Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32188 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32188 nr. E |
Ontvangen 12 april 2011
De leden van de PvdA-fractie stelden twee vragen over twee punten uit de memorie van antwoord, waarbij de leden van de fracties van de SP en GroenLinks zich aansloten. Graag zal ik door beantwoording daarvan verder opheldering verschaffen.
In de eerste vraag van de leden van de PvdA-fractie werd onder verwijzing naar de passage uit de memorie van antwoord, die luidt: «Beziet men de lijst van categorieën van delicten, die is opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet, dan is duidelijk dat daaronder gedragingen vallen die in het algemeen in alle lidstaten strafbaar zijn.» gevraagd of de relativering «in het algemeen» betekent, dat er gedragingen op de lijst voorkomen die niet in alle lidstaten strafbaar zijn. De in de memorie van antwoord gemaakte opmerking sloeg niet op de lijst zelf, maar op de werking van de lijst in de praktijk. Deze houdt het volgende in.
In het modelformulier voor een Europees aanhoudingsbevel is de lijst van delicten opgenomen. De justitiële autoriteit die een Europees aanhoudingsbevel uitvaardigt, vult dat formulier in en geeft daarbij ook een beschrijving van de feiten waarvan de betrokkene wordt verdacht of waarvoor hij is veroordeeld. Indien die autoriteit van oordeel is dat de feiten naar zijn nationale recht kunnen worden gekwalificeerd als een strafbaar feit dat valt onder een van de categorieën van delicten van de lijst, kruist hij in het formulier ook het desbetreffende delict aan. Het effect van dat aankruisen is dat een toetsing van de dubbele strafbaarheid achterwege blijft. Uit deze gang van zaken blijkt dat voor het achterwege blijven van de toetsing van de dubbele strafbaarheid primair de strafbaarstelling op grond van de nationale wetgeving van belang is en secundair het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat het nationale strafbare feit behoort tot een van de categorieën van delicten van de lijst. Tegen deze achtergrond is het niet mogelijk om met 100% zekerheid te garanderen dat alle gedragingen die door justitiële autoriteiten van de lidstaten onder de werking van de lijst kunnen worden gebracht ook in alle lidstaten strafbaar zijn. Dat was ook de reden dat in de memorie van antwoord de woorden «in het algemeen» zijn gebezigd. In de Nederlandse praktijk van bijna zeven jaren toepassing van de Overleveringswet is het niet voorgekomen dat een gedraging die door de uitvaardigende justitiële autoriteit als een feit van de lijst was aangemerkt, naar Nederlands recht niet strafbaar was. Ten slotte merk ik nog op dat ten aanzien van elk van de lijstfeiten het Nederlandse Wetboek van Strafrecht strafbare feiten bevat die daaronder vallen. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat in de EAB-praktijk niet gewerkt wordt met een abstracte opsomming van strafbare feiten maar vanuit een feitencomplex dat leidt tot een kwalificatie van gedragingen, Ik moge hier voor nadere details verwijzen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel tot implementatie van het kaderbesluit EAB, Kamerstukken II 2003–2004, 29 042, nr. 12, blz. 10).
De tweede vraag van de leden van de PvdA-fractie betrof de te volgen procedure voor het toevoegen van gedragingen aan de lijst en de rol van het Nederlandse parlement daarbij. Artikel 2, derde lid, van het kaderbesluit EAB beschrijft de procedure voor de wijziging van de lijst van delicten. Echter, uit artikel 9 van het bij het Verdrag van Lissabon behorende protocol 36 betreffende de overgangsbepalingen blijkt, dat een wijziging van een kaderbesluit slechts krachtens de regels van de thans geldende verdragen kan plaatsvinden. Dit houdt in dat het kaderbesluit in geval van wijziging niet in stand kan blijven, maar dat de gehele tekst, inclusief de wijzigingen, in de vorm van een richtlijn zal moeten worden gegoten. Die richtlijn zal dan volgens de gewone wetgevingsprocedure tot stand moeten worden gebracht. Voor de rol van het Nederlandse parlement gelden daarbij de procedures die bij de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon tussen regering en parlement zijn afgesproken.
Ik hoop hiermee de vragen uit het nader voorlopig verslag voldoende te hebben beantwoord.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32188-E-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.