nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 24 september
2009 en het nader rapport d.d. 15 oktober 2009, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Justitie, mede namens de staatssecretaris van Economische
Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 14 september 2009, no. 09.002515, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Justitie, bij de Raad van
State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging
van de Telecommunicatiewet in verband met de aanpassing van de bewaartermijn
voor telecommunicatiegegevens met betrekking tot internettoegang, e-mail over
het internet en internettelefonie, met memorie van toelichting.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 september
2009, nr. 09.002515, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 24 september 2009, nr. W03.09.0352/II, bied ik
U hierbij aan.
Dit wetsvoorstel wijzigt de bewaartermijn voor telecommunicatiegegevens,
zoals deze is opgenomen in de op 1 september 2009 in werking getreden
Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens. Voorgesteld wordt een differentiatie
aan te brengen in gegevens met betrekking tot vaste en mobiele telefonie (12
maanden) en inzake internet, inclusief de internettelefonie (6 maanden).
De Raad van State maakt ten aanzien van die differentiatie de volgende
kanttekening.
Volgens de toelichting wordt met de keuze voor een kortere bewaartermijn
voor gegevens met betrekking tot internet rekening gehouden met de bedrijfsvoering
van de aanbieders van internetdiensten en de investeringslasten die voor hen
uit de bewaarplicht kunnen voortvloeien.2 Over
de differentiatie in bewaartermijnen wordt opgemerkt dat de aanbieders van
internet van oudsher niet vertrouwd zijn met het verstrekken van telecommunicatiegegevens
aan politie en justitie.
Het is de Raad niet duidelijk waarom de bewaartermijn voor gegevens inzake
telefonie over internet verschilt van de termijn voor gegevens inzake het
klassieke telefoonverkeer. In het op verzoek van de regering door de Erasmus
Universiteit Rotterdam opgestelde rapport is aanbevolen om voor beide vormen
van telefoonverkeer dezelfde termijn aan te houden.3
In artikel 5 van de richtlijn wordt een dergelijk onderscheid niet gemaakt.4 In de toelichting wordt niet gemotiveerd waarom desondanks
wordt gekozen voor een verschillende bewaartermijn van gegevens
met betrekking tot hetzelfde communicatiemiddel.
Daarnaast is het argument van het niet vertrouwd zijn met gegevensverstrekking
aan politie en justitie van tijdelijke aard. Het is aannemelijk dat internetaanbieders
daarmee in de loop van de tijd voldoende vertrouwd raken. In dat licht zou
een verschil in bewaartermijn voor dezelfde soort gegevens op termijn kunnen
vervallen. Het verdient aanbeveling dit aspect te betrekken bij de eerstkomende
evaluatie van de bewaartermijn.1
De Raad adviseert de toelichting in het licht van de hiervoor omschreven
punten aan te vullen.
Het ontwerp geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van een inhoudelijke
opmerking ten aanzien van de differentiatie in de bewaartermijn voor gegevens
met betrekking tot vaste telefonie (12 maanden) en inzake internet, inclusief
de internettelefonie (6 maanden). Het is de Raad niet duidelijk waarom de
bewaartermijn voor gegevens inzake telefonie over internet verschilt van de
termijn voor gegevens inzake het klassieke telefoonverkeer. Daarbij wijst
de Raad op het rapport van de Erasmus Universiteit Rotterdam, waarin wordt
aanbevolen om voor beide vormen van telefoonverkeer dezelfde termijn aan te
houden. De Raad meent dat in de toelichting niet wordt gemotiveerd waarom
desondanks wordt gekozen voor een verschillende bewaartermijn van gegevens
met betrekking tot hetzelfde communicatiemiddel. Daarnaast wijst de Raad erop
dat het argument van het niet vertrouwd zijn met de gegevensverstrekking aan
politie en justitie van tijdelijk aard is. Het is aannemelijk dat internetaanbieders
daarmee in de loop van de tijd voldoende vertrouwd raken. De Raad beveelt
aan dit aspect te betrekken bij de eerstkomende evaluatie van de bewaartermijn.
De Raad adviseert de toelichting in het licht van de hiervoor omschreven
punten aan te passen. Aan dit advies is gevolg gegeven. De toelichting is
op de genoemde punten aangevuld, waarbij onder andere is ingegaan op de bedrijfsvoering
van de aanbieders van internetdiensten. Ook zijn enkele redactionele aanpassingen
gepleegd.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, verzoeken
het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
XNoot
1De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van
toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij
het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
XNoot
2Algemeen deel van de toelichting.
XNoot
3Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Wie wat bewaart die heeft wat. Onderzoek naar nut en noodzaak van
een bewaarplicht voor historische verkeersgegevens van telecommunicatieverkeer, z.j. (aangeboden aan de Tweede Kamer op 20 juni 2005, Kamerstukken
II 2004/05, 23 490, nr. 379), blz. 7, 42.
XNoot
4Richtlijn nr. 06/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 maart
2006, betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt
in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten
of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn nr. 02/58/EG
(richtlijn dataretentie), Pb EU, L105/54.
XNoot
1Die evaluatie vindt op grond van artikel 13.9 van de Telecommunicatiewet
drie jaren na inwerkingtreding van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens
op 1 september 2009.