nr. 22
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN K.B.
TE K.2 BETREFFENDE DUBBELE BELASTINGHEFFING
Vastgesteld 21 januari 2010
Klacht
Verzoekster klaagt dat over haar inkomsten uit haar indirecte participaties
in Duitse vastgoedfondsen dubbel belasting wordt geheven. Zij doet een beroep
op de hardheidsclausule.
Feiten
Verzoekster heeft participaties die haar recht geven op een aandeel in
de gerechtigdheid van een Duitse commanditaire vennootschap die weer participeert
in drie commanditaire vennootschappen. In trustovereenkomsten tussen verzoekster
en de commanditaire vennootschap is vastgelegd dat de participaties ter zake
van haar indirecte gerechtigdheid tot de deelnemingen vrij aan derden overdraagbaar
zijn. Nederland stelt zich op het standpunt dat door de vrije verhandelbaarheid
van de participaties sprake is van open commanditaire vennootschappen. Artikel
2 derde lid, onderdeel f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt
dat participaties in open commanditaire vennootschappen als aandelen in lichamen
worden aangemerkt. De inkomsten uit deze participaties worden belast als belastbaar
inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Krachtens artikel 13 van het Nederlands-Duitse
belastingverdrag worden inkomsten uit aandelen in beginsel toegewezen aan
het woonland van degene die de inkomsten geniet. Duitsland kwalificeert de
indirecte participaties als inkomsten uit de verhuur van onroerende zaken.
Zowel inkomsten uit de verhuur van onroerende zaken als winst uit onderneming
zijn in voornoemd belastingverdrag toegewezen aan de staat waar de onroerende
zaken en de onderneming zijn gevestigd. Daarom kan verzoekster worden geconfronteerd
met belastingheffing in Nederland en in Duitsland. Het probleem van het verschil
in kwalificatie wordt niet opgelost in het belastingverdrag. Met de Duitse
bevoegde autoriteiten is in een procedure voor onderling overleg getracht
om een oplossing te vinden. Dat is niet gelukt. Verzoekster doet nu een beroep
op de hardheidsclausule.
Overwegingen
Verzoekster voert aan dat zij door het verschil in kwalificatie van haar
participaties door de Nederlandse en de Duitse belastingwetgeving wordt geconfronteerd
met dubbele belastingheffing. Nu de procedure voor onderling overleg geen
oplossing heeft geboden, verzoekt zij de hardheidsclausule toe te passen.
De staatssecretaris stelt vast dat het probleem van het verschil in kwalificatie
weliswaar niet is geregeld in het belastingverdrag maar dat het de facto niet
leidt tot dubbele belastingheffing omdat in Duitsland geen belasting is geheven
zolang de inkomsten uit de deelname van verzoekster als commanditaire vennoot
negatief zijn. Als de inkomsten positief zijn, verleent Nederland voor de
Duitse belastingheffing een vermindering volgens de verrekeningsmethode met
evenredigheidslimiet om dubbele belastingheffing te voorkomen. Deze verrekening
bedraagt maximaal 15% van de inkomsten. Als het fonds in één
keer een grote uitkering zou doen bij verkoop van de onroerende goederen,
kan de Nederlandse inkomstenbelasting in box 3 tot nihil worden teruggebracht
als gevolg van de verrekende Duitse inkomstenbelasting. Niet verrekende Duitse
belasting kan worden overgeheveld naar het volgende jaar.
Hij stelt zich op het standpunt dat het beroep op de hardheidsclausule
moet worden afgewezen omdat geen sprake is van een onbillijkheid van overwegende
aard die de wetgever niet heeft voorzien. De Nederlandse wetgever heeft de
kwalificatie van de deelname als commanditaire vennoot en de daaruit voortvloeiende
inkomsten uitdrukkelijk beoogd zodat de participaties voor de inkomstenbelasting
op een lijn zijn gesteld met aandelen.
Oordeel van de commissie1
De staatssecretaris heeft terecht de hardheidsclausule niet toegepast.
Bij een vrije overdraagbaarheid van de commanditaire participaties is
sprake van een open commanditaire vennootschap. Deelgerechtigdheid van commanditaire
vennoten in een open commanditaire vennootschap is door de wetgever in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen als aandelen aangemerkt. Voor de inkomstenbelasting
zijn de participaties daarmee op een lijn gesteld met aandelen.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Remkes
De griffier van de commissie,
De Gier
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
1De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD) voorzitter, Van Gent (GL),
Depla (PvdA), Jager (CDA) ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD),
Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) Anker (CU) en P. Linhard (PvdA)
en de plaatsvervangende leden Azough (GL), Blok (VVD), Cörüz (CDA),
Neppérus (VVD) en Blanksma-van den Heuvel (CDA).