Klacht
Verzoeker klaagt dat zijn verzoek tot kwijtschelding van belastingaanslagen is afgewezen.
Feiten
Verzoeker heeft in 2000 een verplaatsbaar chalet in een recreatiepark gekocht. Hij heeft het perceel waarop het chalet zich
bevond, gehuurd. Verzoeker heeft hiervoor een lening afgesloten waarvan hij, door de woorden hypothecaire lening in de brief
van de bank, in de veronderstelling verkeerde dat hij een hypothecaire lening had afgesloten. Daarom heeft hij de verschuldigde
rente in de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in mindering op zijn inkomen gebracht. De Belastingdienst
heeft, omdat bleek dat verzoeker geen recht op de aftrek had, navorderingsaanslagen opgelegd. Over het jaar 2007 is op grond
van een negatieve voorlopige aanslag overeenkomstig de aangifte teruggave van belasting verleend. De aanslag over 2007 is
opgelegd als een correctie op deze onterechte teruggave. Het verschuldigde bedrag op de aanslagen over de jaren 2004, 2005
en 2007 is € 4.259 exclusief kosten en rente. Verzoeker heeft een verzoek tot kwijtschelding van de belastingschuld ingediend.
Na afwijzing van dit verzoek heeft hij beroep aangetekend tegen de beschikking. De directeur van de Belastingdienst heeft
het beroep afgewezen op de gronden dat de aangifte foutief was ingevuld en dat het bezit van de stacaravan in aanmerking wordt
genomen als vermogen. De aanwezigheid van vermogen staat kwijtschelding in de weg.
Overwegingen
Verzoeker voert aan dat hij zijn aangifte te goeder trouw heeft gedaan en door toedoen van het onjuiste advies van de bank
de lening als een box 1 lening heeft gekwalificeerd. Hij is van mening dat bij verkoop van de stacaravan overwaarde is te
verwachten.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de beschikbare feiten geen aanleiding geven om te veronderstellen dat
de (over)waarde van het chalet/de stacaravan lager is dan de openstaande belastingschuld. Ook beschikt verzoeker volgens berekening
over een betalingscapaciteit die hoger is dan de belastingschuld.
Oordeel van de commissie3
Niet gebleken is dat de Belastingdienst het verzoek van verzoeker onzorgvuldig heeft behandeld. Verzoeker heeft voldoende
betalingscapaciteit om de belastingschuld te betalen; de aanslag corrigeert een ten onrechte verleende teruggave. Dat verzoeker
bij de aangifte is afgegaan op een onjuist advies van de bank, kan niet aan de Belastingdienst worden toegerekend. Hiervoor
kan de bank aansprakelijk worden gesteld. Ook heeft de Belastingdienst verzoeker een redelijke betalingsregeling verleend
die doorloopt totdat de belastingschuld is voldaan.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie
Remkes
De griffier van de commissie
De Gier