Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2016
Uw Kamer heeft op 26 maart 2015 een motie over de export van AOW-uitkeringen (Kamerstuk
34 083, nr. 12) aangenomen. De motie verzoekt de regering een poging te wagen om alsnog een verdrag
te sluiten met in ieder geval de acht landen waar meer dan 100 AOW-gerechtigden wonen. Concreet gaat het om de vraag of deze landen bereid zijn om met Nederland
voor de AOW- export relevante handhavingafspraken te maken en om die afspraken in
een bilateraal verdrag vast te leggen.
In mijn brief van 24 november 20151 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat Maleisië, Mexico en de Dominicaanse Republiek positief
hebben gereageerd op bovenstaand Nederlands verzoek. Ik heb uw Kamer in die brief toegezegd uiterlijk
november 2016 wederom informatie te verstrekken over de stand van zaken en de verdere
uitvoering van deze motie.
Nederland heeft een eerste voorstel voor een verdragstekst met handhavingafspraken
ten behoeve van de export van AOW- uitkeringen aan de respectievelijke autoriteiten
van Maleisië, Mexico en de Dominicaanse Republiek overhandigd. Tot op heden hebben
de drie landen geen reactie gegeven op het Nederlandse voorstel.
Ik ben voornemens om voor 1 januari 2017 te rappelleren. Indien alsnog een positieve
reactie volgt, dan is mijn streven de onderhandelingen zo spoedig mogelijk te starten.
Zoals aangegeven in mijn brief van 24 november 2015, is ook Costa Rica benaderd. Ten
tijde van die brief was nog geen reactie ontvangen van Costa Rica. Ik kan u melden
dat de autoriteiten recentelijk contact met Nederland hebben opgenomen. Ik zal daarom
ook met Costa Rica bezien of het mogelijk is een verdrag te sluiten gericht op het
maken van handhavingsafspraken ten behoeve van de export van AOW- uitkeringen
Ik heb uw Kamer eerder aangegeven dat ik in een later stadium zou terugkomen op de
budgettaire gevolgen voor de uitvoering van de motie, zowel qua extra uitvoeringslasten
als extra uitvoeringskosten. Aangezien door voornoemde landen nog geen reactie is
gegeven op het Nederlandse voorstel, kunnen voorlopig geen exacte doorrekeningen worden
gemaakt.
Ik zal uw Kamer in november 2017 wederom informeren over de stand van zaken van de
verdere uitvoering van deze motie.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma