Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32131 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32131 nr. B |
Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij stemmen in beginsel in met het oogmerk van het wetsvoorstel, dat wil zeggen voor zover dit (uitsluitend) gericht is op de uniformering van de loonheffingsgrondslag. Over de uitwerking ervan hebben deze leden een aantal vragen.
Lastenneutraliteit voor burgers en bedrijven, en budgetneutraliteit voor de overheid
De regering stelt dat het wetsvoorstel, inclusief aanvullend pakket, lastenneutraal is voor burgers en bedrijven enerzijds, en budgetneutraal is voor de overheid anderzijds.2
De leden van de SP-fractie vragen de regering om deze lastenneutraliteit afzonderlijk te kwantificeren voor ieder van de twee categorieën burgers en bedrijven: tenminste de totaalbedragen voor 2010. (Het jaar 2010 is relevant omdat de cijfers uit de memorie van toelichting daarop gebaseerd zijn.)
Inkomenseffecten
Zoals eerder werd aangegeven, delen de leden van de SP-fractie in beginsel het oogmerk van het wetsvoorstel, dat wil zeggen voor zover dit (uitsluitend) gericht is op de uniformering van de loonheffingsgrondslag (de regering noemt dit loonbegripuniformering).3 De vormgeving van deze uniformering alsmede de vormgeving van het aanvullend pakket lijkt een kwestie van technische uitwerking. Deels is dit inderdaad een technische kwestie. Maar anderdeels gaat het om een politieke keuze die wat betreft de inkomenseffecten de uitkomst geeft zoals weergegeven in grafiek 1 uit de memorie van toelichting. Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat de uitwerking (tevens) om politieke keuzes gaat aangaande onder andere de inkomensverdeling? Kan de regering bevestigen dat zij er in beginsel voor had kunnen kiezen om, bijvoorbeeld, de negatieve effecten bij bruto huishoudinkomens beneden de € 25 000 bruto vrijwel te vermijden (met uiteraard consequenties voor de rest van de inkomensverdeling), zo vragen zij voorts. Zijn dergelijke alternatieven in een eerder stadium ambtelijk geschetst? Zijn dergelijke alternatieven, of de aanzet daartoe, in een eerder stadium ambtelijk uitgewerkt?
In de nota naar aanleiding van het verslag uit de Tweede Kamer stelt de staatssecretaris «dat het kabinet de inkomenseffecten die aan de uniformering van het loonbegrip zijn verbonden als zodanig heeft aanvaard.» De leden van de SP-fractie vernemen graag van de regering wat precies de portee van deze stelling is.
Tabel 3 uit de memorie van toelichting geeft de inkomenseffecten van het wetsvoorstel (inclusief aanvullend pakket) voor een aantal categorieën huishoudens. De leden van de SP-fractie vragen de regering om een overeenkomstige tabel, doch met dit verschil dat de 4e tot en met 6e kolom (– 1,5 tot – 0,5%; – 0,5% tot 0,5%; 0,5 tot 1,5%) vervangen wordt door de volgende twee kolommen: – 1,5 tot 0%; en 0 tot 1,5% (dit is overeenkomstig de logica van de andere categorieën die eveneens met 1,5 oplopen).
Loonkosten bedrijven c.q. werkgevers
De leden van de SP-fractie hebben voorts een aantal vragen over Tabel 4 uit de memorie van toelichting («Effect loonkosten maatregelen AWF en ZVW voor werkgevers»).
Ten eerste. Naar aanleiding van vragen van de leden van de CDA- en PvdA-fracties uit de Tweede Kamer stelt de regering in de nota naar aanleiding van het verslag: «Benadrukt kan worden dat de gepresenteerde tabel twee budgettair neutrale maatregelen bevat, namelijk de afschaffing van de Awf-franchise inclusief verlaging van de premie en de verhoging van de bijdragegrens voor de Zorgverzekeringswet inclusief verlaging van de ZVW-bijdrage. De loonkosteneffecten van de diverse categorieën schommelen voornamelijk tussen – 0,1% en – 0,2% (dus lagere loonkosten). De reden dat de tabel zelf niet budgettair neutraal is, komt door bijvoorbeeld overheidswerkgevers etc. waarvoor geen premie Algemeen Werkloosheidsfonds of Zorgverzekeringswet beschikbaar is. Daardoor wordt deze niet in de berekening meegenomen.» De leden van de SP-fractie vragen de regering om een overeenkomstige tabel doch aangevuld met kolommen voor overheidswerkgevers, en voorts (zo nodig) verder aangevuld met cijfers waaruit blijkt dat het inderdaad om budgetneutraliteit gaat.
Ten tweede. Over de derde maatregel (of combinatie van maatregelen), genoemd op bladzijde 13 van de memorie van toelichting – niet opgenomen in Tabel 4 – stelt de regering in de nota naar aanleiding van het verslag in de Tweede Kamer: «De leden van de fractie van het CDA vragen verder of de premiebetaling bij de auto van de zaak en het afschaffen van de verrekening van premies bij meerdere dienstbetrekkingen ook in het overzicht verwerkt kan worden. Dit is niet mogelijk. De genoemde effecten zijn zeer specifiek afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de werknemers van de diverse werkgevers. Deze gedetailleerde gegevens per werknemer op werkgeversniveau zijn niet beschikbaar. Aangezien beide maatregelen nagenoeg budgettair neutraal zijn, zal het beeld naar verwachting niet wijzigen.» Impliceert de regering hier dat deze maatregelen eveneens neutraal zijn voor de loonkosten? Hoe weet, of waarom vermoedt, de regering dat deze maatregelen budgetneutraal of ook loonkostenneutraal zijn als de genoemde gegevens niet beschikbaar zijn?
Ten derde. Op basis van Tabel 4 is eenvoudig te berekenen dat de totale loonkosten van bedrijven met € 917 miljoen dalen. Indien, zoals de memorie van toelichting stelt, het totaal van de maatregelen budgetneutraal is voor de overheid, betreft dit totaal dan eveneens het budgetdeel van de overheid als werkgever, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Zo ja, dan kan uit een en ander geconcludeerd worden dat werknemers samen een overeenkomstig bedrag (€ 917 miljoen) achteruit gaan. Is dit correct, zo luidt de vervolgvraag van deze leden. Zo nee, kan de regering dan een correct staatje verstrekken?
Ten vierde. Op basis van Tabel 4 is eveneens eenvoudig te berekenen dat voor de betreffende maatregelen de gemiddelde loonkostendaling van bedrijven 0,4% is. Echter, 99% van de bedrijven zit op een loonkostendaling van de helft of minder. Het zijn de grootbedrijven (de in deze top 1% van de bedrijven, met loonkosten groter dan € 10 miljoen en met een beslag van 52% van de loonkosten van het totaal van de bedrijven) die een loonkostendaling van 0,6% tegemoet kunnen zien. Is dit correct, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Is dit het resultaat van een politieke keuze?
Ten vijfde. In de nota naar aanleiding van het nader verslag uit de Tweede Kamer stelt de regering: «Uit de doorrekening van het CPB, die als bijlage is opgenomen, blijkt dat het gevolg voor de totale werkgelegenheid verwaarloosbaar is. Gemiddeld stijgen de loonkosten met 0,1% ...» Uit de betreffende CPB-notitie blijkt dat het instituut zich baseert op het jaar 2012. Omdat het ijkpunt voor de toelichtingen bij het wetsvoorstel het jaar 2010 is, levert dat enige onduidelijkheid. Welke is de gemiddelde loonkostenverandering op basis van 2010? Indien deze eveneens in de orde van grootte van + 0,1% zou liggen, dan lijkt dit – in het licht van het vorenstaande – te duiden op een relatief aanzienlijke loonkostenstijging bij de overheid dan wel een miscalculatie door het CPB of de regering of de leden van de SP-fractie. Kan de regering deze puzzel oplossen?
De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de memorie van antwoord zo mogelijk uiterlijk vrijdagochtend 13 mei 2011 aan de Eerste Kamer toe te zenden.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Essers
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Bergman
Samenstelling:
Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Doek (CDA), Essers (CDA), voorzitter, Terpstra (CDA), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Van Driel (PvdA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Kox (SP), Ten Hoeve (OSF) Leijnse (PvdA), Engels (D66), Asscher (VVD), Hermans (VVD), Hofstra (VVD), Elzinga (SP), Peters (SP), Reuten (SP), De Boer (CU), vicevoorzitter, Böhler (GL), Laurier (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).
Zie memorie van toelichting en (onder andere) nota naar aanleiding van het verslag uit de Tweede Kamer: «In antwoord op de vragen van de leden van de fractie van de PvdA kan aangegeven worden dat de maatregelen inclusief het aanvullend pakket en de premieverlagingen lastenneutraal zijn voor burgers en bedrijfsleven. Tevens is het EMU-saldo neutraal voor de overheid.»
Is de regering met deze leden van mening dat de term «loonbegripuniformering» wat wringt met het begrip «begrip»?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32131-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.