nr. 9
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 16 november 2009
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
a. Na onderdeel Be wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Bf. In artikel 5.4, zesde lid, wordt «bedoeld
in artikel 1a, vierde, vijfde en achtste lid, van de Successiewet 1956»
vervangen door: bedoeld in artikel 1a, vierde, vijfde, zesde en achtste lid,
van de Successiewet 1956.
b. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Cbis. In artikel 6.33, eerste lid, onderdeel
b, wordt «in een ministeriële regeling aangewezen mogendheid»
vervangen door: in een bij ministeriële regeling aangewezen mogendheid.
c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
F. In artikel 10a.7, tweede lid, vervalt
de komma na «19 april 2009».
2
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 3, tweede lid, vervalt
de komma na «ieder». Voorts vervalt de komma na «verlaten».
B. In artikel 10, zevende lid, onderdeel
a, vervalt «niet aangemerkt».
C. Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «na van het overlijden» vervangen
door: na het overlijden.
2. In het tweede lid wordt «diens bloed- of aanverwanten tot
en met de vierde graad of hun partners» vervangen door: een van diens
bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners.
D. Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het vijfde lid wordt na «hield» een
komma geplaatst.
2. In het zesde lid wordt «de Wet op belastingen van rechtsverkeer
1970» vervangen door: de Wet op belastingen van rechtsverkeer.
E. In artikel 35g wordt «zowel
blote eigendom als bedoeld in het eerste lid en ondernemingsvermogen als bedoeld
in artikel 35b, tweede lid» vervangen door: zowel blote eigendom als
bedoeld in het eerste lid als ondernemingsvermogen als bedoeld in artikel
35b, tweede lid.
3
Artikel XIV wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «treedt in werking met ingang van 1 januari
2010» vervangen door: treedt, zo nodig met terugwerkende kracht, in
werking met ingang van 1 januari 2010.
b. De onderdelen a tot en met i worden geletterd b tot en met j.
c. Vóór onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd,
luidende:
a. artikel II, onderdeel I, terugwerkt tot en met 1 juni 1999;.
d. In onderdeel c (nieuw) wordt «artikel I, onderdelen A en
B» vervangen door: artikel I, onderdelen 0Aa, A en B.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige nota van wijziging bevat enkele technische aanpassingen
van redactionele aard. Tevens is de inwerkingtredingsbepaling aangepast.
Onderdeelsgewijs
Onderdeel 1
Artikel I, onderdelen Bf, Cbis en F (artikelen 5.4, 6.33
en 10a.7 van de wet inkomstenbelasting 2001)
In onderdeel 1, onder a, wordt de verwijzing in artikel 5.4 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 naar artikel 1a van de Successiewet 1956 zodanig aangepast
dat ook de personen die tot aan het tijdstip van overlijden of het moment
van schenking gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf kalenderjaren
een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd (en die voor de Successiewet 1956
als partners kwalificeren) net als andere samenwonende partners (dus niet-gehuwde
partners) worden gelijkgeschakeld met echtgenoten.
In onderdeel 1, onder b en c, zijn aanpassingen van redactionele aard
aangebracht.
Onderdeel 2
Artikel IIIA (artikelen 3, 10, 13, 35c en 35g van de Successiewet
1956)
In onderdeel 2 worden enkele redactionele aanpassingen aangebracht in
de Successiewet 1956, zoals deze ingevolge het bij koninklijke boodschap van
20 april 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Successiewet
1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling
en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie
van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting
2001 en de Successiewet 1956, 31 930) komt te luiden per 1 januari
2010.
Onderdeel 3
Artikel XIV (inwerkingtreding)
Met de in onderdeel 3, onder 1, opgenomen wijziging wordt in de aanhef
van de inwerkingtredingsbepaling tot uitdrukking gebracht dat de onderhavige
wet zo nodig met terugwerkende kracht in werking kan treden.
Met de in onderdeel 3, onder 2, 3 en 4, opgenomen wijzigingen wordt bewerkstelligd
dat ook de in artikel II, onderdeel I, en de in artikel I, onderdeel OAa,
van het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen terugwerken tot het moment waarop
de omissies zijn ontstaan, die met die wijzigingen ongedaan worden gemaakt.
De staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager