32 151
Aanpassing van EZ-instellingswetten aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 maart 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel IV, onderdeel F, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De onderdelen 1 tot en met 3 worden vernummerd tot onderscheidenlijk 2 tot en met 4.

2. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel, luidende:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. «Het college kan» wordt gewijzigd in: Op voordracht van het college kan Onze Minister.

b. Na de volzin worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Onze Minister schorst en ontslaat geassocieerde leden. Artikel 12, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van overeenkomstige toepassing.

II

Artikel VIII, onderdeel D, komt te luiden:

D

De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

1

Het vierde lid van artikel 8.25h vervalt, terwijl het vijfde, zesde en zevende lid worden vernummerd tot vierde, vijfde en zesde lid.

2

Artikel 8.25ha vervalt.

III

Na artikel VIII wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIIA (WIJZIGING TIJDELIJKE WET MEDIACONCENTRATIES)

Artikel 10 van de Tijdelijke wet mediaconcentraties wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «5d, eerste lid, en 5e, tweede lid» vervangen door: en 5e.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onze Minister van Economische Zaken stelt beleidsregels die betrekking hebben op de werkzaamheden van de raad ter uitvoering van deze wet vast in overeenstemming met Onze Minister.

TOELICHTING

I

Artikel 12 van de kaderwet regelt de benoeming, schorsing en het ontslag van de leden van een zbo. In artikel IV, onderdeel C, wordt voorgesteld artikel 3, tweede en zevende lid, van de OPTA-wet, waarin benoeming en ontslag van de leden van het college zijn geregeld, te laten vervallen. In artikel 7 van de OPTA-wet wordt de benoeming van geassocieerde leden van het college geregeld. Er bestaat geen goede reden om in afwijking van artikel 12 van de kaderwet de benoeming, schorsing en het ontslag van die leden door het college te laten plaatsvinden. Om die reden wordt voorgesteld dat de benoeming, schorsing en het ontslag van die leden, in lijn met artikel 12 van de kaderwet, voortaan door de minister geschiedt. Wel zal een benoeming geschieden op voordracht van het college om daarmee te waarborgen dat een te benoemen geassocieerd lid de specifieke deskundigheid bezit waaraan het college behoefte heeft bij de uitvoering van zijn taak.

II

De onder 1 opgenomen wijziging is nieuw. Deze kan als volgt worden toegelicht. Artikel 8.25h, vierde lid, van de Wet luchtvaart bevat een inlichtingenplicht van de raad van bestuur van de NMa jegens de Minister van Verkeer en Waterstaat. Artikel 20 van de kaderwet regelt dit echter al. Deze bepaling kan daarom vervallen. De onder 2 opgenomen wijziging was reeds in het wetsvoorstel opgenomen.

III

De Tijdelijke wet mediaconcentraties bevat – in aanvulling op het concentratietoezicht van de Mededingingswet – een bijzondere marktaandeeltoets voor mediaconcentraties. Deze toets wordt uitgevoerd door de NMa en is onderdeel van de procedure voor het gewone concentratietoezicht. Met het oog op de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de Tijdelijke wet mediaconcentraties wordt in artikel 10, eerste lid, van die wet bepaald dat een aantal bevoegdheden van de Minister van Economische Zaken jegens de raad van bestuur van de NMa wordt uitoefend na overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het tweede lid van artikel 10 regelt dat deze minister de raad de nodige inlichtingen kan vragen.

Artikel 10 van de Tijdelijke wet mediaconcentraties wordt aangepast aande in het wetsvoorstel voorgestelde aanpassingen van de Mededingingswet. Hierbij worden geen materiële wijzigingen aangebracht. De bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken tot het stellen van beleidsregels met betrekking tot de taakuitoefening van de NMa ter uitvoering van de Mededingingswet, die was vervat in artikel 5d, eerste lid, van de Mededingingswet, berust thans op artikel 21 van de kaderwet. Overeenkomstig hetgeen thans in de Tijdelijke wet mediaconcentraties is geregeld, wordt in het nieuwe tweede lid van artikel 10 bepaald dat dergelijke beleidsregels, voor zover die betrekking hebben op de marktaandeeltoets van het concentratietoezicht voor mediaconcentraties, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden vastgesteld.

De geldingsduur van de Tijdelijke wet mediaconcentraties is bij besluit van 21 december 2009 verlengd tot 1 januari 2012 (Stb. 2009, 603).

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven