Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 32140 nr. V |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 32140 nr. V |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2024
Tijdens verschillende Commissiedebatten over de toekomst van box 3 die ik met de Tweede Kamer heb gevoerd, heb ik toegezegd de Eerste en de Tweede Kamer te informeren over de vervolgstappen met betrekking tot het toekomstige stelsel in box 3. Met deze brief informeer ik u over de waarschijnlijk laatste vervolgstap van dit demissionaire kabinet ten aanzien van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.
Adviesaanvraag Afdeling advisering Raad van State
Het wetsvoorstel is voor advies aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling). Er zijn verschillende redenen waarom het kabinet er ondanks zijn demissionaire status voor heeft gekozen advies aan te vragen. Allereerst is de adviesaanvraag conform de aangenomen motie Idsinga waarin de regering wordt verzocht het voorbereidingsproces voor een stelsel in box 3 op basis van werkelijk rendement voort te zetten.1 Ten tweede onderstrepen de arresten van de Hoge Raad op 6 juni 20242 nogmaals het belang van het zo snel mogelijk introduceren van een stelsel in box 3 dat is gebaseerd op het belasten van het werkelijke rendement.
Door het nu starten van de adviesaanvraag hoop ik dat het nieuwe kabinet een snelle start kan maken met een dergelijk stelsel. Als het advies is ontvangen van de Afdeling kan het nieuwe kabinet uiteraard beslissen om het wetsvoorstel niet, of in gewijzigde vorm in te dienen bij de Tweede Kamer.
Belasten van onroerende zaken
De inhoud van het wetsvoorstel is grotendeels bekend vanwege de internetconsultatie die in het najaar van 2023 heeft plaatsgevonden en uit de brieven die ik aan uw Kamer heb gestuurd en de debatten die daarover hebben plaatsgevonden in met name de Tweede Kamer. Een onderwerp dat echter nog niet helemaal uitgewerkt was ten tijde van het laatste Commissie debat op 18 april 2024, is het belasten van onroerende zaken in box 3. Ik heb toegezegd de beide Kamers hierover te informeren. Dat doe ik hierna.
Voor onroerende zaken geldt in afwijking van de vermogensaanwasbelasting een vermogenswinstbelasting. Bij het rendement over onroerende zaken is sprake van indirect en direct rendement. Indirect rendement is de vermogenswinst die wordt gemaakt door de waardeontwikkeling gedurende de periode dat de belastingplichtige de onroerende zaak bezit. Deze vermogenswinst wordt in principe aan het einde van de bezitsduur, op het moment van bijvoorbeeld verkoop, belast. Dit kan vanzelfsprekend ook een vermogensverlies zijn. Het belasten van het indirecte rendement, werkt voor alle onroerende zaken in box 3 hetzelfde.
Direct rendement is het rendement dat een belastingplichtige jaarlijks behaalt met de onroerende zaak, zoals huur- en pachtopbrengsten. Het directe rendement hoeft niet per se in geld te worden ontvangen, maar kan ook in natura zijn voor het eigen gebruik van de onroerende zaak. Voor het belasten van het directe rendement is gekozen voor een indeling in drie categorieën, afhankelijk van het gebruik van de onroerende zaak. Er wordt onderscheid gemaakt tussen (1) een onroerende zaak die nagenoeg het gehele jaar verhuurd wordt (minimaal 90% verhuur), (2) een onroerende zaak die het gehele jaar niet wordt verhuurd en (3) gemengd gebruik (de onroerende zaak wordt verhuurd, maar minder dan 90% van het jaar). In het eerste geval worden de ontvangen huur- of pachtinkomsten belast. Er geldt een kostenaftrek voor onderhoudskosten en andere kosten. Als de onroerende zaak het hele jaar niet wordt verhuurd, wordt deze belast op basis van een vastgoedbijtelling. De vastgoedbijtelling is een vast percentage van de WOZ-waarde waarbij al rekening is gehouden met onderhoudskosten. De vastgoedbijtelling is dus een netto bijtelling, die het voordeel in natura voor de beschikbaarheid voor eigen gebruik belast. Tot slot wordt bij gemengd gebruik gekeken naar zowel de hoogte van de huurinkomsten als naar de hoogte van de vastgoedbijtelling. In dit geval wordt het hoogste van deze twee bedragen belast. Het bovenstaande wordt toegelicht door middel van onderstaande figuur.
Om de hoogte van de (netto)vastgoedbijtelling vast te stellen, heeft Stichting Economisch Onderzoek (SEO) op verzoek van het kabinet onderzoek gedaan naar de hoogte en de spreiding van de huurwaarde van niet-verhuurde box 3-woningen. Uit dit onderzoek blijkt dat in de periode 2019–2021 de gemiddelde (bruto) economische huurwaarde gelijk was aan 5,06%. Er is gekozen voor een brutohuurwaarde die behoort bij het 10e percentiel. De huurwaarde van het 10e percentiel is 3,35%. Bij het vaststellen van de nettovastgoedbijtelling is uitgegaan van (een reservering voor) aftrekbare kosten van 0,7% van de WOZ-waarde. Uit onderzoek van het Ministerie van Financiën blijkt dat dit een gemiddeld percentage is gebaseerd op alle typen woningen. Het kabinet heeft op basis van deze gegevens gekozen voor een nettovastgoedbijtelling van 2,65%. Het onderzoek van SEO is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Gekozen parameters
In het wetsvoorstel dat in het najaar van 2023 geconsulteerd is via internet stonden de verschillende parameters nog niet vast. Het uitgangspunt is om het nieuwe box 3 stelsel budgetneutraal in te voeren. Om dit te realiseren kiest het kabinet voor de volgende parameters. De netto vastgoedbijtelling – die eerder in deze brief is toegelicht – bedraagt 2,65% (hierin is rekening gehouden met de onderhoudskosten), het heffingsvrije inkomen is € 1.250, de verliesdrempel € 500, en het belastingtarief 36%. Een nieuw kabinet kan de keuze maken voor een andere samenstelling van de parameters.
Arresten Hoge Raad 6 en 14 juni 2024
Op 6 juni en 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad meerdere arresten gewezen over de manier waarop nu het inkomen uit vermogen in box 3 wordt berekend.3 Volgens de Hoge Raad schendt de huidige wetgeving in de inkomstenbelasting voor box 3 nog steeds het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het door de belastingplichtige behaalde werkelijke rendement. Ook heeft de Hoge Raad in deze arresten iets gezegd over hoe de berekening van dat werkelijke rendement moet plaatsvinden en over het rechtsherstel dat moet worden geboden in gevallen waarin het verdragsrecht is geschonden. De uitspraak en de gevolgen die deze uitspraak heeft, worden op dit moment bestudeerd. Het is aan mijn opvolger om het parlement hierover nader te informeren.
Ik hoop uw Kamer met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben over de laatste stand van zaken met betrekking tot het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32140-V.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.