32 156
Monumentenzorg

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2010

Op 16 november 2009 is bij de behandeling van de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (Kamerstuk 32 156, nr. 10) de verdeling van de 2 x € 23 miljoen voor de jaren 2010 en 2011 aan de orde gekomen. De kamer heeft een motie aangenomen (32 156, nr. 4) waarin de regering wordt verzocht «ervoor te zorgen dat vooral monumenten met een subsidiabel bedrag vanaf 2 mln. in 2010 en 2011 hun restauratieachterstand (zo veel mogelijk) kunnen wegwerken en de Kamer binnen zes weken te informeren hoe daar vorm aan wordt gegeven».

Met deze brief geef ik aan hoe ik de middelen in 2010 en 2011 wil inzetten. Het betreft € 23 miljoen per jaar, dus in totaal € 46 miljoen. Ook zal ik in deze brief aangeven in welke richting ik het geld na 2011 wil inzetten.

Achtergrond € 23 miljoen

Vrijstelling overdrachtsbelasting

Tot 1 mei 2009 gold er voor instellingen met als statutair doel het behouden van monumenten, een vrijstelling overdrachtsbelasting bij de aankoop van een rijksmonument. Concreet hoefde een organisatie als de NV Stadsherstel Amsterdam niet 6% van de aankoopsom als belasting af te dragen. Voor deze organisaties was dat een belangrijke financiële prikkel om rijksmonumenten aan te kopen. De gedachte achter deze vrijstelling was dat die 6% in de restauratie van het monument geïnvesteerd kon worden.

Vanaf 1 mei 2009 heeft de staatssecretaris van Financiën de vrijstelling uitgebreid naar alle groepen eigenaren. Reden was een gerechtelijke uitspraak dat het uitsluiten van bepaalde groepen eigenaren tot rechtsongelijkheid leidt.

Evaluatie vrijstelling overdrachtsbelasting

In opdracht van mijn ministerie is de vrijstelling overdrachtsbelasting geëvalueerd in de periode mei-juli 2009. Het onderzoeksbureau komt tot de conclusie dat het veel doelmatiger is om de investeringen in de monumenten via een subsidieregeling van OCW in te zetten dan via een generieke vrijstelling overdrachtsbelasting. In een brief van 28 september 2009 (DCE/153079) is uw Kamer hierover geïnformeerd. Ook werd al in de evaluatie duidelijk dat door de generieke vrijstelling van de overdrachtsbelasting per 1 mei 2009 enerzijds de inkomsten voor de schatkist fors zouden dalen en anderzijds de doelmatigheid van de fiscale regeling verder verminderde. Per 1 januari 2010 is daarom de vrijstelling geheel afgeschaft zodat bij iedere verkoop van een rijksmonument 6% overdrachtsbelasting wordt betaald.

Compensatie € 23 miljoen

In de brief van 28 september 2009 is tevens aangegeven dat het nadelig effect van het afschaffen van de vrijstelling voor de monumentensector is becijferd op € 23 miljoen. Dat is het bedrag geworden dat ter compensatie jaarlijks aan de begroting van OCW wordt toegevoegd voor de restauratie van rijksmonumenten. Daarmee wordt de restauratieachterstand in Nederland verder verminderd. Na 2011 is andere inzet van middelen mogelijk, zeker gelet op de beleidsuitgangspunten van de Modernisering Monumentenzorg.

Organisaties voor monumentenbehoud

Nadelig effect voor deze organisaties

De beoogde doelgroep van de fiscale regeling waren de (ideële) stichtingen voor de instandhouding van monumenten. In de brief van 28 september 2009 is al aangegeven dat bij de omzetting van de huidige fiscale regeling er een effectievere subsidieregeling mogelijk is. Die regeling kan op de oorspronkelijke beoogde doelgroep worden toegespitst.

Organisaties voor monumentenbehoud zijn professioneel en kopen monumenten die in slechte staat verkeren (of hun functie verliezen) en die voor commerciële marktpartijen niet of minder interessant zijn. Het is een groep vastgoed met zeer smalle marges voor exploitatie. De aankoop van een rijksmonument wordt door de maatregel 6% duurder (gerekend over de waarde in het economisch verkeer). Aankoop en restauratie komen daarmee verder buiten bereik van een sluitende exploitatie te liggen. Voorbeelden van dergelijke organisaties zijn de Vereniging Hendrick de Keyser, Stichting Oude Groninger Kerken, BOEI, Gelderse Kastelenstichting, NV Stadsherstel Amsterdam.

Voor commercieel monumentaal vastgoed (woonhuizen, winkels, kantoren) is de verwachting dat het effect van de maatregel wordt opgevangen door een correctie in de marktwaarde. Door het afschaffen van de vrijstelling zal de marktwaarde van het onroerend goed naar verwachting iets zakken.

Inzet € 23 miljoen in 2010 en 2011

Modernisering Monumentenbeleid

Het geven van vertrouwen aan eigenaren, professionele organisaties en andere partners is één van de hoofdlijnen uit de modernisering monumentenzorg. De hoofdlijnen van het moderne monumentenbeleid zijn in het Algemeen Overleg van 16 november 2009 grotendeels door uw Kamer onderschreven. Ik wil daarom, naast het geven van vertrouwen aan partners, zoveel mogelijk in de geest van het moderne monumentenbeleid gaan handelen.

Organisaties voor monumentenbehoud

Hierboven heb ik de situatie van de ideële organisaties beschreven. Om het nadelig effect te compenseren en de organisaties de gewenste zekerheid over subsidies op de aangekochte monumenten te geven, reserveer ik in beide jaren € 8 miljoen voor restauraties van monumenten in het bezit van deze organisaties. In totaal is er in 2010 en 2011 € 16 miljoen als compensatie voor de aangewezen organisaties voor monumentenbehoud. Ik heb met de organisaties overlegd (in totaal betreft het 22 organisaties) en deze hebben me ervan overtuigd dat ze gezamenlijk tot een gedragen aanpak zullen komen om de middelen optimaal in zetten. Ik verwacht dit voorjaar een concreet voorstel van de organisaties voor restauratieprojecten die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd met de gereserveerde middelen. De enthousiaste reactie van de organisaties geeft me veel vertrouwen in deze nieuwe benadering.

Uiteraard zal ik evalueren of de rijksdoelen zijn gehaald door deze manier van subsidie verdelen. Begin 2012 zal ik de Kamer hierover berichten.

Herbestemming en monumenten met een restauratiebehoefte > € 2 miljoen

De overige middelen van 2x € 15 miljoen wil ik besteden aan restauraties waarbij herbestemming aan de orde is en/of waarmee ik tegemoet kom aan de motie van uw Kamer om projecten met een restauratiebehoefte van meer dan € 2 miljoen subsidiabele kosten te steunen (motie 32 156). De kosten van herstel zijn in deze groep zo hoog, dat ze niet binnen het reguliere Brim betaald kunnen worden. Om diverse projecten te kunnen honoreren, wil ik de subsidie beperken tot een maximum van € 5 miljoen aan subsidiabele kosten.

De middelen zullen worden ingezet voor:

1. Herbestemming van rijksmonumenten.

Binnen deze categorie zullen de volgende criteria dienen om de aanvragen te beoordelen en te prioriteren;

a. Subsidiabele kosten (volgens de leidraad subsidiabele kosten BRIM) hoger dan € 500 000,–

b. Er is sprake van een nieuwe functie of herstel van de functie na een periode van leegstand.

2. Rijksmonumenten (vestingwerken, kerken, gemalen etc) waarbij de functie niet verandert met een restauratiebehoefte waarbij de subsidiabele kosten hoger zijn dan € 2 miljoen en lager dan € 5 miljoen.

Indien er meer aanvragen zijn dan middelen, wordt er geprioriteerd op datum van binnenkomst van de aanvraag (wie het eerst komt) en op regionale spreiding.

Beoogd wordt dat de regeling met ingang van 1 oktober 2010 in werking zal treden.

Vanaf 2012 in het kader van de Modernisering Monumentenzorg

De € 23 miljoen betreft een structurele toevoeging aan de begroting van OCW voor monumentenzorg. Het geld wordt de eerste twee jaar gericht ingezet voor de restauratie van rijksmonumenten. Die twee jaar is ook de periode waarin de wetgeving MoMo wordt voorbereid. Voor de periode daarna wordt aangesloten bij de nieuwe wet- en regelgeving zoals ik die in mijn beleidsnotitie MoMo beoog. De achtergronden hiervan heb ik in mijn beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uiteengezet. Voor de periode vanaf 2012 stel ik nu nog geen criteria op voor de verdeling. Wel schets ik in deze brief uitgangspunten van de gemoderniseerde monumentenzorg en het financiële arrangement. Uiteraard zal de verdere uitwerking hiervan met uw Kamer worden besproken.

Nieuwe benadering

Monumenten hebben een veel bredere functie dan alleen hun intrinsieke waarde als gebouwen uit het verleden. Ze spelen een rol bij de kwaliteit van de ruimte, zijn ijkpunten tegen de verrommeling en verbinden mensen met elkaar en met hun verleden. Die andere rol van monumenten is tot dusver niet maatgevend geweest bij het toekennen van subsidie. Het huidige subsidiesysteem is gebaseerd op de subsidiëring van de fysieke instandhouding van monumenten.

In de moderne monumentenzorg zijn monument en zijn omgeving verbonden. Die bredere rol eist een andere manier om subsidie te verdelen; een methode die ook ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke factoren meeweegt. De te steunen projecten kunnen een herbestemmingopgave zijn, of projecten betreffen die in gebieden uit de rijksstructuurvisie liggen. Maar natuurlijk blijven ook de «traditionele» restauraties in beeld. Bij restauratiesubsidies na 2011 zal de maatschappelijke spin off van de restauraties betrokken worden bij de toekenning van subsidies.

Ik wil de beoordeling verbreden met criteria die deze factoren in kaart kunnen brengen. Deze criteria zal ik de komende tijd, samen met bestuurlijke partners en het veld (zoals de Federatie Instandhouding Monumenten) laten ontwikkelen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven