32 175 Huwelijks- en gezinsmigratie

Nr. 49 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2013

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer over het vreemdelingen- en asielbeleid op 14 februari jl. heb ik toegezegd u de criteria voor gezinsmigratie toe te sturen. Voorts heb ik tijdens het VAO op 28 februari jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 56) toegezegd de Kamer schriftelijk te informeren over de controle op het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie tussen partners. Met deze brief kom ik deze toezeggingen na.

Algemene toelatingsvoorwaarden gezinshereniging en gezinsvorming

De algemene toelatingsvoorwaarden voor gezinshereniging en -vorming zijn geregeld in de artikelen 15 en 16 van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.13 tot en met 3.24a van het Vreemdelingenbesluit 2000.

In deze artikelen is bepaald wie er in aanmerking komen voor gezinshereniging en -vorming en onder welke voorwaarden toelating kan plaatsvinden.

Alleen de gehuwde of geregistreerde partner van de referent en de minderjarige kinderen kunnen tot Nederland worden toegelaten in het kader van gezinsmigratie. Meerderjarige gezinsleden zijn in beginsel uitgesloten van toelating.

De referent of de partner moeten voldoen aan de volgende voorwaarden.

Referent en partner moeten ten minste 21 jaar oud zijn. De referent dient ten minste een jaar rechtmatig in Nederland te verblijven op basis van een verblijfsvergunning, alvorens een aanvraag voor overkomst van gezinsleden kan worden gedaan. Deze voorwaarde geldt alleen ten aanzien van referenten die inburgeringsplichtig zijn. Dat betekent dat er geen wachttermijn geldt voor bijvoorbeeld kennismigranten en arbeidsmigranten.

De referent dient als hoofdregel zelfstandig en duurzaam te beschikken over een bruto-inkomen dat ten minste gelijk is aan het normbedrag voor echtparen en gezinnen. Dit normbedrag wordt vastgesteld aan de hand van het wettelijk minimumloon voor personen van 23 jaar en ouder (100% van het bruto wettelijk minimumloon). Het moet daarbij gaan om legaal verworven inkomsten die niet afkomstig zijn uit de algemene middelen. In het geval het bruto-inkomen onder het (bruto)minimumloon ligt, maar op basis van een naar behoren aangetoond netto-inkomen kan worden aangenomen dat ook hier een beroep op bijstand is uitgesloten, wordt de aanvraag om gezinshereniging niet afgewezen wegens het ontbreken van voldoende middelen van bestaan (zie nota van toelichting bij de wijziging van het Vreemdelingenbesluit van 24 juli 2010 (Staatsblad 2010, 306).

Indien de partner afkomstig is uit een land waarvoor de verplichting geldt dat men bij inreis moet beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) wordt de mvv niet afgegeven dan nadat met succes het inburgeringsexamen buitenland is afgelegd. Eventuele antecedenten van de partner kunnen reden vormen een aanvraag af te wijzen.

Na vijf jaar rechtmatig verblijf op basis van een afhankelijke verblijfsvergunning kan de partner verblijf voor onbepaalde duur aanvragen, mits de referent over een niet-tijdelijk verblijfsrecht beschikt. Voorwaarden voor deze vergunning zijn dat men het inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgelegd en dat de referent beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Ook de afhankelijke gezinsleden kunnen na vijf jaar rechtmatig verblijf op grond van de afhankelijke verblijfsvergunning bij een referent met een niet-tijdelijk verblijfsrecht voortgezet verblijf aanvragen. Dit kan ook in de situatie dat de relatie na vijf jaar is verbroken. Om in aanmerking te komen voor voortgezet verblijf moet men eveneens aantonen dat men ingeburgerd is; middelen van bestaan vormen hier echter geen voorwaarde. Indien de relatie is verbroken vanwege geweld binnen de relatie of overlijden van de partner is het mogelijk om eerder dan na vijf jaar een aanvraag om voortgezet verblijf te doen. Minderjarige kinderen hebben na een jaar rechtmatig verblijf recht op voortgezet verblijf, mits zij als minderjarige verblijf hadden bij een referent met een niet-tijdelijk verblijfsrecht.

Voor de verdere uitwerking van het gezinsmigratiebeleid verwijs ik naar de hoofdstukken B2 en B3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.

Zoals u bekend is wordt het Vreemdelingenbesluit 2000 gewijzigd waardoor ongehuwde partners weer kunnen worden toegelaten. Nu er concreet zicht is op deze wijziging heb ik besloten bij wijze van overgangsmaatregel aanvragen van ongehuwden, die aan alle overige voorwaarden voor gezinsmigratie voldoen, in te willigen met gebruikmaking van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000. Ik heb uw Kamer daarover bij brief van 21 december 2012 geïnformeerd (Kamerstukken II 2012/13, 32 175, nr. 47).

Duurzame en exclusieve relatie tussen ongehuwde partners

Tijdens het VAO op 28 februari jl. heeft het lid Fritsma (PVV) gevraagd hoe het kabinet de duurzaamheid en exclusiviteit van een relatie tussen ongehuwde partners gaat controleren.

Uitgangspunt van het kabinet is dat partners die een verblijfsvergunning vragen in verband met gezinsmigratie een duurzame en exclusieve relatie met elkaar moeten hebben en dit kunnen aantonen. Waarmee zij dit aantonen is niet vormvrij. Idealiter toont men de relatie aan door middel van een huwelijksakte of akte van partnerschap. Dit kabinet wil echter partners niet verplichten tot het sluiten van een huwelijk of het aangaan van een partnerschapsregistratie teneinde in Nederland gezinsleven te kunnen hebben.

Indien de partners niet gehuwd zijn moet met een combinatie van de onderstaande middelen aan de IND worden aangetoond dat het om een duurzame en exclusieve relatie gaat. Zowel de vreemdeling als de referent in Nederland moeten aantonen dat zij ongehuwd zijn. De ongehuwde staat wordt aangetoond door middel van een gelegaliseerde ongehuwdverklaring uit het land van herkomst.

Bij een mvv-aanvraag voor verblijf bij partner moeten zowel de vreemdeling in het buitenland als de referent in Nederland een standaard partnervragenlijst invullen en de antwoorden zoveel mogelijk onderbouwen met relevante informatie.

Voorts moet er na inreis van de vreemdeling bij aanvraag van verblijfsvergunning door beide partners een relatieverklaring worden ondertekend, waarin zij verklaren een exclusieve relatie te onderhouden, een gemeenschappelijke huishouding te voeren en feitelijk samen te wonen op het genoemde adres.

In zo’n verklaring vermeldt de IND dat bij het beëindigen van de relatie de partners dit terstond aan de IND moeten melden en dat er indien er fraude wordt onderkend de IND hiervan aangifte zal doen.

Verder kan, als tijdens de mvv procedure twijfel is omtrent de relatie, de vreemdeling of de referent of beiden (simultaan) worden gehoord door medewerkers van de IND en/of medewerkers van de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland.

Bij verlenging van de verblijfsvergunning wordt wederom gecontroleerd of de relatie nog in stand is en of nog aan de voorwaarden, waaronder die van samenwoning wordt voldaan.

Ten slotte kan de Vreemdelingenpolitie door middel van adrescontroles vaststellen of de beide partners daadwerkelijk een gezamenlijke huishouding voeren.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven