32 125
Bijlage bij de Staat van de Europese Unie 2009–2010

nr. 2
BIJLAGE

INHOUDSOPGAVE blz.

RAADSAGENDA’S5
   
1.Europese Raad5
   
2.Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen9
 Algemene Zaken9
 Externe Betrekkingen12
   
3.Raad Economische en Financiële Zaken26
 Ecofin Raad26
 Begrotingsraad34
   
4.Raad Justitie en Binnenlandse Zaken38
 Algemeen38
 Migratie, Asiel, Grenzen en Visa38
 Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken43
 Terrorismebestrijding46
 Justitiële samenwerking in civiele zaken48
 Externe betrekkingen49
   
5.Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken50
 Werkgelegenheid en Sociaal beleid50
 Volksgezondheid58
   
6.Raad voor Concurrentievermogen65
   
7.Raad Vervoer, Telecom en Energie74
 Vervoer74
 Telecommunicatie80
 Energie82
   
8.Landbouw- en Visserijraad84
 Landbouw84
 Visserij90
   
9.Milieuraad93
   
10.Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur 
 Onderwijs101
 Jeugd101
 Cultuur en Media103
 Sport109
   
Fiches opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)110
Stand implementatie Europese Regelgeving114
Tabellen115
Lijst van afkortingen118

RAADSAGENDA’S

1. EUROPESE RAAD

Vergaderdata: 
29–30 oktober 2009Europese Raad
10–11 december 2009Europese Raad
25–26 maart 2010Europese Raad
17–18 juni 2010Europese Raad

Stand van zaken

Naar aanleiding van de crisis tussen Georgië en Rusland organiseerde het Franse voorzitterschap op 1 september 2008 een buitengewone Europese Raad over de situatie in Georgië. Besproken werd welke mogelijkheden bestaan om Georgië hulp te bieden en wat de gevolgen van de crisis zijn voor de betrekkingen van de Europese Unie met Rusland. De Europese Raad veroordeelde het besluit van Rusland om de onafhankelijkheid van Abchazië en Zuid-Ossetië te erkennen. Het voorzitterschap en Hoge Vertegenwoordiger Solana werd gevraagd beraadslagingen met Moskou voort te zetten over de tenuitvoerlegging van het zespunten akkoord, dat door bemiddeling van het Franse voorzitterschap tot stand was gekomen. Besloten werd een wederopbouwconferentie voor Georgië te houden. De besprekingen met Rusland over een nieuw partnerschap- en samenwerkingsakkoord werden uitgesteld totdat Rusland zijn troepen had teruggetrokken.

De Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 stond vooral in het teken van de economische en financiële crisis. Afgesproken werd de coördinatie en informatie-uitwisseling tussen instellingen en lidstaten te verbeteren. Tevens werd afgesproken dat zou worden toegewerkt naar versterkt toezicht op de financiële sector. Ten aanzien van het klimaaten energiepakket bevestigde de Europese Raad het ambitieniveau – zoals uitgesproken in 2007 en 2008 – te willen handhaven. De Europese Raad ging akkoord met de samenstelling van een reflectiegroep over de uitdagingen van de Unie op de langere termijn. De architect Rem Koolhaas is één van de benoemde leden. Met de bekrachtiging van het Europees Pact inzake immigratie en asiel werd een krachtige impuls gegeven aan een meer coherent en eenvormig migratie- en asielbeleid.

Op 7 november 2008 organiseerde het Franse voorzitterschap een informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders om de Europese inzet te bepalen voor de topontmoeting in Washington van 15 november 2008 over de noodzakelijke aanpassing van het internationale financiële stelsel als gevolg van de financiële crisis. Afgesproken werd dat de Europese Unie en de aanwezige lidstaten waaronder Nederland zich zouden inzetten voor een mondiaal meer dekkend stelsel van regelgeving c.q. toezicht, betere regels voor rating agencies, meer eenheid in boekhoudregels, de opstelling van gedragscodes om het nemen van onaanvaardbare risico’s te voorkomen en uitbreiding van de rol van het IMF.

Tijdens de Europese Raad op 11 en 12 december 2008 presenteerde Ierland de elementen van een oplossing waarmee het goedkeuringsproces van het Verdrag kan worden afgerond. De Ierse zorgen en wensen betreffen het behoud van de «eigen» Commissaris, belastingen, sociaalethische vraagstukken en de Ierse neutraliteit in relatie tot het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid. De Europese Raad kwam Ierland tegemoet door na 2014 één commissaris per lidstaat te laten bestaan, op voorwaarde dat het Verdrag van Lissabon in werking treedt. Wat betreft de overige drie vraagstukken stemde de Europese Raad ermee in dat teksten zullen worden uitgewerkt die een verkeerde interpretatie van het Verdrag van Lissabon op deze drie punten moeten uitsluiten.

Ten aanzien van het klimaat- en energiepakket slaagde de Europese Raad er in een akkoord te bereiken over een wetgevingspakket waarin de ambitieuze doelstellingen overeind bleven staan en in concrete uitvoeringsmaatregelen vertaald werden. Dit was een factor van doorslaggevende betekenis voor het behalen van het historische akkoord op het klimaat- en energiepakket in eerste lezing; daarmee heeft de Unie als eerste laten zien dat het mogelijk is om over ambitieuze klimaatdoelen bindende afspraken te maken.

De Europese Raad ging akkoord met een Europees economisch herstelplan. Dit plan voorziet in de afspraak om zich meer in te zetten om hervormingsmaatregelen te treffen in het kader van de Lissabon-strategie. Tevens voorziet het in een gecoördineerde inspanning van de Unie en de lidstaten van ongeveer 1,5 % van het BBP van de Unie binnen de regels voor staatssteun en het Stabiliteits- en Groeipact.

Het Tsjechische voorzitterschap organiseerde een informele Europese Raad op 1 maart 2009 om de volgende stappen te bespreken in antwoord op de financiële crisis en ter bestrijding van de economische terugval in de lidstaten. De Europese Raad werd het eens over de noodzaak probleemactiva aan te pakken wat van belang is voor het op gang brengen van kredietstromen. Het rapport De Larosière over verbetering van het financieel toezicht in de Europese Unie werd verwelkomd, evenals de mededeling van de Commissie over steun aan de automobielindustrie. Deze mededeling zet uiteen welke mogelijkheden er bestaan om binnen het kader voor de staatssteunregels maatregelen te nemen die het gelijke speelveld niet in gevaar brengen.

Tijdens de Europese Raad op 19 en 20 maart 2009 werd een akkoord bereikt over de financiering van vijf miljard euro aan energieprojecten, breedband en nieuwe uitdagingen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De Europese Raad sprak af dat de EU-deelnemers aan de G20-top in Londen zouden pleiten voor een forse middelenverhoging van het IMF; de lidstaten van de Unie waren bereid op korte termijn en op vrijwillige basis de kredietverleningcapaciteit van het IMF tijdelijk te ondersteunen door middel van een toegezegde lening van 75 miljard euro. De Europese Raad was bereid betalingsbalanssteun te verstrekken aan lidstaten buiten de EMU en verwelkomde het Commissievoorstel de EU-faciliteit voor dit doel te vergroten tot 50 miljard euro.

In het kader van de Lissabon-strategie werden de geactualiseerde landenspecifieke aanbevelingen voor het economisch beleid en het werkgelegenheidsbeleid aanvaard.

De Europese Raad besloot dat de Unie een eerlijk deel van de financiering van internationaal klimaatbeleid voor haar rekening zal nemen en dat de Unie ruim voor de Klimaattop in Kopenhagen haar onderhandelingsinzet moest bepalen ten aanzien van de financiering van dit beleid en de verdeling van de lasten binnen de Unie. Verder noemde de Europese Raad twee concrete opties voor financieringsmechanismen: contributies per land of een marktbenadering op basis van veilingen van een deel van de toegewezen emissieruimte.

De Europese Raad stemde in met de verklaring over het Oostelijk Partnerschap. De Unie heeft belang bij het behoud en de bevordering van sociale, economische en politieke stabiliteit aan de oostgrens en het Oostelijk Partnerschap is daartoe ingericht. Minister Verhagen informeerde zijn collegae over de vooruitzichten voor de internationale Afghanistan conferentie in Den Haag op 31 maart 2009. Er bestond overeenstemming dat de conferentie, aan de vooravond van de NAVO-top, een welkome gelegenheid bood het brede internationale commitment jegens Afghanistan te bevestigen en verlengen.

Voorts heeft de Raad opgeroepen tot snelle implementatie van de tweede strategische toetsing van het EU-energiebeleid. Dit EU-actieplan inzake energiezekerheid en solidariteit is in november 2008 door de Commissie gepresenteerd. De Commissie is verzocht om, in samenwerking met de lidstaten, snel gedetailleerde projecten te presenteren ter verhoging van de energiezekerheid. Ook zal het mechanisme dat zich toelegt op de gascrisis in de Unie gemoderniseerd worden.

Op de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009 is vooral gesproken over versterking van het toezicht op de financiële sector, de stand van zaken van het Europees herstelplan, de Commissiemededeling over werkgelegenheidsbevordering en internationale klimaatfinanciering. De Europese Raad werd het ook eens over de voordracht aan het Europees Parlement van de huidige voorzitter van de Commissie Barroso voor een tweede termijn.

Wat betreft het Verdrag van Lissabon is de Europese Raad akkoord gegaan met een aantal teksten om de Ierse zorgen tegemoet te komen.

Er werd geconstateerd dat de EU-lidstaten van nationale stimuleringsmaatregelen ongeveer 5% BBP aan maatregelen hebben genomen (inclusief automatische stabilisatoren), hetgeen hoger was dan verwacht.

Wat betreft klimaat was er grote eensgezindheid dat een versnelling in het onderhandelingsproces noodzakelijk is en dat de Unie bereid is daarin een leidende rol te spelen. Daarnaast werden de principes voor de mondiale lastenverdeling van de internationale financiering, draagkracht en verantwoordelijkheid voor emissies, genoemd. Verder sprak de Europese Raad de bereidheid uit om over alle relevante financieringskwesties in oktober 2009 een besluit te nemen.

Beleid in voorbereiding

Naar verwachting zullen de raden onder Zweeds voorzitterschap en de voorjaarsraad tijdens het Spaans voorzitterschap ruim aandacht besteden aan de financiële en economische crisis, vooral aan de voortgang van de nationale stimuleringsmaatregelen, de gevolgen van de crisis voor de overheidsfinanciën, de uitwerking van het vijf miljard pakket voor energie en breedband en bezien of verdere aanscherping van het toezicht op financiële instellingen noodzakelijk is.

Werkgelegenheid

Op basis van de mededeling van de Commissie over «Een gezamenlijk engagement voor de werkgelegenheid» zal uitvoering worden gegeven aan de daarin neergelegde prioriteiten: de Unie zal zich inspannen werkgelegenheid te behouden, banen te creëren en mobiliteit te bevorderen. Ook zullen de vaardigheden van de werknemers moeten worden vergroot en beter moeten worden afgestemd op de arbeidsmarkt. Tot slot moet de toegang tot werk worden vergroot. Op de Europese Raad in het voorjaar van 2010 zal de Commissie rapporteren over de voortgang van het proces.

Lissabon-strategie na 2010

Tijdens de Europese Raad in het voorjaar van 2010 zullen ook besluiten worden genomen over de Lissabon-strategie na 2010. De Commissie zal eind 2009 een voorstel voor een vernieuwde strategie publiceren.

Het kabinet zal zich de komende tijd buigen over het ontwikkelen van een visie op de toekomst van de Lissabon-strategie na 2010. Het kabinet heeft daartoe bij de SER een adviesaanvraag ingediend over de Lissabon-strategie na 2010, dat zijn advies uitbracht in juni 2009. De kabinetsreactie op het SER-advies zal de basis vormen voor het standpunt van het kabinet over de Lissabon-strategie na 2010.

Klimaat

Op basis van voorstellen van de Commissie zal de Raad dit najaar zijn inzet bepalen ten aanzien van de financiering van internationaal klimaatbeleid, de bijdrage van de Unie daaraan en de principes voor de verdeling van de lasten binnen de Unie.

Illegale migratie

In de Europese Raad van juni 2009 werd door een aantal zuidelijke lidstaten aandacht gevraagd voor de schrijnende humanitaire situatie waarin vele immigranten op en rond de Middellandse Zee verkeren. De Commissie werd uitgenodigd om naast de voortgaande werkzaamheden ter voorbereiding van het nieuwe meerjarenkaderprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het zogenaamde Stockholm-programma, voor de Europese Raad van oktober 2009 te komen met concrete voorstellen ter verbetering van de humanitaire noodsituatie rond de asielzoekers.

Institutionele vraagstukken

Indien het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon dit najaar wordt afgerond, zal eind 2009/begin 2010 een reeks Raadsbesluiten moeten worden genomen in het kader van de implementatie van het Verdrag van Lissabon (waartoe ook behoort de oprichting van de Europese Dienst voor Extern Optreden).

2. RAAD ALGEMENE ZAKEN EN EXTERNE BETREKKINGEN

Vergaderdata: 
14–15 september 2009RAZEB
28–29 september 2009Informele RAZEB – Defensie
26–27 oktober 2009RAZEB
16–17 november 2009RAZEB – inclusief Defensie en Ontwikkelingssamenwerking
7–8 december 2009RAZEB
14–16 januari 2010Informele bijeenkomst Ministers Europese Zaken
25–26 januari 2010RAZEB
17–18 februari 2010Informele bijeenkomst Ministers Ontwikkelingssamenwerking
22–23 februari 2010RAZEB
24–25 februari 2010Informele bijeenkomst Ministers Defensie
5–6 maart 2010Gymnich
22–23 maart 2010RAZEB
26–27 april 2010RAZEB – inclusief Defensie
10–11 mei 2010RAZEB – inclusief Ontwikkelingssamenwerking
14–15 juni 2010RAZEB

Algemene Zaken

Uitbreiding

Uitbreiding algemeen

De uitbreidingsstrategie die de Europese Raad vaststelde in december 2006 vormt de basis voor het EU-uitbreidingsbeleid. De regels voor het toetredingsproces voorzien in strikte conditionaliteit in alle onderhandelingsstadia. De vorderingen van (potentiële) kandidaat-lidstaten op de weg naar de Europese Unie zijn afhankelijk van hun eigen inspanningen om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces. Het tempo van toenadering hangt, anders gezegd, af van de resultaten die worden geboekt in de hervormingsprocessen van de individuele landen. Nederland handhaaft op dit dossier zijn «streng maar rechtvaardig» benadering. Dit betekent dat Nederland zijn afspraken zal nakomen, indien de (potentiële) kandidaat-lidstaten dit ook doen. Nederland steunt de hervormingsprocessen middels het Matra-programma en kiesgroepsteun.

Bij de beoordeling van de vorderingen van (potentiële) kandidaat-lidstaten ten aanzien van de Kopenhagen-criteria besteedt Nederland niet alleen aandacht aan de overname van het acquis communautaire en de totstandkoming van een vrije markteconomie, maar vooral ook aan de politieke criteria, waaronder volledige samenwerking met het ICTY.

Het is de verwachting dat in 2009 en 2010 de gevolgen van de financieel-economische crisis op de hervormingen in (potentiële) lidstaten zichtbaar worden. De internationale financiële instellingen zijn leidend als het om een antwoord op de internationale crisis gaat. Desalniettemin heeft de Unie een bijzondere verantwoordelijkheid om gevolgen van de economische crisis bij de nabije buren te verzachten en te bevorderen dat deze aanleiding vormen voor hervormingen die het stabilisatie- en associatieproces ten goede komen. Het besluit van de Europese Raad van maart 2009 over middelenophoging voor het IMF (75 miljard door EU-lidstaten) zal ook ten goede komen van de (potentiële) kandidaat-lidstaten.

Wil de Europese integratie succesvol verlopen, dan moeten, naarmate de Unie groter wordt, de EU-instellingen ook effectief kunnen blijven functioneren. Nederland hecht er dan ook aan dat, voorafgaand aan verdere uitbreiding, het Verdrag van Lissabon in werking is getreden. Dit is tevens van belang voor het benodigde brede en duurzame maatschappelijk draagvlak, dat verder kan worden bevorderd door middel van grotere transparantie en betere communicatie over de gevolgen van de toetreding van nieuwe lidstaten.

Turkije

In aanloop naar de EP-verkiezingen van juni 2009 was een groeiende anti-Turkije retoriek waarneembaar. President Sarkozy en Bondskanselier Merkel refereerden beiden aan hun eerdere voorstel Turkije in plaats van lidmaatschap een geprivilegieerd partnerschap aan te bieden. Vele partijen in Nederland uitten zorgen in hun verkiezingsprogramma over het toetredingsproces van Turkije.

De Turkse hervormingsagenda heeft de afgelopen jaren aanzienlijke vertraging opgelopen. Wel werd begin 2009 een aantal aansprekende resultaten geboekt, waaronder de aanvaarding van het Nationale Programma voor de Implementatie van het Acquis en de goedkeuring voor tv-uitzendingen in Koerdische taal. Daarnaast benoemde Turkije een speciale EU-hoofdonderhandelaar. Positief punt is dat op het terrein van milieu de nodige voortgang werd geboekt. Tijdens het Tsjechische voorzitterschap werd één nieuw onderhandelingshoofdstuk (hoofdstuk 16: belastingen) geopend. De lokale verkiezingen van eind maart 2009 leverden een licht verlies op voor de zittende AK-partij, hetgeen de manoeuvreerruimte van de autoriteiten om onpopulaire hervormingen door te voeren verder beperkt. Het blijft van belang dat Turkije het hervormingsproces doorzet. Bijzondere aandacht dient daarbij wat Nederland betreft uit te gaan naar de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de positie van vrouwen en minderheden.

De onderhandelingen over de Cyprus-kwestie onder auspiciën van de VN verlopen momenteel moeizaam. Voortgang op dit terrein kan bijdragen aan een doorbraak in de impasse rondom het Ankara-protocol op basis waarvan Turkije ongehinderde toegang dient te verlenen aan Cypriotische schepen en vliegtuigen. De mate waarin Turkije aan de implementatie van dit protocol voldoet, wordt in 2009 voor de derde keer geëvalueerd. Een positieve evaluatie kan leiden tot ontdooiing van de acht onderhandelingshoofdstukken, die in 2006 door de EU zijn bevroren in verband met de niet-naleving door Turkije van het protocol.

Niettegenstaande de hier geschetste obstakels zal worden bezien waar de komende periode voortgang kan worden geboekt in de onderhandelingen met Turkije. Onder het Zweedse voorzitterschap zullen naar verwachting één tot twee hoofdstukken kunnen worden geopend. Nederland beschouwt het onderhandelingsproces met Turkije als een belangrijke stimulans om het hervormingsproces weer op de rails te krijgen.

Kroatië

De toetredingsonderhandelingen met Kroatië verliepen in 2008 op een aantal moeizame dossiers na in een vlot tempo. Ook in 2009 tracht Kroatië dit tempo aan te houden. Er blijft echter spanning bestaan tussen het door Kroatië gewenste tempo van de onderhandelingen en de kwaliteit van de hervormingen. Implementatie van nieuwe wet- en regelgeving is een punt van aandacht. Met name op het gebied van administratieve en justitiële hervormingen zal Kroatië nog moeilijke hervormingen moeten doorvoeren om de Europese normen en waarden te verankeren. In dit verband zijn voor Nederland de geleerde lessen van de toetreding van Bulgarije en Roemenië van groot belang. De onderhandelingen met Kroatië gaan vergezeld van de vaststelling van duidelijke ijkpunten per hoofdstuk, waaraan steeds strikt moet worden getoetst. Nederland zal daarom ook scherp toezien op strakke meetbare sluitingsijkpunten, met name op het onderhandelingshoofdstuk over de rechterlijke macht en grondrechten (hoofdstuk 23). Nederland heeft in 2009, samen met een drietal andere landen, een studiereserve gelegd op het openen van dit onderhandelingshoofdstuk. Deze reserve zal worden opgeheven wanneer blijkt dat Kroatië de samenwerking met het ICTY heeft verbeterd. Een ander knelpunt vormt het bilaterale grensgeschil met Slovenië. Nederland is van oordeel dat bilaterale geschillen als deze onderling moeten worden opgelost en de toetredingsonderhandelingen niet zouden mogen hinderen.

Macedonië

Macedonië heeft in december 2005 de status van kandidaat-lidstaat verworven. De Raad zal echter pas instemmen met het openen van de onderhandelingen, wanneer het land voldoet aan de acht prioriteiten van het toetredingsverdrag dat in februari 2008 werd vastgesteld. De voortgangsrapportage van de Commissie die in het najaar verschijnt, vormt hiertoe het toetsmoment. Indien Macedonië verdere hervormingen doorvoert op het gebied van politieke criteria, is het niet onwaarschijnlijk dat de Commissie zal adviseren de onderhandelingen te beginnen, zeker nu de verkiezingen in maart 2009 (anders dan het jaar daarvoor) conform internationaal aanvaarde normen zijn verlopen. Complicerende factor is de nog altijd niet opgeloste naamkwestie, die de relatie met Griekenland onder druk blijft zetten.

Overige landen van de Westelijke Balkan

De stabiliteit in de Westelijke Balkan en de toenadering tot de Unie blijft ook in het komende jaar een belangrijke prioriteit van het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Het EU-perspectief van de landen van de Westelijke Balkan, dat werd geformuleerd in Keulen in 1999 en in 2003 werd bevestigd in Thessaloniki, staat wat Nederland betreft nog recht overeind. Vanzelfsprekend dienen de potentiële kandidaat-lidstaten om dit perspectief te kunnen concretiseren wel aan alle gestelde vereisten te voldoen.

In december 2008 diende Montenegro een aanvraag in tot EU-lidmaatschap. Nadat de parlementaire verkiezingen op 29 maart 2009 volgens internationale normen waren verlopen nodigde de Raad op 23 april 2009 de Commissie uit een advies op te stellen over deze aanvraag. De Commissie zal haar «avis» in de loop van 2010 uitbrengen. De Raad dient vervolgens bij unanimiteit te besluiten over toekenning van het kandidaat-lidmaatschap.

Albanië diende op 28 april 2009 eveneens een EU-lidmaatschapsaanvraag in, nadat de Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst (SAO) met dit land op 1 april 2009 in werking getreden was. De Raad heeft nog niet besloten de Commissie om een «avis» te vragen.

Voor Bosnië-Herzegovina treedt mogelijk komend jaar de SAO in werking, met de bijbehorende verplichtingen en overlegstructuren.

Het Europees perspectief van Servië is in 2008 en 2009 veelvuldig onderwerp van bespreking geweest. De discussie spitste zich voornamelijk toe op de ratificatie van de SAO en de implementatie van de Interim Overeenkomst. Het besluit van april 2008, dat stelde dat Servië pas zal kunnen profiteren van de voordelen van de SAO nadat de Raad unaniem heeft vastgesteld dat Servië volledig samenwerkt met het ICTY, bleef onverkort van kracht. Nederland houdt ondanks de druk van de meeste andere lidstaten, die een tegemoetkomender koers ten aanzien van Servië bepleiten, vast aan dit besluit.

Ten aanzien van Kosovo is de Commissie voornemens om in het najaar van 2009 een studie te presenteren waarin wordt nagegaan hoe de politieke en sociaaleconomische ontwikkeling van Kosovo kan worden versterkt in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van december 2007 en juni 2008.

IJsland

De IJslandse regering diende in de week van 20 juli 2009 een EU-lidmaatschapsaanvraag in bij het Zweedse voorzitterschap. De Raad van 27 juli besloot de Commissie te verzoeken een advies te geven. IJsland voldoet aan alle politieke criteria en heeft reeds tweederde deel van het acquis communautaire overgenomen (door lidmaatschap van de Europese Economische Ruimte (EER). Wat Nederland betreft geldt ook voor IJsland de strikte, maar eerlijke benadering voordat van EU-toetreding sprake kan zijn. Dit betekent dat IJsland aan alle gestelde criteria dient te voldoen, waaronder de naleving van het acquis communautaire, waarbij inbegrepen de richtlijn inzake depositogarantiestelsels.

Externe betrekkingen

Kinderarbeid

In mei 2008 nam de Raad conclusies aan met daarin een strategie voor de bescherming en bevordering van de rechten van het kind in het externe beleid van de EU. De strategie staat een geïntegreerde aanpak voor met gebruik van alle instrumenten, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, handelsbeleid en politieke dialoog met betrokken landen. Nederland heeft bij de totstandkoming van de strategie specifiek ingezet op aanvullende maatregelen op het gebied van de bestrijding van kinderarbeid. Op Nederlands initiatief heeft de Raad de Commissie verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden van maatregelen tegen producten die gemaakt zijn met behulp van de ergste vormen van kinderarbeid, met inbegrip van restrictieve handelsmaatregelen zoals een verbod op het op de markt brengen van dergelijke producten. De Commissie presenteert dit onderzoek na de zomer van 2009. Nederland streeft naar besluitvorming op politiek niveau over het onderzoek en over de mogelijkheden voor een dergelijk verbod tijdens het Zweedse voorzitterschap.

Mensenrechten

Het Europese mensenrechtenbeleid is in 2008 verder versterkt. Dit is ondermeer zichtbaar in de toename van het aantal EU-demarches over mensenrechtenaangelegenheden, verklaringen bij mensenrechtenschendingen in derde landen, intensivering van de EU-mensenrechtendialogen en de aanname van twee EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en kinderen. In de komende periode, 2009–2010, zal deze intensivering verder doorzetten richting de uitvoering van aangenomen richtsnoeren, programma’s van de Europese Commissie en het mainstreamen van mensenrechten in alle aspecten van het externe optreden van de Unie. Daarnaast zal de Europese Commissie verdere voorstellen uitwerken gericht op het verbeteren van het toetsingsmechanisme voor mensenrechtenaspecten in het communautaire beleid.

Nederland zet sterk in op het verbeteren van het Europese mensenrechtenbeleid: door initiatieven te nemen en partners te overtuigen met goede argumenten (ondermeer richting de EU-mensenrechtendialogen) biedt het Nederlandse mensenrechtenbeleid hiertoe een goede basis. Nederland zal de Unie ook verder ondersteunen in initiatieven die de zichtbaarheid van EU-interventies op terrein van mensenrechten verhogen. Daarnaast zal Nederland zich specifiek inzetten voor de uitvoering van aangenomen EU-richtsnoeren, enerzijds op nationaal en multilateraal niveau, anderzijds in gezamenlijke lobby vanuit de Unie. Nederland streeft naar complementariteit van het EU-mensenrechtenbeleid met reeds bestaande mensenrechteninstrumenten van de Raad van Europa, en ijvert voor een intensievere samenwerking tussen beide organisaties op het gebied van (concrete programma’s ter bevordering van) de mensenrechten.

In de periode 2009–2010 zal speciale aandacht blijven uitgaan naar de bestrijding van kinderarbeid (zie hiervoor).

Herziening Statuut van Rome

In het voorjaar van 2010 zal de herzieningsconferentie van het Statuut van het Internationaal Strafhof (ICC) plaatsvinden in Kampala, Oeganda. Tijdens die conferentie kunnen voorstellen tot wijzigingen van het Statuut, zoals in het bijzonder aangaande het misdrijf agressie, worden behandeld. In de Europese Unie komt de herzieningsconferentie ter sprake tijdens de zittingen van de sub-raadswerkgroep van de Unie over het ICC met als doel het uitwisselen van zienswijzen en waar mogelijk het bereiken van een gezamenlijke positie ten aanzien van de herzieningsconferentie, en dan met name de agenda van die conferentie.

Guantánamo Bay

Naar aanleiding van het besluit van VS-president Obama om het Amerikaanse detentiecentrum Guantánamo Bay begin 2010 te sluiten, hebben diverse lidstaten zich bereid getoond ex-gedetineerden op te nemen. Gezien het feit dat ex-gedetineerden na opname door een Schengen-lidstaat in principe vrijelijk kunnen reizen in het gehele Schengen-gebied, is besloten tot een gecoördineerde Europese aanpak te komen waardoor het mogelijk wordt dat lidstaten, indien gewenst, ex-gedetineerden kunnen opnemen (zie verder onder hoofdstuk JBZ-Raad).

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB)

Verdere versterking van het EVDB zal ook in 2009 en 2010 de agenda van de Europese Unie op het terrein van het EVDB bepalen. Naast aandacht voor de lopende missies, zal voor de verdere versterking van het EVDB de nadruk liggen op: 1) versterking van de capaciteiten, zowel civiel, als militair; 2) verbetering van civiel-militaire samenwerking en; 3) verbetering van de samenwerking tussen de Unie en internationale organisaties als de NAVO en de VN. Op verschillende terreinen zijn van de komende EU-voorzitterschappen initiatieven te verwachten voor pragmatische stappen die de prestaties van de Unie op de grond verder kunnen verbeteren.

Oostelijk Partnerschap

Op 7 mei 2009 is het Oostelijk Partnerschap gelanceerd bij een Top in Praag met de 27 lidstaten en de zes partnerlanden (Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland). Het Oostelijk Partnerschap zal de komende jaren het kader vormen voor de ontwikkeling van de relaties tussen de Europese Unie en de oostelijke buurlanden. Nederland verwelkomt het Oostelijk Partnerschap: de EU heeft immers veel politieke, economische, veiligheids- en energiebelangen in de regio. De Unie heeft een gezamenlijk belang bij het steunen van de oostelijke partners in hun transitieproces naar goed functionerende democratieën en een markteconomie. Het Oostelijk Partnerschap biedt de oostelijke buurlanden nauwere contractuele relaties (die kunnen uitmonden in associatieovereenkomsten), een perspectief op een diepgaande vrijhandelszone, en een multilateraal kader waarmee de samenwerking met de EU maar ook tussen de partnerlanden onderling wordt bevorderd. Voorts zal het Oostelijk Partnerschap naar verwachting een positieve impuls geven aan de bestaande visumafspraken met de oostelijke buurlanden, met het oog op een beter gereguleerd personenverkeer. In het kader van het Oostelijk Partnerschap zijn vier multilaterale platforms, fora voor politieke dialoog, opgericht met de thema’s: 1) democratie, goed bestuur en stabiliteit; 2) economische integratie en convergentie met EU-beleid; 3) energiezekerheid; 4) contacten tussen burgers. Om het Oostelijk Partnerschap zichtbaarder te maken, wordt verder een aantal flagship projecten uitgevoerd, op het gebied van onder meer rampenparaatheid en grensbewaking. Binnen platform 1) democratie, goed bestuur en stabiliteit, is ook een rol voor de Raad van Europa voorzien, hetgeen Nederland aanmoedigt.

Bosnië-Herzegovina

In Bosnië-Herzegovina wordt door de Peace Implementation Council al sinds lange tijd besproken wanneer het tijd is om het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger te sluiten. In februari 2008 heeft de Peace Implementation Council vijf doelstellingen en twee voorwaarden geïdentificeerd waar aan moet worden voldaan voordat de transitie van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger naar een EU-Speciale Vertegenwoordiger (EUSV) plaats kan vinden. Het is mogelijk dat nog in 2009 aan deze voorwaarden wordt voldaan, maar met verkiezingen in het vooruitzicht (oktober 2010) zou in verband met mogelijke politieke instabiliteit het besluit tot sluiting van het kantoor ook over deze gebeurtenis heen getild kunnen worden. Na sluiting neemt een EUSV met een versterkt mandaat (ten opzichte van zijn huidige mandaat) het stokje over. De EUSV opereert in het kader van het stabilisatie- en associatie proces dat geldt als het voorportaal tot EU-lidmaatschap, maar hier geen garantie toe geeft. Tevens zal het mandaat instrumenten bevatten die de EUSV kan aanwenden om het benodigde hervormingsproces te sturen en aan te jagen.

De militaire missie EUFOR/Althea is nog met 2200 manschappen aanwezig in Bosnië-Herzegovina. In mei 2009 heeft de Nederlandse regering besloten de deelname aan de missie met een jaar te verlengen; momenteel nemen 85 Nederlandse militairen deel. Tijdens de RAZEB van mei 2009 is besloten om de planning voor omvorming naar een trainingsmissie te starten. Daadwerkelijke omvorming vergt een separaat politiek besluit, bij Nederlandse voorkeur pas nadat het besluit tot sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger is genomen, aangezien één van de kerntaken van de missie ondersteuning van dit kantoor is. De Europese Politiemissie ondersteunt de Bosnische politie. Het mandaat van de Europese Politiemissie loopt eind 2009 af, naar verwachting zal de missie worden verlengd. Nederland draagt met tien personen bij.

Rusland

De betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland blijven onverminderd van groot strategisch belang, ondanks de tijdelijke bekoeling van de relatie als gevolg van de oorlog tegen Georgië in augustus 2008, en de daarop volgende overhaaste erkenning van de afgescheiden regio’s Zuid-Ossetië en Abchazië door Rusland. Het streven om de samenwerking tussen de EU en Rusland een formele basis te geven in een strategisch akkoord stuit echter op Russische terughoudendheid om zich door formele afspraken die het als een aantasting van zijn eigen bewegingsvrijheid beschouwt, te laten binden. De verdragsrechtelijke betrekkingen tussen de Unie en Rusland zijn thans nog gebaseerd op een Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO). Hoewel de PSO in 2007 formeel is afgelopen, loopt deze met goedkeuring van beide partijen door totdat een nieuw strategisch samenwerkingsakkoord in werking zal treden.

De feitelijke basis voor dialoog met Rusland wordt gevormd door de vier zogenaamde Gemeenschappelijke Ruimten (economische samenwerking; veiligheid en justitie; externe veiligheid; wetenschap en onderwijs), overeengekomen tijdens de Moskou-top van mei 2003. Op de EU-Rusland top van 27 juni 2008 in Chanty-Mansiysk werd formeel de aftrap gegeven voor de besprekingen die moeten leiden tot een nieuw strategisch akkoord tussen de EU en Rusland. In reactie op de Georgië-crisis heeft de Unie in augustus 2008 deze besprekingen uitgesteld. In november 2008 besloot de RAZEB, op grond van een uitgevoerde evaluatie van de EU-Rusland relatie, de onderhandelingen over het akkoord te hervatten. Op 21 en 22 mei 2009 vond in Chabarovsk de halfjaarlijkse EU-Rusland Top plaats, met President Medvjedev als gastheer van de besprekingen, waarbij vooral gesproken is over veiligheid en energie. Er werd evenwel minder vooruitgang geboekt in de besprekingen over een nieuw strategisch akkoord, terwijl ook de economische crisis en handelskwesties op deze top onderbelicht bleven. Het is dan ook maar de vraag of in het komende jaar veel vooruitgang zal kunnen worden geboekt in de onderhandelingen over een nieuw strategisch akkoord. Voorts zal het engagement van de Unie met zijn oostelijke partnerlanden (Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en de Kaukasus-republieken) bij een gelijkblijvende Russische houding mogelijk een bron van spanning zijn in de betrekkingen met de Unie. Gezien het onverminderde belang van de betrekkingen met Rusland zal de Unie de dialoog moeten blijven voeren op basis van bestaande mechanismen, en daarbij eensgezindheid over de ten aanzien van Rusland te varen koers moeten bewaren.

Georgië

In het kader van de Genève-besprekingen zet de Europese Unie als covoorzitter zich in voor veiligheid en stabiliteit in Georgië, in nauwe samenwerking met de VN en de OVSE. Direct na de oorlog in augustus 2008 is de EU-waarnemersmissie EUMM in het leven geroepen, onder andere ter observatie van de administratieve grens van Georgië met Zuid-Ossetië. De waarnemers zijn door de Raad van Europa-vertegenwoordiging ter plekke getraind in de mensenrechtenaspecten van de missie. Inmiddels is een einde gekomen aan de aanwezigheid van de VN-Missie UNOMIG en dreigt de OVSE-missie in Georgië definitief te eindigen aangezien geen overeenstemming kon worden bereikt over de verlenging van deze mandaten. Het is daarom zeer goed mogelijk dat EUMM – uitgaande van verlenging – als enige internationale missie in de regio overblijft. Het ontbreekt EUMM echter aan toegang tot de beide afgescheiden regio’s. Mensenrechtencommissaris Thomas Hammarberg van de Raad van Europa heeft wel toegang tot de afgescheiden regio’s en deelt de bevindingen van zijn regelmatige bezoeken met EUMM.

De binnenlandspolitieke situatie in Georgië zal ook de nodige aandacht blijven vergen. Reeds meerdere malen heeft de Unie zorg uitgedrukt over de voortdurende impasse tussen regering en oppositie, en het belang van een dialoog benadrukt. Zolang partijen geen oplossing vinden, zal de Unie hier bij partijen op blijven aandringen.

Voornaamste samenwerkingsverbanden tussen de Unie en Georgië bestaan uit de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) van 2006, en deelname van Georgië aan het op 7 mei 2009 gestarte Oostelijk Partnerschap. In het kader daarvan kunnen in de toekomst, indien Georgië aan de betreffende voorwaarden voldoet, onderhandelingen gestart worden over een vrijhandelsakkoord en visumfacilitatie.

Wit-Rusland

Wit-Rusland is één van de zes oostelijke partners die deelnemen aan het Oostelijk Partnerschap dat beoogt de betrekkingen van de Europese Unie met de oostelijke buurlanden te versterken. Vanwege de slechte mensenrechtensituatie kan in het geval van Wit-Rusland van volwaardige deelname voorlopig geen sprake zijn. Het sanctiebeleid dat de Unie al sinds 2004 (en uitgebreid met financiële sancties in 2006) jegens Wit-Rusland voert zal nog zeker tot maart 2010 van kracht zijn. Wel werden in maart 2009 de reisbeperkingen voor regeringsvertegenwoordigers tot december 2009 opgeschort, waarna een evaluatie van het sanctiebeleid zal plaatsvinden.

Wit-Rusland heeft het afgelopen jaar, vooral om economische redenen, toenadering gezocht tot de Unie, en een aantal positieve stappen gezet (onder andere vrijlaten van politieke gevangenen, toelaten van twee oppositiekranten tot de staatsdistributiekanalen en de registratie van een oppositiebeweging). Deze stappen zijn tot dusverre vooral van cosmetische en omkeerbare aard. Daar staat een aantal zorgwekkende ontwikkelingen tegenover, onder meer afwijzing van registratie van een politieke partij (Belarusian Christian-Democrats) en van een aantal mensenrechten-NGO’s (waaronder Nasha Vjasna). Er is dan ook nog geen vertrouwen dat de gesignaleerde verbeteringen duurzaam zijn.

Het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)

Met het aantreden van een nieuwe regering in de VS die druk uitoefent op zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit om de vredesbesprekingen te hervatten, is een nieuwe dynamiek in het MOVP ontstaan. De rol van de Europese Unie is niet alleen gelegen in het scheppen van een klimaat waarin Israël en de Palestijnen weer met elkaar in overleg treden, maar bovenal in het afgeven van de garantie dat de Unie alles in het werk zal stellen om een uiteindelijk finalestatusakkoord te helpen implementeren. Daarbij zal tevens aandacht moeten worden geschonken aan de regionale inbedding van het MOVP. Met de Associatieakkoorden, het ENB-instrumentarium en de Unie voor de Mediterrane Regio beschikt de Unie over instrumenten waarmee zij alle betrokken landen in de regio deelgenoot kan maken van de voordelen van een duurzame vrede in het Midden-Oosten. In dit verband zal de Unie niet alleen voortgang moeten maken met de intensivering van de betrekkingen met Israël, maar ook met andere landen in de regio die daarvoor in aanmerking kunnen en willen komen.

Verenigde Staten

De Trans-Atlantische samenwerking heeft nieuw elan gekregen met het aantreden van de nieuwe Amerikaanse President Obama. De eerste maanden van samenwerking tussen de Europese Unie en de VS stonden grotendeels in het teken van het formuleren van een gemeenschappelijke aanpak van de (oorzaken van de) financiële crisis en het tegengaan van mogelijke protectionistische maatregelen. De Unie en de VS zijn belangrijke partners om de wereldhandel «open» te houden, onder meer in het kader van de WTO Doha-ronde. Dit zal ook in 2010 een belangrijke focus blijven. Op 5 april 2009 vond een informele EU-VS Top plaats in Praag. Bij die gelegenheid is in het bijzonder gesproken over de samenwerking in Afghanistan. Daarnaast hebben de VS en de Unie gesproken over de noodzaak voor nauwe samenwerking de komende jaren op een aantal belangrijke dossiers, zoals het bestrijden van de economische crisis, energievoorzieningszekerheid en het klimaat. Wat betreft Afghanistan heeft President Obama de nadruk gelegd op meer aandacht van zowel de VS als van de Unie voor de regionale context, een sterkere «civilisering» van de internationale betrokkenheid bij Afghanistan, economische ontwikkeling, goed bestuur en de rule of law. Daarnaast verzocht de VS de Unie een leidende rol te spelen in het verzekeren van veilige, democratische en eerlijke Afghaanse presidents- en parlementsverkiezingen, en additionele Europese steun voor het opleiden van Afghaanse politie. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking hebben de Unie en de VS concrete stappen gezet in intensivering van de samenwerking; belangrijk om voortgang te boeken bij de realisatie van de Millennium Ontwikkelingsdoelen, alsmede om geïntegreerd beleid op het snijvlak van diplomatie, veiligheid en ontwikkelingssamenwerking te ontwikkelen. In het najaar zal een formele EU-VS Top plaatsvinden, evenals een bijeenkomst van de Transatlantic Economic Council, waar verder gewerkt zal worden aan de trans-Atlantische prioriteiten voor het komende jaar.

Afghanistan/Pakistan

De Unie bleef ook in 2008 en 2009 nauw betrokken bij de stabilisatie en wederopbouw in Afghanistan en intensiveerde de betrekkingen met Pakistan. Commissie en Raadssecretariaat bereiden een discussie voor van staatshoofden en regeringsleiders in de economische Raad van oktober 2009 over de vraag op welke wijze de EU-inzet in Afghanistan en Pakistan verder verbeterd kan worden.

Het herziene Afghanistan-beleid van de VS, en de Afghanistan Conferentie in Den Haag op 31 maart 2009 droegen bij aan het ontstaan van een brede consensus over de internationale inzet in Afghanistan, waaronder een sterk besef van de regionale effecten op de (veiligheids)situatie in Afghanistan. Duurzame stabiliteit in Afghanistan is ondenkbaar zonder eenzelfde stabiliteit in Pakistan.

Het nieuwe VS-beleid sluit goed aan bij het Afghanistan-beleid van de Unie, en het merendeel van de lidstaten. Ook de VS benadrukt het belang van een geïntegreerde en brede aanpak en van het versterken van de Afghaanse capaciteit om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkeling en veiligheid van het land. Afghanisering zal ook de komende tijd het doel van de inzet in Afghanistan blijven. Een grote nadruk ligt op training en capaciteitsopbouw, met de politiemissie EUPOL als voornaamste bijdrage van de Unie op dit vlak. Thans wordt deze stapsgewijs uitgebreid tot 400 personen. Verder draagt de Unie met ruim 700 miljoen euro voor de periode 2007–2010 bij aan verschillende ontwikkelingsprogramma’s en is er op dit moment een bedrag van 500 miljoen euro gereserveerd. Bovendien draagt de Commissie financieel bij aan de verkiezingen en zal er een EU verkiezingswaarnemingsmissie ingezet worden.

Pakistan kijkt uitdrukkelijk naar de Unie voor steun bij het bestrijden van de verschillende crises (economisch, veiligheid en humanitair). Tijdens de donorconferentie voor Pakistan in Tokio, 17 april 2009, heeft de Commissie Pakistan voor de periode tot en met 2013 640 miljoen dollar aan hulp toegezegd. Op 17 juni 2009 vond de eerste ad hoc EU-Pakistan Top plaats. Tijdens de Top is ondermeer gesproken over de economische crisis, de verslechterende veiligheidssituatie alsook de humanitaire situatie. Tevens kwamen aan de orde: de handelsbetrekkingen van de Unie met Pakistan, mensenrechten, (contra)terrorisme en democratisering. De Unie benadrukte tijdens de Top het belang van een coherente en geïntegreerde strategie die erop toeziet dat militaire actie wordt opgevolgd door sociaaleconomische ontwikkeling en civiele wetshandhaving in de betrokken gebieden.

Iran

Het nucleaire programma van Iran geeft onverminderd aanleiding tot zorg. Iran voldoet nog altijd niet aan de eisen van de VN-veiligheidsraad. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland werken namens de Europese Unie nauw samen met de VS, Rusland en China (E3+3) om middels directe gesprekken met Iran een diplomatieke oplossing van het probleem te vinden. De Unie blijft daarbij streven naar een dialoog met Iran, gericht op vergaande samenwerking op politiek, economisch, cultureel en veiligheidsterrein. Het is aan Iran om deze geboden kans met beide handen aan te grijpen en te laten zien dat het het land ernst is om zich in deze kwestie verantwoordelijk op te stellen en aan zijn internationale verplichtingen te voldoen. De ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Unie en Iran zal daarvan afhangen. De Unie zal Iran voorts zo lang als nodig blijven aanspreken op de mensenrechtensituatie en op zijn verantwoordelijkheden in de regio, in het bijzonder ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict, Libanon, Irak, Afghanistan en de strijd tegen het terrorisme.

Birma

De Europese Unie blijft bezorgd over de voortdurende schendingen van mensenrechten in Birma, het gebrek aan democratisering en de vele duizenden politieke gevangenen, onder wie Aung San Suu Kyi. Het Birmese regime trekt zich weinig tot niets aan van sancties en buitenlandse politieke druk, of die nu komt van westerse dan wel Aziatische landen.

Verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie zou kunnen leiden tot verdere aanscherping van het op Birma toepasselijke EU-sanctieregime. Het EU-beleid ten aanzien Birma is evenwel breder dan sancties alleen. Zo zal de dialoog met het Birmese regime, bij voorkeur onder leiding van EU-gezant Fassino, worden voortgezet, evenals die tussen de Unie en de Aziatische buurlanden van Birma in de hoop dat ook deze landen hun invloed in Birma willen aanwenden om democratische hervormingen af te dwingen. De Unie blijft daarnaast de grootste donor in Birma, waarbij de Unie erop toeziet dat de hulp daadwerkelijk ten goede komt aan de bevolking.

China

De relaties tussen China en de Europese Unie zijn geïnstitutionaliseerd in diverse overlegfora. Zo wordt twee maal per jaar een top gehouden en met dezelfde frequentie vinden mensenrechtendialogen plaats. Tijdens het Zweedse voorzitterschap zal klimaat hoog op de agenda van de EU-China Top staan. Verder verdient het High Level Mechanismvermelding, dat een economische agenda heeft, en dat in 2008 werd geïnaugureerd.

Ook het komende jaar zal veel aandacht uitgaan naar de voortzetting van de onderhandelingen over de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de Unie en China. Deze onderhandelingen, formeel gestart in 2006, beogen concrete invulling te geven aan het Strategische Partnerschap tussen China en de Unie.

De PSO omvat alle terreinen van samenwerking tussen de Unie en China. Voor Nederland en de Unie zijn de belangrijke thema’s met name: mensenrechten, verbetering van markttoegang voor Europese bedrijven, het tegengaan van illegale migratie, investeringsbescherming en bescherming van intellectueel eigendom.

De onderhandelingen verlopen langs twee gescheiden sporen, namelijk een politiek spoor (inclusief mensenrechten) en een economisch spoor, die moeten uitmonden in één overkoepelend PSO. Op politiek terrein is de meeste voortgang geboekt en het streven is om die onderhandelingen in 2009 af te ronden.

Noord-Korea

De Europese Unie zal nauwgezet de ontwikkelingen op het Koreaanse schiereiland blijven volgen. De Noord-Koreaanse kernproef van 25 mei 2009 en de diverse raketlanceringen tonen aan dat de internationale gemeenschap terecht bezorgd is over de ontwikkelingen aldaar. De doelstelling van de resoluties van de VN-veiligheidsraad en de EU-boodschappen hierover blijven identiek: voorkomen moet worden dat Noord-Korea de mogelijkheid heeft om zijn nucleaire capaciteiten verder te ontwikkelen. Het gezamenlijke streven is dat Noord-Korea het pad van vreedzame dialoog kiest, waarvoor het zespartijenoverleg de basis biedt, met als uiteindelijke doelstelling de denuclearisering van het Koreaanse schiereiland.

Kenia

De Europese Unie volgt de stagnatie van de uitvoering van de nationale akkoorden door de coalitieregering met grote zorg, evenals de situatie met betrekking tot de mensenrechten. De Unie roept de regering op tot daadkracht bij de uitvoering van alle onderdelen van de afgesproken hervormingsagenda, teneinde de achterliggende oorzaken van het geweld van 2008 weg te nemen. In het bijzonder is van belang dat de straffeloosheid stopt. Tegelijk erkent de Unie de rol die Kenia speelt in de internationale inspanningen om vrede en veiligheid in de regio te verbeteren, in het bijzonder op het gebied van piraterijbestrijding.

Grote Meren

De Grote Merenregio blijft in 2009 en 2010 een prioriteit binnen het Europese vredes- en veiligheidsbeleid. Zo spelen EVDB-missies EUPOL en EUSEC een belangrijke rol bij de veiligheid van sectorhervormingen in de Democratische Republiek Congo (DRC) en is de Europese Unie betrokken bij de voorbereidingen van de presidentsverkiezingen in Burundi en Rwanda in 2010. Mede door de inzet van de EU-Speciaal Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied, de Nederlander Roeland van de Geer, levert de Unie een belangrijke bijdrage aan een positieve dialoog tussen de verschillende partijen in de regio. Mede door Europese bemiddeling is in het afgelopen jaar de Afrikaanse en regionale betrokkenheid bij vredesprocessen toegenomen. Vanwege de fragiliteit van de verschillende Grote Merenlanden, is het belangrijk dat de Unie beschikbaar blijft om politieke en financiële ondersteuning te bieden als de omstandigheden hierom vragen.

Zimbabwe

De Europese Unie blijft bezorgd over de schendingen van de mensenrechten en de ernstige economische situatie in Zimbabwe. De snelheid waarmee hervormingen worden uitgevoerd laat nog veel te wensen over. Vooralsnog beperken de lidstaten en de Commissie zich tot hulp die direct ten goede komt aan de bevolking en tot vroege wederopbouwactiviteiten (beide via niet-overheidsgelieerde instanties). Verdergaande hulp wordt afhankelijk gesteld van de voortgang die de Zimbabwaanse regering maakt op het terrein van mensenrechten, herstel van de rechtsstaat en de democratisering van Zimbabwe; er kan pas sprake zijn van herstel van de samenwerking van de Unie met de regering van Zimbabwe, als deze heeft aangetoond te handelen in overeenstemming met internationaal aanvaarde principes van goed bestuur en respect voor mensenrechten. Zolang dit niet het geval is, zal er geen sprake zijn van een versoepeling van het huidige sanctieregime.

Soedan

De Europese Unie blijft de implementatie van het Comprehensive Peace Agreement steunen, waarvoor in het komende jaar cruciale stappen moeten worden gezet. Belangrijke onderwerpen zijn de voorbereiding van verkiezingen, grensdemarcatie en veiligheid. De Unie heeft aangeboden de verkiezingen, voorzien voor maart 2010, te monitoren. Volgens het Comprehensive Peace Agreement moet in 2011 een referendum volgen over de status van het Zuiden, en daarmee de toekomst van Soedan.

De Unie blijft betrokken bij het vredesproces voor Darfur en de verbetering van de humanitaire- en veiligheidssituatie. Ten aanzien van het vredesproces voor Darfur, onder leiding van AU/VN-bemiddelaar Bassolé en de regering van Katar, blijft de Unie aandringen op het realiseren van een staakt-het-vuren. De Unie heeft Soedan opgeroepen om de uitzetting van NGO’s uit Darfur terug te draaien, en moet komend jaar toezien op het handhaven van humanitaire standaarden.

Nederland blijft binnen de Unie aandringen op aandacht voor de uitvoering van de aanhoudingsbevelen van het Internationaal Strafhof (ICC) tegen onder meer President Bashir, en het bewerkstelligen van steun voor het ICC bij regionale partners.

Nederland zal erop toezien dat een aantal essentiële onderwerpen op de EU-agenda blijft staan: de implementatie van het Noord-Zuid vredesakkoord, de politieke en humanitaire situatie in Darfur, en de ontwikkelingen rond het Internationaal Strafhof na het aanhoudingsbevel tegen president Bashir.

Somalië

De Europese Unie volgt de situatie in Somalië nauwgezet. De langdurige afwezigheid van stabiliteit en veiligheid heeft geleid tot een catastrofale humanitaire situatie, mensenrechtenschendingen, grote aantallen ontheemden en vluchtelingen en criminele activiteiten als mensensmokkel en piraterij. Vooral de scherpe toename van piraterij heeft geleid tot een versterkte inzet van de Unie met betrekking tot Somalië en tot de inzet van de eerste maritieme EVDB-missie (Atalanta). Daarnaast heeft het Somalische conflict gevolgen voor de stabiliteit in de gehele regio (terrorismedreiging) en is er sprake van inmenging in het Somalische conflict van landen als Ethiopië en Eritrea.

EU-inspanningen richten zich in 2009 en 2010 op de bestrijding van de piraterij door inzet van Atalanta en op duurzame oplossingen voor stabiliteit in en voor de kust van Somalië, alsook in de regio. De opties hiervoor variëren van capaciteitsopbouw van de veiligheidsector, inclusief maritieme capaciteit, van ondersteuning van AMISOM tot een lange termijnstrategie voor de wederopbouw en ontwikkeling van Somalië. Ook zal gekeken worden naar berechting van piraterij verdachte personen, bijvoorbeeld door het onderzoeken van mogelijkheden van een regionaal tribunaal.

Handelsbetrekkingen

WTO Doha-ronde

Na het mislukken van de ministeriële bijeenkomst van juli 2008 belandde het overleg in het kader van de Doha-ronde weer in een technische fase. Breekpunt tijdens de ministeriële bespreking was het zogenaamde speciaal vrijwaringmechanisme geweest, waarover de meningsverschillen tussen enerzijds de VS en anderzijds India te groot bleken. Daarna nam ook China afstand van het voorliggende conceptakkoord, naar verluidt vanwege de interpretatie van een passage over sectorale liberalisering. Over het grootste deel van de andere landbouwonderwerpen die toen zijn besproken, werd wel overeenstemming bereikt. Lange tijd zag het ernaar uit dat DG WTO een volgende ministeriële bijeenkomst zou convoceren in december 2008. Hij achtte daar de tijd uiteindelijk niet rijp voor. De eerste maanden van 2009 stonden in het teken van het uitkristalliseren van de positie van de nieuwe Amerikaanse regering ten aanzien van de handelspolitiek, en de verkiezingen in India.

De inzet van de Europese Commissie blijft erop gericht een akkoord over zogenaamde modaliteiten te bereiken voor landbouw en niet-agrarische markttoegang (industrieproducten/NAMA) op basis van wat in juli en december 2008 op tafel lag. De modaliteiten betreffen met name reductiepercentages voor tarieven – en uitzonderingen hierop – en landbouwsteun. Bij landbouw gaat het ook om afschaffing van exportsteun en daaraan gerelateerde disciplines voor voedselhulp, staatshandel en exportkredieten. Ter discussie staat nog de vraag hoe ten behoeve van modaliteiten voor landbouw- en industrieproducten ook procesafspraken gemaakt kunnen worden over uiteindelijke opname van de bescherming van geografische indicaties en de openbaarmaking in octrooiaanvragen van de herkomst van genetische bronnen en/of traditionele kennis in een eindakkoord, alsmede over de wijze waarop landen nieuwe dienstenaanbiedingen zullen doen. Nederland wil een akkoord over de modaliteiten op voorhand niet afhankelijk maken van overeenstemming over andere onderwerpen, temeer niet als die geen deel uitmaken van de afgesproken agenda voor de Doha-ronde.

Met het uitbreken van de financiële en economische crisis is het bereiken van een nieuw multilateraal handelsakkoord nog dringender geworden. Dit zal immers nieuwe handelsmogelijkheden creëren en daardoor kunnen bijdragen aan economisch herstel. Ook voor ontwikkelingslanden is het van groot belang dat zij nieuwe markttoegang krijgen, op geïndustrialiseerde markten, maar ook in de opkomende economieën. De G20-bijeenkomsten van november 2008 en april 2009 benadrukten ondubbelzinnig dat een akkoord in de Doha-ronde van groot belang is. De komende maanden zal moeten blijken of dit politieke commitment ook daadwerkelijk tot resultaten in de onderhandelingen zelf zal leiden.

Een ander belangrijk resultaat van de G20-bijeenkomsten was de zogenaamde trade pledge. Regeringsleiders spraken af om tot eind 2010 geen nieuwe handels- of buitenlandse investeringsbelemmerende maatregelen (inclusief fiscaal beleid en steun aan de financiële sector) te nemen, of de eigen export te bevorderen op een wijze die strijdig is met de WTO-regels. Men heeft zich ook gecommitteerd om genomen protectionistische maatregelen terug te draaien. Het WTO-secretariaat zal samen met andere internationale organisaties als UNCTAD en OESO doorlopend de ontwikkelingen monitoren en hierover elk kwartaal rapporteren, zodat landen in staat worden gesteld om elkaar op eventuele misstappen aan te spreken.

Regionale en bilaterale handelsakkoorden

De Europese Unie wil een competitieve speler op wereldtoneel blijven. De vrijhandelsakkoorden die de Commissie beoogt te sluiten met strategische markten, zoals uiteengezet in Global Europe – competing in the world (2006), passen in de strategie om nieuwe markten te openen en eerlijke handelsvoorwaarden in het buitenland te creëren.

Sinds 2007 voert de Unie daarom onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden met India, Zuid-Korea en de ASEAN-landen. Met de onderhandelingstrajecten in de regio Latijns-Amerika beoogt de Unie naast de economische ook de ontwikkelingsagenda te dienen, terwijl nieuw voorgestelde vrijhandelsakkoorden ook de bredere betrekkingen met buurlanden ten goede kunnen komen.

De onderhandelingsmandaten omvatten een breed scala van onderwerpen. In het algemeen is de ambitie ten aanzien van de inhoud van het vrijhandelsakkoord hoog. WTO-conformiteit is uitgangspunt voor het vrijhandelsakkoord, hetgeen betekent dat substantially all trade voor landbouw- en industriegoederen zal moeten worden geliberaliseerd. Tevens is bevordering van duurzame ontwikkeling – in relatie tot handel – in brede zin opgenomen in de onderhandelingsmandaten voor de Commissie. De te sluiten akkoorden zullen voor beide partijen tot gevolg hebben dat de handel toeneemt, investeringen beter beschermd worden, gezonde concurrentie mogelijk is, en over het geheel genomen een gelijk speelveld wordt gecreëerd.

Met betrekking tot ASEAN is het standpunt van de Europese Unie dat met Birma geen akkoord zal worden afgesloten, tenzij de huidige politieke situatie ingrijpend verandert. Wel kan de Unie aanvaarden dat Birma – evenals de minder ontwikkelde landen Laos en Cambodja waarmee niet op korte termijn over een handelsakkoord zal worden onderhandeld – als waarnemer bij de onderhandelingen aanwezig zal zijn. Overigens lijkt een regionaal vrijhandelsakkoord met de ASEAN-partners momenteel niet haalbaar; de inzet en ambitie van de betrokken landen verschilt onderling. De Commissie heeft aangegeven dat wanneer een regionaal akkoord inderdaad niet mogelijk blijkt, zij dan op bilaterale voet met geïnteresseerde landen verder zal spreken.

De vrijhandelsbesprekingen met Zuid-Korea zijn in een vergevorderd stadium en zullen naar alle waarschijnlijkheid dit jaar worden afgerond, evenals de paralelle onderhandelingen over een breder raamwerkakkoord. De vrijhandelsbesprekingen met India verlopen minder vlot. Mede op Nederlands aandringen werd bij de goedkeuring van het mandaat voor de vrijhandelsbesprekingen afgesproken dat de Commissie ook zal nagaan of India een veelomvattende Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) met de EU wil afsluiten. Dit met het oog op het belang om ook in de Europese relatie met India een duidelijke plaats te verzekeren voor politieke thema’s als mensenrechten, non-proliferatie, de strijd tegen terrorisme, en de erkenning van het Internationaal Strafhof. Tot nu toe is de Indiase reactie afwijzend, en lijkt het erop dat India slechts een vrijhandelsakkoord met de EU zal willen sluiten. De Europese Commissie zal hierover rapporteren aan de Raad.

In Latijns-Amerika voert de Europese Unie onderhandelingen over regionale associatieovereenkomsten, waaronder vrijhandelsakkoorden, met de Andesgemeenschap en met Midden-Amerika.

Peru, Colombia en Ecuador boekten de afgelopen maanden goede vooruitgang in de onderhandelingen met de Commissie. De Commissie hoopt de onderhandelingen rond zomer 2009 af te ronden. Dat zal afhangen van voortgang op gevoelige zaken als markttoegang voor landbouwproducten, intellectueel eigendom en handel en duurzame ontwikkeling.

Ook de regio Midden-Amerika (Costa Rica, Honduras, Guatemala, El Salvador, Nicaragua en waarnemer Panama) komt steeds dichter bij het vrijhandelsakkoord met de Unie. De achtste onderhandelingsronde van juli 2009 is mogelijk de laatste ronde. Nicaragua heeft zich na een tijdelijk terugtrekken weer aan de onderhandelingstafel gemeld. Na de staatsgreep in Honduras zijn de onderhandelingen uitgesteld.

De onderhandelingen met Mercosur liggen sinds september 2004 feitelijk stil, in afwachting van de uitkomsten van de Doha-ronde; Argentinië en Brazilië zijn belangrijke spelers in de Doha-onderhandelingen. Onder het bestaande interregionale samenwerkingsakkoord uit 1995 wensen beide partijen nu de betrekkingen tussen Unie en Mercosur te intensiveren. De Commissie hoopt dat daarmee ook het integratieproces in Mercosur gebaat zal zijn.

Non trade concerns (NTCs)

Het handelsbeleid van Nederland en de Europese Unie kan niet los gezien worden van het groeiende publieke en politieke debat over duurzaamheidvraagstukken – ook wel aangeduid als non trade concerns (NTCs). NTCs is een containerbegrip waarin diverse zorgen over het milieu (onder andere klimaatverandering, bescherming en behoud van biodiversiteit), zorgen over de naleving van arbeidsnormen en zorgen over dierenwelzijn onder één noemer worden geschaard. Het afgelopen jaar is de Nederlandse inzet binnen de Unie erop gericht duidelijke spelregels te creëren voor een vrijere internationale handel met oog voor duurzaamheid en de belangen van ontwikkelingslanden.

De aanpak van NTCs vergt maatwerk, gezien de grote verscheidenheid aan problemen en kwesties die onder de noemer NTCs wordt samengebracht. De inzet van handelsmaatregelen, veelal op EU-niveau gedefinieerd, heeft zowel consequenties voor Nederland als voor exporterende landen op wie de maatregel van toepassing is. Daarom vereist de inzet van handelsmaatregelen (bilateraal of unilateraal) altijd een zorgvuldige afweging. Het kabinet heeft de algemene inzet ten aanzien van NTCs vastgelegd in de kabinetsvisie non trade concerns.

Ontwikkelingssamenwerking

Het voorstel van de Commissie om in reactie op hoge voedselprijzen voor ontwikkelingslanden een voedselfaciliteit van 1 miljard euro op te richten is in gewijzigde vorm in december 2008 aangenomen. In lijn met de Nederlandse inzet werd de financiering voor het grootste deel gebaseerd op de flexibiliteitreserve en herschikkingen binnen het externe beleid. In de periode 2009–2011 kunnen ongeveer 50 ontwikkelingslanden gebruik maken van deze regeling voor het verbeteren van toegang van kleine boeren tot landbouwinput (zaden en kunstmest), microkredieten, landelijke infrastructuur en het opvangen van de gevolgen van de economische crisis voor de meest kwetsbare groepen. In de eerste helft van 2009 is het grootste deel van de middelen gecommitteerd.

Tijdens het High Level Forum in Accra over de effectiviteit en kwaliteit van de hulp in september 2008 en tijdens de Financing for Development conferentie eind 2008 in Doha werkten de Europese lidstaten en de Commissie op basis van duidelijke Raadsconclusies nauw samen om een sterke actieagenda te formuleren. Uitvoering van de Accra Agenda for Action zal een belangrijk richtpunt zijn voor de komende voorzitterschappen.

In het voorjaar van 2009 presenteerde de Commissie een mededeling over het ondersteunen van ontwikkelingslanden bij de aanpak van de financiële en economische crisis. Met steun van Nederland en enkele andere lidstaten, kreeg de Commissie in de RAZEB van mei 2009 enige ruimte om met voorstellen te komen voor een mechanisme (vulnerability FLEX) om ontwikkelingslanden met oplopende begrotingstekorten financieel bij te staan vanuit de middelen van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds 2008–2013. Na intensieve discussie, bevestigen de lidstaten ook de toezeggingen van 2005 over ophoging van de officiële hulp tot 0,7% BNI in 2015 via de tussenstap van 0,56% BNI (0,51% voor «oude» lidstaten) in 2010. Het ziet er echter naar uit dat meerdere lidstaten deze belofte in 2010 niet na zullen komen. Wel nam in het laatste jaar waarover gegevens bekend zijn (2008) de officiële hulp in vrijwel alle lidstaten in omvang toe, tot gemiddeld 0,40% van het BNI.

Op Nederlands verzoek zette het Tsjechische voorzitterschap een politiek debat over versterking van de beleidsdialoog over begrotingssteun op de agenda van de RAZEB van mei 2009. Nederland bepleitte veel meer aandacht voor de risico’s en uitdagingen die samengaan met de uitbreiding van begrotingssteun en wees op het belang om met de Commissie en de lidstaten meer overeenstemming te vinden over de omstandigheden waaronder begrotingssteun opportuun is. Enkele lidstaten waren het eens met Nederland dat EU-donoren veel meer gebruik moeten maken van de mogelijkheden die de beleidsdialoog met ontvangers van begrotingssteun biedt om intensief te spreken over de voortgang op het gebied van onder meer bestuur, armoedebestrijding en corruptie. Veel andere lidstaten vreesden echter dat dit zou leiden tot een proliferatie van condities verbonden aan de hulp en achtten dit een onwenselijke ontwikkeling. Nederland zal aandacht blijven vragen voor deze kwestie.

Onder het Zweedse voorzitterschap blijft de ondersteuning van ontwikkelingslanden bij de aanpak van de economische crisis een belangrijk aandachtspunt. In de RAZEB van november zal op basis van een inventarisatie van de Commissie opnieuw naar de omvang van de officiële hulp van de lidstaten worden gekeken. De operationalisering van de internationale afspraken over effectiviteit van de hulp is een hoofdpunt voor de komende voorzitterschappen. Daarbij zal het accent onder het Spaanse voorzitterschap waarschijnlijk op de werkverdeling tussen EU-donoren liggen. In september 2009 zal het tweede voortgangsrapport over het EU-beleid inzake beleidscoherentie voor ontwikkeling verschijnen. Op basis hiervan zal in de Raad van november 2009 naar de uitvoering worden gekeken. Verder zullen onder het Zweedse voorzitterschap onderhandelingen beginnen met de ACS-landen over de tussentijdse aanpassing van het Cotonou-partnerschapsverdrag, dat nog tot 2020 doorloopt.

Economic Partnership Agreements (EPA’s)

De onderhandelingen over de EPA’s laten een gemengd beeld zien. De voortgang in Afrika en de Stille Oceaan is over het algemeen beperkt; er zijn daar geen definitieve regionale EPA’s, terwijl ook de interim EPA’s nog niet door alle betrokken landen zijn ondertekend. Daarentegen zijn de onderhandelingen in het Caribische gebied in principe afgerond met een volledige regionale EPA. Alleen ondertekening door Haïti laat nog op zich wachten; Haïti is het enige land in deze regio met status van Minst Ontwikkelde Land. In de huidige situatie hebben vrijwel alle ACS-landen vrije toegang tot de Europese markt, op basis van hetzij een interim EPA of een definitieve EPA, dan wel dankzij het Everything But Arms-initiatief voor de Minst Ontwikkelde Landen.

In de Raad heeft Nederland consequent gepleit voor een flexibele en pragmatische opstelling van de Commissie in de onderhandelingen, binnen de grenzen van WTO-conformiteit, om de kans op EPA’s met volledige regio’s te vergroten. Ook in een brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Commissaris Ashton heeft Nederland het belang van een dergelijke inzet samen met de Ierse en Deense minister benadrukt. Deze inzet lijkt door de Commissie tot op zekere hoogte over te zijn genomen, getuige onder meer de besprekingen met de Zuidelijk Afrikaanse regio waar de Commissie nuttige concessies heeft gedaan om de ondertekening van de Southern African Development Community (SADC) interim-EPA vlot te trekken.

De onderhandelingen om op basis van de interim-EPA’s te komen tot de beoogde regionale EPA’s gaan met alle Afrikaanse regio’s door. Nederland zal in Brussel het belang van een flexibele en realistische opstelling van de Commissie blijven benadrukken. Zodra duidelijkheid is ontstaan over de positie van Haïti ten opzichte van de Cariforum EPA, zal het kabinet het nationale ratificatieproces van deze EPA opstarten.

3. RAAD ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN

Vergaderdata: 
2 september 2009Extra Ecofin Raad voorbereiding G20
2 oktober 2009Informele Ecofin Raad
20 oktober 2009Ecofin Raad
10 november 2009Ecofin Raad
19 november 2009Ecofin-Begrotingsraad
8 december 2009Ecofin Raad
19 januari 2010Ecofin Raad
16 februari 2010Ecofin Raad
16 maart 2010Ecofin Raad
16–18 april 2010Informele Ecofin Raad
18 mei 2010Ecofin Raad
8 juni 2010Ecofin Raad

Ecofin Raad

Stand van zaken

Europees economisch herstelplan

Het Europees economisch herstelplan werd tijdens de Europese Raad van december 2008 vastgesteld. In dit plan werd een algemeen kader geschetst waarbinnen de lidstaten hun beleidsreactie op de crisis vorm konden geven. Het plan had betrekking op zowel structurele hervormingen als de budgettaire respons van lidstaten. Lidstaten werden opgeroepen om hervormingsmaatregelen te treffen in het kader van de Lissabon-agenda die op de korte termijn de vraag ondersteunen, en op langere termijn de veerkracht van de economie en het economische herstel bevorderen. Daarnaast werden lidstaten opgeroepen om een budgettaire inspanning op nationaal niveau te leveren van ongeveer 1,2% BBP. Op EU-niveau spraken lidstaten af zo’n 0,3% BBP te stimuleren.

Tijdens de Ecofin-Raad en de Europese Raad van juni 2009 is de implementatie van het Europees economisch herstelplan geëvalueerd. Het is duidelijk dat de budgettaire impuls die lidstaten hebben geleverd ruim de 1,2% BBP overschrijdt: gemiddeld hebben lidstaten over 2009 en 2010 genomen een discretionaire budgettaire stimulans van 1,8% BBP geleverd; automatische stabilisatoren zorgen gemiddeld voor een additionele stimulans van 3,2% BBP. Daarbovenop heeft een groeiend aantal lidstaten sterk geïntervenieerd om de financiële sector, die nog steeds onder druk staat, te ondersteunen. Er lijkt aan de andere kant beperkt aandacht te zijn voor maatregelen die structurele problemen aanpakken en de economie op de langere termijn versterken.

Verder is in het Europees economisch herstelplan afgesproken om vanuit de Europese Unie 0,3% BBP aan middelen beschikbaar te stellen, via de EU-begroting en de Europese Investeringsbank (EIB). Vanuit de EU-begroting zal 5 miljard euro worden verstrekt voor extra investeringen in energieprojecten, breedband en landbouwuitdagingen. Ook worden structuurfondsbetalingen versneld, en wordt het Globaliseringsfonds opengesteld voor massale ontslagen als gevolg van de crisis. De EIB zal ruim 15 miljard euro per jaar aan extra leningen verstrekken, met name voor energie, klimaat en schonere auto’s; het MKB; en voor achtergestelde regio’s. Verder worden de risicokapitaal- en microkredietfaciliteiten van de EIB uitgebreid. In juli 2009 presenteerde de Commissie voorstellen voor schone auto’s, energiezuinige gebouwen en fabrieken van de toekomst, als onderdeel van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

Naast het Europees economisch herstelplan, dat gericht is op landen binnen de Unie, treft de Unie ook maatregelen met betrekking tot landen buiten de Unie. Landen buiten de Unie kunnen profiteren van versnelling van EU-steun (met name via het Europees Ontwikkelingsfonds) en van EIB-leningen. Kandidaat-lidstaten en buurregio’s met betalingsbalansproblemen kunnen, evenals voorheen, in aanmerking komen voor macrofinanciële steun vanuit de Unie, in combinatie met een IMF-programma. In het voorjaar van 2009 heeft de EIB samen met de EBRD en de Wereldbank een pakket aan leningen voor Oost-Europa aangeboden van 24,5 miljard euro, vooral bestemd voor lokale banken en bedrijven. Tot slot hebben de lidstaten een forse bijdrage geleverd aan middelenuitbreiding van het IMF.

Betalingsbalanssteun aan lidstaten buiten de eurozone

Door de financiële en economische crisis zijn diverse nieuwe lidstaten in de problemen geraakt. Hun economieën krimpen drastisch en overheden kunnen moeilijker aan geld komen, want de rente op staatsobligaties is fors gestegen en hun bankwezen (dat deels in buitenlandse handen is) is eveneens in de problemen geraakt. Ook luidt een substantieel deel van hun schulden in buitenlandse valuta.

In 2008 en 2009 zijn door de Commissie betalingsbalansleningen verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië. Het totaalplafond voor dit instrument is tweemaal aangepast, naar 50 miljard euro. Deze leningen worden verstrekt door de Commissie, die de middelen inleent op de kapitaalmarkt. Alleen lidstaten buiten de EMU met een IMF-programma komen hiervoor in aanmerking.

Stabiliteits- en Groeipact

De stabiliteits- en convergentieprogramma’s zijn besproken in de Raad en de Eurogroep (alleen de stabiliteitsprogramma’s) en zijn door de Raad, zonder verdere tekstwijzigingen, aanvaard. Door de invloed van de huidige crisis op de overheidsfinanciën heeft de Commissie landen in november 2008 gevraagd om een update van hun programma’s in te leveren met daarin ook informatie over de genomen of de nog te nemen stimuleringsmaatregelen. Veel van de stimuleringsmaatregelen zijn genomen in het kader van het Europees Economisch Herstel Plan dat hierboven staat beschreven.

Door de financiële en economische crisis is de budgettaire positie van alle lidstaten sterk verslechterd. De economische groei is in veel landen zeer klein of zelfs negatief en wereldwijd is de vraag sterk teruggevallen waardoor vooral de open economieën een sterke terugval in hun export (en dus ontvangsten) zien. Daarnaast zijn er meer uitgaven gedaan dan gepland om de economie te stimuleren en hebben veel lidstaten ook maatregelen genomen om de financiële sector te stabiliseren.

Als het EMU-saldo van een lidstaat lager dan -3% is, dan komt deze lidstaat in de regel in een buitensporigtekortprocedure terecht. Het doel van deze procedure is dat een lidstaat het tekort weer gaat herstellen. Bij het vaststellen van het moment waarop het tekort gecorrigeerd moet zijn wordt rekening gehouden met de economische omstandigheden. In de komende twee jaar zullen naar verwachting bijna alle lidstaten in deze procedure terecht komen.

Topbijeenkomst Eurogroep

Op 12 oktober 2008 vond op initiatief van de Franse President Sarkozy in Parijs een bijeenkomst plaats van de staatshoofden en regeringsleiders van de landen van het Eurogebied, de voorzitter van de Commissie en de president van de Europese Centrale Bank over een gezamenlijk actieplan voor de financiële markten. Deze topbijeenkomst werd ingegeven door de zeer uitzonderlijke omstandigheden die de financiële en economische crisis met zich meebracht. De gecoördineerde aanpak voor de financiële crisis die in Parijs werd overeengekomen, werd in de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 onderschreven.

De ministers van Financiën komen regulier maandelijks bijeen in de Eurogroep om EMU-gerelateerde onderwerpen te bespreken. Nederland is zeer tevreden over het functioneren van de Eurogroep, en hecht bovendien waarde aan de verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank. In uitzonderlijke situaties, zoals die van een financiële crisis, is het nuttig gebleken om, waar nodig, ook regeringsleiders bijeen te roepen. In de meeste gevallen geeft Nederland de voorkeur aan overleg met alle 27 lidstaten.

Steunmaatregelen banken/impaired assets (financiële sector)

Naar aanleiding van de snel verslechterende situatie in de financiële sector eind september 2008, is de Raad het eens geworden over een gecoördineerde aanpak van de financiële crisis. Hierbij is afgesproken dat systeemrelevante instellingen worden gesteund door middel van herkapitalisaties en bancaire garantieregelingen. Voor de uitvoering van deze maatregelen is de Raad gemeenschappelijke principes overeengekomen. Daarnaast is de Raad tot overeenstemming gekomen dat het minimum gegarandeerde bedrag onder het depositogarantiestelsel tot 50 000 euro wordt verhoogd. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben dit bedrag tot 100 000 euro verhoogd.

In februari 2009 is de Raad het eens geworden dat maatregelen ten aanzien van impaired assets (moeilijk waardeerbare activa) een aanvulling kunnen vormen op de herkapitalisaties en de bancaire garantieregelingen om de stabiliteit van de financiële sector te waarborgen. Hiervoor is een gecoördineerde aanpak afgesproken en zijn principes aangenomen (onder andere waardering door een onafhankelijke derde en waardering tegen economische waarde). Verder heeft de Raad het Economic and Financial Committee gevraagd de effectiviteit van de genomen maatregelen te bestuderen. De algemene conclusie is dat de maatregelen van groot belang zijn geweest om de financiële markten te stabiliseren. Daar de spanning nog niet uit de financiële sector is, moeten lidstaten bereid blijven om indien nodig maatregelen te nemen. De Raad heeft het Economic and Financial Committee gevraagd om kwesties aangaande de maatregelen verder te bestuderen. Daarnaast is de Commissie betrokken op het terrein van de impaired assets en de herstructurering van instellingen die steun hebben gekregen.

Europees toezicht/De Larosière

De discussie over de vormgeving van het Europees financieel toezicht gaat terug tot 2007. In dat jaar werd een evaluatie uitgevoerd van het bestaande toezichtmodel, de zogenaamde Lamfalussy-structuur. Eind 2007 nam de Raad hierover conclusies aan, die bepaalden dat er meer en sterkere Europese samenwerking moest komen. In mei 2008 werden deze conclusies door de Raad verder uitgewerkt in een routekaart. Hierin werd onder andere bepaald dat er toezichtcomités worden opgericht voor alle grensoverschrijdende financiële instellingen. Toezichtcomités zijn samenwerkingsverbanden tussen nationale toezichthouders per grensoverschrijdende financiële instelling.

Tijdens het Franse voorzitterschap werd vervolgens besloten tot de oprichting van een expertgroep op hoog niveau, die aanbevelingen moest doen aan de Commissie en de Raad over Europees toezicht. Deze expertgroep, onder leiding van Jacques de Larosière, presenteerde in februari 2009 zijn bevindingen. Op basis hiervan presenteerde de Commissie in mei 2009 een mededeling over Europees toezicht. In juni 2009 nam de Raad conclusies aan over de voorstellen van De Larosière en de mededeling van de Commissie. Deze conclusies werden vervolgens bekrachtigd door de Europese Raad.

De conclusies voorzien in de oprichting van een European Systemic Risk Board (ESRB) en een European System of Financial Supervisors (ESFS).

De ESRB is een onafhankelijk orgaan dat belast wordt met macro-prudentieel toezicht. Dit betekent dat de ESRB mogelijke systeemrisico’s zal monitoren en analyseren. De ESRB dient daarover te rapporteren aan de Ecofin-Raad en, indien relevant, aan het ESFS. Indien nodig, zal de ESRB hierbij ook aanbevelingen uitvaardigen, die gericht kunnen zijn aan de Unie als geheel, aan een groep landen binnen de Unie of aan een individueel land. De geadresseerden van een aanbeveling zijn verplicht om hierop te reageren via het zogenaamde act or explain principe.

Het ESFS bestaat uit drie European Supervisory Authorities (ESA’s), die toezien op de uniforme implementatie van EU-regelgeving door de nationale toezichthouders, en de consistente uitvoering van het toezicht. De drie ESA’s, één voor banken, één voor pensioenfondsen en verzekeraars en één voor effecten, zullen voortkomen uit de huidige Comités van Toezichthouders CEBS, CESR en CEIOPS. Bij conflicten tussen toezichthouders mogen de ESA’s bindend ingrijpen. De nationale toezichthouders blijven verantwoordelijk voor het dagelijks toezicht op de financiële instellingen. Voor het toezicht op specifieke pan-Europese entiteiten, zoals credit rating agencies, kan een ESA direct verantwoordelijk worden.

De Raadsconclusies zijn een grote stap voorwaarts in het versterken van het Europees toezicht. In het najaar van 2009 zal de Commissie met nadere voorstellen komen om de ESRB en het ESFS te implementeren. Het doel is dat het nieuwe stelsel in de loop van 2010 volledig geïmplementeerd is.

Credit Rating Agencies

Voor het efficiënt functioneren van financiële markten is goede, volledige en juiste informatie een essentiële voorwaarde. Hoewel credit rating agencies (CRA’s) in principe een nuttige aanvullende of ondersteunende rol kunnen spelen bij beleggingsbeslissingen, heeft de recente geschiedenis uitgewezen dat een enkele kredietbeoordeling een uitgebreide investeringsanalyse van individuele beleggers niet volledig kan vervangen. Kredietbeoordelingen zijn een versimpelde weergave van de werkelijkheid en gaan gepaard met diverse beperkingen. Investeerders blijven dan ook, ongeacht de door de G20 voorgenomen invoering van internationale regelgeving en toezicht op CRA’s, zelf volledig verantwoordelijk voor het uitvoeren van eigen onderzoek, analyse en adequaat risicomanagement.

Het is duidelijk dat CRA’s een belangrijke rol hebben gespeeld in het ontstaan en de verspreiding van de kredietcrisis, met name door de onderschatting van het kredietrisico van gestructureerde financiële producten. Om deze markt voldoende winstgevend te maken was vraag nodig van institutionele en grote private beleggers, waarvoor een hoge kredietbeoordeling noodzakelijk was. Financiële constructies werden dan ook zo uitgewerkt dat de grootste tranches in de transactie (net) een AAA-rating verkregen. De indruk ontstond dat er goed inzicht was in de risico’s van financiële producten. Dit droeg vervolgens weer bij aan het (misplaatst) vertrouwen in de markt en kuddegedrag.

CRA’s hielden echter te weinig rekening met de toenemende complexiteit van dergelijke financiële producten en legden onvoldoende nadruk op de beperkingen van hun risicomodellen en de te verwachten impact van minder gunstige ontwikkelingen op de credit rating van het financiële product. In 2008 gaf een rapport van de Securities and Exchange Commission aan dat CRA’s in termen van personeel zowel kwantitatief als kwalitatief onvoldoende waren toegerust om hun taak in deze markt naar behoren te kunnen vervullen. Ook op andere terreinen kwamen CRA’s terecht onder vuur te liggen. Hierbij kan gedacht worden aan belangentegenstellingen, marktconcentratie, gebrek aan transparantie et cetera.

In dit kader startte de Commissie in najaar 2008 een consultatie voor regelgeving ten aanzien van CRA’s. Nederland heeft tijdens de consultatieperiode en de hierop volgende onderhandelingen een actieve rol gespeeld bij de verbetering van de Commissie voorstellen. In april 2009 is een akkoord bereikt over een verordening met uitgebreide regelgeving en toezicht voor CRA’s. De verwachting is dat deze verordening dit najaar van kracht zal worden. CRA’s die in de Unie actief willen zijn, zullen voortaan moeten worden geregistreerd. Om voor registratie in aanmerking te komen, moet voldaan worden aan uitgebreide voorwaarden ten aanzien van transparantie en rapportage, deugdelijk bestuur (vooral het vermijden van belangenconflicten) en de kwaliteit van het kredietbeoordelingsproces. Onder strenge voorwaarden kunnen ook beoordelingen uit derde landen goedgekeurd of – in het geval van kleine CRA’s uit derde landen – op basis van equivalentie gecertificeerd worden.

Europese financiële instellingen mogen vanaf medio 2010 in hun berekeningen voor regelgevingdoeleinden alleen nog kredietbeoordelingen gebruiken die zijn afgegeven door in de Unie gevestigde CRA’s (of kredietbeoordelingen die onder één van de twee bovenstaande regimes voor derde landen vallen).

Solvency II

Tijdens de Raad van mei 2009 is een akkoord bereikt over Solvency II, het nieuwe toezichtkader voor verzekeraars. Hier is negen jaar onderhandelen aan vooraf gegaan.

Momenteel wordt gewerkt aan de implementatie van de richtlijn in de Nederlandse wetgeving en wordt in Europees verband gewerkt aan nadere regelgeving. Niet alleen het vaststellen van de exacte hoogte van solvabiliteitseisen, maar ook bijvoorbeeld de rapportageverplichtingen van verzekeraars zullen onderdeel vormen van de nadere regelgeving. Deze nadere regelgeving zal volledig afgerond moeten zijn alvorens de richtlijn in werking kan treden voor 1 januari 2013.

Vernieuwende elementen in de richtlijn zijn:

• De basis voor het toezicht wordt waardering op marktwaarde. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op International Financial Reporting Standards, voor zover daarbij ook marktwaardewaardering verplicht is. Er is ingezet op marktwaardewaardering om financiële risico’s meetbaar te maken, waardoor ze kunnen worden gemanaged. Verzekeraars worden onder Solvency II meer beoordeeld op de daadwerkelijke risico’s die zij lopen.

• Verzekeraars moeten voldoen aan twee solvabiliteitseisen, een lage eis en een hogere risicogeoriënteerde eis. Hierdoor ontstaat een soort van ladder van interventie. De toezichthouder begint met minder stringente maatregelen wanneer een verzekeraar door de hoge eis zakt, en zal pas met harde maatregelen hoeven te komen wanneer de verzekeraar ook door de lage eis zakt.

• Het groepstoezicht wordt versterkt. Er wordt een groepstoezichthouder aangewezen en deze krijgt bevoegdheden op groepsniveau. De samenwerkingsbepalingen tussen toezichthouders zullen zorgen voor een werkbaar systeem van toezicht op internationale groepen. Indien een groep onder groepstoezicht staat moeten de toezichthouders bijvoorbeeld in overleg treden alvorens ze kunnen besluiten om extra kapitaal te eisen. Ook zijn er informatiebepalingen opgenomen waardoor een toezichthouder van een onderdeel van de groep de beschikking krijgt over alle relevante informatie.

Uitbreiding eurogebied

Slowakije heeft op 1 januari 2009 de euro ingevoerd. De invoering is soepel verlopen.

Decharge EU-begroting en Nationale Verklaring

De Raad geeft jaarlijks een advies aan het Europees Parlement over de decharge van de EU-begroting en geeft daarbij aanbevelingen voor verbeteringen. Dit jaar heeft de Raad opnieuw een positief advies gegeven over de decharge, ondanks het feit dat de Europese Rekenkamer in haar jaarverslag over de EU-begroting 2007 voor de veertiende maal geen positieve betrouwbaarheidsverklaring (DAS) heeft kunnen geven. Vooral bij fondsen in gedeeld beheer (circa 80% van de EU-begroting), zoals structuurfondsen, werden door de Europese Rekenkamer nog steeds problemen geconstateerd.

Nederland heeft tijdens de Begrotingsraad van november 2008 zijn bezorgdheid uitgesproken over de bevindingen van de Europese Rekenkamer. Tijdens de Ecofin-vergadering van februari 2009 heeft Nederland tegen het dechargeadvies over de EU-begroting 2007 van de Raad gestemd. Naar mening van Nederland was onvoldoende vooruitgang geboekt, bevatte het dechargeadvies te weinig concrete acties om problemen, voornamelijk bij de structuurfondsen, op te lossen en namen lidstaten te weinig verantwoordelijkheid voor de door hen ontvangen EU-middelen.

Door tegen het dechargeadvies te stemmen wilde Nederland een duidelijk signaal afgeven naar collega-lidstaten dat verdere verbeteringen nodig zijn; de tegenstem was niet gericht tegen de Commissie. Positief is te noemen dat, mede op voorstel van Nederland, het advies van de Raad wel duidelijk aangeeft dat er echt werk moet worden gemaakt van het vereenvoudigen van EU-regelgeving.

Nederland stelt sinds 2007 een Nationale Verklaring op, waarin verantwoording wordt afgelegd over de besteding van Europese landbouwfondsen in Nederland. In 2009 zijn daar de systeemverklaringen voor de structuurfondsmiddelen aan toegevoegd. Tevens is de afgifte van de nationale verklaring aan de Commissie vervroegd. Hierdoor heeft de Commissie deze kunnen opnemen in haar jaarlijkse activiteitenverslagen, waardoor dit een onderdeel is geworden van de verantwoording over de Europese begroting. De Nationale Verklaring over 2008, aangeboden aan de Tweede Kamer in mei 2009, is positief ontvangen door de Algemene Rekenkamer; in haar rapport geeft zij een positief oordeel over de totstandkoming van de Nationale Verklaring, de werking van financiële beheerssystemen en de rechtmatigheid van de uitgaven op het niveau van eindbegunstigden. Vanaf 2011 zullen ook de Europese migratiefondsen onderdeel vormen van de Nationale Verklaring.

Naast Nederland hebben Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk een nationale verantwoording over het financieel beheer van de Europese Fondsen. De Deense Rekenkamer heeft in november 2008 haar jaarlijkse verklaring afgegeven, Zweden heeft in april 2009 haar eerste nationale verklaring afgegeven en het Verenigd Koninkrijk zal in 2009 haar tweede verklaring af gaan geven.

BTW – Verlaagde tarieven

Tijdens de Raad van maart 2009 is vrij onverwacht een akkoord bereikt over het toepassen van verlaagde btw-tarieven. Hiermee is de tijdelijke mogelijkheid voor het toepassen van een verlaagd btw-tarief voor arbeidsintensieve diensten permanent gemaakt. Dankzij een interventie van Nederland en Zweden hebben lidstaten nu ook de mogelijkheid om het verlaagde tarief toe te passen op digitale gegevensdragers.

Internationale financiering van klimaatbeleid

Financiering speelt een cruciale rol in de onderhandelingen over het post-Kyoto-klimaatbeleid. Mede vanwege de benodigde nationale investeringen en de financiële ondersteuning door de Europese Unie van klimaatacties in ontwikkelingslanden, en de budgettaire gevolgen daarvan, heeft dit onderwerp een prominente plek op de agenda van de Raad gekregen.

De Raad bevestigde de urgentie van het klimaatprobleem en onderstreepte het belang van het bereiken van een akkoord in Kopenhagen in december 2009. Benadrukt werd dat de private sector de belangrijkste financieringsbron zal zijn en dat er daarnaast ook publieke financiering nodig is. In maart 2009 concludeerde de Raad dat de Unie bereid is om haar eerlijke aandeel te leveren aan de internationale financiële ondersteuning, in de context van een evenwichtig mondiaal akkoord. Deze toezegging is in de Raad van juni 2009 dankzij de Nederlandse inzet verder geconcretiseerd: de vaststelling van een eerlijke kostenverdeling dient gebaseerd te zijn op het vermogen om te betalen en de verantwoordelijkheid voor emissies. Ook werd de noodzaak voor internationale ondersteuning voor de ontwikkeling van mitigatie- en adaptatiestrategieën erkend. Deze zijn hét vehikel om effectief en efficiënt acties te koppelen (matchen) aan financiële en technologische steun.

Daarnaast heeft de Raad gewezen op het belang van kosteneffectieve maatregelen, en in dit kader het belang van de totstandkoming van een mondiale koolstofmarkt benadrukt. Daarnaast is het voor een kosteneffectieve inzet van internationale financiële ondersteuning noodzakelijk dat ontwikkelingslanden nationale mitigatiestrategieën, ofwel low carbon development strategies, ontwikkelen. Door middel van deze strategieën kan de internationale financiering gekoppeld worden aan daadwerkelijke klimaatacties.

In de loop van het jaar zal de EU-inzet voor de onderhandelingen richting Kopenhagen verder geconcretiseerd moeten worden. De Raad zal hier – voor zover het de internationale financiering van klimaatbeleid betreft – nauw bij betrokken zijn.

Beleid in voorbereiding

Informatie-uitwisseling op het gebied van belastingen

De Commissie heeft een drietal initiatieven gestart om richtlijnen over informatie-uitwisseling op het gebied van belastingzaken en bijstand bij invordering te herzien en te moderniseren met het oog op het tegengaan van fraude en belastingontwijking:

1) Spaartegoedenrichtlijn

In september 2008 heeft de Commissie de werking van de Spaartegoedenrichtlijn geëvalueerd. Zij kwam tot de conclusie dat over het algemeen de Spaartegoedenrichtlijn naar behoren werkt, maar dat door de beperkte reikwijdte van de richtlijn zwart sparen nog steeds mogelijk is. Om deze reden heeft de Raad, met steun van Nederland, in december 2008 opgeroepen tot herziening van de richtlijn.

2) Richtlijn voor wederzijdse bijstand bij invordering

Deze richtlijn dateert uit 1977. In de afgelopen 30 jaar zijn personen en kapitaal steeds mobieler geworden, waardoor er een toenemende behoefte is aan invorderingsbijstand. Lidstaten kunnen alleen belasting invorderen op hun eigen grondgebied, waardoor invorderingsbijstand van een andere lidstaat nodig is als de belastingschuldige zich in een andere lidstaat bevindt.

3) Richtlijn voor administratieve samenwerking op het gebied van belastingen

Ook deze richtlijn, uit 1976, wordt herzien. Door de globalisering is de mobiliteit van belastingplichtigen fors toegenomen, evenals het aantal grensoverschrijdende transacties. Ook is er sprake van een forse internationalisering van de financiële instrumenten. Door deze ontwikkelingen wordt het voor lidstaten steeds moeilijker om een juiste nationale belastingheffing vast te stellen en belastingfraude en belastingontduiking te voorkomen.

Het onderwerp inzake informatie-uitwisseling op het gebied van belastingen heeft een extra impuls gekregen door een op de G20-top in april 2009 gemaakte afspraak dat het bankgeheim moet worden afgeschaft op straffe van negatieve consequenties voor de niet-coöperatieve jurisdicties. Naar aanleiding van deze afspraak hebben veel niet-coöperatieve jurisdicties toegezegd bereid te zijn informatie op het gebied van belastingen uit te wisselen. De Commissie is voornemens om informatie-uitwisselingsverdragen te sluiten met Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino en Zwitserland. Deze bevoegdheid vloeit voort uit de spaartegoedenrichtlijn die stelt dat als bovengenoemde landen akkoord kunnen gaan met uitwisseling van informatie op het gebied van belastingen dat dan binnen de Unie feitelijk het bankgeheim wordt opgeheven.

BTW – fraudebestrijding

In december 2008 heeft de Commissie een richtlijnvoorstel uitgebracht dat ziet op de harmonisatie van de eisen die worden gesteld bij de importvrijstelling ingeval deze wordt gevolg door een intracommunautaire levering. Daarnaast bevatte het voorstel een grensoverschrijdende hoofdelijke aansprakelijkheid van de leverancier voor misgelopen btw over de daaropvolgende intracommunautaire verwerving. Onder Tsjechisch voorzitterschap is het oorspronkelijke voorstel opgesplitst in twee delen. Tijdens de Raad van juni 2009 is overeenstemming bereikt over de eerste maatregel die ziet op de importvrijstelling. De tweede maatregel moet nog verder uitgewerkt worden.

BTW – verzekeringsdiensten en financiële diensten

Het Tsjechisch voorzitterschap heeft het afgelopen half jaar hard gewerkt aan dit dossier. Overeenstemming op het gehele pakket is echter nog niet bereikt. Het richtlijnvoorstel en de daarbij behorende verordening ziet op de modernisering van de bestaande btw-regels voor verzekerings- en financiële diensten. De huidige regelgeving loopt achter bij de complexe financiële sector wat een ondubbelzinnige en consistente toepassing in de Unie in de weg staat. De hoofdpunten van het voorstel bestaan uit een verduidelijking van de btw-vrijstelling, verruiming van het keuzerecht voor volledige belastingheffing en invoering van een samenwerkingsverband gericht op de het delen van de kosten.

BTW – facturering

De Raad zal naar verwachting in oktober 2009 een eerste oriënterend debat voeren over een voorstel van de Commissie teneinde de Europese factureringsregels met betrekking tot de heffing van btw te vereenvoudigen, te moderniseren en verder te harmoniseren. De nadruk ligt daarbij op het elektronisch factureren teneinde het gebruik van elektronische facturen zo veel mogelijk te bevorderen. Zo kan naar verwachting een grote vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven worden bereikt.

Om een verdere verlichting van die lasten te realiseren worden ook andere voorstellen gedaan op het terrein van de facturering, zoals een wijziging van de bepalingen ter zake van de uitgifte van de factuur, de inhoud daarvan en het bewaren van de facturen. De voorstellen dragen voorts op een enkel onderdeel ook bij aan een verbetering van de mogelijkheden om fraude te bestrijden.

Tabaksaccijns

Tijdens de Raad van mei 2009 is geen overeenstemming bereikt over wijziging van de richtlijnen ter harmonisatie van de tabaksaccijns en over verhoging van de in de Unie vastgestelde minimumtarieven. Grootste twistpunt waren de verschillen in ambitieniveau over de nieuwe hoogtes van de minimumtarieven, en de lengte van overgangsperiodes die zouden moeten gelden voor recent toegetreden lidstaten. In het najaar van 2009 staat een nieuw debat in de Raad gepland.

Begrotingsraad

Financiering herstelpakket van vijf miljard euro

Als onderdeel van het Europees Economisch Herstel Plan, dat op de Europese Raad van december 2008 is afgesproken, heeft de Commissie een voorstel ingediend voor vijf miljard euro aan extra investeringen in energieprojecten, breedband en landbouwuitdagingen. Het energiepakket omvat 29 projecten voor elektriciteit- en gasverbindingen, vijf projecten voor offshore windenergie, waaronder het North Sea grid waaraan Nederland deelneemt, en zeven projecten voor CO2-opslag, waaronder een Nederlands project.

Er is lang onderhandeld over de financiering van het pakket. Aanvankelijk had de Commissie voorgesteld om hiervoor de financiële perspectieven van 2008 in te zetten. Omdat 2008 echter al afgelopen was, was dit juridisch niet toegestaan. Het zou volgens diverse lidstaten, waaronder Nederland, ook een verkeerd precedent scheppen. Het door de Commissie voorgestelde alternatief, een verhoging van de financiële perspectieven, kreeg ook geen steun van de lidstaten, waaronder Nederland.

In de Europese Raad van maart 2009 is uiteindelijk een compromis bereikt, waarbij het landbouwplafond onder de financiële perspectieven in 2009 met twee miljard euro is verlaagd, zodat het plafond voor concurrentiekracht (waaronder energie valt) in 2009 met twee miljard euro kan worden verhoogd. De maatregelen voor breedband en landbouwuitdagingen (samen 1020 miljoen euro) vallen onder plattelandsbeleid, en zullen in 2009 en 2010 worden gefinancierd door een verhoging van het budget voor plattelandsbeleid. Tijdens de begrotingsprocedure voor 2010 zal de resterende 1980 miljoen euro voor energie gevonden moeten worden; naast middelen in 2010 kan daarbij ook gekeken worden naar de resterende marge in 2009 en in 2011.

EU-begroting voor 2010

In mei 2009 heeft de Commissie een voorontwerp gepresenteerd voor de EU-begroting in 2010, met een bedrag van 138 miljard euro aan vastleggingen en 122 miljard euro aan betalingen. Deze bedragen zijn exclusief de financiering van het Europees Economisch Herstel Plan van vijf miljard euro, waarvan een deel van de financiering in 2010 gevonden zal moeten worden.

De Begrotingsraad van 10 juli 2009 heeft in zijn compromis over de ontwerpbegroting 2010 de Commissievoorstellen neerwaarts bijgesteld. De vastleggingen worden met 613 miljoen euro verlaagd naar 137,2 miljard euro; hierdoor resteert een marge voor onvoorziene uitgaven van bijna 2,4 miljard euro. De betalingen worden met 1,8 miljard euro verlaagd, naar 120,5 miljard euro. Nederland heeft ingestemd met het compromis. Hoewel Nederland een voorkeur had voor grotere marges voor onvoorziene uitgaven in de diverse uitgavencategorieën, bleek dit compromis het maximaal haalbare. Ook heeft Nederland er op aangedrongen dat in de EU-begroting 2010 voldoende ruimte is voor de resterende financieringsbehoefte van het economisch herstelpakket. Zoals afgesproken in de Europese Raad van maart 2009 dient het herstelpakket binnen het huidige totaalplafond van de Financiële Perspectieven 2007–2013 te worden opgevangen. Verder heeft Nederland zijn bezorgdheid uitgesproken over eventuele vervroeging van structuurfondsbetalingen en tijdelijke aanpassing van de cofinancieringsvereiste, omdat dit mogelijk kan leiden tot tijdelijke verhoging van EU-afdrachten.

Bij de ontmoeting met het Europees Parlement tijdens de Raad van juli 2009 is, evenals vorige jaren, een gemeenschappelijke verklaring afgesproken over rekrutering van staf uit nieuwe lidstaten. In het najaar van 2009 zullen naar verwachting meerdere gezamenlijke verklaringen volgen. De Raad heeft ook enkele unilaterale verklaringen afgelegd over betalingen, extern beleid en gebouwen.

De eerste lezing van het Europees Parlement vindt plaats in oktober 2009. De tweede lezing van de Raad vindt plaats in november 2009; dan vindt ook de conciliatie met het Europees Parlement plaats. In december 2009 zal het Europees Parlement de finale begroting vaststellen, binnen de kaders die tijdens de conciliatie zijn afgesproken.

Terugblik op de onderhandelingen over de EU-begroting 2009

In mei 2008 was door de Commissie een voorontwerp ingediend voor de EU-begroting 2009, met een bedrag van 134 miljard euro voor vastleggingen en 116,7 miljard euro voor betalingen in 2009.

De Begrotingsraad heeft dit in zijn eerste lezing in juli 2008 verlaagd naar 133 miljard euro voor vastleggingen (3,7% stijging ten opzichte van 2008) en 115 miljard euro voor betalingen (daling ten opzichte van 2008). Nederland kon dit Raadscompromis steunen, hoewel Nederland een voorkeur had gehad voor grotere marges in de diverse uitgavencategorieën, om onvoorziene uitgaven en nieuwe prioriteiten te kunnen opvangen. Ook benadrukte Nederland in de Raad dat de Financiële Perspectieven geen spending targets zijn, maar plafonds. Nederland was bezorgd over de financiering van het door de Commissie voorgestelde landbouwfonds voor ontwikkelingslanden en pleitte voor financiering binnen de juiste begrotingscategorie (extern beleid). Ook sprak Nederland in de Raad bezorgdheid uit over andere grote Commissievoorstellen, zoals steun aan de visserijsector wegens hoge brandstofprijzen. Nederland kreeg in de Raad veel steun van andere lidstaten.

In de eerste lezing door het Europees Parlement, in oktober 2008, werden diverse uitgaven weer opgehoogd. Bij de tweede lezing van de Raad, in november 2008, wilde de Raad de begroting voor 2009 daarom weer terugbrengen naar haar eerste lezing, en nieuwe informatie in de begroting verwerken. De Commissie had nota’s van wijziging ingediend met meevallende landbouwcijfers in 2009 en de Commissie had een aanvullende begroting ingediend waaruit bleek dat in 2008 teveel was geraamd voor betalingen. De Raad was daarom van mening dat de EU-begroting voor 2009 daardoor wat lager kon zijn: 132 miljard euro voor vastleggingen en 114 miljard euro voor betalingen.

In de Raad werd ook aandacht besteed aan het Commissievoorstel voor een Europees Economisch Herstel Plan, dat enkele dagen na de Raad zou verschijnen. Nederland gaf aan dat dit voorstel bestaande afspraken zou moeten respecteren, zoals het Stabiliteitspact, de financiële perspectieven en staatssteunregels. Ook vroeg Nederland de Commissie om realistisch te blijven wat betreft uitgavenramingen, mede omdat de begrotingen van lidstaten al belast worden door de crisis.

Tijdens de conciliatie met het Europees Parlement, die tijdens de Begrotingsraad van november 2008 plaatsvond, is uiteindelijk een akkoord bereikt over de betalingen van de EU-begroting 2009 en over de financiering van de landbouwfaciliteit voor ontwikkelingslanden. Er is afgesproken dat deze landbouwfaciliteit (totaal één miljard euro in 2008–2010) als volgt zal worden gefinancierd:

• 420 miljoen euro via de flexibiliteitreserve (in 2009, inclusief overheveling uit vorige jaren);

• 240 miljoen euro via herschikking binnen extern beleid in 2009 en 2010;

• 100 miljoen euro door gebruik van de bestaande noodhulpreserve in 2008 en 2009;

• 240 miljoen euro door eenmalige ophoging van de noodhulpreserve voor 2008.

Voor betalingen werd in de Begrotingsraad van november 2008 een bedrag van 116 miljard euro afgesproken. Omdat het Europees Parlement veel moeite had met dit bedrag, zijn er twee verklaringen afgesproken: een algemene verklaring over mogelijke ophoging van betalingen tijdens het begrotingsjaar en een verklaring over een betere uitvoering van structuurfondsen. Ook heeft de Raad een eenmalige ophoging van de noodhulpreserve (in 2008) geaccepteerd, als onderdeel van de financiering voor landbouw in ontwikkelingslanden. In een verklaring van de Raad, Europees Parlement en Commissie is vastgelegd dat het om een eenmalige ophoging van de noodhulpreserve gaat, alleen in 2008, die geen precedent schept voor de toekomst. Dit heeft geen gevolgen voor de financiële perspectieven.

Dit resultaat was voor Nederland bevredigend. Naast het feit dat de financiering voor de landbouwfaciliteit concreet is ingevuld, waardoor deze snel van start kon gaan, worden de financiële perspectieven en de begrotingsregels gerespecteerd. De financiering is ook grotendeels additioneel aan bestaande EU-uitgaven. Verder blijft er in 2009 en in 2010 nog ruimte over in de noodhulp- en in de flexibiliteitreserves, zodat ingespeeld kan worden op onvoorziene omstandigheden.

In december 2008 is de uiteindelijke EU-begroting voor 2009 vastgesteld door het Europees Parlement, met 133 miljard euro voor vastleggingen en 116 miljard euro voor betalingen. Aan het begin van 2009 waren daardoor de volgende middelen beschikbaar (vastleggingen): 11,3 miljard euro voor concurrentiekracht (waaronder onderzoek en ontwikkeling, MKB, Trans-Europese Netwerken en onderwijs), 48,4 miljard euro voor structuur- en cohesiefondsen, 56,1 miljard euro voor landbouw, visserij en milieu, 864 miljoen euro voor justitie en migratie, 651 miljoen euro voor burgerschap, 7,9 miljard euro voor extern beleid, 7,7 miljard euro voor administratie en 209 miljoen euro voor compensatie van Bulgarije en Roemenië (laatste jaar). Deze bedragen zijn exclusief reserves zoals het globaliseringsfonds en de noodhulpreserve.

Nettopositie

De Nederlandse nettopositie is het saldo van de Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie en de Nederlandse ontvangsten. In 2007 bedroegen de afdrachten 6,3 miljard euro en de ontvangsten 1,9 miljard euro. De nettopositie kwam daarmee op 4,4 miljard euro, berekend volgens de boekhoudkundige methode (alle uitgaven minus alle inkomsten). Over 2008 zijn nog geen definitieve cijfers gepubliceerd door de Europese Commissie.

Volgens de boekhoudkundige methode bedraagt de Nederlandse nettobijdrage in 2007 0,77% van BNI en 268 euro per inwoner. Volgens de Commissiemethode is de Nederlandse nettobijdrage lager: 0,50% van BNI, oftewel 175 euro per inwoner. Volgens beide definities was Nederland in 2007 de grootste nettobetaler, als percentage van het BNI en in termen van nettobijdrage per inwoner (zie tabellen achterin deze bijlage).

Deze berekening houdt echter nog geen rekening met de korting die Nederland zal krijgen op de EU-afdrachten. Tijdens de onderhandelingen over de financiële perspectieven 2007–2013 is door Nederland een korting bedongen van ongeveer 1 miljard euro per jaar. Dit is verwerkt in het Eigen Middelen Besluit, dat begin 2009 door de parlementen van alle lidstaten geratificeerd is. De kortingen over 2007 en 2008 zullen in 2009 worden verrekend. Hierdoor zal de Nederlandse nettopositie veel meer in lijn komen met die van andere lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

4. RAAD JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Vergaderdata 
1 oktober 2009Informele Raad (Binnenlandse Zaken)
23 oktober 2009JBZ-Raad
30 november-1 december 2009JBZ-Raad
20–22 januari 2010Informele Raad
25–26 februari 2010JBZ-Raad
22–23 april 2010JBZ-Raad
3–4 juni 2010JBZ-Raad

Algemeen

Ook in het afgelopen jaar stond de samenwerking op het terrein van justitie en binnenlandse zaken in de Unie in het teken van de uitvoering van het Haags Programma ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie. Dit programma, dat de doelstellingen en het beleid beschrijft op terreinen variërend van politie- en justitiesamenwerking tot asiel, migratie en integratie, loopt tot en met 2009. De Commissie heeft haar inbreng voor de opvolger van het Haags Programma, te weten het Stockholm-programma, in juni 2009 gepresenteerd. Hiertoe heeft de Commissie gebruik gemaakt van de inbreng van de future groups. Nederland heeft in Benelux-verband drie papers opgesteld die eveneens als inbreng dienen voor het Stockholm-programma. De Commissie mededeling met betrekking tot het Stockholm-programma moet – samen met de inbreng van de lidstaten – onder het Zweeds voorzitterschap leiden tot een nieuw meerjarenprogramma op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken.

Migratie, Asiel, Grenzen en Visa

Stand van Zaken

Migratie, asiel, grenzen en visa blijven belangrijke onderwerpen binnen de Europese Unie. Tijdens de Europese Raden van oktober 2008 en juni 2009 zijn opnieuw conclusies over deze onderwerpen aangenomen.

Europees Pact inzake Immigratie en Asiel

Op voorstel van Frankrijk heeft de Raad van september en de Europese Raad van oktober 2008 een Europees Pact inzake Immigratie en Asiel aangenomen. Het pact introduceert vijf politieke prioriteiten: legale migratie en integratie; illegale migratie; terugkeer; grensbewaking en; asiel en migratie in relatie tot ontwikkeling. Het pact schrijft onder meer voor dat de harmonisatie van het asielbeleid indien mogelijk voor 2010, maar uiterlijk 2012 moet zijn voltooid.

Migratie

Ter uitvoering van het Haags Programma en het «Groenboek Beheer economische migratie: een EU-aanpak», heeft de Commissie in december 2005 het Beleidsplan Legale migratie gepubliceerd. Hierin werd naast vier specifieke richtlijnen tevens een algemene kaderrichtlijn inzake de rechten van arbeidsmigranten aangekondigd.

Bovengenoemd voorstel voor een (kader)richtlijn werd gepubliceerd in oktober 2007 en biedt basisrechten aan derdelanders die rechtmatig in een EU-land verblijven en werken. Daarnaast regelt deze richtlijn één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voorwerk en verblijf derdelanders. De richtlijn heeft betrekking op arbeidsmigranten die langer dan zes maanden werken. Op kortdurend werk, seizoenswerk, au pairs, asielzoekers, gedetacheerden en zelfstandigen is de richtlijn niet van toepassing. De onderhandelingen in de raadswerkgroep startten in januari 2008. Op dit moment zijn de onderhandelingen op raadswerkgroepniveau afgerond, maar is er nog geen overeenstemming bereikt. Het knelpunt is de vraag of de gelijke behandelingsrechten van toepassing moeten zijn op alle derdelanders die legaal werken of alleen op houders van de gecombineerde vergunning. Vanwege het gebrek aan consensus is de richtlijn niet besproken in de Raad van juni 2009 zoals de bedoeling was. De Raad besprak de richtlijn eerder in november 2008 en april 2009. Naar het zich laat aanzien zullen de onderhandelingen hervat worden na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

In mei 2009 heeft de Raad de Richtlijn Voorwaarden toelating en verblijf van hooggekwalificeerde arbeidsmigranten (invoering van de EU Blue Card) goedgekeurd. Het voorstel beoogt een beperkte harmonisatie van de toelatingscriteria voor kennismigranten en de invoering van een beperkt recht op intra-EU mobiliteit om zo de Unie aantrekkelijker te maken voor deze migranten. De richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van lidstaten om met het oog op tewerkstelling nationale verblijfsvergunningen te handhaven of nieuwe vergunningen in te voeren.

Naar aanleiding van het fors toegenomen aantal illegale migranten in de Middellandse Zeeregio is binnen de Unie een discussie ontstaan over de aanpak van illegale immigratie in de regio. De discussie heeft zich voornamelijk voltrokken rond de vraag op welke manier de Unie solidariteit kan betrachten met de lidstaten rond de Middellandse Zee. Als gevolg van deze discussie heeft de Europese Raad van juni 2009 conclusies aangenomen, waarin een aantal maatregelen voor de korte termijn wordt gedefinieerd, zoals de oproep tot een snelle oprichting van het Europese Ondersteuningsbureau voor Asielzaken, de noodzaak voor versterking van de grensbewakingacties door het EU-agentschap voor de buitengrenzen FRONTEX en de coördinatie van vrijwillige maatregelen voor intra-EU verplaatsing van vluchtelingen. Naar verwachting zal de discussie over de aanpak van illegale immigratie worden voortgezet onder Zweeds voorzitterschap.

Voorts heeft de Raad in mei 2009 de Richtlijn Illegale tewerkstelling aanvaard. In deze richtlijn zijn afspraken gemaakt over te nemen maatregelen ter bestrijding van de mogelijkheid tot illegale arbeid in de Unie door verplichtingen en eventuele boetes op te leggen aan werkgevers.

Nadat in 2007 door de Raad werd besloten de totaalaanpak van migratie ook toe te passen op de regio’s ten oosten en zuidoosten van de Unie, is dit proces eind 2008 door het Tsjechische voorzitterschap in gang gezet. Het Tsjechische voorzitterschap heeft in april 2009 in Praag de ministeriële conferentie Building Migration Partnership georganiseerd. Tijdens deze conferentie is een ministeriële verklaring aangenomen die tot doel heeft een raamwerk te scheppen voor de samenwerking op het gebied van migratiebeheer (Global Approach to Migration) met de landen ten oosten en zuidoosten van de Europese Unie. Uitgangspunt is dat de verklaring een kader biedt, waarbinnen migration partnerships kunnen worden vormgegeven op vrijwillige en à la carte basis. Dat wil zeggen dat lidstaten zelf bepalen of ze invulling geven aan de samenwerking, met welke landen, op welk terrein en of ze dat bilateraal of samen met andere lidstaten doen.

Met betrekking tot de samenwerking met derde landen ten zuiden van de Unie heeft eind 2008 de vervolgconferentie in het Rabat-proces plaatsgevonden. Tijdens de ministeriële conferentie over migratie en ontwikkeling in Parijs is met de Noord- en West-Afrikaanse landen een nieuw actieprogramma afgesproken voor de periode 2009–2011 waarin zal worden gewerkt aan meer concrete samenwerking op het terrein van (informatie over) legale migratie, bestrijden van illegale migratie en immigratie en ontwikkeling.

De proefmobiliteitspartnerschappen met Moldavië en Kaapverdië zijn in gang gezet. Nederland neemt deel aan het proefpartnerschap met Kaapverdië. In overleg met de Kaapverdianen zal in de toekomst op basis van een migratieprofiel worden gewerkt aan capaciteitsopbouw in het kader van migratiemanagement. De discussies over een proefmobiliteitspartnerschap met Georgië zijn in een afrondende fase. Nederland beziet of het een bijdrage kan leveren aan dit partnerschap. Bovendien is een mandaat verleend aan de Commissie om onderhandelingen te starten over een visumfacilitatieovereenkomst en een terug- en overnameverdrag.

Op het terrein van Europese terug- en overnameovereenkomsten heeft de Commissie sinds 2000 zestien mandaten gekregen voor het voeren van onderhandelingen met derde landen. Inmiddels zijn met elf landen dergelijke overeenkomsten afgesloten. Belangrijk aandachtspunt in het Europese traject vormt de voortgang in de onderhandelingen met Marokko, Algerije, China en Turkije. Met Algerije en Turkije is weinig vooruitgang geboekt. De onderhandelingen met China zijn nog niet formeel gestart. De Commissie stelt nu voor om een uitgebreide migratieparagraaf op te nemen in de EU-China Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst. Begin 2008 meende de Commissie een akkoord te hebben bereikt met Marokko. Inmiddels heeft Marokko aanvullende eisen gesteld en daarmee het bereikte akkoord op scherp gezet.

Vanwege de geringe voortgang in de uitvoering van de nog openstaande mandaten over terug- en overname hebben de lidstaten, waaronder Nederland, herhaaldelijk verzocht om een solide evaluatie van het instrument, de mandaten en de onderhandelingen. Lidstaten kunnen geen bilaterale onderhandelingen voeren wanneer een mandaat aan de Commissie is verstrekt. Ondanks toezeggingen is een dergelijke evaluatie er tot nu toe niet gekomen. De evaluaties van de proefmobiliteitspartnerschappen en het instrument van de visumfacilitatie worden rond zomer 2009 verwacht.

Asiel

Mede door inspanningen van Nederland heeft de Europese Unie zich in november 2008 middels Raadsconclusies gecommitteerd om op vrijwillige basis in totaal 10 000 Iraakse vluchtelingen te hervestigen. Daartoe heeft in november 2008 een EU-fact finding missie naar Syrië en Jordanië plaatsgevonden. Iedere lidstaat onderzoekt zelf hoeveel Iraakse vluchtelingen het wil selecteren om bescherming te bieden. Nederland heeft aangegeven circa 80 Iraakse vluchtelingen te hervestigen in 2009 binnen het jaarlijks afgesproken quotum. Tijdens een door Nederland georganiseerde Irak-conferentie begin december 2008, is tevens besloten een temporary desk on Iraq op te zetten die lidstaten zal ondersteunen bij de aanpak van het Iraakse vluchtelingenprobleem. De desk richt zich met name op praktische samenwerking tussen asieldiensten van de Unie op het gebied van onder andere hervestiging en terugkeer en vervult daarbij tevens de rol van voorloper van het toekomsten Europese Ondersteuningsbureau voor Asielzaken.

Ter uitvoering van het Haags Programma en het in juni 2007 verschenen Groenboek over de Toekomst van het gemeenschappelijk Europees Asielstelsel heeft de Commissie in juni 2008 een asielplan gepresenteerd. Hierin werden verschillende nieuwe maatregelen aangekondigd waarvan de eerste verschenen in december 2008 en februari 2009: de herzieningen van de Dublin-verordening, de Opvangrichtlijn en de Eurodac-verordening en een voorstel tot oprichting en financiering van het Europese Ondersteuningsbureau voor Asielzaken. Deze voorstellen vormen een grote stap in de richting van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, zoals genoemd in het meerjarenprogramma 2006–2010 (Haags Programma). De onderhandelingen over voornoemde Commissievoorstellen zullen worden voortgezet onder Zweeds voorzitterschap.

Grenzen

Naar aanleiding van het besluit van President Obama om het Amerikaanse detentiecentrum Guantánamo Bay begin 2010 te sluiten, hebben diverse lidstaten zich bereid getoond ex-gedetineerden op te nemen. Gezien het feit dat ex-gedetineerden na opname door een Schengen-lidstaat in principe vrijelijk kunnen reizen in het gehele Schengen-gebied, is besloten tot een gecoördineerde Europese aanpak te komen waardoor het mogelijk wordt dat lidstaten, indien gewenst, ex-gedetineerden kunnen opnemen. De Europese ministers van Justitie hebben daarop in de Raad van juni 2009 conclusies aangenomen die een informatie-uitwisselingmechanisme in het leven roepen. Dit mechanisme moet een adequate informatiestroom tussen de VS en de EU-lidstaten en tussen de EU-lidstaten onderling over door een lidstaat opgenomen ex-gedetineerden bewerkstelligen. De Raadsconclusies bevestigen bovendien dat lidstaten de mogelijkheid hebben om ex-gedetineerden de toegang tot het eigen grondgebied te ontzeggen, als daarvoor gegronde redenen bestaan.

Begin 2009 is de externe evaluatie van FRONTEX, die op basis van de oprichtingsverordening is opgesteld, in de Raad van Bestuur van FRONTEX vastgesteld. Op basis van de conclusies van deze evaluatie zal de Raad van Bestuur aanbevelingen betreffende wijzigingen van de oprichtingsverordening, het agentschap en zijn werkmethoden aan de Commissie doen toekomen. De Commissie zal deze aanbevelingen vergezeld van haar advies en passende voorstellen, aan de Raad en het Europees Parlement voorleggen. Indien nodig wordt een actieplan met tijdschema bijgevoegd. Nederland zal met name inzetten op versterking van FRONTEX en het maken van afspraken met betrekking tot search & rescue (SAR) operaties.

Naar aanleiding van verscheidene evaluatiemissies inzake de voorbereiding van Zwitserland op de implementatie van het gehele Schengen-acquis, heeft de Raad van november 2008 geconcludeerd dat Zwitserland heeft voldaan aan de voorwaarden (onder andere 24 uurscontrole bij de landgrenzen met Liechtenstein) en aldus gereed is om toe te treden tot Schengen. Als datum voor de opheffing van de binnengrenscontroles is gekozen voor 12 december 2008 en van de luchtgrenzen voor 29 maart 2009, gelijktijdig met het zomerrooster van de luchtvaartmaatschappijen.

Visa

In het kader van de nauwere Schengen-samenwerking wordt een gemeenschappelijk visumbeleid gezien als een wezenlijk onderdeel van de totstandkoming van een gemeenschappelijke ruimte zonder controles aan de binnengrenzen. Met het oog hierop werd de Commissie verzocht om de Gemeenschappelijke Visuminstructies te herschrijven tot een Visumcode die alle wettelijke instrumenten op het gebied van visa onderbrengt. De onderhandelingen in EU-verband zijn inmiddels afgerond en publicatie wordt binnenkort verwacht. De Visumcode treedt zes maanden na publicatie in werking.

Eind 2009 zullen alle persoonsgegevens, inclusief biometrische gegevens, ten behoeve van een visumaanvraag worden opgeslagen in het Visum Informatiesysteem (VIS). De voorbereidingen voor de ingebruikname van het VIS zijn momenteel in volle gang.

De Raad heeft – op voorstel van de Commissie en na advies van het Europees Parlement – in december 2004 een verordening aangenomen voor de opname van biometrische gegevens in reisdocumenten. Op grond van deze verordening worden reisdocumenten van de lidstaten sinds augustus 2006 voorzien van een chip met daarin een digitale gezichtsopname van de houder. De vingerafdruk, die ook in de verordening is voorgeschreven, dient sinds 28 juni 2009 in de chip te zijn opgenomen.

In juli 2007 hebben de VS besloten tot aanpassing van de voorwaarden voor deelname aan het visumvrijwaringsprogramma (Visa Waiver Program, VWP). Dat betekent een aanscherping voor Nederland en andere lidstaten die al visumvrij kunnen reizen naar de VS, en een versoepeling voor die lidstaten uit Oost- en Midden Europa die nu tot het VWP worden toegelaten. Nederland neemt deel aan het VWP sinds 1986. De VS hebben in de loop ter tijd stapsgewijs de eisen aan deelname opgeschroefd. Nieuw zijn de voorwaarden die de VS stellen aan de samenwerking inzake terrorismebestrijding en bestrijding van georganiseerde criminaliteit. In december 2008 zonden de VS een brief hierover aan een groot aantal VWP-partnerlanden, waaronder Nederland. Voor de beantwoording van de brief is binnen de Unie een gezamenlijke – in grote mate procedurele – reactie opgesteld. Voor wat betreft de inhoudelijke reactie zullen de lidstaten bilateraal met de VS onderhandelen, conform de zogeheten tweesporenbenadering.

In mei 2009 bracht de Commissie een rapport uit over de voortgang van de Westelijke Balkan ten aanzien van de stappenplannen die kunnen leiden tot visumliberalisatie, wat neerkomt op plaatsing op de witte Schengen-lijst. Nederland hecht eraan dat volledig aan de gestelde voorwaarden voldaan wordt alvorens tot visumliberalisatie wordt overgegaan. De landen worden beoordeeld op basis van individuele prestaties. In juli 2009 heeft de Commissie voorgesteld Macedonië, Servië en Montenegro te plaatsen op de Witte Schengenlijst, mits deze laatste twee ten tijde van de besluitvorming hierover in de JBZ-raad van oktober 2009 voldoen aan de openstaande technische punten. Besluitvorming vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid, nadat ook het Europees Parlement een niet bindend advies heeft gegeven. Voor Albanië en Bosnië-Herzegovina geldt dat zij op dit moment nog niet voldoen aan de gestelde voorwaarden. De Europese Commissie zal de visumdialoog voortzetten en de inspanningen intensiveren om Albanië en Bosnië te helpen om aan de criteria te voldoen.

Beleid in voorbereiding

Legale migratie

Ter uitvoering van het Beleidsplan Legale migratie van december 2005 zal de Commissie naar verwachting rond zomer 2009 twee conceptrichtlijnen presenteren, te weten de richtlijnen voor seizoensarbeiders en voor binnen een onderneming overgeplaatste werknemers (intra corporate transferees). In het najaar van 2009 zal de Commissie een Groenboek Gezinshereniging presenteren. Begin 2010 zal de Commissie een verslag presenteren over de omzetting van de richtlijn inzake studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk. Samen met dit verslag zal de Commissie voorstellen deze richtlijn te wijzigen, onder meer door een regeling toe te voegen voor bezoldigde stagiaires.

Asiel

In het kader van het asielbeleidsplan zal de Commissie naar verwachting in het najaar van 2009 nog twee voorstellen tot herziening presenteren, namelijk voor de richtlijn voor asielprocedures en de richtlijn voor de beoordeling van asielverzoeken. Nederland zal met name inzetten op verdergaande harmonisatie met als doel het bereiken van een gemeenschappelijk Europees asielsysteem.

Grenzen

In de mededeling over de voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie van februari 2009 heeft de Commissie onder andere voorstellen gedaan met betrekking tot het opzetten van een Europees in- en uitreissysteem en het ontwikkelen van een registered traveller program. De voorstellen voor het opzetten van een Europees in- en uitreissysteem en het ontwikkelen van een registered traveller program worden op dit moment door de Commissie nader uitgewerkt. De wetgevingsvoorstellen worden begin 2010 verwacht. Nederland zal met name inzetten op een gecoördineerde uitwerking van deze verschillende grenstoezichtsystemen.

Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

Stand van zaken

Het besluit tot de versterking van Eurojust en tot wijziging van het besluit betreffende de oprichting van Eurojust, dat in december 2008 is vastgesteld, beoogt onder meer de samenwerking tussen Eurojust en andere actoren op het terrein van justitiële samenwerking in strafzaken, zoals Europol, te verbeteren. Versterking van Eurojust zal vooral gevolg hebben voor de bestrijding van ernstige criminaliteit, cybercrime, sekstoerisme, pornografie en pedofilie.

In april 2009 is het besluit tot oprichting van Europol gepubliceerd, op grond waarvan Europol vanaf 2010 een volwaardig EU-agentschap zal zijn. De omzetting van de implementatieregelingen van de Europol-Overeenkomst in EU-regelgeving is momenteel gaande.

In april 2009 heeft de Raad een besluit genomen tot oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem. Hiermee is voorzien in een geautomatiseerd systeem van uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen van de eigen onderdanen tussen de lidstaten. Het informatiesysteem brengt geen verandering in de doelen of omstandigheden waarvoor informatie mag worden verstrekt. De Raad heeft voorts overeenstemming bereikt over een Europees Justitieel netwerk in strafzaken dat het uitwisselen van informatie tussen lidstaten zal vergemakkelijken. Een initiatief van onder meer Nederland voor de opleiding rechters en andere juridische beroepsgroepen is opgevolgd door een resolutie voor de oprichting van het Europees Justitieel Training Netwerk.

Binnen de Unie bestaat brede overeenstemming over het blijvende belang van het beginsel van wederzijdse erkenning als hoeksteen van de samenwerking op het gebied van het strafrecht.

Tijdens het Tsjechische voorzitterschap werd het evaluatierapport van het Europees Aanhoudingsbevel door de Raad goedgekeurd. Het evaluatieproces over de uitvoering van het Europees Aanhoudingsbevel in de lidstaten zal nog worden voorgezet. In dit kader heeft de Raad in de afgelopen periode enkele kaderbesluiten vastgesteld zoals: het kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd en het kaderbesluit inzake verstekvonnissen. Voorts is er een algemeen akkoord bereikt over een voorstel voor een kaderbesluit betreffende het Europees surveillancebevel in procedures tussen lidstaten in afwachting van het proces. Ook is er politieke overeenstemming in de Raad over een ontwerpkaderbesluit ter voorkoming en oplossing van jurisdictiegeschillen in strafzaken.

Verschillende malen is er tijdens de Raden gesproken over de wijze waarop wederzijds vertrouwen kan worden versterkt. Ter vergroting van dit onderling vertrouwen heeft Nederland voorgesteld bestaande EU-evaluatie- en monitoringsactiviteiten te verstevigen en een additioneel systeem van monitoring en evaluatie in te voeren. Dit aanvullende evaluatiemechanisme moet zich op thematische wijze richten op aspecten van nationale rechtssystemen die bij herhaling obstakels voor samenwerking in de praktijk blijken. De aspecten zouden niet alleen betrekking moeten hebben op de effectiviteit van justitiële en politiële samenwerking, maar ook op de kwaliteit van de rechtsstaat en fundamentele rechten zoals het fair trial beginsel. Nederland heeft in deze discussie benadrukt dat een eventueel nieuw in te stellen mechanisme moet voortbouwen op bestaande evaluatiesystemen (waaronder de Raad van Europa-toezichtsmechanismen op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat) en moet uitmonden in aanbevelingen, waarvan de follow-up op voldoende wijze gegarandeerd wordt.

De Commissie heeft voorgesteld de Kaderbesluiten inzake Bestrijding van mensenhandel en Bestrijding van kindermisbruik te herzien. De herzieningen hebben tot doel de bestrijding van mensenhandel en kindermisbruik te verbeteren, onder meer door bescherming en ondersteuning van slachtoffers, internationale samenwerking en verbetering van de positie van slachtoffers in het strafproces. Ook is er tijdens het Tsjechische voorzitterschap tweemaal gesproken over de internationale bescherming van kinderen. De ministers kwamen onder meer overeen het SIS beter te gebruiken voor opsporing van vermiste kinderen en de politiesamenwerking tegen illegale content op internet en misdaden tegen kinderen via internet te intensiveren.

De onderhandelingen over een voorstel voor een kaderbesluit inzake het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR) voor wetshandhavingdoeleinden zijn nog in volle gang. In november 2008 heeft de Raad consensus bereikt over een eindrapport van het Franse voorzitterschap. Dit document heeft geleid tot een herzien PNR-voorstel van het Tsjechisch voorzitterschap, waarover in de betreffende Raadswerkgroep artikelsgewijs is gesproken. Hoewel de onderhandelingen vorderen, is er nog een aantal punten waarover discussie nodig blijft, zoals de reikwijdte en doelbinding van het voorstel, de stapsgewijze overgang naar een PNR-systeem en de bewaartermijnen van de gegevens. Het Zweeds voorzitterschap zal dit dossier verder oppakken. De PNR-overeenkomsten met de VS en met Australië verkeren in de fase van parlementaire goedkeuring.

De Raad is in oktober 2008 akkoord gegaan met conclusies inzake het beginsel van convergentie. Hieronder wordt verstaan het versterken van operationele samenwerking door het uitwisselen van kennis en ervaring en het samenbrengen van instellingen en personen en dient als aanvulling op het beschikbaarheidbeginsel en wederzijdse erkenning.

De realisatie van het SIS van de tweede generatie (SIS II) vordert gestaag. De ontwikkeling van SIS II liep onder meer vertraging op door technische problemen, de tussentijdse ontwikkeling van SISone4all en een nieuwe migratiestrategie van het huidige SIS naar SIS II. De verwachting is nu dat SIS II in het vierde kwartaal van 2011 in werking kan treden.

Er zal een strategie in Europees verband ontwikkeld worden voor informatie-uitwisseling en daarnaast zal er gekeken moeten worden welke systemen er al bestaan. Belangrijk onderdeel van deze strategie zal een inventarisatie van de huidige stand van zaken zijn, waarbij uitgegaan zal worden van de drie kernwaarden: veiligheid, privacy en mobiliteit.

Tijdens het Franse voorzitterschap is het EU-actieplan Drugs 2009–2012 aangenomen. Het Tsjechische voorzitterschap heeft aandacht gevraagd voor de verbetering van de meetindicatoren voor interventies op het gebied van de aanbodvermindering.

De door de Raad in oktober 2008 aangenomen conclusies over cybercriminaliteit vormen een concretisering van de mededeling van de Commissie van mei 2007 hierover. Middels het opzetten van een EU-platform bij Europol en de lidstaten kunnen signaleringen worden gedaan van inbreuken op internet, in het bijzonder van kinderpornografie, fraude, valse identiteiten et cetera.

Op het terrein van civiele bescherming heeft de Raad onder Frans voorzitterschap conclusies aangenomen ter versterking van de betrekkingen tussen het EU Monitoring and Information Center en de VN inzake reactievermogen bij rampen. De conclusies onderschrijven de leidende rol van de VN en spreken het voornemen uit om op het gebied van trainingen, oefeningen, procedures en communicatiemiddelen beter te gaan samenwerken.

Voorts heeft de Raad conclusies aangenomen voor de verdere invulling van het eerder afgesproken Europees trainingsnetwerk voor civiele bescherming. Doel is om via een netwerk van trainingsinstituten een betere afstemming te bewerkstelligen van de trainingen en opleidingen die in nationaal verband worden gegeven, met de trainingen en opleidingen in EU-verband. De lidstaten worden betrokken bij het opzetten van en het invulling geven aan het netwerk, door de instelling op korte termijn van een Training Policy Group waarin alle lidstaten zitting hebben en die het netwerk van input voorziet.

Tevens zijn Raadsconclusies aangenomen met het doel om de bewustmaking van het publiek te vergroten bij rampen. De Raadsconclusies bestaan uit drie onderdelen: publieksvoorlichting en -educatie en zelfredzaamheid van de bevolking bij rampen; het opleiden van diplomatiek personeel op het gebied van civiele bescherming; en bewustmaking omtrent maatregelen ter verbetering van de veiligheid van reddingswerkers. Dit laatste punt is op initiatief van Nederland ingebracht en sluit aan op het Nederlandse programma Veilige Publieke Taak. Doel is te onderzoeken in hoeverre deze kwestie in EU-verband speelt, en te komen tot een uitwisseling van expertise en goede praktijken.

Tot slot zijn conclusies aangenomen met het oog op de versterking van het civiele beschermingsmechanisme voor wederzijdse bijstand op basis van modulaire aanpak. In dit kader wordt tevens een groep van EU-getrainde experts ingesteld die snel kan worden opgeroepen in geval van een hulpverzoek bij een ramp van een lidstaat.

Onder Zweeds voorzitterschap staat de preventie en preparatie van rampen centraal. Nederland is in EU-verband voorstander van een grotere nadruk op preventie, nadat de laatste jaren vooral aandacht is geweest voor respons op rampen en de EU-financiering daarvan. Het streven van Nederland is om civiele bescherming onder de Europese interne veiligheidsstrategie (Stockholm-programma) te brengen en te verbinden met risicobeoordelingen en scenario-ontwikkeling en een versterking van regionale samenwerking tussen EU-lidstaten.

Terrorismebestrijding

De EU-antiterrorismestrategie en de EU-strategie om radicalisering en rekrutering tegen te gaan met bijbehorend actieplannen, vormen de belangrijkste kaders voor Europees optreden. De EU-coördinator terrorismebestrijding, Gilles de Kerckhove, constateerde dat de dreiging voor Europa nog altijd groot was. De Kerckhove presenteerde in november 2008 en in juni 2009 zijn halfjaarlijkse voortgangsrapportages. In die rapportages ging hij in op de verschillende projecten binnen de Europese Unie op het gebied van informatie-uitwisseling, preventie, de externe dimensie van terrorismebestrijding en de noodzaak van implementatie van bestaande Europese regelgeving, zoals het Raad van Europa-verdrag ter voorkoming van terrorisme.

Een belangrijke stap voorwaarts is het akkoord tussen Europol en Eurojust waarbij de informatie-uitwisseling binnen de Unie efficiënter en effectiever is geworden.

Onder het Franse voorzitterschap zijn het Europese Actieplan dat ziet op bestrijding van Radicalisering en Rekrutering en de daarbij behorende Strategie herzien. Belangrijkste wijzigingen betreffen extra aandacht voor de mediacommunicatiestrategie en verbreding naar andere vormen van radicalisme dan moslimextremisme. Op Nederlands aandringen, zal in de toekomst extra aandacht besteed worden aan onderzoek naar het proces van deradicalisering.

Nederland heeft in dit kader in samenwerking met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk medio februari 2009 te Berlijn een conferentie georganiseerd over radicalisering. Verder zal vanuit het actieplan een internationale stedenconferentie worden georganiseerd in oktober 2009 gericht op de uitwisseling van ervaringen met de lokale aanpak van radicalisering.

De implementatie van het Actieplan over het vergroten van de beveiliging van explosieven vordert gestaag. Het actieplan is gestoeld op drie pijlers: preventie, detectie en reactie. De Raad heeft Europol verzocht diens werkzaamheden voort te zetten, onder meer het opzetten van een Europese gegevensbank voor explosieven.

Met betrekking tot beveiliging van bedreigde personen die deelnemen aan het publieke debat bestonden reeds EU-afspraken. In de tweede helft van 2008 is, op Nederlandse instigatie, een voorstel tot besluit ter oprichting van een Europees netwerk voor de bescherming van prominenten uit 2002 gedaan. De Raad van juni 2009 ging akkoord met dit voorstel. Voortaan zullen lidstaten elkaar over bezoeken van beveiligde personen informeren, met of zonder officieel ambt. Hierbij wordt tevens informatie verstrekt over beveiligingsmaatregelen. Belangrijk uitgangspunt blijft dat iedere lidstaat zelf verantwoordelijk is voor het beleid en de uitvoering van beveiliging van bedreigde personen.

In de tweede helft van 2008 hebben verschillende bijeenkomsten plaats gevonden van informele werkgroepen met betrekking tot het chemisch, biologisch, radiologisch, nucleair beleidspakket (CBRN). In januari 2009 heeft de EU-taakgroep CBRN een rapport uitgebracht met aanbevelingen om, vanuit de invalshoek van terrorismebestrijding, de CBRN-veiligheid binnen de Unie te vergroten. In juni 2009 is de Commissie gekomen met haar Mededeling over CBRN. Het betreft een beleidspakket met maatregelen die de Commissie voorstaat te treffen.

Uit een in opdracht van de Commissie verricht onderzoek is gebleken dat het Amerikaanse Terrorism Finance Tracking Programme een efficiënt systeem is dat goed functioneert bij preventie van terrorismefinanciering en dat ook ingezet kan worden bij onderzoek in concrete zaken. De bescherming van persoonsgegevens binnen dit systeem is onderworpen aan strenge eisen. De aanbevelingen in het rapport richten zich op het verbeteren van procedures en veiligheidsprotocollen en het verder professionaliseren van medewerkers.

Het programma wordt door de VS alleen in het kader van onderzoek naar terrorismefinanciering toegepast en bewaard en dus conform afspraak ingezet.

Ook de externe dimensie van terrorismebestrijding heeft onder het Franse en het Tsjechische voorzitterschap aandacht gekregen. De Commissie besteedt 15 miljoen euro aan een stabiliteitsinstrumentarium ter financiering van technische bijstand op terrorismebestrijding. Pakistan, de Sahel en Jemen zijn hierbij prioritaire aandachtsgebieden. Ook met de landen in de Westelijke Balkan is samengewerkt op het terrein van terrorismebestrijding.

Beleid in voorbereiding

Zweden heeft zich voorgenomen om gedurende zijn voorzitterschap de transparantie bij de bestrijding van terrorisme te vergroten. Hierbij wordt gedacht aan het openbaar maken van het Actieplan Radicalisering en Rekrutering. Tevens zal Zweden extra nadruk leggen op de lokale politieaanpak van radicalisering en rekrutering. Onder het Zweeds voorzitterschap zal ook het Europees handboek dat ziet op het tegengaan van radicalisering en rekrutering in gevangenissen, worden herzien, en – belangrijker – zal het Stockholm-programma vast worden gesteld. Dit programma zal onder meer zien op terrorismebestrijding.

Justitiële samenwerking in civiele zaken

Stand van zaken

In december 2008 nam de Raad de Alimentatieverordening (over bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en samenwerking) aan. Er bestaat een nauwe samenhang tussen deze verordening en het Haags Alimentatieverdrag dat in november 2007 tot stand is gebracht door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht. Op onderdelen verwijst de verordening naar specifieke onderdelen van het Verdrag. In de praktijk zal tussen lidstaten de verordening gelden en tussen lidstaten en derde landen zal het Haags Verdrag gelden. Een belangrijk element van de verordening is de afschaffing van de exequatur voor alle soorten alimentatiebeslissingen. Dit betekent in de praktijk dat als een buitenlandse beslissing afkomstig uit een lidstaat in een andere lidstaat ten uitvoer moet worden gelegd, de verzoeker niet meer eerst een verklaring van uitvoerbaarheid van de rechter van het land van tenuitvoerlegging (exequatur) behoeft te verkrijgen. Hij kan zich direct tot de met de executie belaste instanties wenden. Dit scheelt veel tijd en geld.

Ook met betrekking tot de totstandkoming van een Gemeenschappelijk Referentiekader voor Europees Contractenrecht (Common Frame of Reference) is beperkte vooruitgang geboekt. Het is de bedoeling dat de Commissie eind 2009 met een reactie komt op de wetenschappelijke versie van het gemeenschappelijk referentiekader in de vorm van een witboek. Om de werkzaamheden van de Commissie op dit terrein richting te geven, heeft de Raad in november 2008 basisrichtlijnen opgesteld ten aanzien van structuur, toepassingsgebied, respect voor diversiteit en de betrokkenheid van Raad, Europees Parlement en de Commissie bij het project. In juni 2009 heeft de Raad tevens een standpunt ingenomen ten aanzien van de fundamentele beginselen, definities en modelregels die in een gemeenschappelijk referentiekader zouden kunnen worden opgenomen. De Raad ziet ook een duidelijk verband met de in onderhandeling zijnde Kaderrichtlijn Consumenten, waarbij met de daarin gekozen basisbegrippen rekening zou moeten worden gehouden met dit gemeenschappelijk referentiekader.

Ten aanzien van de samenwerking op het terrein van familierecht en erfrecht hangen nog twee voorstellen in de lucht, te weten een verordening over toepasselijk recht bij echtscheidingen (Rome III) en een verordening inzake internationaal erfrecht, die uniforme regels zal bevatten voor het toepasselijk recht ten aanzien van zowel de afwikkeling van erfopvolging als de nalatenschap.

De Raad heeft in november 2008 onder Frans voorzitterschap een Actieplan E-justice aangenomen, waarin de prioriteiten voor de Europese e-justice zijn vastgelegd voor de periode 2009–2013. Eén van de belangrijkste prioriteiten van dit moment is de oplevering van het e-portaal voor eind 2009. Dan moet dit portaal voor iedereen toegankelijk zijn. Dit portaal moet een one stop shop worden voor alle informatie over Europees recht en toegang tot Europese juridische procedures. Tijdens de informele Raad van januari 2009 is geconcludeerd dat ook de gebruikmaking van videoconferenties moet worden gestimuleerd om grensoverschrijdende rechtszaken te versnellen. Hiertoe zijn een brochure en een handleiding opgesteld. Deze moeten het gebruik van videoconferentie vergemakkelijken en stimuleren. In juni 2009 heeft de Raad een voortgangsrapportage van het Tsjechisch voorzitterschap inzake e-justice aanvaard. Hieruit blijkt dat de lidstaten, Commissie en het Zweeds voorzitterschap zich volledig zullen inzetten om de start van het e-portaal op 14 december 2009 te halen.

De rol van het Europees Justitieel Netwerk in burgerlijke en handelszaken (EJN) is het afgelopen jaar versterkt, waardoor het EJN een grotere rol kan spelen bij de justitiële samenwerking tussen de lidstaten. Zo moet gekomen worden tot een effectieve en praktische toepassing door rechters en andere juridische beroepsbeoefenaars van communautaire civielrechtelijke besluiten en verdragen die tussen de lidstaten van kracht zijn. Daarnaast bevordert het EJN bij grensoverschrijdende geschillen de daadwerkelijke toegang van de burger tot de rechter, in het bijzonder door verbeterde informatieverstrekking over proceduremogelijkheden binnen de Unie.

Voorts is er tijdens de Raad van juni 2009 een politiek akkoord bereikt over twee verordeningen die zien op een procedure voor het sluiten van bilaterale overeenkomsten door lidstaten met derde landen betreffende het toepasselijk recht op contractuele en niet-contractuele verbintenissen en betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken, inzake ouderlijke verantwoordelijkheid en onderhoudsverplichtingen en het toepasselijk recht inzake onderhoudsverplichtingen. Nederland heeft op het gebied van internationaal privaatrecht geen traditie van bilaterale verdragen. Het is standaard Nederlands beleid om bij voorkeur aansluiting te zoeken bij multilaterale verdragen en om andere lidstaten en derde landen aan te moedigen dat ook te doen. Nederland staat echter open voor nieuwe ontwikkelingen als de relaties met derde landen daartoe aanleiding geven.

Ook met de herziening van de Brussel I-verordening inzake rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, is inmiddels een begin gemaakt. De Commissie heeft in april 2009 een rapport en groenboek aangenomen over het functioneren van de Brussel I-verordening. Deze publicaties zijn bedoeld als startpunt voor een brede publieke consultatie over het functioneren van «Brussel I». Op basis van deze consultaties zal de Commissie eind 2009 met een voorstel komen om de verordening te herzien.

Externe betrekkingen

De EU-externe dimensie op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken heeft een hoge vlucht genomen. Met de groei van de EU-JBZ-externe dimensie is de behoefte aan coördinatie navenant toegenomen. Onder het Franse voorzitterschap is om die reden in oktober 2008 de ad hoc werkgroep JBZ-Relex opgericht. Hoofddoel van deze raadswerkgroep is de bevordering van de coherentie binnen de JBZ-externe dimensie alsook de bevordering van coherentie tussen die dimensie en het algemene EU-externe beleid. De groep fungeert als een informatie- en coördinatiemechanisme. Daarbij treedt de groep niet in de mandaten van de reeds bestaande geografische en thematische raadswerkgroepen. Ook heeft de nieuw opgerichte groep de opdracht gekregen bij te dragen aan de actualisering van de bestaande JBZ-Relex strategie die eind 2009 afloopt. De ad hoc groep JBZ-Relex heeft een tijdelijk karakter. Eind 2009 wordt besloten, op basis van een evaluatie, over eventuele continuering van deze groep.

5. RAAD WERKGELEGENHEID, SOCIAAL BELEID, VOLKSGEZONDHEID EN CONSUMENTENZAKEN

Vergaderdata: 
16 oktober 2009Raad Volksgezondheid
30 november-1 december 2009WSBVC
27–30 januari 2010Informele Raad Werkgelegenheid
8–9 maart 2010WSBVC
21–11 maart 2010Informele Raad Gelijke kansen
19–20 april 2010Informele Raad Volksgezondheid
20–21 mei 2010Informele Raad Gehandicaptenbeleid
7–8 juni 2010WSBVC

Werkgelegenheid en Sociaal beleid

Stand van zaken

Het werkterrein van de Raad WSBVC betreft voor een belangrijk deel de Lissabon-strategie en de samenwerking op het terrein van werkgelegenheid en sociaal beleid. Deze geven belangrijke impulsen aan het bevorderen van economische groei en werkgelegenheid. Doelstellingen van de huidige strategie liggen in de sfeer van versterking van de arbeidsdeelname, houdbaarheid van sociale systemen, het realiseren van een gelijk speelveld en het faciliteren van een vrij verkeer van personen. Deze doelstellingen zijn van wezenlijk belang met het oog op de gezamenlijke uitdagingen.

Naast deze rol op het gebied van beleidscoördinatie, is de Raad actief op het gebied van wetgeving om oneigenlijke concurrentie op sociale en arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Dit vermindert het risico op ongewenste effecten op sociaal gebied in Europa. Afspraken in de sfeer van sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden zijn verder gewenst om het vrije verkeer van personen (inclusief werknemers) niet onnodig door bepalingen van de lidstaten te belemmeren. Afspraken over uitwisseling van kennis en good practices met betrekking tot kwalitatief hoogwaardige en toegankelijke sociale diensten van algemeen belang worden belangrijker door nieuwe sociale risico’s als gevolg van de overgang naar een kenniseconomie, vergrijzing en individualisering.

Werkgelegenheidsstrategie

De Raad heeft onder Tsjechisch voorzitterschap besloten de werkgelegenheidsrichtsnoeren, zoals die in 2008 door de Raad zijn vastgesteld, ongewijzigd te laten in 2009. Zo blijft de nadruk op daadwerkelijke implementatie van de hervormingen liggen. In 2010 loopt de huidige implementatieperiode voor de Lissabon-strategie af. Ook na 2010 blijft beleidscoördinatie op sociaaleconomisch terrein echter onverminderd van belang. De Europese Raad van maart 2009 heeft benadrukt dat de Unie zich na 2010 moet blijven inzetten voor structurele hervormingen, duurzame ontwikkeling en sociale cohesie om de vooruitgang die geboekt is dankzij de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid te bestendigen, mede in het licht van de huidige financiële en economische crisis.

Werkgelegenheidstop

In mei 2009 heeft onder Tsjechisch voorzitterschap een Werkgelegenheidstop plaatsgevonden. De Werkgelegenheidstop was een ontmoeting tussen de trojka van de drie huidige en aankomende voorzitterschappen (Tsjechië, Zweden, Spanje), de Commissie en de sociale partners. Inzet van de Top was te spreken over de werkgelegenheidseffecten van de crisis.

In het verlengde van deze Werkgelegenheidstop heeft de Commissie in juni 2009 een mededeling gepresenteerd over de reactie van de lidstaten en de Unie op de economische crisis op het gebied van werkgelegenheid. De Commissie beoordeelt in de mededeling de maatregelen die de Unie en lidstaten, mede in het kader van het Europees economisch herstelplan hebben genomen, als positief. De situatie op de arbeidsmarkt blijft echter verslechteren en aanvullende actie is gewenst volgens de Commissie. De toekomstige acties worden onderverdeeld in twee hoofdpunten:

Ad i) Een gedeelde committering: kernprioriteiten en acties Deze prioriteiten betreffen aanbevelingen aan lidstaten en zijn gerangschikt onder de drie hoofdthema’s van de Werkgelegenheidstop:

• behouden van werkgelegenheid, creëren van banen en bevorderen van mobiliteit;

• vergroten van de vaardigheden en matching met arbeidsmarktbehoeften; en

• vergroten van de toegang tot werkgelegenheid.

Ad ii) Beter gebruik maken van Gemeenschapsmiddelen

Het meest in het oog springend voorstel van de Commissie betreft het Europees Sociaal Fonds (ESF). Volgens de Commissie moeten in 2009 en 2010 middelen versneld vrijkomen. Daarbij wordt de optie gecreëerd om voor 2009 en 2010 projecten uit te voeren zonder nationale cofinanciering. Tevens stelt de Commissie voor om een microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid in te stellen. Naast 100 miljoen euro aan financiering via de EU-begroting zouden instellingen als de EIB kunnen meedoen, zodat een faciliteit van 500 miljoen euro resulteert. Verdere details over de uitwerking van de voorstellen zijn nog niet bekend.

Sociale insluiting

Onderdeel van de Europese beleidscoördinatie en de sociale beleidsagenda is de Open Methode van Coördinatie (OMC) op het gebied van sociale insluiting. De lidstaten berichten regelmatig over hun nationale implementatie van de Lissabon-strategie door middel van twee soorten rapporten. Het Nationaal Hervormingsplan inventariseert vanuit een economische invalshoek de voortgang van de Lissabon-agenda. Het Nationaal Strategisch Rapport over Sociale Bescherming en Sociale Insluiting (NSR) beziet de sociale aspecten. Naast sociale insluiting zijn dit pensioenen en gezondheidszorg. Sociale insluiting is geconcretiseerd in vier aspecten:

(1) arbeidsparticipatie, opleiding en/of sociaal nuttige bezigheden;

(2) bestrijding van (kinder)armoede en bevordering van participatie van kinderen en jongeren;

(3) het terugdringen van onderbenutting van inkomensondersteuning; en

(4) het aanpakken van schulden.

In oktober 2008 heeft Nederland een NSR naar de Commissie gestuurd.

Er is op termijn verdieping van het OMC-proces voor sociale bescherming en sociale insluiting voorzien op de drie onderdelen van de Mededeling Actieve Integratie, namelijk minimuminkomens, inclusieve arbeidsmarkten en sociale diensten van algemeen belang. Het Sociaal Beschermingscomité (SPC) werkt in dit verband aan de formulering van gemeenschappelijke beginselen.

Onder Frans voorzitterschap zijn in december 2008 Raadsconclusies aangenomen over actieve integratie. Leidend is dat het beleid op het terrein van werkgelegenheid en sociale insluiting primair aan de lidstaten is en dat op EU-niveau sprake is van ondersteuning en aanvulling.

Arbeidstijdenrichtlijn

De Raad heeft onder Sloveens voorzitterschap in juni 2008 een akkoord bereikt over de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn. In het kader van medebeslissingsbevoegdheid heeft het Europees Parlement amendementen ingediend, die haaks staan op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad.

Het belangrijkste verschil van inzicht tussen Raad en Europees Parlement betreft het al dan niet handhaven van de opt out waarmee mag worden afgeweken van de gemiddelde maximale arbeidstijd van 48 uur. Teneinde het verschil van inzicht te overbruggen is onder Tsjechisch voorzitterschap de conciliatieprocedure opgestart. Ondanks de vele (in)formele besprekingen tussen Raad en Europees Parlement is het niet gelukt uit de impasse te geraken. Het is nu aan de Commissie zich te beraden over het nemen van vervolgstappen waarbij enerzijds de mogelijkheid bestaat dat ingebrekestellingen worden gestart tegen lidstaten, en anderzijds de Commissie met een nieuw voorstel voor een richtlijn kan komen.

Uitzendrichtlijn

Onder Sloveens voorzitterschap is in juni 2008 een akkoord bereikt over de richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. De richtlijn regelt de toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkt en de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Uitgangspunt hierbij is de gelijke behandeling van uitzendkrachten. De richtlijn zal leiden tot een verbetering van de kwaliteit van uitzendarbeid in de hele Europese Unie. Dit kan positief uitwerken voor het gebruik van uitzendarbeid in de Unie. Het kan daarmee ook een bijdrage leveren aan een grotere flexibiliteit op de Europese arbeidsmarkt.

Europese ondernemingsraden

De Raad heeft onder Frans voorzitterschap in december 2008 een akkoord bereikt over de herziening van de Richtlijn over de Europese Ondernemingsraad uit 1994. De herziening van de richtlijn is onderdeel van de vernieuwde sociale beleidsagenda. Een wijziging en herschikking van de richtlijn was nodig omdat het onder andere wenselijk bleek de communautaire wetgevingsinstrumenten inzake informatie en raadpleging van de werknemer beter op elkaar te doen aansluiten. De definities in de richtlijn zijn in lijn gebracht met die uit de overige medezeggenschapsrichtlijnen. Tevens diende het aandeel bedrijven met een Europese ondernemingsraad te worden verhoogd. Om het overleg op grensoverschrijdend niveau doeltreffender te maken, zijn de begrippen «informatie» en «raadpleging» verduidelijkt.

Overeenkomst sociale partners inzake Maritiem Arbeidsverdrag 2006

De Commissie presenteerde in juli 2008 een omvangrijk sociaal pakket, inclusief richtlijnvoorstellen en mededelingen, met name op het gebied van sociale zaken en gezondheidszorg. Deze richtlijn maakt hier onderdeel van uit. Met dit voorstel wordt de overeenkomst tussen de organisaties van werkgevers en werknemers in de sector maritiem vervoer over het Maritiem arbeidsverdrag 2006 (MLC) ten uitvoer gebracht. Doel van het voorstel is bij te dragen aan het creëren van een sociale minimumstandaard op het terrein van arbeid en inkomen aan boord van (Europese) zeeschepen en aan eerlijkere mondiale voorwaarden in het belang van alle betrokken partijen.

Het voorstel dient ook tot wijziging van de richtlijn uit 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten tussen de organisaties van werkgevers en werknemers. De wijzigingen blijven strikt beperkt tot zaken die in het MLC reeds geregeld zijn.

Met het opnemen van (een groot deel van) de bepalingen van het MLC in het Gemeenschapsrecht zal het werken in de maritieme sector aantrekkelijker worden voor Europese zeevarenden. Tevens zal het een bijdrage leveren aan het creëren van een minimum sociaal beschermingsniveau voor alle zeevarenden werkzaam aan boord van zeeschepen wereldwijd en aan eerlijker wereldwijde concurrentievoorwaarden. De Raad bereikte hierover in december 2008 een politiek akkoord.

Richtlijn overdraagbaarheid aanvullende pensioenen

De richtlijn overdraagbaarheid van aanvullende pensioenen stelt zich ten doel deelnemers aan bedrijfspensioenregelingen het recht te verlenen pensioenen op te bouwen en deze te behouden. Hiermee wordt beoogd de arbeidsmobiliteit binnen de nationale arbeidsmarkt en tussen de lidstaten te bevorderen. De richtlijn bevat inhoudelijke bepalingen over de vestigingsperiode (de tijd die een werknemer moet deelnemen voordat hij pensioenaanspraken heeft opgebouwd) en het behoud van de slaperrechten (de pensioenrechten opgebouwd bij een vorige werkgever).

Dit dossier is onder het Portugese voorzitterschap in de Raad van december 2007 voor het laatst aan de orde geweest. De tegenstellingen op het punt van de lengte van de vestigingsperiode bleken onoverbrugbaar. De inspanningen van het Sloveens voorzitterschap om hierover tot een compromis te komen, zijn niet geslaagd. Na deze pogingen ligt het onderwerp stil. Het Franse en het Tsjechische voorzitterschap hebben het onderwerp niet meer geagendeerd.

Flexicurity

Tijdens het Tsjechische voorzitterschap zijn Raadsconclusies aangenomen over flexicurity in het licht van de crisis. De Raadsconclusies zijn gebaseerd op de gedachte dat in deze tijden van crisis en oplopende werkloosheid een goed flexicurity beleid van belang is, bijvoorbeeld waar het gaat om het ondersteunen van werknemers bij transities. De conclusies benadrukken dat een goede balans tussen flexibiliteit en zekerheid moet worden gezocht, bijvoorbeeld door een sociale zekerheidsstelsel dat voldoende inkomensbescherming biedt en tegelijkertijd de juiste prikkels biedt om terugkeer naar de arbeidsmarkt te stimuleren. Verder wordt het belang van een goede ondersteuning van werknemers bij baanverandering genoemd onder meer door proactieve arbeidsbemiddeling en het inspelen op veranderingen op de arbeidsmarkt door middel van scholing. Tijdens de Europese Raad van juni 2009 werden deze conclusies bekrachtigd.

Ontwikkelingen in het kader van het Beijing Platform for Action

Op de wereldvrouwenconferentie van Beijing in 1995 heeft de Unie zich verplicht om uitvoering te geven aan het aldaar vastgestelde actieprogramma dat strategische doelstellingen met bijbehorende acties op twaalf terreinen omvat. Elk half jaar behandelt de Raad een specifiek terrein uit dit actieprogramma en besluit daarbij over indicatoren, die een vergelijking op het betreffende terrein tussen lidstaten mogelijk moeten maken.

Onder het Franse voorzitterschap zijn Raadsconclusies vastgesteld inzake nieuwe indicatoren over vrouwen en gewapend conflict. Nederland is verheugd over de ontwikkeling van Raadsconclusies op het terrein van vrouwen en gewapend conflict. Dit biedt de mogelijkheid voor de Unie om hier bij resoluties van de VN-veiligheidsraad te lobbyen voor een gelijksoortig raamwerk voor monitoring.

Tevens zijn onder het Franse voorzitterschap Raadsconclusies vastgesteld inzake een herziening van de in 2000 overeengekomen indicatoren over de combinatie van arbeid en zorg. Het Franse voorzitterschap heeft voorgesteld de indicatoren over arbeid en zorg te handhaven, waarbij Nederland erin is geslaagd het stimuleren van flexibele werktijden en ruime openingstijden aan te zetten.

In 2010 wordt de 15e verjaardag van het Beijing Platform for Action gevierd. De regionale commissies van de Verenigde Naties zullen in dit verband een review uitvoeren van de resultaten van de implementatie van het Platform. In november 2009 zal de Economische Commissie voor Europa in Genève bijeenkomen om de viering voor te bereiden. Tijdens de Raad van november 2009 zullen naar verwachting hierover Raadsconclusies worden aangenomen.

Sociale diensten van algemeen belang

In Europees verband is een tijd gediscussieerd over de vraag of onduidelijkheden en knelpunten in de relatie tussen enerzijds diensten van algemeen belang (DAB) – en meer specifiek sociale diensten van algemeen belang (SDAB) – en anderzijds de EU Interne Markt- en concurrentieregelgeving, geadresseerd moeten worden door de introductie van EU-regelgeving. De aanvankelijke plannen van de Commissie om met regelgeving voor SDAB te komen, zijn in de loop van 2007 bijgesteld. Dit als gevolg van de gebleken opstelling van EU-lidstaten (in consultatieprocessen), adviezen van onafhankelijke juridische deskundigen, alsmede relevante andere diensten binnen de Commissie. De mededeling over DAB van november 2007 dicht een belangrijke rol toe aan het Protocol betreffende DAB behorend bij het Verdrag van Lissabon. De mededeling bevat geen voorstellen voor horizontale regelgeving voor DAB en het optreden van de Unie zal zich beperken tot een sectorspecifieke benadering.

Voor SDAB wordt nu gewerkt langs twee sporen. Het Sociaal Beschermingscomité (SPC) richt zich op de verheldering van de relatie tussen SDAB enerzijds en de Interne Markt- en concurrentieregelgeving anderzijds. Het SPC wil op deze wijze ook bijdragen aan activiteiten van de Commissie om de juridische zekerheid wat betreft SDAB te versterken.

Er wordt daarnaast gekoerst op een meer systematische versterking van de kwaliteit en de toegankelijkheid van deze diensten. Er is in dit verband op termijn een uitbreiding en verdieping van het OMC-proces voorzien (zie onder «sociale insluiting»).

Gelijke kansen voor vrouwen en mannen: actief en waardig ouder worden

Tijdens het Tsjechisch voorzitterschap zijn Raadsconclusies aangenomen betreffende gelijke kansen voor vrouwen en mannen: actief en waardig ouder worden. In de Raadsconclusies worden de lidstaten aangespoord om in het licht van de vergrijzing mannen en vrouwen gelijk te behandelen als het gaat om werkgelegenheid, pensioenen, toegang tot de gezondheidszorg en maatschappelijke participatie.

Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

In juli 2008 heeft de Commissie als onderdeel van de sociale agenda een richtlijnvoorstel gepresenteerd voor uitbreiding van de Europese richtlijnen gelijke behandeling buiten de arbeidsmarkt met de gronden handicap, godsdienst of geloofsovertuiging, leeftijd en seksuele oriëntatie. De Commissie baseert haar voorstel voor uitbreiding van de richtlijnen gelijke behandeling buiten de arbeidsmarkt op artikel 13 EG-verdrag (maatregelen ter bestrijding van discriminatie).

Nederland staat positief tegenover een Europees kader voor het verbod van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid, maar heeft momenteel een algemeen studievoorbehoud op de gehele richtlijn. Nederland zet in op het voorkomen van disproportionele financiële, praktische en juridische gevolgen en onnodige aanbodgestuurde aanpassingen als gevolg van de richtlijnverplichtingen.

Europees Globaliseringsfonds

De Commissie heeft eind 2008 een voorstel voor herziening van het Europees Globaliseringsfonds (EGF) gelanceerd. Met dit fonds stelt de Unie jaarlijks 500 miljoen euro beschikbaar aan bedrijven die door de nadelen van globalisering over moeten gaan tot grootschalige ontslagen. Bedrijven die via begeleiding en scholing ontslagen werknemers van werk naar werk willen begeleiden kunnen een beroep doen op dit fonds. De criteria waaraan bedrijven moeten voldoen om een beroep op het EGF te kunnen doen zijn in het voorjaar van 2009 versoepeld.

De versoepeling bestaat uit een tijdelijke verruiming van de doelstelling van het EGF. Een aanvraag kan tot eind 2011 niet alleen aangevraagd worden om de gevolgen van globalisering het hoofd te bieden, maar ook in verband met gevolgen van de economische en financiële crisis. Verder is er een tijdelijke (ook tot eind 2011) verhoging van de EU-financiering van 50% naar 65%. De drempel voor het aantal ontslagen om een aanvraag in te dienen, is structureel verlaagd van 1000 naar 500 ontslagen.

Nederland heeft zich sterk gemaakt om het budget voor het fonds te handhaven op maximaal 500 miljoen euro per jaar. Dit punt wordt nog eens extra benadrukt door een verklaring van die strekking, onder andere ondertekend door Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken. Ook wilden veel lidstaten het EU-financieringsdeel verhogen naar 75%, mede onder Nederlandse druk is dit beperkt tot 65% en tot twee jaar (tot eind 2011).

Roma

Tijdens het Tsjechisch voorzitterschap zijn Raadsconclusies aangenomen betreffende de integratie van de Roma. De doelstelling van de Raadsconclusies is primair politieke aandacht generen voor de positie van de Roma. De lidstaten worden door het aannemen van deze Raadsconclusies op vrijwillige basis uitgenodigd rekening te houden met een aantal principes bij het maken van nationaal beleid.

Gezinsbeleid

In mei 2007 is onder Duits voorzitterschap de Alliantie voor het gezin van start gegaan. Dit betreft een samenwerkingsverband van Europese Ministers van Gezinszaken met als doel uitwisseling van kennis en ervaring. De destijds door de Commissie uitgebrachte Mededeling Solidariteit tussen generaties moet lidstaten helpen de gevolgen van de demografische veranderingen aan te pakken door het nemen van gezinsvriendelijke maatregelen.

