32 144 Herziening Wet arbeid vreemdelingen

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2012

Met deze brief reageer ik op uw verzoek van 5 april jl. om een brief te ontvangen naar aanleiding van de brief die ik op 4 april jl. naar de gemeente Amsterdam heb gestuurd over het volgen van stage door illegale kinderen. Een afschrift van de brief is bijgevoegd als bijlage 1.1

U vraagt mij specifiek om de boetes voor het inzetten van illegale kinderen voor stages op te schorten zolang de zaak nog onder de rechter is. U doelt waarschijnlijk op de civiele zaak die een 20-jarige man uit Suriname bij de rechtbank in Den Haag tegen de Staat heeft aangespannen omdat hij geen stage mag lopen in Nederland.

Ik zie geen enkele aanleiding om geen boetes op te leggen zolang er een rechtszaak loopt. Dit is niet gebruikelijk en bovendien niet wenselijk: het laten verrichten van arbeid zonder tewerkstellingsvergunning is in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen en wordt op grond van diezelfde wet beboet. Het aanwenden van rechtsmiddelen tegen bestuurlijke boetes heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht ook geen schorsende werking.

De Inspectie SZW zal de reeds opgemaakte boeterapporten tegen de Gemeente Hollands Kroon en de betreffende onderwijsinstelling dan ook op de normale wijze afhandelen. Ook zal de Inspectie SZW op dit punt streng blijven handhaven.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven