32 137
Vaststelling en invoering van Boek 10 (Internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek (Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 6 november 2009

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave 
   
1.Inleiding1
2.Artikelsgewijze toelichting2

1. INLEIDING

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Dit voorstel heeft een lange geschiedenis en lijkt nu eindelijk vorm te krijgen in het nieuwe boek 10 in het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze leden willen langs deze weg enkele, met name verduidelijkende, vragen stellen. Het betreft een veelheid aan wetten die het nieuwe boek 10 zullen vullen. Deze leden hebben de indruk dat het hier niet zozeer een wet betreft maar meer een handboek voor de rechtsgebruiker. Die indruk wordt gewekt doordat niet alle regels voor het conflictenrecht zijn opgenomen en in sommige gevallen de regels in dit boek zich beperken tot het verwijzen naar een verdrag of richtlijn. Kan de regering deze indruk bevestigen? Het is de aan het woord zijnde leden niet helemaal duidelijk geworden waarom sommige conflictenregels wel zijn opgenomen in dit boek 10 en anderen niet. Kan de regering kort aangeven welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen ten aanzien van de opgenomen en niet opgenomen conflictenregels?

De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een overzicht van de materiële wijzigingen die dit voorstel omvat.

Deze leden vragen wat de stand van zaken is ten aanzien van een Europees BW waar al jaren over gesproken wordt. Hoe verhoudt een uniform of geharmoniseerd Europees privaatrecht zich tot dit voorgestelde nieuwe Boek 10?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel, waarmee in een keer een belangrijk gedeelte van het internationaal privaatrecht wordt gecodificeerd. Nu vele wettelijke regelingen van conflictenrecht voor verschillende deelterreinen in een nieuw boek van het BW worden ondergebracht, waar al sinds 1979 over wordt nagedacht en aan wordt gewerkt, kan dat vanuit rechtssystematisch oogpunt als een historisch moment worden beschouwd. De kenbaarheid en toegankelijkheid van het internationaal privaatrecht zijn grote voordelen van deze codificeringsoperatie. Deze leden hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen die hieronder aan de orde zullen komen.

Voornoemde leden constateren dat met deze codificatie van het internationaal privaatrecht niet beoogd is de regelingen van conflictenrecht aan een fundamentele herziening te onderwerpen en dat slechts op enkele punten een wijziging van materiële aard wordt voorgesteld. Kunnen deze materiële wijzigingen worden opgesomd? Om welke artikelen uit het voorgestelde boek 10 BW gaat het?

De leden van de SP-fractie constateren dat toegelicht wordt dat het niet nodig en ook niet wenselijk is verdragen inhoudelijk in de wet op te nemen, maar dat dat in enkele gevallen toch is gedaan. Op grond waarvan is dit bij sommige verdragen wel en bij andere niet gedaan? Geldt dit ook voor Europese verordeningen? Zo nee, waarom niet? Wanneer nieuwe verdragen of Europese verordeningen tot stand komen of worden gewijzigd, wordt dan steeds direct boek 10 BW aangepast?

De leden van de SP-fractie lezen dat artikel 65 EG-Verdrag wordt genoemd, op grond waarvan de bepaalde bevoegdheden aan de EU toekomen. Hoe zal dit zijn onder het Verdrag van Lissabon? Kan dit punt uitvoerig worden toegelicht? Gaat het ook onder het Verdrag van Lissabon vooral of alleen om verwijzingsregels en rechtsmachtbepalingen en niet om inhoudelijke harmonisering van het privaatrecht? Kan de regering toelichten wat het belang er van is om het internationaal privaatrecht Europees te harmoniseren?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij onderschrijven het doel om te komen tot een samenhangend en systematisch geheel van een groot aantal voor de praktijk van belangzijnde regels van het internationaal privaatrecht. Zij hebben hierover één vraag. Deze leden zouden graag voor de inzichtelijkheid een (korte) samenvatting van de regering willen hebben op welke punten naar aanleiding van ontwikkelingen in de praktijk en van nieuwe inzichten in rechtspraak en literatuur een wijziging van materiële aard wordt voorgesteld en welke wijziging dit precies is.

2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I – Invoeging Boek 10

Titel 1 Algemene bepalingen

Inleidende opmerkingen

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering het voorstel van de Staatscommissie om een algemene bepaling op te nemen in onderhavig wetsvoorstel over meervoudige nationaliteit niet overneemt omdat meervoudige nationaliteit niet voor alle in dit boek opgenomen gevallen bruikbaar en wenselijk is. Kan de regering voorbeelden geven in welke gevallen een algemene regel over dubbele nationaliteit geen toegevoegde waarde heeft of zelfs negatief kan uitpakken voor betrokkene? Welke overwegingen had de Staatscommissie om een voorstel te doen voor een algemene regel op dit punt? Acht de regering het uitgesloten dat in de toekomst wel een algemene regel over dubbele nationaliteit wordt toegevoegd aan dit boek op basis van de argumenten van de Staatscommissie?

Artikel 5 – Renvoi

De leden van de PvdA-fractie hebben nog behoefte aan een nadere toelichting op dit artikel. De voorbeelden die de regering in de toelichting geeft zijn dusdanig omschreven dat dit de duidelijkheid niet ten goede komt. Kan de regering de toelichting op dit punt verduidelijken?

Artikel 7 – Voorrangsregels

De leden van de PvdA-fractie achten een korte verklaring van termen als «lois de police» en «Eingriffsnormen» ter verduidelijking niet onwelkom. Zij vragen de regering de memorie van toelichting te scannen op meer termen die een nadere toelichting nodig hebben. Deze leden vragen dit omdat dit boek met name is opgesteld voor de rechtsgebruiker. Zij zien dat uitgangspunt graag terug in de memorie van toelichting.

Voorts merken de aan het woord zijnde leden op dat volgens de toelichting niet al te snel moet worden aangenomen dat er sprake is van een voorrangsregel en dat enige terughoudendheid is geboden. Deze leden willen graag een toelichting met voorbeelden wanneer terughoudendheid geboden. Zij gaan er vanuit dat de voorrangsregels voldoende duidelijk zijn omschreven dat het geen probleem is om op de juiste momenten de voorrangsregel te gebruiken. Klopt deze gedachte?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Doorn


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Besselink (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU) en Sterk (CDA).

Naar boven