Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2022
In de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd
en de bijbehorende aanvangsleeftijd (de leeftijd waarop de AOW-opbouw begint) geregeld.
De AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd zijn vanaf 2026 gekoppeld aan de ontwikkeling
van de levensverwachting. Daarvoor is in de wet vastgelegd dat een verdere verhoging
van de AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd jaarlijks wordt bepaald aan de hand van de
gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De AOW-leeftijd wordt
telkens vijf jaar van tevoren aangekondigd. Vorig jaar zijn de AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd
voor 2027 vastgesteld op respectievelijk 67 en 17 jaar.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst deel
ik met u het volgende. Het CBS heeft recent de raming van de gemiddelde resterende
levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2028 en 2034 bekend gemaakt. Het CBS
gaat in de nieuwe prognoses uit van een gemiddeld resterende levensverwachting op
65-jarige leeftijd van 21,05 jaar in 2028 en van 21,73 jaar in 2034. De AOW-leeftijd
voor 2028 wordt vastgesteld op basis van de formule in artikel 7a, tweede lid, van
de Algemene Ouderdomswet en de CBS-prognose voor 2028. De vaststelling van de AOW-leeftijd
is een gebonden bevoegdheid zonder beleidsvrijheid. De formule is als volgt:
V = 2/3 * (L – 20,64) – (P – 67)
waarbij:
V staat voor de verhoging van de AOW-leeftijd in het aanpassingsjaar ten opzichte
van de AOW-leeftijd in het jaar voorafgaande aan het aanpassingsjaar.
2/3 is een coëfficiënt die er in de formule voor zorgt dat de toename van de levensverwachting
voor tweederde meetelt in een stijging van de AOW-leeftijd. Een stijging van de levensverwachting
met één jaar, resulteert zodoende in een toename van de AOW-leeftijd met 8 maanden.
L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige
leeftijd zoals die verwacht wordt in het aanpassingsjaar.
20,64 is de door CBS in 2019 geraamde resterende levensverwachting op 65e- jarige leeftijd voor het jaar 2024.
P staat voor de geldende AOW-leeftijd in het jaar voorafgaand aan het aanpassingsjaar.
67 is de geldende AOW-leeftijd in jaren in 2025.
Indien V negatief is of minder dan 0,25 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien
V 0,25 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op drie maanden.
Na het toepassen van deze formule volgt dat de AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd voor
2028 met drie maanden moet worden verhoogd, naar respectievelijk 67 jaar en drie maanden
en 17 jaar en drie maanden.
De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare manier gekoppeld aan de levensverwachting,
maar stijgt ten opzichte van de AOW-leeftijd met stappen van een heel jaar. Op grond
van artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en de CBS-prognose
van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2034 blijft
de pensioenrichtleeftijd in 2024 68 jaar.
Na de beoogde inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de Wet
toekomst pensioenen komt de fiscale pensioenrichtleeftijd als zodanig niet meer terug
in het fiscale kader. Wel blijft de fiscale pensioenrichtleeftijd nog van belang voor
het overgangsrecht.
De betreffende mededeling wordt in de Staatscourant gepubliceerd.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten