32 145 Goedkeuring van het op 26 september 2008 te Londen totstandgekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten, met Protocol en Onderlinge Overeenkomst (Trb. 2008, 201 en Trb. 2009, 123)

A BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2010

Op dinsdag 9 november jl. heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal met algemene stemmen ingestemd met bovengenoemd voorstel van wet. Het voorstel van wet zal nu conform de gebruikelijke procedure in behandeling worden genomen door uw Kamer. In dat kader vraag ik uw aandacht voor het volgende.

Spoedeisend karakter van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel (hierna: het Verdrag) betreft een herziening van het uit 1980 daterende huidige belastingverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Het Verdrag is op 26 september 2008 te Londen ondertekend. In het Verenigd Koninkrijk is de goedkeuringsprocedure van het Verdrag reeds in februari 2009 succesvol afgerond. Mede door het vallen van het kabinet Balkenende IV, kon dit Verdrag in Nederland pas na het aantreden van het nieuwe kabinet voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer geagendeerd worden. Gezien het feit dat het Verdrag slechts per het begin van een kalenderjaar in werking kan treden, is er ons en het Verenigd Koninkrijk veel aan gelegen dat het Verdrag zo mogelijk vóór het einde van dit jaar (bij voorkeur vóór 15 december) in uw Kamer behandeld zou kunnen worden. Zou uw Kamer er vervolgens mee instemmen dan zou het verdrag voor Nederland per 1 januari 2011 van toepassing worden en in het Verenigd Koninkrijk per 1 of 6 april 2011. Bij een latere behandeling zou het Verdrag – indien uw Kamer er mee in zou stemmen – echter pas in 2012 in werking kunnen treden.

Ik ben mij ervan bewust, dat het spoedeisende karakter van dit wetsvoorstel een druk legt op het wetgevingsproces in uw Kamer. Om tegemoet te treden aan de druk die een versnelde behandeling van het wetsvoorstel op uw Kamer legt, zal ik er vanzelfsprekend binnen mijn mogelijkheden alles aan doen om zo snel en zo adequaat mogelijk te antwoorden op eventueel bij uw Kamer bestaande vragen en zodoende een voortvarende behandeling in uw Kamer ondersteunen. Indien uw Kamer er prijs op stelt en dit nog in uw agenda past, zouden mijn ambtenaren eventueel tijdens een technische briefing een toelichting op het verdrag kunnen geven.

Korte toelichting op het verdrag en de behandeling in de Tweede Kamer

Het onderhavige Verdrag is een modernisering van het uit 1980 daterende huidige verdrag en bevat met name technische verbeteringen. De aanpassingen ten opzichte van het huidige verdrag vloeien voort uit knelpunten uit de praktijk of vernieuwingen in het OESO verdragsmodel. Deze aanpassingen resulteren in verbeteringen die niet alleen door beide overheden, maar ook door het bedrijfsleven als welkom worden ervaren. Zo hebben bijvoorbeeld pensioenfondsen expliciet verdragstoegang, wordt de dividendbelasting voor particulieren en zogenoemde portfoliodividenden verlaagd van 15% naar 10%, geldt voor pensioenfondsen een 0% dividendbelastingtarief en biedt het verdrag de mogelijkheid tot arbitrage. Als voorbeelden van vereenvoudigingen kunnen genoemd worden de verdeling van de heffingsrechten over directeursbeloningen en het vervallen van de verschillende behandeling van pensioenen opgebouwd in private of publieke dienstbetrekking.

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer heeft één onderdeel van het Verdrag vrijwel alle aandacht gekregen. Dit betreft een aanpassing van de zogenoemde «corporate tie-breaker» voor lichamen met een dubbele woonplaats (artikel 4, lid 4, van het Verdrag). De corporate tie-breaker bepaalt van welk land een vennootschap met een dubbele woonplaats inwoner voor het verdrag is. Lichamen met een dubbele woonplaats, ook wel «dual residents» genoemd, zijn lichamen die zowel naar Brits als naar Nederlands recht als inwoner belastingplichtig zijn. In tegenstelling tot het huidige verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk waar de woonplaats bepaald werd door de zogenoemde «place of effective management», wordt in dit nieuwe verdrag de woonplaats bepaald door onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten. Met deze gewijzigde benadering wordt beoogd zicht en grip te krijgen op mogelijke misbruiksituaties die zich onder het huidige verdrag konden voordoen, en ze daarmee te voorkomen. Een vergelijkbare corporate tie-breaker bevindt zich overigens ook in de Nederlandse verdragen met de VS, Canada en het huidige verdrag met Japan. Maar ook in de verdragen met Barbados, Belarus, China, Estland, de Filippijnen, Indonesië, Letland, Litouwen, Mexico, Nigeria, Thailand en Turkije. Bij al deze verdragen doen zich in de praktijk geen problemen voor.

Bij de schriftelijk behandeling in de Tweede Kamer is gevraagd of de nieuwe invulling van de tie-breaker niet tot onzekerheid zou leiden voor belastingplichtigen. Ook werd gevraagd hoe Nederland en het Verenigd Koninkrijk bepalen waar een lichaam met een dubbele woonplaats is gevestigd en wat er gebeurt als de bevoegde autoriteiten geen overeenstemming bereiken over de woonplaats. In de memorie van toelichting en met name in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Verdrag is aan deze punten uitgebreid aandacht besteed.1 Bij de plenaire behandeling – die overigens vlot verliep – kwamen geen nieuwe punten naar voren. De verwachting is dat met de nieuwe corporate tie-breaker voor bona fide gevallen in de praktijk weinig zal veranderen ten opzichte van het huidige verdrag. Van belang is ook te weten dat het georganiseerde bedrijfsleven heeft aangegeven geen problemen met de nieuwe corporate tie-breaker te voorzien en dat het verdrag wat hen betreft het liefst zo snel mogelijk in werking treedt.

Overigens is, zoals in de nota naar aanleiding van het verslag aangegeven, ook wel degelijk geluisterd naar de zorgen in de Tweede Kamer: in de toekomst zal in nieuw te onderhandelen verdragen terughoudend met de corporate tie-breaker «via onderling overleg» worden omgegaan. Mocht deze in de toekomst als gevolg van gegronde vrees voor misbruik van een verdrag met een bepaald land worden overwogen, dan zal deze corporate tie-breaker slechts gekozen worden als de verwachting bestaat dat deze een duidelijk kader kan bieden. Hierbij is onder andere van belang of we, zoals met het VK, te maken hebben met een verdragspartner met wie goed, snel en efficiënt afspraken te maken zijn.

Ten slotte heb ik tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer toegezegd om over drie jaar vanuit een kwalitatieve invalshoek een terugkoppeling te geven van de ervaringen die dan zijn opgedaan met toepassing van de nieuwe corporate tie-breaker.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers


XNoot
1

Kamerstukken II 2009/10, 32 145, nr. 3 en 6.

Naar boven