32 186 (R1901)
Wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen)

nr. 8
VERSLAG VAN DE STATEN VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN

Ontvangen 22 januari 2010

De fracties in de Staten hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende voorstel van rijkswet dat strekt tot het aanpassen van een aantal rijkswetten aan de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk. Deze fracties hebben de volgende opmerkingen cq vragen.

De MAN-fractie heeft kennis genomen van het voorliggende voorstel van rijkswet en volhardt in haar standpunt dat de inhoud van het tot nu toe gevolgde staatkundige hervormingstraject niet overeenkomt met de wens van een overgrote meerderheid van de Curaçaose bevolking zoals geuit tijdens het op 8 april 2005 gehouden referendum in het kader van de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht. Meer dan veertig procent (40%) van de stemgerechtigden op Curaçao heeft bij dat referendum gekozen voor de optie «Curaçao als autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden». De MAN-fractie stelt echter vast dat de wijze waarop het constitutionele hervormingstraject tot nu toe wordt ingevuld in wezen niet zal leiden tot een «autonoom Curaçao» maar veeleer tot een geherstructureerde Nederlandse Antillen of een geherstructureerd Koninkrijk, waarbij het Koninkrijk (lees: Nederland) vergaande beslissingsbevoegdheden krijgt op cruciale terreinen die tot de bevoegdheidssfeer van de individuele landen behoren (o.m. justitie en financiën) en waarbij Curaçao bovendien in bepaalde opzichten, vanwege factoren als geografische nabijheid en historische verbondenheid, met een zorgplicht blijft voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius (de zogenaamde BES-eilanden) die frappant genoeg openbare lichamen worden in de zin van artikel 134 van de Nederlandse grondwet.

De MAN-fractie brengt in dit kader naar voren herhaalde malen er bij de Nederlands-Antilliaanse regering te hebben aangedrongen om in de onderhandelingen met Nederland te benadrukken, althans niet uit het oog te verliezen, dat het nieuwe land Curaçao over minimaal dezelfde taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden dient te beschikken als het land de Nederlandse Antillen. Wij hebben ruim vier jaar geleden immers niet gekozen om zomaar land te worden binnen het Koninkrijk, doch om een autonoom land te worden, minimaal gelijk aan de status aparte van Aruba. Dat moet overigens ook tot uitdrukking komen in (de bewoordingen van) de intitulé en de considerans van het onderhavige wetsvoorstel, vindt de fractie.

De MAN-fractie heeft voorts een opmerking ten aanzien van het bepaalde in artikel 15 onder artikel 1.2, onderdeel E, van het onderhavige voorstel van rijkswet. In het bij het wetsvoorstel behorende advies van de Raad van State van het Koninkrijk en nader rapport (32 186 (R 1901) nr. 4) wordt ten aanzien van genoemde bepaling het volgende opgemerkt (zie blz. 3, paragraaf 1, laatste alinea): «Ook andere aangelegenheden van het Koninkrijk kunnen bij het overleg aan de orde komen, indien en voor zover de Gouverneur als koninkrijksorgaan een rol speelt bij de behartiging van die aangelegenheden. Om deze reden is in artikel 15 opgenomen dat de ministers wie de te bespreken onderwerpen aangaan, aan het overleg kunnen deelnemen. De minister die binnen de Koninkrijksregering voor de betreffende Koninkrijksaangelegenheden de verantwoordelijkheid draagt, wordt tijdig op de hoogte gesteld. De betreffende minister kan vervolgens deelnemen aan het overleg om met de Gouverneurs te overleggen over de Koninkrijksaangelegenheid in kwestie of desgewenst separaat overleg voeren.»

Mede gelet op de intensiteit en regelmaat waarmee in de voorgestelde nieuwe structuur op bestuurlijk niveau overleg zal moeten worden gevoerd, vraagt de MAN-fractie zich in gemoede af in hoeverre dit in het belang zal zijn van het emancipatoire proces van Curaçao. De fractie ziet deze opgelegde vorm van intensieve bestuurlijke afstemming op Koninkrijksniveau eerder als een groot obstakel nadat het eiland zijn status van autonoom land binnen het Koninkrijk verkrijgt. In plaats van meer beleidsruimte cq beleidsvrijheid worden wij als nieuw autonoom land wettelijk verplicht om over een breed scala van onderwerpen overleg te voeren met en als het ware verantwoording af te leggen aan Den Haag. Deze wettelijke verplichting zal van Curaçao de facto een moderne kolonie maken, oordeelt de MAN-fractie.

De fractie geeft voor de duidelijkheid en volledigheid te kennen dat zij geen tegenstander is van overleg en afstemming. Integendeel, in een rechtvaardig en eervol samenwerkingsverband zijn dat wezenlijke en onontbeerlijke elementen, indien en voor zover dergelijke overleg- en afstemmingsvormen gebaseerd zijn op en uitgaan van de vrije wil en autonomie van de deelnemers. Zodra de samenwerking een gedwongen karakter heeft en ervaren wordt als «van bovenaf opgelegd», verwordt hij tot een ongewenste en in de praktijk tevens onwerkbare structuur.

Voor de MAN-fractie is het verder zeer de vraag hoeveel geld gemoeid zal zijn met het in het artikel 15 voorgestelde overleg met de Gouverneurs. Wie betaalt de reis- en verblijfskosten van de Gouverneurs? Is dat de rijksoverheid of worden deze kosten ten laste gebracht van de begrotingen van de onderscheiden Caraïbische rijksdelen?

De MAN-fractie vindt voorts dat serieus rekening moet worden gehouden met de door de Raad van Advies in zijn advies dd. 8 oktober 2009, met kenmerk RA/16-09-RW, gedane suggesties, op- en aanmerkingen. De fractie verzoekt de voor het onderhavige wetsvoorstel verantwoordelijke bewindspersonen dan ook dringend om, voor zover mogelijk, de inhoudelijke, wetstechnische en redactionele op- en aanmerkingen van het Antilliaanse advies-college over te nemen.

De MAN-fractie vraagt tot slot aandacht voor de bijzondere positie van Bonaire. Het bestuur van dit eilandgebied heeft uitdrukkelijk verzocht de parlementaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel alsmede van het voorstel van rijkswet tot wijziging van het Statuut (32 213 (R 1903)) aan te houden totdat de uitslag van het vermoedelijk in maart 2010 te houden consultatief referendum bekend is. Zal enigszins tegemoet worden gekomen aan de door Bonaire geuite wens om de parlementaire behandeling van genoemde wetsvoorstellen nog even aan te houden?

De PAR-fractie heeft met interesse en waardering kennis genomen van het voorliggende voorstel van rijkswet. De fractie wijst er ten overvloede op dat het voorstel van rijkswet tot aanpassing van de rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen onontbeerlijk is. Zonder de noodzakelijke aanpassingen kunnen de staatkundige vernieuwingen niet zonder problemen worden ingevoerd, meent de fractie. In een groot aantal rijkswetten wordt bijvoorbeeld verwezen naar de Nederlandse Antillen, terwijl dit land na de invoering van de nieuwe staatkundige verhoudingen niet meer zal bestaan.

Ook de PAR-fractie vraagt of en in hoeverre rekening zal worden gehouden met de door de Raad van Advies in zijn eerdergenoemd advies dd. 8 oktober 2009, met kenmerk RA/16-09-RW, gedane suggesties, open aanmerkingen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de Centrale Commissie van de 17de december 2009.

De Rapporteur,

P. J. Atacho

Naar boven