het optreden als directie van vennootschappen wier statutaire zetel of feitelijke leiding op de BES eilanden gevestigd is en andere dienstverlening ter zake van het trustbedrijf. Lichamen die niet actief zijn in de financiële sector hoeven in hun bedrijfsruimte dus niet te beschikken over een eigen kantoor dat voorziet in de in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten.

De vierde wijziging wordt doorgevoerd in het derde lid, onderdeel b, van artikel 5.2 van de Belastingwet BES. In de oorspronkelijke tekst was vastgelegd dat die uitzondering alleen zou kunnen gelden voor houdstermaatschappijen waarvan een op de BES eilanden woonachtige persoon voor ten minste 95% van het gestorte kapitaal direct of indirect aandeelhouder is, of ten minste 95% van het stemrecht bezit. In de nieuwe tekst wordt nog slechts de eis gesteld dat de op de BES eilanden gevestigde houdstermaatschappij ten minste voor 95% dient deel te nemen in een lichaam dat is toegelaten tot een handels- en dienstenentrepot of in een lichaam dat op grond van de in het tweede lid van artikel 5.2 een beschikking van de inspecteur heeft ontvangen waarin is bepaald dat dat lichaam voor de toepassing van de opbrengstbelasting op de BES eilanden wordt geacht te zijn gevestigd.

Tot slot is in het vijfde en zesde lid naar aanleiding van de hiervoor toegelichte wijzigingen, een verwijzing aangepast.

Onderdeel 4 (artikel 5.7 van de Belastingwet BES)

Dit onderdeel bevat enkele wijzigingen in artikel 5.7 van de Belastingwet BES.

De eerste wijziging betreft een verruiming van de in het eerste lid, onderdeel b, opgenomen vrijstelling van inhouding van de opbrengstbelasting. In de in het wetsvoorstel opgenomen tekst kwam wel tot uitdrukking dat deze vrijstelling van toepassing zou zijn ter zake van uitdelingen toegekend door een stichting of een doelvermogen aan, kort samengevat, instellingen of doelen die het algemeen nut beogen. De reikwijdte van deze vrijstelling is echter iets te beperkt, omdat aldus uitdelingen aan instellingen of doelen die een sociaal belang behartigen niet onder de vrijstelling zouden vallen. Dat is niet gewenst. In verband daarmee is de tekst van dit onderdeel op dit punt uitgebreid, zodat (alle) uitdelingen van stichtingen en doelvermogens aan instellingen of doelen bij welke de behartiging van het algemeen nut of een sociaal belang op de voorgrond staat, onder de vrijstelling komen te vallen. Van dit voornemen is in de nota naar aanleiding van het verslag melding gemaakt.

De tweede wijziging betreft het toevoegen van een nieuw onderdeel c aan artikel 5.7. In dit nieuwe onderdeel c wordt geregeld dat uitdelingen die worden gedaan door een stichting of doelvermogen worden vrijgesteld van opbrengstbelasting indien, en voor zover, deze uitdelingen zijn aan te merken als uitkeringen in het kader van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 6A van de Wet loonbelasting BES. Door introductie van deze additionele vrijstelling wordt voorkomen dat op de BES eilanden gevestigde pensioenstichtingen opbrengstbelasting zouden moeten inhouden op de pensioenuitkeringen die deze stichting uitkeert aan «hun» pensioengerechtigden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de stichting BES pensioenfonds. Het voorgaande doet overigens niets af aan het feit dat de stichting – als inhoudingsplichtige op basis van de Wet loonbelasting BES – wel loonbelasting en premies moeten inhouden over pensioenuitkeringen aan de pensioengerechtigden.

Onderdeel 5 (artikelen 7.23 en 7.24 van de Belastingwet BES)

In Nederland bestaat regelgeving inzake het met name voor de overdrachtsbelasting verplicht en voor het overige vrijwillig registreren van akten, contracten en dergelijke stukken. Op de Nederlandse Antillen bestaat een min of meer vergelijkbare regeling. De voorgestelde wetgeving inzake het fiscaal stelsel voor de BES eilanden voorziet daar nog niet in.

Naar nu blijkt lijkt enigerlei regeling ter zake toch van belang. Dit ook om de burgers op de BES eilanden de mogelijkheid te bieden privé-contracten te registreren. Daarom wordt voorgesteld in dit wetsvoorstel de mogelijkheid op te nemen in lagere regelgeving een dergelijke registratieregeling uit te kunnen werken. Ook de Invoeringswet fiscaal stelsel BES zal op dit punt nog moeten worden aangepast.

Voor de procedurele regels inzake de aansprakelijkstelling en het strafbaar gestelde feit wordt aangesloten bij respectievelijk de artikelen 8.61 en 8.62 en titel 6 van Hoofdstuk VIII van dit wetsvoorstel. Aldus komt op beide terreinen een uniforme regeling te gelden. Dit impliceert ook dat de strafmaat van artikel 8.77, tweede lid, van toepassing is (een geldboete van de tweede categorie).

Artikel 7.24

In dit nieuwe artikel is de mogelijkheid opgenomen bij ministeriële regeling regels te stellen voor vergemakkelijking van de heffing, voor de toepassing van de overdrachtsbelasting en ter aanvulling van de in deze belasting geregelde onderwerpen. Net als bij bijvoorbeeld de algemene bestedingsbelasting, waarvoor in het wetsvoorstel al een dergelijke regeling is opgenomen, kan het zijn dat in de praktijk van de uitvoering van de overdrachtsbelasting knelpunten opkomen of tekortkomingen blijken. Dit artikel geeft alsnog de ingekaderde wettelijke grondslag om op basis van de omschreven gronden regels voor in de praktijk opkomende situaties te stellen.

Onderdelen 6 tot en met 9 (artikelen 8.74, 8.75, 8.76 en 8.77 Belastingwet BES)

In de delictsomschrijvingen opgenomen in de artikelen 8.74, 8.75, 8.76 en 8.77 worden de boetebedragen vervangen door de boetecategorieën zoals genoemd in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht BES.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven