32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen

31 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige in het strafproces (Wet deskundige in strafzaken)

E1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 april 2012

In de vergadering van de toenmalige vaste commissie voor Justitie van 8 juni 2010 is een artikel van mr. R.G.A. Beaujean, «De deskundige geregistreerd; rechtspraak, Openbaar Ministerie en verdediging gedupeerd?» besproken. De heer Beaujean staat stil bij de praktische uitvoerbaarheid van de Wet deskundige in strafzaken en constateert dat er tot op heden nog geen enkele deskundige in het NRGD is ingeschreven (p. 191).

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de toenmalige minister van Justitie op 29 juni 2010 een brief gestuurd.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel betreffende DNA-onderzoek in strafzaken op 15 november 2011 is het NRGD eveneens ter sprake gebracht, waarbij kanttekeningen werden geplaatst ten aanzien van de bruikbaarheid van het NRGD2.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 2 april 2012 gereageerd.

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie3 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 29 juni 2010

In de vergadering van de vaste commissie voor Justitie van 8 juni jl. is een artikel van mr. R.G.A. Beaujean, «De deskundige geregistreerd; rechtspraak, Openbaar Ministerie en verdediging gedupeerd?» besproken.4

De heer Beaujean staat stil bij de praktische uitvoerbaarheid van de Wet deskundige in strafzaken en constateert dat er tot op heden nog geen enkele deskundige in het NRGD is ingeschreven (p. 191). Alle deskundigen die deskundigenonderzoek in de zin van de Wet deskundige in strafzaken verrichten, worden nu benoemd door de rechter-commissaris, «hetgeen een niet te verwaarlozen werklastverzwaring voor de rechter-commissaris met zich brengt» (p. 192).

De leden van de commissie vinden deze werklastverzwaring een bezwaarlijk gevolg van het leeg blijven van het NRGD. Zij zouden graag van de regering vernemen wat haar visie is op het feit dat het NRGD tot op heden nog geen ingeschrevenen bevat en wat voor (tijdelijke) oplossing zij voorstaat voor dit gesignaleerde uitvoeringsprobleem.

De leden van de commissie zien met belangstelling uit naar het antwoord van de regering.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, R. H. van de Beeten

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2012

Met deze brief antwoord ik u naar aanleiding van uw verzoek, gedaan bij brief van 29 juni 2010. In deze brief maakt u kenbaar dat de leden van de commissie van Justitie graag de visie van de regering willen vernemen over de uitvoerbaarheid van de Wet deskundige in strafzaken en over de uitvoeringsproblemen bij het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD). Aanleiding van het verzoek vormde een bespreking door uw commissie van een artikel van R.G.A Beaujean, getiteld «De deskundige geregistreerd; rechtspraak, Openbaar Ministerie en verdediging gedupeerd»5.

Ik verontschuldig mij voor het feit dat een antwoord zo lang op zich heeft laten wachten. Dit heeft als oorzaak dat uw verzoek op het departement «in het ongerede» was geraakt.

Deze brief schetst eerst in een korte samenvatting welke (te verwachten) uitvoeringsproblemen het artikel van de heer Beaujean signaleert. Vervolgens beschrijft de brief de stand van zaken betreffende de uitvoering van de Wet deskundige in strafzaken.

Gesignaleerde uitvoeringsproblemen

Het inmiddels gedateerde artikel van de heer Beaujean beschrijft onder meer de volgende uitvoeringsproblemen:

  • dat nog geen enkele deskundige in het register is opgenomen;

  • dat de wettelijke plicht te onderzoeken en te motiveren op welke gronden de rechter-commissaris de deskundige als zodanig aanmerkt, een aanzienlijke werklast met zich zal brengen, te meer omdat nog geen deskundigen zijn geregistreerd en een overgangsregeling ontbreekt;

  • dat de Aanwijzing technisch onderzoek/deskundigenonderzoek (Stcrt 2009, 18632) in de praktijk tot onduidelijkheden en aanzienlijke extra werklast zal leiden;

  • dat de wet op enkele punten onvoldoende voorziet in de plicht dan wel de mogelijkheid van benoeming van een deskundige.

Stand van zaken

Vulling register

De vulling van het register gaat langzamer dan aanvankelijk verwacht, maar vordert gestaag. Op dit moment (peildatum 26 maart 2012) zijn in totaal 442 aanvragen ontvangen. Thans zijn er 268 deskundigen geregistreerd voor de volgende genormeerde deskundigheidsgebieden:

  • Forensische Psychiatrie Psychologie en Orthopedagogiek (242);

  • DNA (20);

  • Handschriftonderzoek (3);

  • Toxicologie (3).

De deskundigheidsgebieden Verdovende middelen en Wapens en Munitie zijn genormeerd. Voor deze gebieden zijn in totaal 8 aanvragen ontvangen. Deze zijn in behandeling of zullen binnenkort in behandeling worden genomen.

Van alle aanvragen zijn er 15 ingetrokken door de aanvrager en zijn er 44 afgewezen door het NRGD, waarvan 19 vanwege administratieve redenen en 25 op inhoudelijke gronden.

Het deskundigheidsgebied Forensische Psychiatrie Psychologie en Orthopedagogiek (FPPO) omvat een groot aantal deskundigen. De registratie vindt cohortgewijs plaats. Het cohort geregistreerde FPPO-deskundigen dat rapporteert in zaken voor de arrondissementen Den Haag, Rotterdam en Dordrecht is inmiddels van die omvang, dat in die arrondissementen in beginsel vanuit het register wordt benoemd. Nog slechts bij uitzondering zijn in die arrondissementen gemotiveerde benoemingen buiten het register door de rechter-commissaris noodzakelijk. De komende maanden zal voor het verlenen van opdrachten aan FPPO-deskundigen in de arrondissementen Breda,, Middelburg, Den Bosch, Roermond en Maastricht (cohort 2) hetzelfde gaan gelden.

Aan de registratie van een deskundige gaat een op de wet gebaseerde toetsing vooraf. Deze toetsing is arbeidsintensief. De snelheid waarmee het register kan worden gevuld, wordt begrensd door het aantal toetsers dat per deskundigheidsgebied kan worden aangesteld. Sinds dit jaar geeft het NRGD in samenspraak met instanties als Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie en het Nederlands Forensisch Instituut, beleidsmatige prioriteit aan het mogelijk maken van het proportioneel toetsen en (her)registreren van deskundigen die met goed gevolg een of meer geaccrediteerde opleidingen en/of trainingen hebben gevolgd. Naar verwachting zal hierdoor de registratie en herregistratie van deskundigen sneller kunnen verlopen, zonder dat wordt afgedaan aan de kwaliteit.

Onderzoeks- en motiveringslast rechter-commissaris

De wetgever heeft destijds niet voor een overgangsregeling gekozen, omdat de praktijk niet beschikte over een overzicht van de vaste gerechtelijke deskundigen, terwijl evenmin sprake was van overeenstemming over de normering bij de toetsing van de te registreren deskundigen. Dit heeft het gevolg gehad dat, zolang geen of onvoldoende deskundigen zijn geregistreerd, de rechter-commissaris moet onderzoeken en motiveren op welke gronden hij de deskundige deskundig acht. De extra werkbelasting die dit de afgelopen twee jaar voor de kabinetten rechter-commissaris heeft voortgebracht is niet ongemerkt gebleven, maar heeft zeker niet tot aanzienlijke problemen of ontwrichting geleid.

Aanwijzing technische onderzoek / deskundigenonderzoek

De aanwijzing heeft inderdaad in de praktijk tot onduidelijkheid en extra werkbelasting voor de rechter-commissaris geleid. De aanwijzing had onder meer tot gevolg dat vrijwel in alle gevallen waarin het NFI werd opgedragen onderzoek te doen, een benoeming door de rechter-commissaris nodig werd geacht, ook in de gevallen van bevraging door de officier van justitie in het kader van (zijn verantwoordelijkheid voor) het opsporingsonderzoek.

Vooruitlopend op een wijziging van de aanwijzing dit voorjaar, heeft het College van procureurs-generaal op 11 juli 2011 een beleidsbrief aan betrokkenen gezonden, waarin een nadere uitwerking is gegeven aan het onderdeel «Scheidslijn technisch opsporingsonderzoek/deskundigenonderzoek. De beleidsbrief is gepubliceerd in de Staatscourant 2011, nr. 13454. Door de in de beleidsbrief gegeven nadere uitwerking is een einde gekomen aan de onduidelijkheden en onnodige werklast die was ontstaan bij de kabinetten rechter-commissaris.

Omissies wetgeving

Het artikel van Beaujean signaleert een drietal omissies bij de totstandkoming van de Wet deskundige in strafzaken, althans situaties die door de wetgever niet uitdrukkelijk zijn voorzien. Deze zijn evenmin in de consultatie over het wetsvoorstel eerder door de praktijk naar voren gebracht. Ten eerste signaleert hij dat anders dan aan het verlenen van een opdracht aan een deskundige, voor het horen van een deskundige door de rechter of rechter-commissaris geen benoeming nodig is. Deze omissie is bij de tweede nota van wijziging van het Wetsvoorstel versterking positie rechter-commissaris (32 117, nr. 9) gecorrigeerd. In de Wet versterking positie rechter-commissaris (Stb. 2011, 600) is geregeld dat aan het horen van een deskundige een benoeming dient vooraf te gaan en voorts dat geen benoeming nodig is in geval de te horen deskundige eerder is benoemd in verband met de opdracht een rapport uit te brengen.

Ten tweede signaleert de schrijver van het artikel dat met de Wet deskundige in strafzaken niet is voorzien in de bevoegdheid tot benoeming van een deskundige door de gedelegeerd rechter- en raadsheer-commissaris. Het ontbreken van deze bevoegdheid is in de praktijk geen probleem gebleken. Voor de gerechtshoven die met de gepositioneerde raadheer-commissaris werken, kan de advocaat-generaal zich tot de voorzitter wenden met het verzoek om een raadsheer-commissaris aan te wijzen die belast is met het opdragen van deskundigenonderzoek. Voor de gerechten die (nog) niet met de gepositioneerde raadsheer-commissaris werken, geldt toch al dat zij de zaak naar de rechter-commissaris in eerste aanleg verwijzen.

Ten derde noemt het artikel de situatie dat de adviesaanvraag door de minister van Veiligheid en Justitie bij tbs-verlenging niet onder de werking van de Wet deskundigen in strafzaken valt. Hoewel niet uitdrukkelijk bepaald, worden uiteraard voor het uitvoeren van adviesopdrachten in beginsel enkel geregistreerde gedragsdeskundigen gevraagd. De zittingsrechter, wel natuurlijk in iedere zaak zijn verantwoordelijkheid in achtnemend, hoeft dan niet te toetsen op grond waarvan de deskundige deskundig moet worden geacht. Voor zover tot dusverre niet mogelijk is gebleken de opdracht te verlenen aan een geregistreerde deskundige, is vooraf zijn deskundigheid vastgesteld.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

De letter E heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 32 168.

X Noot
2

Zie T01441.

X Noot
3

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD), (voorzitter), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Ester (CU) en Swagerman (VVD).

X Noot
4

R.G.A. Beaujean, «De deskundige geregistreerd; rechtspraak, Openbaar Ministerie en verdediging gedupeerd?», Trema 2010, nr. 5.

X Noot
5

Trema nr. 5, 2010, pp. 189–196.

Naar boven