32 169 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven

Nr. 19 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 maart 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I, onderdeel Ca, komt te luiden:

Ca

In artikel 22g, eerste lid, wordt «kan het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevelen» vervangen door: wordt vervangende hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.

Toelichting

Het niet of niet naar behoren verrichten van een taakstraf door de veroordeelde dient gevolgd te worden door een bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Dat uitgangspunt is met de tweede nota van wijziging bij dit wetsvoorstel tot uitdrukking gebracht. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan er reden zijn dat het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet wordt gegeven. In dergelijke uitzonderlijke omstandigheden moet voorkomen worden dat het openbaar ministerie verplicht is het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te geven, terwijl duidelijk is dat een daartegen gericht bezwaarschrift bij de rechter een grote kans van slagen heeft. Dat zou immers niet alleen onnodige werkzaamheden voor het openbaar ministerie, maar ook een onnodige belasting van de rechter betekenen.

Aan artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht, zoals gewijzigd bij de tweede nota van wijziging, wordt daarom toegevoegd dat het openbaar ministerie kan afzien van een bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis indien het geven van dit bevel wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven