32 163 Verhoging AOW-leeftijd

Nr. 43 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2016

Uw Kamer heeft op 26 maart 2015 een motie over de export van AOW-uitkeringen (Kamerstuk 34 083, nr. 12) aangenomen. De motie verzoekt de regering een poging te wagen om alsnog een verdrag te sluiten met in ieder geval de acht landen waar meer dan 100 AOW-gerechtigden wonen. Concreet gaat het om de vraag of deze landen bereid zijn om met Nederland voor de AOW- export relevante handhavingafspraken te maken en om die afspraken in een bilateraal verdrag vast te leggen.

In mijn brief van 24 november 20151 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat Maleisië, Mexico en de Dominicaanse Republiek positief hebben gereageerd op bovenstaand Nederlands verzoek. Ik heb uw Kamer in die brief toegezegd uiterlijk november 2016 wederom informatie te verstrekken over de stand van zaken en de verdere uitvoering van deze motie.

Nederland heeft een eerste voorstel voor een verdragstekst met handhavingafspraken ten behoeve van de export van AOW- uitkeringen aan de respectievelijke autoriteiten van Maleisië, Mexico en de Dominicaanse Republiek overhandigd. Tot op heden hebben de drie landen geen reactie gegeven op het Nederlandse voorstel.

Ik ben voornemens om voor 1 januari 2017 te rappelleren. Indien alsnog een positieve reactie volgt, dan is mijn streven de onderhandelingen zo spoedig mogelijk te starten.

Zoals aangegeven in mijn brief van 24 november 2015, is ook Costa Rica benaderd. Ten tijde van die brief was nog geen reactie ontvangen van Costa Rica. Ik kan u melden dat de autoriteiten recentelijk contact met Nederland hebben opgenomen. Ik zal daarom ook met Costa Rica bezien of het mogelijk is een verdrag te sluiten gericht op het maken van handhavingsafspraken ten behoeve van de export van AOW- uitkeringen

Ik heb uw Kamer eerder aangegeven dat ik in een later stadium zou terugkomen op de budgettaire gevolgen voor de uitvoering van de motie, zowel qua extra uitvoeringslasten als extra uitvoeringskosten. Aangezien door voornoemde landen nog geen reactie is gegeven op het Nederlandse voorstel, kunnen voorlopig geen exacte doorrekeningen worden gemaakt.

Ik zal uw Kamer in november 2017 wederom informeren over de stand van zaken van de verdere uitvoering van deze motie.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 34 083, nr. 18

Naar boven