In februari 2009 stelde het Tsjechisch voorzitterschap de Barcelona-doelstellingen ter discussie, gericht op de uitbreiding van de kinderopvang om zo het evenwicht tussen werk en privéleven te bevorderen. Uit een ministersbijeenkomst kwam naar voren dat zowel oude als nieuwe lidstaten het combineren van werk en gezin een prioriteit vinden, maar van mening verschillen over de aanpak ervan. Aan de Barcelona-doelstellingen wordt echter vastgehouden. Doel is dat de lidstaten zorgdragen voor een opvangaanbod van:

– tenminste 33% voor kinderen tot drie jaar;

– tenminste 90% voor kinderen van drie tot de leerplichtige leeftijd.

De discussie krijgt binnen de Unie een vervolg in de bijeenkomsten van de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als het gaat om onderwerpen als gelijke kansen en gelijke behandeling.

Beleid in voorbereiding

Verordening over de coördinatie van sociale zekerheidssystemen

De sociale zekerheidspositie van migrerende werknemers binnen de Europese Unie wordt geregeld door twee verordeningen: de één bevat de materiële bepalingen (de basisverordening) en de ander de uitvoeringsbepalingen (de uitvoeringsverordening). Deze verordeningen zijn nodig voor de grensoverschrijdende coördinatie van de sociale zekerheidswetgeving. In 1998 is de Commissie een groot project gestart om beide verordeningen te moderniseren en te vereenvoudigen. De herziening van de materiële bepalingen is grotendeels voltooid en heeft geresulteerd in de nieuwe verordening, die pas toepasbaar wordt als ook de nieuwe uitvoeringsverordening gereed is. De herziening van de uitvoeringsbepalingen is onder Frans voorzitterschap in 2008 afgerond. Nu resteert de totstandkoming van een spoedig politiek akkoord met het Europees Parlement.

Zwangerschapsverlof en ouderschapsverlof

Het Tsjechische voorzitterschap is begonnen met de behandeling van de Commissievoorstellen voor het vervangen van de zwangerschapsverlofrichtlijn (zie hierna) en de richtlijn zwangerschap zelfstandigen (zie hierna). Deze voorstellen maken onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de routekaart van de Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen. De Commissie stelt dat betere ondersteuning van maatregelen om beroep, privé- en gezinsleven te combineren mannen en vrouwen meer keuzevrijheid zal bieden en ook zal bijdragen tot bepaalde centrale beleidsdoelstellingen van de Unie, met name ten aanzien van groei en werkgelegenheid, de sociale integratie van kwetsbare groepen en gendergelijkheid. Naast bovengenoemde voorstellen stelt de Commissie eveneens een wijziging voor van de richtlijn betreffende ouderschapsverlof. De sociale partners hebben in juli 2008 laten weten dat zij zelf over deze richtlijn willen onderhandelen conform artikel 138 EG-verdrag.

Zwangerschapsverlofrichtlijn

Het doel van dit voorstel is het verbeteren van de bescherming die de huidige richtlijn biedt voor deze werkneemsters. In dit kader wil de Commissie de periode voor zwangerschaps- en bevallingsverlof van veertien naar achttien weken uitbreiden. Daarnaast stelt de Commissie een uitbreiding van de periode van verplicht verlof van twee naar zes weken voor. Het doel van deze uitbreiding is om de werkneemster te laten herstellen van de bevalling. Door deze uitbreiding zal het voor de werkneemster ook gemakkelijker worden om terug te keren op de arbeidsmarkt aan het einde van haar verlof.

Het voorstel bevat daarnaast een uitbreiding van de ontslagbescherming en werknemersrechten tijdens het verlof en na de terugkeer op het werk, verschuiving van de bewijslast (conform de gelijke behandelingsrichtlijnen) en uitbreiding van de bevoegdheid van het gelijke behandelingsorgaan (in Nederland is dat de Commissie Gelijke Behandeling) voor zaken die vallen onder deze richtlijn.

Richtlijn zwangerschap zelfstandigen

Belangrijkste onderdelen van het voorstel zijn de verplichting voor lidstaten om maatregelen te nemen zodat meewerkende echtgenoten (inclusief – overeenkomstig nationale wetgeving – erkende levenspartners) op hun verzoek over ten minste hetzelfde niveau van sociale zekerheidsbescherming kunnen beschikken als zelfstandigen. Daarnaast stelt de Commissie maatregelen voor om vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten in aanmerking te laten komen voor een periode van zwangerschapsverlof overeenkomstig bovengenoemde richtlijn. Gedurende dit verlof dienen vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten een adequate uitkering te ontvangen. Deze is ten minste gelijk aan het inkomen dat de betrokkene bij ziekte zou ontvangen of – indien dit niet van toepassing is – aan een andere op nationaal niveau vastgestelde gelijkwaardige uitkering.

Ouderschapsverlof

Het voorstel van de Commissie tot herziening van de huidige richtlijn betreffende ouderschapsverlof maakt (net als de zwangerschapsrichtlijn en de richtlijn gelijke behandeling van zelfstandigen) onderdeel uit van een pakket van maatregelen voortvloeiend uit de routekaart van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen. De sociale partners op Europees niveau hebben in juli 2008 laten weten dat zij zelf over deze richtlijn willen onderhandelen conform artikel 138 EG.

Het voorstel tot herziening dat thans voorligt, houdt onder andere de volgende wijzigingen in: de verlenging van het recht op ouderschapsverlof met een maand (met een mogelijkheid om op nationaal niveau te besluiten hoe deze extra maand het beste kan worden gebruikt ter bevordering van het nemen van ouderschapsverlof door vaders) en het onderstrepen van het belang van inkomen tijdens het ouderschapsverlof (de betaling of andere vergoedingen kunnen echter worden bepaald op nationaal niveau).

In de tweede helft van 2009 zal Nederland zijn standpunt met betrekking tot dit akkoord bepalen.

Visserijverdrag

Het Maritiem Arbeidsverdrag 2006 sloot de visserijsector van zijn toepassingsgebied uit. Het Visserijverdrag beoogt de vaststelling van internationale minimumnormen voor de visserij. Dit brengt de herziening met zich mee van het Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot de tewerkstelling als visser van 1959, het Verdrag betreffende het geneeskundig onderzoek van vissers van 1959, het Verdrag betreffende de arbeidsovereenkomst van vissers van 1959 en het Verdrag betreffende accommodatie van scheepsbemanningen (vissers) van 1966. Voorts heeft het verdrag betrekking op belangrijke kwesties zoals gezondheid en veiligheid op het werk, bemanningssterkte en rusttijden, bemanningslijst, repatriëring, werving en aanstelling, sociale zekerheid, naleving en handhaving.

Het verdrag heeft als doel een gelijk speelveld te scheppen in de visserij op het gebied van levens- en arbeidsomstandigheden voor vissers en eerlijker mededingingsvoorwaarden wereldwijd in de sector. Voorgesteld wordt dat de Raad de lidstaten machtigt in het belang van de Europese Gemeenschap het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie van 2007 te bekrachtigen.

Sociale agenda

In juli 2008 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over de vernieuwde sociale agenda. De sociale agenda loopt in 2010 af. De mededeling dient tevens voor de discussie over de vaststelling van een nieuwe sociale agenda 2010–2015 onder een nieuwe Commissie. Het kabinet heeft hierover een adviesaanvraag ingediend bij de SER. Deze aanvraag is door SER gekoppeld aan de adviesaanvraag van het kabinet over de Lissabon-strategie na 2010. Naar aanleiding van beide aanvragen heeft de SER in juni 2009 één SER-advies uitgebracht. De kabinetsreactie op het SER-advies zal de basis vormen voor het standpunt van het kabinet over de Lissabon-strategie na 2010.

Routekaart Gender equality

Eind 2010 komt er een nieuw beleidskader voor emancipatie, in vervolg op de zogenaamde Routekaart 2006–2010. De routekaart bevat de activiteiten van de Commissie op zes prioritaire terreinen: economische onafhankelijkheid van vrouwen; gelijke vertegenwoordiging in besluitvorming; uitroeiing van alle vormen van gendergerelateerd geweld en van genderstereotypen; en de bevordering van gendergelijkheid in extern- en ontwikkelingsbeleid. De tussentijdse evaluatie van 2008 beschrijft hoe de acties sinds maart 2006 hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de routekaart. Een definitieve evaluatie van de routekaart is gepland voor 2010.

Gezond en waardig ouder worden

Het Zweeds voorzitterschap heeft gezond en waardig ouder worden benoemd tot speerpunt en zal hierover in september 2009 een conferentie organiseren. Doel is om de waardigheid en levenskwaliteit van ouderen in Europa te vergroten. Een groot aantal lidstaten geeft al prioriteit aan ouderenbeleid. Om kwalitatief goede ouderenzorg te bereiken, is het belangrijk dat werkers in de zorg beter samenwerken en de oudere centraal stellen. Het Zweeds voorzitterschap zal Raadsconclusies over dit onderwerp opstellen.

Volksgezondheid

Stand van zaken

Het werkterrein van het volksgezondheidsdeel van de Raad WSBVC betreft naast gezondheidsbeleid, voedselveiligheid en geneesmiddelen. De aanvullende rol van de Unie spitst zich in deze periode met name toe op het bestrijden van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, zoals de wereldwijde uitbraak van het A(H1N1)-virus. Daarnaast kent bijvoorbeeld ook de Lissabon-strategie veel aanknopingspunten voor Europese samenwerking bij het vormgeven van volksgezondheidsbeleid. Ook het onderzoeksbeleid van de Unie heeft sterke raakvlakken met het volksgezondheidsbeleid (innovatie). Met de discussie rond de ontwerprichtlijn patiëntenrechten bij grensoverschrijdende zorg is duidelijk geworden dat ook de interne marktregelgeving van de Unie zijn invloed heeft op gezondheidszorg.

Raadsaanbeveling betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties

Een groot aantal patiënten krijgt bij opname in Europese ziekenhuizen te maken met onbedoelde schade, zoals ziekenhuisinfecties. Dit zorgt niet alleen voor een grote impact op patiënt en familie, maar ook voor een grote belasting van de ziekenhuiscapaciteit en een extra kostenpost voor de begroting. Vanwege grote verschillen in aanpak tussen de lidstaten, is uitwisseling van goede praktijken belangrijk; hier ligt de meerwaarde van de Unie.

De Raad van juni 2009 nam een Raadsaanbeveling over dit onderwerp aan. Naast het uitwisselen van goede praktijken worden in de Raadsaanbeveling onder andere aanbevelingen gedaan voor de ontwikkeling van nationale patiëntveiligheidsinitiatieven en -programma’s, het betrekken en informeren van de patiënt over patiëntveiligheid, brede meldings- en leersystemen zonder schuldvraag en patiëntveiligheid in opleiding en scholing van gezondheidswerkers. Nederland herkent veel van de aanbevelingen, omdat deze hier reeds worden uitgevoerd.

Raadsaanbeveling op het gebied van zeldzame ziekten

Het voorstel beveelt aan nationale plannen op te stellen om universele toegang tot hoogwaardige zorg te realiseren voor patiënten met een zeldzame aandoening. Zeldzame ziekten moeten eenduidig gedefinieerd worden zodat zij herkenbaar zijn in de zorg. Daartoe moet de International Classification of Diseases (ICD-11) aangepast worden. Onderzoek naar oorzaken, behandelingen en sociale gevolgen van deze ziekten moet op nationaal en gemeenschapsniveau gestimuleerd worden. Bestaande netwerken van experts en expertisecentra moeten verder ontwikkeld worden om Europese deskundigheid zo goed mogelijk te bundelen. Patiëntenorganisaties moeten meer zeggenschap én ondersteuning krijgen binnen de lidstaten. Duurzaamheid creëren via geschikte financieringsprocessen is het sluitstuk van de aanbevelingen. De Raad van juni 2009 nam een Raadsaanbeveling aan.

Richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg

Dit voorstel biedt de Europese burger meer kansen om planbare zorg te gebruiken in andere EU-lidstaten. Vooral burgers met zeer specifieke aandoeningen en of woonachtig in grensstreken kunnen hier voordeel van hebben, al is dit voor de Nederlandse burgers nu al goed geregeld in de Zorgverzekeringswet.

Het Europees Parlement heeft inmiddels een geamendeerde versie van het richtlijnvoorstel aangenomen. De Raad is nog niet zover en tussen de lidstaten onderling en met de Europese Commissie bestaat er nog discussie op een aantal fundamentele punten.

Een aantal lidstaten, vooral die beschikken over een publiek zorgstelsel, willen private zorgaanbieders die geen deel uitmaken van het sociale zekerheidsstelsel, uitsluiten van het bereik van de richtlijn. Het Europese Hof van Justitie heeft echter in zijn jurisprudentie bepaald dat de vrij verkeersregels, waar de richtlijn op is gebaseerd, gelden voor alle soorten zorgaanbieders. Nederland deelt deze visie.

Verder wil een aantal lidstaten, waaronder Nederland, de langdurige zorg het liefst uitsluiten van het bereik van de richtlijn. Dit omdat een recht op grensoverschrijdende langdurige zorg de solidariteit in de langdurige zorg kan ondermijnen. Indien dit juridisch niet mogelijk is, kan Nederland ook instemmen met een bepaling die stelt dat voor zorg waaraan een overnachting is verbonden, het vereiste van voorafgaande toestemming kan worden gesteld. De criteria voor het vragen van voorafgaande toestemming, alvorens grensoverschrijdende zorg te vergoeden, vormen in ieder geval nog een discussiepunt. De Commissie is van mening dat sommige lidstaten hierbij verder willen gaan dan wat het Europese hof heeft bepaald in zijn jurisprudentie. Daarmee wordt het recht van burgers op grensoverschrijdende zorg uitgehold. Nederland deelt de mening van de Commissie dat de lidstaten hierin niet verder moeten gaan dan door het Hof is bepaald. Ten slotte willen de lidstaten hun samenwerking verder versterken. Ook ten aanzien van kwaliteit en veiligheid van de zorg, maar alleen op vrijwillige basis. Een vorm van verplichte samenwerking zoals de Commissie die voorstelt op basis van artikel 95, is volgens de lidstaten niet wenselijk en juridisch niet mogelijk.

Het Zweedse voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord op de Gezondheidsraad van december 2009.

Griep A/H1N1

Tijdens de lunch op de Raad van juni 2009 bespraken de EU-Gezondheidsministers de ontwikkelingen rond de uitbraak van de griep A(H1N1). Na de buitengewone vergadering van 30 april 2009 heeft de Commissie een task force opgericht, waar de meest relevante directoraten-generaal van de Commissie in deelnemen. Nauwe samenwerking is en blijft immers nodig gezien het dreigingsbeeld; dit wordt algemeen onderkend. Informatie van deskundigen dient nauwkeurig geëvalueerd te worden en op basis daarvan dienen weloverwogen beslissingen genomen te worden. Er moet ook gekeken worden naar de mogelijkheden van gecentraliseerde procedures rond markttoelating van producenten van vaccins, ook voor seizoensgriepvaccinatie. Solidariteit is belangrijk binnen de Unie, maar ook daarbuiten, met name voor derdewereldlanden. Een groep deskundigen heeft aanbevelingen opgesteld die aan de informele Raad van juli 2009 zijn gerapporteerd. Deze aanbevelingen zouden als rode draad moeten gaan fungeren voor de lidstaten.

De discussie in de informele Raad van juli 2009 spitste zich toe op een mogelijke EU-brede coördinatie van de aanschaf van voldoende vaccins om deze binnen de Unie strategisch in te kunnen zetten. De Commissie deed daarvoor tamelijk vergaande voorstellen, die niet bij alle landen in goede aarde vielen. Toen de DG WHO, dr. Chang, in een videoboodschap pleitte voor een nationale aanpak ter voorbereiding op de griep, viel een mogelijk politiek draagvlak voor het Commissievoorstel. Nederland gaf – evenals een tiental andere landen – aan dat vanwege de primaire verantwoordelijkheid van de minister van Gezondheid voor de gezondheid van de eigen bevolking, er al een contract is afgesloten met de vaccinindustrie. Het Zweeds voorzitterschap kondigde een extra Gezondheidsraad aan op 16 oktober a.s. die geheel gewijd wordt aan de grieppandemie.

Geneesmiddelenpakket

Het geneesmiddelenpakket betreft:

a) een richtlijn betreffende informatie voor de patiënt over geneesmiddelen;

b) een wetgevend voorstel tot wijziging van het farmaceutische systeem van geneesmiddelenbewaking in de Unie (proces Farmacovigilantie);

c) een richtlijn over de strijd tegen namaakgeneesmiddelen.

Het geneesmiddelenpakket bestaat uit een aantal maatregelen die moeten bijdragen aan medicatieveiligheid (door goede patiënteninformatie en registratie van bijwerkingen) en de ontwikkeling van nieuwe innovatieve geneesmiddelen. Farmacovigilantie is het proces dat EU-breed bijwerkingen van geneesmiddelen tijdig moet detecteren. De komende jaren zullen de onderwerpen uit dit pakket veelvuldig op politieke agenda’s komen te staan, zowel nationaal, EU-breed als mondiaal. Ook komt er een tussentijdse evaluatie van EU-regels voor toelating van geneesmiddelen op de markt.

In de Raad van juni 2009 vond een bespreking plaats op basis van voortgangsrapporten. Lidstaten gaven aan vóór geneesmiddelenbewaking te zijn. Wel is de samenstelling van de Pharmacovigilance Risk Assessment Advisory Committee een punt van zorg. De Commissie zoekt in samenwerking met het Zweeds voorzitterschap naar een oplossing, die gericht is op centralisatie van het huidige stelsel. De infrastructuur voor alle wetenschappelijke comités is groot en moeilijk te hanteren. De Commissie stelt daarom voor om in dit comité de lidstatenvertegenwoordiging los te laten en te kiezen voor tien leden die de lidstaten vertegenwoordigen en vijf leden benoemd door de Commissie. Veel lidstaten zijn hier tegen en willen een volwaardige vertegenwoordiging in dit belangrijke comité.

Voor namaakgeneesmiddelen levert de risicogebaseerde benadering ook kritiek op van de lidstaten, maar de Commissie staat hier pal achter. Bij de toepassing van de regels zal gekeken worden naar de veiligheidskenmerken en de toepasbaarheid. Informatie aan patiënten blijft een controversieel onderwerp en lidstaten willen zich richten op de andere voorstellen. Het Zweeds voorzitterschap kan zo ook beter zijn prioriteiten vaststellen. De Commissie vindt echter dat de discussie over informatie aan patiënten nu echt op communautair niveau moet worden opgelost met een goed wettelijk kader. Het Tsjechisch voorzitterschap heeft aangegeven dat gewacht moet worden op het standpunt van het Europees Parlement voordat de Raad een definitief standpunt kan gaan innemen. Het Zweeds voorzitterschap zal dit pakket weer inhoudelijk bespreken, waarbij de nadruk dan zal liggen op de dossiers vervalste geneesmiddelen en geneesmiddelenwaakzaamheid.

Financiële handhaafbaarheid van gezondheidssystemen

De belangrijkste factoren die de zorguitgaven beïnvloeden, zijn een vergrijzende bevolking, medische vooruitgang en innovaties en de toenemende vraag naar zorg en verwachtingen van patiënten. Het Tsjechisch voorzitterschap richtte zich voornamelijk op de definitie van financiële houdbaarheid en op de analyse van de beschikbare bronnen voor gezondheidszorgfinanciering. Wat betreft de financiering van langdurige zorg moet er aandacht komen voor de druk die de groeiende vraag naar langdurige zorg hierop legt. Dit in relatie tot negatieve demografische ontwikkelingen en het gebrek aan aanbieders van dit type van zorg. De high level conferentie over de financiële handhaafbaarheid van gezondheidssystemen van mei 2009 bood een forum aan de lidstaten voor het uitwisselen van ervaringen, goede praktijkvoorbeelden en informatie over zorgsystemen en hun financiële houdbaarheid.

Richtlijn orgaandonatie en -transplantatie

De Commissie stelt in haar richtlijnvoorstel maatregelen voor om de veiligheid van patiënten in de Unie die organen ontvangen, te waarborgen door kwaliteits- en veiligheidseisen te stellen aan transplantatiesystemen in de lidstaten. Elke lidstaat zou een bevoegde autoriteit dienen op te richten die toe moet zien op de naleving van de voorschriften. De richtlijn bepaalt dat de nationale programma’s voor donorwerving en transplantatie moeten voldoen aan gemeenschappelijke criteria voor de beoordeling en selectie van donoren, beoordeling van de processen van organisaties die betrokken zijn bij orgaandonatie en transplantatie, de opleiding van zorgverleners en de traceerbaarheid van organen. Ongewenste voorvallen, ernstige bijwerkingen en besmettingen moeten centraal worden gerapporteerd en geregistreerd. Ook stelt de Commissie voor dat er eisen gesteld moeten worden aan de beoordeling van de gezondheid van levende donoren en aan de voorlichting die zij ontvangen. Daarnaast is het voorstel van de Commissie om een registratiesysteem in te richten voor levende donoren.

De Raad van juni 2009 nam nota van een tussentijds verslag van het Tsjechisch voorzitterschap. Het Zweeds voorzitterschap zal dit onderwerp in de tweede helft 2009 weer actief op de agenda zetten.

E-health

In februari 2009 vond onder Tsjechisch voorzitterschap een eerste bijeenkomst plaats over e-health. De bijdragen van de lidstaten varieerden van geautomatiseerde huisartspraktijken (elektronische agenda) tot teleradiologie en internet in de geestelijke gezondheidszorg. Geconcludeerd werd dat e-health niet per se leidt tot kostenbesparing, maar wel tot kwaliteitsverbetering. Ook werd geconcludeerd dat lidstaten veel van elkaar kunnen leren. Nederland noemde het Elektronisch Patiëntendossier als een mooi voorbeeld van de voortgang van ICT in de zorg. Het Spaans voorzitterschap zal een grote e-health conferentie organiseren in Barcelona. Daarmee lijkt e-health zich definitief een plaats te hebben verworven op de Europese beleidsagenda. Het Zweeds voorzitterschap zal Raadsconclusies opstellen.

Alcohol

Het Europese alcoholbeleid is een speerpunt van het Zweedse voorzitterschap. Voor dit onderwerp zijn een ministers- en een deskundigenvergadering belegd. De Zweden willen alcoholbeleid hoog op de EU-agenda houden en meer aandacht vragen voor marketing- en prijsbeleid. Tijdens de informele Raad van juli 2009 is gesproken over alcoholmarketing en jeugdig drinkgedrag. Tijdens het deskundigenoverleg alcohol en gezondheid op 21 en 22 september 2009 staan de volgende onderwerpen op de agenda: foetaal alcoholsyndroom; alcoholmarketing en jeugdig drinkgedrag; volwassenen en alcohol; en de invloed van prijs en beschikbaarheid. Dit tweedaagse deskundigenoverleg wordt op 23 september 2009 gevolgd door een WHO-expertbijeenkomst over alcohol, HIV/AIDS en tbc.

Antimicrobiële resistentie

Zweden heeft antimicrobiële resistentie op de voorzitterschapagenda gezet en is voornemens Raadsconclusies op te stellen. In 2001 heeft de Commissie een communautaire strategie tegen antimicrobiële resistentie opgesteld, vergezeld van een aanbeveling van de Raad over het verstandig gebruik van antibiotica in de menselijke geneeskunde. Deze strategie is toegespitst op de onderdelen: surveillance, infectieziektepreventie/hygiëne, onderzoek en internationale samenwerking. Nederland juicht initiatieven van de Commissie op dit onderwerp toe. Resistente organismen houden zich niet aan landsgrenzen. Daarom is dit bij uitstek een onderwerp waar een internationale aanpak gerechtvaardigd is. Dit betekent overigens niet dat aanvullend nationaal beleid er niet toe zou doen. Nederland voert al jaren beleid op het gebied van preventie van resistentie tegen antibiotica. Zorgvuldig voorschrijven van antibiotica door artsen en dierenartsen behoort hiertoe. Recent is een meerjarenprogramma van start gegaan dat aandacht geeft aan preventie van resistentie en aan het zoeken naar nieuwe antibiotica. Het Nederlandse beleid sluit daarmee aan bij het algemene Europese beleid, evenals bij het beleid van de huidige EU-voorzitter Zweden. Het Zweeds voorzitterschap zal zich vooral richten op het bevorderen van de ontwikkeling van een nieuwe generatie antibiotica.

Groenboek «Gezondheidswerkers in Europa»

Met dit in december 2008 uitgebrachte groenboek wil de Commissie een debat op gang brengen over de vergrijzing van de bevolking en de vergrijzing van het zorgpersoneel, een probleem waar alle EU-lidstaten mee te kampen hebben. Als gevolg daarvan zijn in de zorgsector in de lidstaten problemen te verwachten op de arbeidsmarkt. Ook migratie van zorgpersoneel, zowel binnen de Europese Unie zelf als migratie vanuit derde landen, speelt daarbij een rol. De voorgestelde maatregelen zijn ter aanvulling op het nationale beleid van de lidstaten en liggen in de sfeer van het faciliteren van partnerschappen, ondersteuning bij netwerken en uitwisseling van goede praktijken.

Het kabinet is van mening dat de in het groenboek opgenomen maatregelen een goede aanvulling vormen op het Nederlandse arbeidsmarktbeleid in de zorgsector. Een duidelijk onderscheid dient gemaakt te worden ten aanzien van de mobiliteit van gezondheidswerkers binnen de Unie zelf (vrij verkeer van werknemers) en die van gezondheidswerkers van buiten de Unie (vermijden van brain drain). De lidstaten en andere stakeholders hebben tot 1 april 2009 kunnen reageren op het groenboek. De reacties van de lidstaten, andere stakeholders en het standpunt van de Commissie komen aan de orde in de Werkgroep Europese arbeidsmarkt van 24 september 2009. Verwacht wordt dat het groenboek in het najaar van 2009 door de Commissie zal worden vastgesteld.

Beleid in voorbereiding

Mededeling inzake de bestrijding door voedsel overgedragen salmonella in de Unie

Deze mededeling gaat in op de effecten van genomen maatregelen binnen de Unie die hebben geresulteerd in een daling van het aantal salmonellavoedselinfecties bij de mens, met daarnaast voorstellen voor maatregelen die voortvloeien uit bestaande Europese regelgeving.

Mededeling actie tegen kanker

Dit betreft een voorstel voor een Europees platform van belanghebbenden op alle niveaus (EU, nationaal, regionaal en lokaal) in de strijd tegen kanker en niet-overdraagbare ziekten in het algemeen. Informatieverstrekking, onderzoeksprioriteiten, preventie en goede voorlichting zijn instrumenten die moeten zorgen dat het risico op het krijgen van kanker wordt geminimaliseerd.

Eindrapport onderzoek naar farmaceutische sector betreffende voorgeschreven geneesmiddelen voor menselijk gebruik.

Dit sectoronderzoek gaat over voorgeschreven geneesmiddelen voor menselijk gebruik binnen de EU en heeft tot doel om bepaalde onwenselijke commerciële praktijken van farmaceutische leveranciers tegen te gaan.

Mededeling over Alzheimer

De Europese Gezondheidsstrategie uit 2007 wijst gezond ouder worden aan als speerpunt, waarbij Alzheimer en andere neurodegeneratieve aandoeningen belangrijke uitdagingen vormen.

6. RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN

Vergaderdata: 
23–24 september 2009Raad voor Concurrentievermogen
14–16 oktober 2009Informele Raad voor Concurrentievermogen
3 en 4 december 2009Raad voor Concurrentievermogen
7–9 februari 2010Informele Raad voor Concurrentievermogen
1–2 maart 2010Raad voor Concurrentievermogen
25–26 mei 20101Raad voor Concurrentievermogen

Stand van zaken

Economische crisis en industriebeleid

De Raad sprak meerdere malen over de economische situatie. Tijdens de informele lunch van de Raad van december 2008 wisselde de Raad van gedachten over de economische situatie, nationale maatregelen, en de mededeling van de Europese Commissie met betrekking tot het Europees economisch herstelplan van november 2008.

Tijdens de informele lunch van de Raad van maart 2009 sprak de Raad over de economische situatie en over de mededeling van de Commissie van maart 2009 over de implementatie van het Europees economisch herstelplan, zoals vastgesteld door de Europese Raad in december 2008. Ook herbevestigde de Raad de in december afgesproken uitgangspunten. Tijdens de formele vergadering van maart 2009 nam de Raad conclusies aan over de automobielindustrie naar aanleiding van een mededeling van de Commissie hierover van februari 2009. Hierin wordt aangesloten bij de afspraken van december. Kortetermijnmaatregelen moeten tijdelijk, tijdig en doelgericht zijn. Een open en operationele interne markt is een belangrijke voorwaarde voor herstel. Maatregelen moeten passen binnen het staatssteunkader en protectionisme is niet het antwoord op de economische crisis. Maatregelen moeten zich zo veel mogelijk richten op een gezonde economische lange termijn ontwikkeling. De automobielindustrie draagt primair de verantwoordelijkheid om problemen het hoofd te bieden en zich te richten op versterking onder andere door innovatie en duurzame productie. Tijdens de informele lunch van de Raad voor Concurrentievermogen van mei 2009 werd wederom van gedachten gewisseld over de implementatie van het Europees economisch herstelplan in de lidstaten op basis van een diepgaande evaluatie van de voortgang. Tijdens de formele vergadering nam de Raad conclusies aan over het EU-industriebeleid in het licht van de economische crisis en werden de voorwaarden voor economisch herstel herbevestigd. Onder Zweeds voorzitterschap zal de economische crisis wederom op de agenda staan.

Betere regelgeving

Nederland heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in een Europese aanpak van regeldruk, als aanvulling op de inzet van het kabinet om tot een vermindering van de administratieve lasten en regeldruk te komen. In januari 2009 heeft de Commissie de Derde Strategische Herziening Betere Regelgeving gepresenteerd. Deze herziening vat samen wat de Commissie voor bedrijven heeft bereikt op de terreinen van vereenvoudiging, het actieprogramma administratieve lasten (vermindering van 25% in 2012) voor bedrijven en de impact assessments.

Het actieprogramma administratieve lastenreductie voor bedrijven heeft tot nu toe geleid tot voorstellen voor reductiemaatregelen die, volgens inschattingen van de Commissie, substantiële besparingen kunnen opleveren. Zo heeft de Commissie voorstellen uitgebracht over de vrijstelling van micro-ondernemingen van de verplichting een jaarrekening op te stellen en vereenvoudiging van de btw-facturering. De Raad van mei 2009 heeft de Commissie opgeroepen om de reductievoorstellen in de dertien prioritaire gebieden te kwantificeren. De Raad heeft tevens de Commissie opgeroepen om de 25% reductiedoelstelling voor administratieve lasten voor ogen te houden bij het opstellen van nieuwe regelgeving en de ontwikkelingen op dit terrein goed te monitoren en te rapporteren aan de Voorjaarsraad over significante veranderingen in administratieve lasten. Een jaarlijkse rapportage van de ontwikkelingen van administratieve lasten van EU-regelgeving is een stap in de richting van een nettoreductiedoelstelling.

Tenslotte heeft de Raad de Commissie verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om de High Level Group of Independent Stakeholders on Administrative Burdens beter te betrekken bij het monitoren van de voortgang op de verschillende prioritaire gebieden.

Vanaf januari 2009 zijn de vernieuwde richtlijnen voor impact assessments in gebruik. De richtlijnen zorgen voor meer en betere aandacht voor effecten van voorgenomen regelgeving. De door Nederland ingebrachte suggesties zijn in deze richtlijnen overgenomen. Deze omvatten meer aandacht voor structurele kwantificering van de administratieve lasten en een degelijke onderbouwing van subsidiariteit en de effecten op het MKB.

Small Business Act

De Commissie heeft in juli 2008 de mededeling over Europees MKB-beleid uitgebracht onder de noemer van de Small Business Act (SBA). De Raad heeft vervolgens in december 2008 conclusies aangenomen met als annex een actieplan. Dat actieplan richt zich met name op drie gebieden, namelijk verbetering van toegang tot financiering, aanpak van de administratieve lasten en het vergroten van de markttoegang voor MKB-bedrijven. De Raad van mei 2009 heeft de prioriteit van deze drie gebieden bevestigd en gesproken over de stand van zaken van de implementatie van de SBA.

De belangrijkste acties in de SBA zijn vijf wetgevende initiatieven. De Commissie heeft gelijktijdig met de SBA de algemene vrijstellingsverordening staatssteun uitgebracht. Daarnaast heeft ze een voorstel uitgebracht voor een verordening voor een statuut voor een Europese bv om de grensoverschrijdende mobiliteit van ondernemingen te bevorderen. Met de aanname van de Richtlijn over Verlaagde btw-tarieven, de presentatie van de Richtlijn over Betalingsachterstanden en de presentatie van het wetgevingsvoorstel voor verdere modernisering, vereenvoudiging en harmonisatie van btw-facturering zijn nu alle aangekondigde wetgevende voorstellen gepubliceerd, in onderhandeling of afgerond. Daarnaast zijn er op de drie prioriteitsgebieden op Europees niveau diverse acties uitgevoerd. Op het gebied van financiering heeft de EIB een aantal financieringsconstructies geïntroduceerd. Op het gebied van de aanpak van administratieve lasten is er in de nieuwe impact assessment richtsnoeren meer aandacht voor de effecten van nieuwe regelgeving op het MKB. Ook wordt gekeken naar mogelijkheid van het introduceren van vaste verandermomenten voor Europese wetgeving.

Interne Markt

Met de presentatie van de mededeling over de review van de Interne Markt in november 2007 heeft de Commissie haar strategie voor de Interne Markt in de 21ste eeuw gepresenteerd. Anders dan voorheen bestond deze herziening niet uit een grote lijst van nieuwe wetgevingsinitiatieven, maar was deze vooral gericht op een meer pragmatische en op feiten gebaseerde benadering van de Interne Markt, waarbij meer focus wordt gericht op het concreet verbeteren van de werking van markten in praktijk voor burgers en bedrijven.

Op verschillende deelterreinen is het afgelopen jaar voortgang geboekt. De Commissie beschrijft de geboekte voortgang in een voortgangsdocument van 16 december 2008 (The Single Market review: one year on). Zo wordt verwezen naar het goederenpakket ter verbetering van de Interne Markt, dat in juni 2008 is aangenomen. Dit pakket aan wetgeving zal significant bijdragen aan het verbeteren van het vrije verkeer van goederen, onder andere door het vertrouwen in accreditatie te vergroten (door het instellen van overheidsverantwoordelijkheid; inwerkingtreding per 2010), het instellen van procedurevereisten voor toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning en het opzetten van zogenoemde productcontactpunten in de lidstaten (in werking getreden per 13 mei 2009).

Daarnaast wordt in het voortgangsrapport verwezen naar de voortgang op het terrein van markt- en sectormonitoring. Zo wordt momenteel bijvoorbeeld gewerkt aan een rapport over het functioneren van retailmarkten in de Unie. Op basis van deze marktanalyses zal de Commissie bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn om het functioneren van de Interne Markt te verbeteren. Verder wordt aandacht besteed aan het belang van een tijdige implementatie van de dienstenrichtlijn voor eind 2009. Tot slot krijgt de noodzaak tot het beschermen en verder verdiepen van de interne markt in tijden van crisis een centrale plaats in het voortgangsrapport.

De Raad heeft steun uitgesproken voor de noodzaak om een meer op feiten gebaseerde en resultaatgerichte aanpak te kiezen. De Raad heeft de Commissie opgeroepen voortaan jaarlijks te rapporteren over de voortgang van de tenuitvoerlegging van de initiatieven in het kader van de Interne Markt review. Ook heeft de Raad benadrukt dat juist ook in tijden van economische crisis het goed functioneren van de interne markt van cruciaal belang is voor de Unie.

Consumentenbeleid

In oktober 2008 heeft de Commissie een voorstel voor een Richtlijn Consumentenrechten gepubliceerd. Het doel van het voorstel is om door harmonisatie van bepaalde aspecten van het recht inzake consumentenovereenkomsten bij te dragen aan een goede werking van de Interne Markt, een hoog niveau van consumentenbescherming en de vereenvoudiging van de consumentenregelgeving. In het voorstel worden vier bestaande richtlijnen samengevoegd, te weten de Richtlijnen Verkoop op afstand, Colportage, Consumentenkoop en Oneerlijke bedingen.

Het voorstel is gebaseerd op volledige harmonisatie. Dit levert voor zowel consumenten als ondernemers voordelen op: consumenten kunnen erop vertrouwen dat zij overal in de Unie dezelfde bescherming genieten en ondernemers worden niet langer geconfronteerd met 27 verschillende consumentenregelingen in de lidstaten. Nederland is daarom in beginsel voorstander van volledige harmonisatie. Aangezien volledige harmonisatie ook inhoudt dat de nationale wetgever geen verdergaande regels meer mag stellen, is wel belangrijk dat wordt bezien in hoeverre volledige harmonisatie op alle onderdelen van het voorstel noodzakelijk en daarmee wenselijk is. Voorts is Nederland van mening dat er moet worden gestreefd naar een goed niveau van consumentenbescherming, zonder onevenredige lasten voor het bedrijfsleven te veroorzaken. Specifieke aandachtspunten voor Nederland zijn de aansprakelijkheid van de handelaar bij gebreken bij consumentenkoop, en de regeling inzake algemene voorwaarden.

De Raad heeft steun uitgesproken voor het doel van het voorstel, maar is nog verdeeld over onder andere de reikwijdte van het voorstel, de verhouding tot andere EU-regelgeving en de relatie tot het nationale contractenrecht.

Op 27 november 2008 heeft de Commissie het Groenboek Collectief verhaal voor consumenten gepubliceerd. In het groenboek doet de Commissie voorstellen om de positie van de consument te versterken. Consumenten nemen een belangrijke positie in binnen de interne markt, en winkelen volgens de Commissie met meer vertrouwen over de grens, als het voor hen makkelijker wordt collectief schadevergoeding te krijgen voor ondeugdelijke aankopen.

Collectief verhaal houdt in dat gedupeerden bij massaschade (groot aantal gelijksoortige schadegevallen) gezamenlijk hun schade kunnen verhalen. Na schriftelijk en mondeling overleg met de Kamer heeft het kabinet zijn reactie officieel aan de Commissie gezonden. Nederland wil de discussie over collectieve acties graag breed voeren. Nederland geeft de Commissie daarom de Nederlandse ervaringen en gedachten op dit terrein mee en kiest daarmee niet voor een specifieke optie. Nederland staat in beginsel positief tegenover collectieve acties, maar vindt het voor Europese regelgeving op dit terrein nog te vroeg. In de lidstaten vigeren momenteel veel nationale initiatieven. Nederland moedigt de Commissie aan om eerst de praktische werking van deze nationale initiatieven te bestuderen en op basis daarvan Europese initiatieven te ontwikkelen.

Onlangs heeft de Commissie een consultatiedocument uitgebracht als vervolg op het groenboek. Dit consultatiedocument betreft een eerste inventarisatie van de antwoorden in reactie op het groenboek. Lidstaten en belanghebbenden kunnen hier op reageren. Op basis van de reacties op het consultatiedocument zal de Commissie bezien welke vervolgstappen zij wil nemen.

Gemeenschapsoctrooi en geschillenbeslechting

In haar Mededeling Verbetering van het octrooisysteem in Europa, van 2007, presenteerde de Commissie haar visie op de toekomst van het Europese octrooisysteem. Sindsdien wordt langs twee parallelle wegen verder gewerkt aan de realisatie van zowel een uniform systeem voor geschillenbeslechting als het gemeenschapsoctrooi, met als einddoel dat beide gelijktijdig in werking zullen treden.

Met betrekking tot het gemeenschapsoctrooi lijkt er brede consensus te bestaan over een aantal basiskenmerken: een verordening als rechtsinstrument, waardoor het een eenvormig en in de gehele Gemeenschap werkzaam effect zal hebben, en het Europees Octrooi bureau als verlener van het gemeenschapsoctrooi. Belangrijk discussiepunt blijft het talenregime.

Wat betreft de regeling voor geschillenbeslechting hebben gedetailleerde discussies plaatsgevonden. In de voorstellen van het EU-voorzitterschap worden de volgende contouren voor een systeem voor geschillenbeslechting zichtbaar: er komt één gespecialiseerd Europees octrooigerechtshof voor zowel de bestaande Europese als toekomstige gemeenschapsoctrooien, met in eerste aanleg één centrale afdeling en diverse lokale en regionale afdelingen, een gerecht van tweede aanleg voor het aantekenen van beroep, en een griffie. Om de uniformiteit van het gemeenschapsrecht te waarborgen, kan het toekomstige octrooigerecht prejudiciële vragen voorleggen aan het Europees Hof van Justitie.

Een dergelijk gemeenschappelijk stelsel voor octrooigeschillenbeslechting zou vervat moeten worden in een gemengde overeenkomst tussen de Gemeenschap, de lidstaten en andere landen die zijn betrokken bij het Europees octrooiverdrag. Het idee van een dergelijke gemengde overeenkomst wint aan steun onder de lidstaten. De Commissie heeft onlangs een ontwerp-onderhandelingsmandaat voorgesteld om de onderhandelingen te kunnen starten met derde landen voor de gemengde overeenkomst. Met dit onderhandelingsmandaat heeft de Commissie voor het eerst formeel haar inzet kenbaar gemaakt ten aanzien van het systeem voor geschillenbeslechting, waarbij de bovengenoemde contouren worden ondersteund, inclusief de keuze voor een prejudiciële procedure inzake de rol van het Europees Hof van Justitie.

Er is brede consensus onder lidstaten dat met een uitgebreide bespreking en aanneming van het onderhandelingsmandaat gewacht wordt totdat het Hof van Justitie advies heeft uitgebracht over de verenigbaarheid van de voorgestelde gemengde overeenkomst met het EG-verdrag. De Raad heeft in mei 2009 dan ook ingestemd met het sturen van een adviesaanvraag aan het Hof van Justitie.

Innovatiebeleid

Er is een reeks maatregelen in gang gezet om het concurrentie- en innovatievermogen in Europa, met name van het MKB, te stimuleren. Deze maatregelen omvatten onder andere het uitrollen van het lead market-initiatief, verbeteren van de Europese risicokapitaalmarkt, benutten van precommercieel inkopen door overheden, ontwikkelen van een Europese strategie voor industriële eigendomsrechten en het vereenvoudigen van het Europese patentsysteem.

De Commissie heeft aangekondigd in het najaar van 2009 een mededeling uit te brengen over de voortgang van het innovatiebeleid in de periode 2005–2009. Gecombineerd daarmee zal waarschijnlijk een tussentijdse evaluatie van de implementatie van het lead market-initiatief worden gepubliceerd. Verder heeft het Tsjechische voorzitterschap in de eerste helft van 2009 de Commissie opgeroepen om de tussentijdse evaluatie van het Concurrentievermogen- en Innovatieprogramma uiterlijk december 2009 af te ronden. Deze evaluaties moeten bijdragen aan een geïntegreerd Europees innovatieplan, waartoe de Europese Raad van december 2008 heeft opgeroepen.

Europese onderzoeksruimte

In 2000 werd het streven naar een Europese onderzoeksruimte (ERA), als onderdeel van het Lissabon-proces gelanceerd. In 2008 spraken de EU-onderzoeksministers af om de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte een nieuwe impuls te geven, de voortgang beter te volgen en regelmatig in de Raad – ook in bijzijn van geassocieerde lidstaten – te bespreken (Ljubljana-proces). Na de vaststelling van een toekomstvisie voor de Europese onderzoeksruimte op de lange termijn onder het Franse voorzitterschap eind 2008 (ERA vision 2020), heeft het Tsjechische voorzitterschap een voortgangsverslag opgesteld. De Raad van mei 2009 heeft hiervan kennisgenomen. De Raad verzocht de aankomende voorzitterschappen een routekaart op te stellen en deze regelmatig te actualiseren.

Met de volgende voorzitterschappen Zweden, Spanje, België en Hongarije wordt reeds over de vervolgactiviteiten in het kader van het Ljubljana-proces gesproken. Nederland is voorstander van een goed gestructureerd politiek proces gericht op het realiseren van (de langetermijnvisie op) de Europese onderzoeksruimte, met duidelijke prioriteiten, doelstellingen en mijlpalen. Aandachtspunten hierbij zijn de administratieve lastendruk en de wijze waarop bedrijven en instellingen worden betrokken.

Grootschalige onderzoeksfaciliteiten

Tijdens het onderzoeksgedeelte van de Raad werd verschillende malen gesproken over de voortgang op de routekaart voor het Europese Strategieforum voor Onderzoeksinfrastructuren (ESFRI), en de economische en regionale betekenis van dergelijke grootschalige onderzoeksinfrastructuren. In de Raad van mei 2009 werden Raadsconclusies hierover aangenomen. Hierin wordt de bijdrage van deze onderzoeksinfrastructuren aan de kennisdriehoek in Europa benadrukt, en ook de duidelijke invloed op de Europese concurrentiekracht en het economisch herstel, de indirecte effecten op de opleiding van jonge onderzoekers en het ontstaan van spin off bedrijven. Het tijdens het Sloveense voorzitterschap geïntroduceerde concept van zogenaamde regional partner facilities zou verder ingevuld moeten worden om te zorgen dat Europa als geheel kan profiteren van deze ontwikkelingen. Daarnaast wordt gewezen op de mogelijke inzet van structuurfondsen en EIB-financiering om grootschalige Europese onderzoeksinfrastructuren tot stand te kunnen brengen.

En marge van de Raad van mei 2009 werd ook overeenstemming bereikt tussen de lidstaten die willen deelnemen aan de bouw van de European Spallation Source. Besloten werd deze faciliteit te bouwen in Lund, Zweden. Met Spanje, dat met Bilbao een concurrerend aanbod had gedaan, werden afspraken gemaakt over de bijdrage vanuit Bilbao aan de bouw hiervan. Spanje krijgt een belangrijke rol en Bilbao onder andere een testfaciliteit en een remote access centre.

In de informele lunch van maart 2009 werd gesproken over de voortgang op het terrein van de ERIC-verordening (European Research Infrastructure Consortium: juridisch instrument voor de opzet van onderzoeksinfrastructuren). In de Raad van december 2008 onder het Franse voorzitterschap was dit onderwerp aangehouden. Afgesproken werd dat het btw-comité om technisch advies zou worden gevraagd over de vraag of een Europees onderzoeksinfrastructuurconsortium kan worden beschouwd als internationale organisatie in de zin van de btw-richtlijn. Dit comité bevestigde dit unaniem. Ook het Europees Parlement adviseerde positief. De Raad bereikte vervolgens een politiek akkoord in de vergadering van mei 2009. Dit akkoord bleek mede mogelijk omdat de lidstaat van vestiging van ERIC verantwoordelijk blijft voor nationale erkenning van ERIC als internationale organisatie. Tegelijkertijd worden met deze verklaring obstakels op fiscaal gebied weggenomen en wordt voorkomen dat een deel van de door ERIC-deelnemers ter beschikking gestelde onderzoeksmiddelen voor onderzoeksfaciliteiten moeten worden besteed als btw-uitgaven. Tijdens het Zweedse voorzitterschap zal duidelijker moeten worden welke landen willen deelnemen aan de bouw van welke faciliteiten, en hoeveel zij bereid zijn te investeren. Deze duidelijkheid is in het belang van de Nederlandse partijen die dan hun bijdrage aan deze projecten kunnen leveren. Via het ESFRI zal Nederland de ontwikkelingen volgen. Vooralsnog is geen behandeling in de Raad voorzien.

Eind 2008 werd al een besluit genomen over de Nederlandse inzet, op basis van het eindrapport van de Commissie Van Velzen (Nederlandse Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten) en een advies van NWO en SenterNovem. Van de acht door de Commissie Van Velzen geselecteerde Europese onderzoeksfaciliteiten waar Nederland met voorrang aan mee zou moeten doen, zijn vijf onderzoeksfaciliteiten geselecteerd waarvoor nog in deze kabinetsperiode 63 miljoen euro beschikbaar is. Het kabinet heeft deze selectie overgenomen. In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie van Velzen is ook opgenomen dat een werkgroep ook alternatieve financieringsmogelijkheden zal onderzoeken en zich zal richten op het actueel houden van de nationale routekaart.

Kaderprogramma voor onderzoek

Het Tsjechische voorzitterschap legde – onder andere met een conferentie – de nadruk op evaluatie en effectbeoordeling van Europese kaderprogramma’s voor onderzoek (KP’s). In de Raad van maart 2009 reageerde de Commissie op het rapport van een expertgroep die de evaluatie van het Zesde Kaderprogramma heeft uitgevoerd. Deze groep concludeerde dat het moeilijk denkbaar is een ander initiatief op EU-niveau te nemen met dezelfde positieve effecten als het Kaderprogramma. Wel zou er een transparantere consultatie van stakeholders moeten plaatsvinden en Europese toegevoegde waarde op een meer strategisch niveau worden gezocht. Ook was er volgens de expertgroep nog veel ruimte voor verbeteringen op het vlak van de uitvoering.

In de Raad van mei 2009 gaf Commissaris Potoènik een toelichting op de reactie van de Commissie op het KP6-evaluatierapport en de stand van zaken in het tweede jaar van uitvoering van het Zevende Kaderprogramma. Daarbij ging hij in het bijzonder in op de nieuwe instrumenten. Er was grote belangstelling voor de eerste calls van de European Research Council. Vijf gezamenlijke technologie-initiatieven werden gelanceerd, er is een akkoord bereikt over een nieuw gezamenlijk European Metrology Research Programme en een substantieel bedrag werd door de EIB in het kader van de nieuwe risicodelende faciliteit aan risicovolle R&D projecten geleend. Drie publiekprivate partnerschappen zijn in het kader van het economisch herstelpakket in voorbereiding. Er zijn nu twaalf landen geassocieerd bij het KP7 en er is een goede basis gelegd voor de samenwerking met Afrika. Met Rusland wordt onderhandeld over mogelijke associatie. Processen zijn gestroomlijnd en vereenvoudigd. De deelname van het MKB vraagt nog veel aandacht, als ook de deelname vanuit nieuwe lidstaten. Over evaluatie en effectbeoordeling van het Kaderprogramma werden in de Raad van mei 2009 Raadsconclusies vastgesteld.

Beleid in voorbereiding

Industriebeleid

De Commissie zal naar verwachting eind 2010 een evaluatierapport presenteren over de implementatie van de aanbevelingen van de High Level Group Chemie. Ook zal de Commissie naar verwachting eind 2009 een overzicht maken van de geplande wetgeving en andere initiatieven, die van invloed kunnen zijn op het concurrentievermogen van de automobielindustrie. Tenslotte zal de Commissie eind 2012 een evaluatie presenteren van de implementatie van aanbevelingen van het zogenaamde Elektrarapport over het concurrentievermogen van de metaalelektro.

Small Business Act

Tijdens het Zweedse voorzitterschap wordt gestreefd naar een politiek akkoord over het voorstel over de Europese bv en wordt verder onderhandeld over de Richtlijn Late betalingen en de modernisering van btw-facturering.

Interne Markt

Tijdens het Zweeds voorzitterschap wordt verder gewerkt aan de verschillende onderdelen binnen de Interne Markt review. Een belangrijk onderdeel vormt het partnershipproject. De Commissie presenteert rond de zomer van 2009 een aanbeveling over de manier waarop de samenwerking tussen Commissie en lidstaten en lidstaten onderling beter kan worden vormgegeven. Nauwe samenwerking tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en de Commissie bij het omzetten, toepassen en handhaven van EU-Interne Marktbeleid, zal bijdragen aan een effectiever functioneren van de Interne Markt. Onder het Zweedse voorzitterschap zal de Raad hierover naar verwachting conclusies aannemen. Verder wordt aandacht besteed aan het belang van een tijdige implementatie van de dienstenrichtlijn voor eind 2009. Om die reden zal de Raad de voortgang hiervan bespreken.

Richtlijn consumentenrechten

Tijdens het Zweeds voorzitterschap en naar verwachting ook tijdens het Spaans voorzitterschap zullen de onderhandelingen over het voorstel consumentenrechten worden voortgezet.

Gemeenschapsoctrooi en geschillenbeslechting

Het Zweeds voorzitterschap heeft de ambitie om in december 2009 een politiek akkoord op hoofdlijnen te bereiken.

Innovatiebeleid

Tijdens het Zweeds voorzitterschap zal de Raad de bijdrage aan het Innovatieplan en de Lissabon-strategie na 2010 bespreken. Dit zal conform de oproep van de Europese Raad van december 2008 worden vormgegeven in samenhang met de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte (ERA) en de bezinning op de Lissabon-strategie na 2010. Nederland ondersteunt het streven om te komen tot een geïntegreerd innovatieplan. De Commissie heeft aangegeven in het voorjaar van 2010 te komen met een geïntegreerde mededeling over Europese innovatie.

Betere regelgeving

Tijdens het Zweedse voorzitterschap blijft betere regelgeving op de agenda staan. De Commissie zal verdere reductievoorstellen doen op de prioritaire gebieden. Als input voor het reductieprogramma, heeft Premier Balkenende aan Commissievoorzitter Barroso een pakket van 62 aanvullende reductievoorstellen aangeboden met betrekking tot alle prioritaire domeinen. De onderhandelingen over de vrijstelling van micro-ondernemingen van de verplichting om een jaarrekening op te stellen zullen onder Zweeds voorzitterschap worden voortgezet. De Raad zal daarnaast conclusies aannemen over de toekomst van het Programma Betere Regelgeving.

Europese onderzoeksruimte

Het Zweeds voorzitterschap heeft aangekondigd zich te zullen richten op de governance van de ERA. Deze governance zal zich behalve op de vaststelling van een routekaart richten op de formulering van doelen, werkprocessen, instrumenten en indicatoren voor de ERA. Hierover zal tijdens de informele Raad van oktober 2009 worden gesproken. Het streven is in de Raad van december 2009 een resolutie over de ontwikkeling van politieke sturing van de Europese onderzoeksruimte te bekrachtigen.

Kaderprogramma voor onderzoek

Het KP7-besluit voorziet in een tussentijdse evaluatie van KP7 eind 2010, waarvoor dit najaar de terms of reference worden geformuleerd. Deze evaluatie zal waarschijnlijk nog maar van beperkte betekenis zijn voor de resterende looptijd tussen 2011 en 2013, en vooral input vormen voor de voorbereiding van het Achtste Kaderprogramma (KP8), ná 2013. Mede gevoed door de recente evaluatie van het Zesde Kaderprogramma (2002–2006) en de evaluatie dit jaar van de European Research Council zal het politieke debat over de contouren daarvan in najaar 2009 beginnen. Het ligt voor de hand dat ook de ontwikkelingen rond Joint Programming (JP), het gezamenlijk programmeren van onderzoek voor grote internationale maatschappelijke uitdagingen door lidstaten, een rol zullen spelen. Eind 2009 moeten de thema’s voor de eerste JP-initiatieven door de lidstaten geselecteerd worden. Het Zweedse voorzitterschap streeft er naar om mede op basis van de Voorzitterschapsconferentie New Worlds, New Solutions van juli 2009 de Raad van december 2009 Raadsconclusies aan te laten nemen over de prioriteiten voor toekomstige Europese onderzoekssamenwerking.

7. RAAD VERVOER, TELECOM EN ENERGIE

Vergaderdata 
9 oktober 2009Raad VTE (vervoer)
18–20 november 2009Informele Raad VTE (e-government)
7 december 2009Raad VTE (energie)
17–18 december 2009Raad VTE (vervoer en telecom)
12–13 februari 2010Informele Raad Vervoer
11–12 maart 2010Raad VTE
19 april 2010Informele Raad Telecom
28 mei 2010Raad VTE (vervoer)
31 mei 2010Raad VTE (telecom en energie)

Vervoer

Stand van zaken

Landvervoer

Grensoverschrijdende handhaving verkeersveiligheid

In maart 2008 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn over grensoverschrijdende handhaving op het gebied van verkeersveiligheid gepubliceerd. Hoewel het voorstel is besproken tijdens de Raad van oktober en december 2008, is het niet gelukt om tot een akkoord te komen op dit voorstel. Tijdens de behandeling van het voorstel is discussie ontstaan over de vraag of dit voorstel wel onder de eerste pijler van het EG-verdrag thuishoort. Het Zweedse Voorzitterschap heeft aangegeven het voorstel niet verder te zullen behandelen alvorens het Verdrag van Lissabon in werking is getreden.

Pakket wegvervoer

Ter vereenvoudiging en verbetering van de handhaafbaarheid van de huidige wetgeving op het gebied van het wegvervoer presenteerde de Commissie in 2007 drie voorstellen voor verordeningen over toegang tot de markt voor internationaal vrachtvervoer over de weg, toegang tot het beroep van vervoerder in het wegtransport en toegang tot de markt voor busvervoer. Tijdens de Raad van juni 2008 is een politiek akkoord bereikt over het pakket. De Raad en het Europees Parlement hebben in maart 2009 overeenstemming bereikt.

Schone en energiezuinige wegvoertuigen

In dit voorstel voor een richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen stelt de Commissie voor milieuaspecten zwaar te laten meewegen bij de aanbesteding van nieuwe voertuigen door en in opdracht van centrale en decentrale overheden. Over het voorstel is tijdens de Raad van juni 2008 een algemene oriëntatie bereikt. Raad en Europees Parlement bereikten in april 2009 een akkoord in eerste lezing.

Herziening Eurovignetrichtlijn

Het voorstel tot herziening van de Eurovignetrichtlijn heeft tot doel het mogelijk te maken om in de tolgelden die worden geheven op zware vrachtwagens een bepaald bedrag op te nemen dat betrekking heeft op de door het vervoer veroorzaakte externe kosten van luchtverontreiniging, lawaaihinder en congestie. Om deze externe kosten zo goed mogelijk te weerspiegelen, wordt voorgesteld de hoogte van het tolgeld te variëren naar afgelegde afstand, de plaats en het tijdstip dat de wegen worden gebruikt. Gebleken is dat de lidstaten dusdanig van mening verschillen over dit voorstel dat een akkoord zowel onder Frans, als onder Tsjechisch voorzitterschap niet mogelijk was. Ook in de tweede helft van 2009 wordt weinig voortgang verwacht op dit dossier (mede in het licht van de financiële en economische crisis). Het Zweedse Voorzitterschap heeft aangegeven geen prioriteit te zullen geven aan het dossier.

Uitsluiting zelfstandige beroepschauffeurs van de arbeidstijdenrichtlijn

Het voorstel voor een richtlijn inzake de uitsluiting van zelfstandige beroepschauffeurs van de arbeidstijdenrichtlijn komt tegemoet aan de verplichting die de Commissie krachtens richtlijn 2002/15/EG heeft. Deze richtlijn stelt grenzen aan de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (beroepschauffeurs). Bij de vaststelling in 2002 werden zelfstandige beroepschauffeurs voorlopig uitgesloten van het toepassingsbereik van deze richtlijn. Tevens werd afgesproken dat uiterlijk 23 maart 2009 de Commissie deze uitzondering zou heroverwegen. De Commissie kiest er in onderhavig voorstel voor om zelfstandigen niet onder het toepassingsbereik van de richtlijn te brengen. De Raad van maart 2009 heeft hiermee kunnen instemmen en bereikte een algemene oriëntatie. Het Europees Parlement heeft echter tegen een uitzondering voor zelfstandige beroepschauffeurs van de arbeidstijdenrichtlijn gestemd. Bezien dient te worden hoe de komende tijd verder gegaan zal worden met dit voorstel.

Concurrerend spoorgoederenvervoer

De Raad van juni 2009 heeft een politiek akkoord bereikt op het voorstel voor een verordening inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend spoorgoederenvervoer. Er zijn negen spoorgoederencorridors aangewezen waaronder Rotterdam-Genua, Rotterdam-Lyon en Rotterdam-Berlijn-Warschau-Kaunas. Op deze corridors zullen lidstaten, infrastructuurbeheerders en toezichthouders verdergaand samenwerken op het gebied van onder andere investeringsplanning, terminalplanning, groot onderhoud, capaciteitsmanagement en verkeersleiding.

Passagiersrechten busvervoer

Tijdens de Raad van juni 2009 heeft een debat plaatsgevonden over de reikwijdte van het voorstel tot een verordening inzake passagiersrechten busvervoer. Het voorstel heeft tot doel de rechten van autobus- en touringcarpassagiers vast te stellen. Het voorstel bevat bepalingen op het gebied van de aansprakelijkheid bij overlijden of letsel van passagiers en bij verlies of beschadiging van hun bagage. Ook de bijstand van personen met beperkte mobiliteit, verplichtingen voor autobus- en touringcarexploitanten bij annulering of vertraging van een reis, informatieplicht en klachtenbehandeling zijn opgenomen in het voorstel. Onder Zweeds Voorzitterschap zal verder gegaan worden met de behandeling van het voorstel.

Zeescheepvaart

Derde maritiem veiligheidspakket

Eind 2005 heeft de Commissie, met het oog op onder andere het ongeluk met de olietanker Erika in 1999 voor de Franse kust, een derde maritiem veiligheidspakket gepresenteerd om de resterende lacunes in de Europese wetgeving op dit gebied te dichten. Dit pakket bestond uit zeven voorstellen.

• Richtlijn betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart;

• Richtlijn betreffende de vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector;

• Richtlijn betreffende de havenstaatscontrole;

• Richtlijn inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (klassenbureaus) en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties;

• Verordening betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee en de binnenwateren bij ongevallen;

• Richtlijn inzake wettelijke aansprakelijkheid en financiële zekerheden van scheepseigenaars en;

• Richtlijn inzake de naleving van vlaggestaatverplichtingen.

In maart 2009 hebben de Raad en het Europees Parlement overeenstemming weten te bereiken over het pakket.

Passagiersrechten zee- en binnenvaart

Tijdens de Raad van maart 2009 heeft een debat plaatsgevonden over de reikwijdte van het voorstel tot een verordening inzake passagiersrechten zee- en binnenvaart. Het voorstel heeft tot doel bepaalde, nog niet eerder vastgelegde rechten van passagiers te waarborgen die over zee of binnenwateren reizen, inclusief personen met beperkte mobiliteit. Het voorstel is erop gericht minimumregels vast te stellen voor de informatieverstrekking aan alle scheepspassagiers vóór en tijdens hun reis, voor mogelijke oplossingen bij een onderbreking van de reis of in geval van vertragingen, voor klachtenbehandeling en voor de bijstand aan personen met beperkte mobiliteit. Het voorstel heeft betrekking op alle binnenlands en internationaal commercieel passagiersvervoer over zee en de binnenwateren tussen of in havens op het grondgebied van een lidstaat. Nadere aandacht moet worden gegeven aan de vraag of de in het voorstel beschreven regels op zowel de zee- als de binnenvaart kunnen worden toegepast, gelet op de verschillen tussen beide sectoren (bijvoorbeeld ten aanzien van de reisduur, grootte van het schip, havenfaciliteiten, en grootte van de onderneming). Onder Zweeds Voorzitterschap zal verder gegaan worden met de behandeling van het voorstel. Gestreefd wordt naar een politiek akkoord op de Raad van december 2009.

Mededeling inzake strategische doelstellingen en aanbevelingen voor het zeevervoersbeleid van de Unie tot 2018

De Raad van maart 2009 heeft conclusies aangenomen over deze mededeling. De mededeling heeft tot doel de belangrijkste strategische doelstellingen voor het Europese zeevervoerssysteem tot 2018 voor te stellen en te bepalen op welke essentiële actieterreinen de Unie moet ingrijpen om onder meer het concurrentievermogen van de Europese scheepvaartsector te versterken, de veiligheid van de scheepvaart in stand te houden en tegelijk de milieuprestaties te verbeteren. De mededeling bevat geen voorstellen voor concrete wet- en regelgeving, wel wordt een groot aantal aanbevelingen c.q. acties voorgesteld, deels gebaseerd op bestaand beleid.

Mededeling en actieplan over de instelling van een Europese maritieme ruimte zonder grenzen

De Raad van maart 2009 heeft conclusies aangenomen over de mededeling en het actieplan. Met de mededeling en het actieplan beoogt de Europese Commissie het intra-Europese kustvervoer aantrekkelijker, efficiënter en meer concurrerend te maken en het milieu beter te beschermen door een aantal administratieve procedures te schrappen of te vereenvoudigen. De mededeling kent een actieplan met EU-maatregelen voor de korte en de middellange termijn, alsmede een aantal aanbevelingen voor de lidstaten. De voorgestelde maatregelen hebben onder meer betrekking op het vereenvoudigen van douaneformaliteiten, de uitbreiding van elektronische gegevensuitwisseling en de invoering van één administratief loket.

Meldingsformaliteiten voor schepen in Europese havens

Het voorstel voor een richtlijn inzake meldingsformaliteiten voor schepen in Europese havens beoogt de administratieve procedures voor schepen bij aankomst in of vertrek uit de havens van de lidstaten te vereenvoudigen. Deze vereenvoudiging moet plaatsvinden door de invoering van elektronische informatieoverdracht en door rationalisering van de meldingsformaliteiten. De vereenvoudiging van de procedures en de aansluiting van EU-regelgeving bij internationale regelgeving (met name opgesteld door de Internationale Maritieme Organisatie) komen ten goede aan de efficiëntie van het zeevaartverkeer en bevorderen het Europese kustvervoer. Wel moet nog meer aandacht besteed worden aan de uitvoering van de richtlijn. Behandeling van dit voorstel zal starten onder Zweeds Voorzitterschap.

Luchtvaart

Externe betrekkingen

In de loop van 2008 zijn de onderhandelingen gestart over de tweede fase van de luchtvaartovereenkomst tussen de EU en de VS. Hierin wordt onder meer gesproken over verdere liberalisering van verkeersrechten en nog nauwere samenwerking op het gebied van luchtvaartbeleid.

Met Canada is overeenstemming bereikt over een luchtvaartakkoord over een open luchtvaartmarkt.

In het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid is een aantal mandaten aan de Commissie verleend om te onderhandelen over luchtvaartakkoorden, onder meer met Georgië, Oekraïne, Libanon en Tunesië. Het doel van de luchtvaartakkoorden is het creëren van een gemeenschappelijke markt, waarbij – naast het verkrijgen van vrije markttoegang – naar convergentie met Europese regelgeving wordt gestreefd.

Ook is een groot aantal bilaterale akkoorden aangepast om aan het Europees Gemeenschapsrecht te voldoen. Daardoor kan een Europese luchtvaartmaatschappij vanuit iedere EU-lidstaat vluchten uitvoeren onder het bilaterale akkoord tussen de betreffende lidstaat en het derde land. Voorheen was dit slechts aan nationale luchtvaartmaatschappijen voorbehouden.

Wijziging verordening European Aviation Safety Agency

Raad en Europees Parlement bereikten een akkoord over de wijziging van de verordening inzake het European Aviation Safety Agency, het agentschap voor luchtvaartveiligheid. De wijziging heeft tot doel het communautaire kader voor de veiligheid van de burgerluchtvaart uit te breiden. Het huidige veiligheidskader beperkt zich tot luchtvaartuigen en de operaties die daarmee worden uitgevoerd. De wijziging van de verordening legt de basis voor veiligheidsvoorwaarden voor luchtverkeersdienstverlening en voor luchthavens. Dit betekent tevens een uitbreiding van de bevoegdheden van het agentschap.

SESAR

De Raad nam nadere besluiten in het kader van de ontwikkeling van SESAR, onder meer door aanname van het ATM-Masterplan. Het SESAR-project beoogt technologische harmonisatie en innovatie van de huidige luchtverkeersleidingsystemen in Europa te realiseren. Aldus zouden aanzienlijke kostenbesparingen moeten worden gerealiseerd, wordt de capaciteit vergroot en nemen de betrouwbaarheid en veiligheid van het luchtverkeer toe. Bovendien kan SESAR bijdragen aan een vermindering van de impact die vluchten hebben op het milieu.

Single European Sky

Raad en Europees Parlement bereikten een akkoord over de wijziging van de Single European Sky-verordeningen. De wijzing van de Single European Sky-wetgeving heeft tot doel de prestaties van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren op punten als veiligheid, capaciteit, efficiëntie, kosten en milieuvriendelijkheid. Hiermee wordt voortgebouwd op de Single European Sky-verordeningen die in 2004 in werking zijn getreden. Deze wetgeving heeft een kader vastgesteld voor een efficiënter gebruik en beheer van het Europese luchtruim, maar behoeft op een aantal punten verbetering. Die verbetering moet mogelijk gemaakt worden door een meer prestatiegedreven benadering. Dit houdt in dat bindende targets gesteld zullen worden aan de prestaties van luchtverkeersdienstverleners. Een onafhankelijke toezichthouder zal deze prestaties moeten meten. Ook wordt aandacht besteed aan een verdere realisering van de Functional Airspace Blocks.

Heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart

Het voorstel voor een richtlijn inzake de heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart heeft tot doel een gemeenschappelijk kader te creëren, met algemene beginselen over de wijze waarop luchthavenexploitanten beveiligingsheffingen dienen vast te stellen. Deze heffingen dienen om de beveiligingskosten door te berekenen aan de luchtvaartmaatschappijen. De toepassing van basisprincipes draagt eraan bij dat de vaststelling van de beveiligingsheffingen in de relatie tussen luchthavenexploitant en luchtvaartmaatschappijen in alle lidstaten volgens eerlijke spelregels en op gepaste wijze verloopt.

Behandeling van het voorstel zal starten onder Zweeds Voorzitterschap.

Horizontale/multimodale vraagstukken

Pakket duurzaam vervoer

De Raad van december 2009 heeft conclusies aangenomen over het pakket duurzaam vervoer. Het pakket duurzaam vervoer bestaat uit de Mededeling Strategie voor de internalisering van de externe kosten van vervoer, de Mededeling Geluidsreducerende maatregelen voor bestaand spoormateriaal en een voorstel voor de wijziging van de Eurovignetrichtlijn. De Raadsconclusies gaan in op de eerste twee voorstellen. Het voorstel tot herziening van de Eurovignetrichtlijn wordt separaat besproken.

Galileo

Tijdens de Raad is een voortgangsrapportage besproken over het voorstel voor een verordening tot wijziging van de bestaande verordening inzake de beheerstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet. Het voorstel heeft tot doel de bestaande verordening (tevens oprichtingsverordening Europese Global Navigation Satellite Systems-toezichtautoriteit) te wijzigen. Door de komst van een verordening over de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s van radionavigatie per satelliet, is wijziging van de bestaande verordening noodzakelijk. Onder Zweeds Voorzitterschap zal verder gegaan worden met de behandeling van het voorstel.

Groenboek TEN-T

In februari 2009 heeft de Commissie haar Groenboek TEN-T over Trans-Europese Netwerken (TEN) uitgebracht. Dit groenboek was de basis voor een brede publieke consultatie die in mei 2009 is afgerond. Begin 2010 zal de Commissie een mededeling uitbrengen over de toekomst van het TEN-T beleid waarna eind 2010 wetgevingsvoorstellen zullen volgen, waarschijnlijk in de vorm van een herziening van de TEN-Richtsnoeren.

Wijziging van het Marco Polo programma

Raad en Europees Parlement bereikten een akkoord over dit voorstel. De wijziging heeft tot doel de effectiviteit van het Marco Polo-programma te verbeteren en het beheer en uitvoering van het programma te vereenvoudigen. Het Marco Polo-programma is een stimuleringsprogramma dat beoogt de congestie te verminderen door bevordering van vrachtvervoer per spoor, binnenvaart en de kustvaart.

Intelligente vervoerssystemen

Tijdens de Raad van juni 2009 is een voortgangsrapportage besproken over de richtlijn tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer. Het voorstel heeft tot doel een nieuwe impuls te geven aan de invoering en het gebruik van ITS-systemen in het wegverkeer. ITS staat voor de ontwikkeling en toepassing van informatie- en communicatietechnologieën in de transportsector. Voorbeelden van ITS-toepassingen in het wegverkeer zijn: routenavigatiesystemen, tracking and tracing van goederen, real time verkeers- en reisinformatie, verkeersmanagementsystemen en geavanceerde bestuurdershulpsystemen (zoals e-Call). Onder Zweeds Voorzitterschap zal verder gegaan worden met de behandeling van dit voorstel.

De Raad van maart 2009 heeft reeds conclusies aangenomen over het – samen met de richtlijn uitgebrachte – actieplan ITS. Tijdens de informele Raad van april 2009 is in brede zin over ITS in het wegverkeer gesproken.

Mededeling over de toekomst van het EU-vervoersbeleid

De Commissie heeft in juni 2009 een mededeling over de toekomst van het EU-vervoersbeleid gepubliceerd. Zij wil op die manier een debat op gang brengen dat concrete beleidsvoorstellen moet opleveren voor het volgende Witboek inzake Vervoer, dat gepland is voor 2010. In de mededeling zelf worden nog geen concrete beleidsvoorstellen gedaan. De mededeling moet met name gezien worden als een strategie- en discussiedocument. De belangrijkste conclusies van de mededeling zijn:

• Het Europese vervoersbeleid heeft tot nu toe bijgedragen aan een efficiënt mobiliteitssysteem voor burgers en bedrijven in de Unie;

• De belangrijkste uitdagingen voor de toekomst betreffen duurzaamheid, vergrijzing, migratie, schaarste aan fossiele brandstoffen, verstedelijking en globalisering en;

• Om het hoofd te kunnen bieden aan deze uitdagingen worden zeven mogelijke prioritaire beleidsthema’s voorgesteld: veiligheid en security, verdere integratie van het Europese vervoersnetwerk, een meer milieuvriendelijk vervoerssysteem, innovatie, beschermen en ontwikkelen van human capital, beprijzen en het verbeteren van de toegankelijkheid.

Dit onderwerp betreft een prioriteit van het Zweedse Voorzitterschap. Gestreefd wordt naar het aannemen van Raadsconclusies tijdens de Raad van december 2009.

Beleid in voorbereiding

De Commissie heeft de volgende voorstellen aangekondigd:

• Herziening van het eerste spoorpakket.

• Een voorstel met betrekking tot het beperken van de uitstoot van stikstofdioxiden (NOx) door de luchtvaart.

• Een voorstel met betrekking tot geluidshinder van de luchtvaart.

• Een actieplan inzake stedelijke mobiliteit.

• Herziening van de richtlijn over ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart.

• Een voorstel voor herziening van de verordening tot oprichting van het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap.

• Actieplan ter bevordering van de ontwikkeling van satellietnavigatietoepassingen (Galileo).

Telecommunicatie

Stand van zaken

Herziening EU-reguleringskader op het gebied van elektronische communicatie

In november 2007 heeft de Commissie concrete voorstellen voor wijziging van het EU-reguleringskader op het gebied van elektronische communicatie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

Het reguleringskader voor de telecomsector wordt grotendeels bepaald op Europees niveau. Het is een pakket van richtlijnen, een aanbeveling en een verordening dat betrekking heeft op alle aspecten van het telecombeleid: marktregulering, consumentenbescherming, nummerbeleid, universele dienst, privacy en veiligheid. Een geheel nieuw voorstel uit dat pakket betreft de oprichting van een Europese toezichthouder voor de telecomsector.

Het wetgevingspakket wordt om de vier jaar geëvalueerd om het aan te passen aan de marktontwikkelingen. Het bestaande reguleringskader is gebaseerd op richtlijnen die in 2002 zijn vastgesteld en in 2004 in nationale wetgeving zijn geïmplementeerd.

De Raad bereikte in eerste lezing in november 2008 een politiek akkoord en in februari 2009 een gemeenschappelijk standpunt over de wijzigingsvoorstellen. De onderhandelingen in tweede lezing tussen de Raad en het Europees Parlement bevinden zich inmiddels in een vergevorderd stadium. Op belangrijke onderdelen, zoals de vetobevoegdheden van de Commissie en een nieuwe Europese toezichthouder, is in principe overeenstemming bereikt. De onderhandelingen zijn echter vastgelopen als gevolg van het (enige resterende) verschil van inzicht tussen de Raad en het Europees Parlement over rechtsbescherming bij de toegang tot internet (amendement 138). In juni 2009 heeft de Raad zijn standpunt nog eens bevestigd dat de formulering van dat amendement adequaat optreden tegen racisme, haatzaaien en het verspreiden van kinderporno onmogelijk maakt, en daarom niet aanvaardbaar is. De onderhandelingen met het Europees Parlement over dit enige probleempunt zullen nu in conciliatie worden voortgezet. Het Zweedse voorzitterschap streeft nog dit jaar naar afronding van deze onderhandelingen en definitieve goedkeuring van de gehele herziening van dit telecompakket.

Roaming

Vanaf juni 2007 is een verordening van de Raad van kracht om het grensoverschrijdend mobiel bellen in de Unie goedkoper te maken (de zogenaamde Roaming-verordening).

Sindsdien werden in toenemende mate signalen, afkomstig van nationale toezichthouders en consumentenorganisaties, ontvangen dat ook de tarieven voor grensoverschrijdend sms’en en mobiel internetten in de Unie onverklaarbaar en onnodig hoog waren in vergelijking met de nationale tarieven. Ondanks een oproep van de Commissie bleken de telecomaanbieders onvoldoende bereid onderling de concurrentie aan te gaan ten aanzien van de consumententarieven voor internationaal sms’en en mobiel internetten. Daarop kwam de Commissie in september 2008 met een voorstel de bestaande verordening te verlengen en de werksfeer uit te breiden met deze mobiele telefoondiensten.

In juni 2009 ging de Raad akkoord met de gewijzigde Roaming-verordening, nadat het Europees Parlement al in april 2009 plenair had ingestemd met deze herziening. De nieuwe Roaming-verordening is per 1 juli 2009 in werking getreden.

Informatie- en netwerkbeveiliging

In 2008 is het mandaat van het Europese Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (ENISA) tussentijds in het kader van de discussie over het regelgevend EU-kader voor elektronische communicatie verlengd tot voorjaar 2013. Bij die gelegenheid is zowel de Raad als het Europees Parlement opgeroepen een debat te voeren om te bezien hoe het Europese beleid voor netwerk- en informatiebeveiliging zou kunnen worden versterkt. Vervolgens is eind vorig jaar een open consultatie gehouden waaruit naar voren kwam dat men een grotere rol wil voor samenwerking op het Europese vlak en ook een verlenging, dan wel verdere uitbouw van ENISA ondersteunt.

Gedurende deze periode heeft de Commissie een mededeling over een veilige informatiemaatschappij uitgebracht en is ook een Raadsresolutie daarover aangenomen. Zeer recent is deze gevolgd door een mededeling over de bescherming van vitale informatie-infrastructuur.

Europese ICT-agenda 2010–2015 (post i2010)

Het i2010-programma is een meerjarig programma dat zorg draagt voor een geïntegreerd ICT-beleid op Europees en nationaal niveau om bij te dragen aan de Lissabon-doelstelling. Prioriteiten zijn onder andere: betaalbare breedbandtoegang en toepassingen, het ontwikkelen en distribueren van nieuwe content en services, veiligheid en vertrouwen, onderzoek en ontwikkeling, duurzame groei en e-Inclusion (bevorderen van mogelijkheid tot deelname van alle burgers aan de informatiemaatschappij). Daarnaast is extra aandacht besteed aan de bestrijding van spam en spyware.

In april 2008 heeft de Commissie een mededeling over een tussentijdse evaluatie van het i2010-programma aangeboden aan het Europees Parlement en de Raad. De Raad heeft hierover in juni 2008 conclusies aangenomen. Daarin wordt onder meer de Commissie verzocht in het voorjaar van 2009 te rapporteren aan de Europese Raad over de bijdrage van ICT aan de economische groei van Europa en benadrukt dat de lidstaten door moeten gaan met het implementeren van elektronische dienstverlening voor hun burgers en bedrijven.

De verwachting is dat de Commissie in de eerste helft van 2010 met een opvolger van het i2010-actieplan zal komen voor de periode 2010–2015. Het Zweedse voorzitterschap heeft dit tot één van de prioriteiten in zijn werkprogramma bestempeld, en laat in dat verband een voorbereidende studie doen naar de meest belangrijke beleidsvragen op het gebied van ICT en de informatiemaatschappij waarvoor de Unie zich gesteld ziet tot 2015. Die studie zal in september 2009 verschijnen.

Beleid in voorbereiding

• Herziening EU regelgevend kader op het gebied van elektronische communicatie.

• Herziening van het i2010-actieplan.

• Raadsconclusies op het gebied van bescherming van vitale informatie-infrastructuur.

Energie

Stand van zaken

Duurzame energiehuishouding/Klimaat en energie

Tijdens de Europese Raad in december 2008 werd een akkoord bereikt over het gehele Klimaat- en energiepakket, waarna ook het Europees Parlement vervolgens instemde met het pakket.

De Commissie heeft diverse voorstellen gedaan met als doel energiebesparingen te realiseren, zoals herzieningen van de Kaderrichtlijn Energie-etikettering, de Kaderrichtlijn Eco-design en de Richtlijn Energieprestaties, en introductie van een label voor autobanden.

Over de uitbreiding van de reikwijdte van de Richtlijn Eco-design naar producten met een indirecte invloed op het energiegebruik bereikten de Raad en het Europees parlement in maart 2009 in eerste lezing een akkoord.

Verdere vervolmaking van de interne energiemarkt

In oktober 2008 werd tijdens de Raad een politiek akkoord gesloten over het derde wetgevingspakket voor de liberalisering van de Europese energiemarkt. Het Europees parlement stemde in april 2009 in tweede lezing in met het pakket, waarna de Raad het pakket in juni 2009 formeel aannam. Het pakket bevordert de totstandkoming van één Europese energiemarkt door verbetering van de onafhankelijkheid van het netbeheer ten opzichte van productie en levering, versterkte interconnectie tussen lidstaten en de oprichting van een Europese regulator die de samenwerking tussen nationale toezichthouders moet bevorderen. De voor Nederland belangrijke clausule die het mogelijk maakt om op te treden tegen overnames van gesplitste productie- en leveringsbedrijven door geïntegreerde bedrijven teneinde het gelijke speelveld te waarborgen, is verankerd in de richtlijntekst.

Energievoorzieningszekerheid

De Raad heeft in februari 2009 conclusies aangenomen over de tweede Strategic Energy Review. Dit visiedocument van de Commissie zet de lijnen uit voor het beleid op het terrein van energievoorzieningszekerheid in de komende periode. Met de conclusies onderschrijft de Raad de keuze voor een zestal infrastructurele projecten waarvan de totstandkoming prioritair is voor de Europese interconnectie en diversificatie, onder andere de Nabucco-pijpleiding, het North Sea Offshore Grid en een pijpleiding die de Baltische staten moet verbinden met de rest van Europa. Daarnaast wordt gerefereerd aan het belang van inter-connectie, energiebesparing, hernieuwbare energie, de relaties met derde landen en het spreken met één stem en het ontwikkelen van adequate responsmechanismen in tijden van crisis. Op voorspraak van Nederland wordt in de conclusies nadrukkelijk het belang van een open dialoog met producerende en doorvoerlanden genoemd.

De Raad sloot in juni 2009 een politiek akkoord over de herziening van de richtlijn strategische olievoorraden. Aangezien het Europees Parlement geen inspraak heeft bij de herziening is de besluitvorming hiermee voltooid. De herziening beoogt onder andere de beschikbaarheid en de effectiviteit van de strategische voorraden te verbeteren en transparanter te maken en het Europese oliecrisisbeleid beter te laten aansluiten op het systeem van het Internationaal Energie Agentschap. Onder druk van onder meer Nederland is in de uiteindelijke richtlijn de mogelijkheid voor bedrijven en agentschappen om voorraden in het buitenland aan te houden, behouden. In het aanvankelijke voorstel stonden bepalingen die dit onmogelijk maakten. Daarnaast is mede onder Nederlandse druk de verplichting om wekelijks te rapporteren over de commerciële voorraden vervangen door een maandelijkse verplichting.

De problemen op gasgebied tussen Rusland en Oekraïne gaven diverse keren aanleiding tot overleg tussen energieministers. Na het conflict van januari 2009, waarbij de gastoevoer naar de Unie stokte, zijn de problemen nog niet definitief opgelost. De dreiging van een nieuw gasconflict, met name het gevolg van de problemen die Oekraïne heeft met het voldoen van zijn betalingsverplichtingen, was reden om het onderwerp opnieuw te bespreken tijdens de Raad van juni 2009. De Commissie blijft over de verdere ontwikkelingen en de mogelijke oplossingen in nauw contact staan met lidstaten en de betrokken partijen.

Beleid in voorbereiding

Duurzame energiehuishouding/Klimaat en energie

Zweden heeft eco-efficiëntie als een prioriteit van zijn voorzitterschap bestempeld. Energiebesparing is daarvan de meest concrete invulling. Het Zweeds voorzitterschap beoogt nog tijdens zijn voorzitterschap een akkoord te bereiken over de Kaderrichtlijn Energie-etikettering, de Richtlijn Energieprestaties en de Richtlijn Bandenlabelling. Het start daartoe in september 2009 de onderhandelingen met het Europees Parlement in tweede lezing, waarna tijdens de Raad van december 2009 een politiek akkoord over deze richtlijnen moet worden bereikt. Daarnaast zal het Zweeds voorzitterschap zich buigen over een op te stellen nieuw energie-efficiëntie actieplan, ter opvolging van het bestaande actieplan dat de periode 2007–2012 beslaat. Hierin zullen nieuwe maatregelen om de doelstelling van 20% energiebesparing in 2020 te realiseren worden opgenomen.

Energievoorzieningszekerheid

De Commissie zal rond zomer 2009 haar voorstel presenteren voor een nieuwe verordening die de gasvoorzieningszekerheid binnen de Unie moet verbeteren. De Commissie hoopt daarover in december 2009 een akkoord in eerste lezing te bereiken. Het Zweeds voorzitterschap zal tijdens de Raad van december 2009 een voortgangsrapport presenteren.

8. LANDBOUW- EN VISSERIJRAAD

Vergaderdata 
13–15 september 2009Informele Raad LenV
19–20 oktober 2009Raad LenV
19–20 november 2009Raad LenV
14–15 december 2009Raad LenV
11 januari 2010 (evt.)Raad LenV
18–19 januari 2010Raad LenV
22–23 februari 2010Raad LenV
29–30 maart 2010Raad LenV
19–20 april 2010Raad LenV
4–5 mei 2010Informele Raad Visserij
17–18 mei 2010Raad LenV
30 mei-1 juni 2010Informele Raad Landbouw
28–29 juni 2010Raad LenV

Landbouw

Stand van zaken

Health check

In november 2008 werd na achttien maanden van voorbereiding en achttien uur van intensieve onderhandelingen een politiek akkoord bereikt over de wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor de zogenaamde health check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Hiermee werd een aantal hervormingen van het GLB voor de periode tot 2013 overeengekomen. Het totale pakket komt in belangrijke mate tegemoet aan de Nederlandse inzet.

Het markt- en prijsbeleid wordt verder afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Zo worden interventieregelingen verder beperkt en wordt een aantal interne afzetmaatregelen afgeschaft. Het afgeslankte interventieprijssysteem wordt een vangnet voor ernstige marktverstoringen. De ontkoppeling wordt verder doorgezet, zodat ook via deze weg de landbouw zich meer zal laten leiden door marktimpulsen. Zoals nu is afgesproken, zullen alle sectoren, met uitzondering van de gekoppelde zoogkoepremie (in Nederland al ontkoppeld), uiterlijk in 2012 moeten zijn ontkoppeld. De uitvoeringslasten zullen door deze ontkoppeling kunnen worden beperkt. De overheveling van middelen uit de eerste pijler (inkomenssteun) naar de tweede pijler (plattelandsbeleid), aangeduid met de term modulatie, wordt verruimd met 5% (overigens een aanzienlijke verlaging ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van 8%). Tevens is afgesproken dat deze extra modulatiegelden volledig in de lidstaat blijven waar ze worden opgebracht en is het cofinancieringspercentage van de extra modulatie verlaagd van 50% naar 25%. Ten slotte worden aanvullende mogelijkheden geïntroduceerd waardoor vanaf 2010 een deel van de nationale enveloppe voor inkomenssteun kan worden herbestemd voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, kwaliteitslandbouw, risicoverzekeringen en dierenwelzijnmaatregelen.

Een belangrijk punt voor Nederland was de verruiming van de melkquota. Na de al eerder geaccordeerde quotumverhoging van 2,5% per 1 april 2008 is per 1 april 2009 de Nederlandse productieruimte met circa 2,5% verhoogd. Hiervan vloeit 1% quotumstijging voort uit een afgesproken jaarlijkse quotumstijging van 1% gedurende vijf achtereenvolgende jaren die voor alle lidstaten geldt. Nederland krijgt in 2009 nog 1,5% extra uit een aanpassing van de positieve vetcorrectie. Het eerdere besluit om de melkquotering per 2015 te beëindigen is herbevestigd. Voor de vereenvoudiging van het GLB zijn verdere stappen gezet, zowel met betrekking tot de randvoorwaarden bij de inkomenssteun (cross compliance) als met betrekking tot de organisatie van de betalingen. Voorts is de eerder aangekondigde afschaffing van de verplichte braaklegging nu officieel. Tot nu toe was een deel van de graantelers verplicht om op een gedeelte van de landbouwgrond geen graan te verbouwen. Dit was om de graanproductie te beperken. Deze zogenoemde braakverplichting is nu opgeheven omdat er voldoende vraag is naar graan. Ten slotte komt er een ondergrens voor betalingen; dit om de uitvoeringslasten te beperken. Lage steunbedragen of steunbedragen die betrekking hebben op een klein oppervlakte landbouwgrond zullen niet meer worden uitbetaald.

Toekomst GLB

Met het oog op de health check onderhandelingen en ter voorbereiding op de aanstaande discussies over het GLB in de periode na 2013 heeft de regering een langetermijnvisie op de toekomst van het Europese landbouw- en plattelandsbeleid geformuleerd. In september 2008 is deze visie, in de vorm van een kamerbrief van minister Verburg, als «Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020» gepresenteerd.

Op EU-niveau is het afgelopen jaar een begin gemaakt met de gedachtewisselingen over de toekomst van het GLB. Tijdens het Franse voorzitterschap stond de informele Raad in september 2008 in het teken van het GLB na 2013. Veel ministers hebben het belang van marktoriëntatie en verdere ontkoppeling benadrukt, maar ook van ondersteuning van boeren voor hun bijdrage aan maatschappelijke ontwikkelingen. Een poging om tot formele Raadsconclusies te komen, strandde in de Raad van november 2008. Ook Nederland was geen voorstander van Raadsconclusies, omdat daarmee vooruit leek te worden gelopen op de discussies over de toekomstige verdeling van begrotingsmiddelen.

Ook de informele Raad onder Tsjechisch voorzitterschap in juni 2009 stond in het teken van het GLB na 2013. Meer specifiek werd gesproken over de aard van de directe inkomenstoeslagen. Net als tijdens het Franse voorzitterschap slaagde de Raad er later die maand niet in het eens te worden over formele Raadsconclusies.

Vereenvoudiging GLB

Het afgelopen jaar is voortgang geboekt ten aanzien van de verdere vereenvoudiging van het GLB. Basis vormt de mededeling van de Commissie «Een vereenvoudigd GLB voor Europa – in het voordeel van iedereen». Deze mededeling is een voortgangsverslag van wat er tot nu toe is bereikt op het gebied van de vereenvoudiging van het GLB en bouwt voort op de mededeling van de Commissie hierover uit 2005. In mei 2009 heeft de Raad conclusies aangenomen op basis waarvan de Commissie concrete wetgevingsvoorstellen zal voorbereiden. Nederland heeft samen met een twaalftal andere lidstaten concrete voorstellen gedaan en is er groot voorstander van om actiever gebruik te maken van de aanbevelingen van de directeuren van de betaalorganen van de lidstaten. In november 2009 zal de Raad onder Zweeds voorzitterschap kunnen discussiëren over deze Commissievoorstellen.

Situatie op de zuivelmarkt

De Raad heeft het afgelopen jaar meerdere keren gesproken over de slechte situatie op de zuivelmarkt. Op aandringen van een groot aantal lidstaten heeft de Commissie uiteindelijk (in het Beheerscomité) een voorstel gedaan voor tijdelijke steunmaatregelen, waaronder particuliere opslag van boter en interventie bij magere melkpoeder en boter. De maatregelen liepen tot augustus 2009, maar inmiddels heeft de Commissie op aandringen van de Europese Raad voorgesteld de perioden waarin deze producten tijdelijk uit de markt kunnen worden genomen, te verlengen. Begin 2009 heeft de Commissie de exportrestituties weer ingesteld. Tevens is de mogelijkheid geschapen om boeren een voorschot te geven op de directe betalingen om de liquiditeitsproblemen te verlichten. Nederland deelt de zorgen ten aanzien van de situatie op de zuivelmarkt, maar wijst tegelijkertijd op de betere perspectieven voor de sector voor de middellange termijn. De kwestie is ook op verzoek van Duitsland aan de orde geweest tijdens de Europese Raad van juni 2009. Daar is afgesproken dat de Commissie in juli 2009 een marktrapport zou presenteren met mogelijke maatregelen om de markt van zuivelsectoren te stabiliseren. De uitfasering van de melkquota, zoals afgesproken in het kader van de health check, staat daarbij, aldus de ER-conclusies, niet ter discussie.

Schoolfruit

Tijdens de Raad van november 2008 werd een politiek akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie voor een Europees schoolfruitprogramma. Met dit akkoord is het voor alle lidstaten mogelijk geworden om op facultatieve basis binnen een communautair kader de afzet van groenten en fruit te bevorderen door de consumptie ervan door kinderen te stimuleren. De lidstaten die gebruik willen maken van de geboden mogelijkheden, dienen het nationale programma voor de helft te cofinancieren met nationale middelen. In totaal is 90 miljoen euro beschikbaar, waarvan Nederland jaarlijks maximaal 2,9 miljoen euro ontvangt (communautaire cofinanciering). In het akkoord zijn uiteindelijk de belangrijkste Nederlandse punten gehonoreerd, zoals de mogelijkheid om via bijdragen uit de private sector te voorzien in de noodzakelijke nationale cofinanciering. Ook kunnen nu al lopende programma’s voor fruitverstrekking in aangepaste vorm in aanmerking komen voor communautaire financiering. De in Nederland bestaande educatieve programma’s Schoolgruiten en Smaaklessen kunnen als educatieve begeleiding worden gekoppeld aan het EU-schoolfruitprogramma.

Voedsel voor minstbedeelden

In september 2008 presenteerde de Commissie een voorstel voor de regeling voor de levering van voedsel aan de minstbedeelden. De eerste discussieronde in de Raad vond plaats tegen het decor van een meningsverschil tussen de juridische dienst van de Commissie en die van de Raad over de rechtsgrondslag van het voorstel. De juridische dienst van de Commissie is van oordeel dat het voorstel past binnen de verdragsdoelstellingen van het GLB, terwijl de juridische dienst van de Raad bepleit dat het voorstel sociaal beleid betreft en dat het voorstel daarmee niet in de verdragsdoelstellingen van het GLB past. Ook Nederland heeft zich kritisch uitgelaten over het voorstel, onder meer op het gebied van subsidiariteit. Uiteindelijk bleek dat zich een blokkerende minderheid van lidstaten tegen het Commissievoorstel aftekende. Het Tsjechische voorzitterschap heeft het dossier niet geagendeerd. Mogelijk zal het voorstel in de loop van 2009–2010 opnieuw ter behandeling voorgelegd worden aan de Raad. Het is op dit moment nog onduidelijk hoe de kwestie van de rechtsgrondslag opgelost zal worden.

Less Favoured Areas

De Raad van juni 2009 heeft met unanimiteit conclusies aangenomen over benadeelde gebieden, oftewel Less Favoured Areas. Deze conclusies zijn gebaseerd op discussies in de Raad naar aanleiding van de in april 2009 verschenen mededeling. De Commissie wil de criteria voor de aanwijzing en begrenzing van de categorie «andere probleemgebieden» herzien en de sociaaleconomische uitgangspunten vervangen door concrete fysieke criteria. Deze nieuwe uitgangspunten beogen een duidelijkere legitimering voor de begrenzing van de benadeelde gebieden. De Commissie heeft voor het opstellen van de juiste criteria de actieve hulp van de lidstaten nodig. De lidstaten dienen de informatie uiterlijk eind januari 2010 aan te leveren. Vervolgens kan de Commissie werken aan een concreet voorstel voor de beoogde herziening. Overigens zijn er geen wetgevende voorstellen in 2010 te verwachten. Deze voorstellen zullen worden geïntegreerd in de wetgevingsvoorstellen voor het GLB na 2013, die in 2011 worden verwacht.

Kwaliteit agrarische producten

De Raad van juni 2009 heeft conclusies aangenomen over het kwaliteitsbeleid van agrarische producten. Deze conclusies zijn gebaseerd op discussies naar aanleiding van de mededeling van de Commissie van mei 2009 waarin de Commissie aandacht vraagt voor (het waarborgen van) de kwaliteit van landbouwproducten. De Commissie streeft met deze mededeling naar het verbeteren van de communicatie tussen boeren, afnemers en consumenten over de kwaliteit van landbouwproducten, meer samenhang in het EU-kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten en beter herkenbare etiketten en keurmerken voor boeren, producten en consumenten. De wetgevende voorstellen die volgen op de mededeling zullen nog even op zich laten wachten. Eerst moet er een goede analyse plaatsvinden.

Voedselinformatie aan consumenten

Dit voorstel is vooral een samenvoeging en modernisering van twee bestaande richtlijnen over etikettering van voedingsmiddelen. Voor consument en levensmiddelenindustrie is het van groot belang dat er sprake is van uniformiteit.

Substantiële veranderingen in het voorstel ten opzichte van bestaande wetgeving zijn:

• de verplichte voedingswaardedeclaratie op de voorkant van de verpakking;

• een minimale lettergrootte van 3mm voor alle verplichte informatie; en

• een systeem van vrijwillige nationale regelingen om voedingswaarde te presenteren op de verpakkingen (symbolen, kleurtjes, stoplichten en dergelijke). Daaruit zouden Europese best practices moeten komen.

Nog openstaande punten zijn: de plaats van herkomst (sommige lidstaten wensen uitbreiding naar alle onbewerkte producten); de verantwoordelijkheid voor de informatie (wie is verantwoordelijk dat de informatie juist is en hebben retailers een even grote verantwoordelijkheid als de producent die het als eerste op de markt zet); en de uitzonderingen voor alcoholhoudende dranken. In de Raad van juni 2009 werd een voortgangsverslag besproken.

Nieuwe voedingsmiddelen

De Verordening Nieuwe voedingsmiddelen heeft tot doel de menselijke gezondheid te beschermen door de voedselveiligheid te waarborgen en te zorgen voor een goed werkende Interne Markt. In de bestaande verordening wordt een aantal punten herzien. Zo wordt de toelatingsprocedure gestroomlijnd en wordt het veiligheidsbeoordelingssysteem beter afgestemd op traditionele voedingsmiddelen uit derde landen. Daarnaast wordt de definitie van nieuwe voedingsmiddelen verduidelijkt in verband met nieuwe technologieën, zoals nanotechnologie en nieuwe veredelingstechnieken. Levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren worden expliciet in de herziene definities genoemd als een specifieke categorie nieuwe levensmiddelen. Verder wordt het toepassingsgebied van de verordening beter afgebakend en wordt het toelatingssysteem doeltreffender en transparanter.

Het Tsjechische voorzitterschap diende een voorzitterschapverklaring in waarin een grote meerderheid van de Lidstaten van mening is dat levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren zullen worden uitgezonderd van de werkingsfeer van de Nieuwe levensmiddelen Verordening op het moment dat er specifieke EU-regelgeving is. De Commissie wordt gevraagd een wettelijk voorstel op te stellen voor alle aspecten van kloontechnieken. Nederland kon de voorzitterschapverklaring inhoudelijk niet steunen, omdat deze vooruit loopt op de uitkomst van de beoordeling van de Commissie. De wenselijkheid van specifieke regelgeving voor levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren en hun nakomelingen moet nog blijken uit het rapport en de beoordeling van de Commissie. Daarnaast steunt Nederland de Commissie in haar recht van initiatief voor het opstellen van regelgeving. Nederland heeft gezamenlijk met het Verenigd Koninkrijk een verklaring ingediend waarin wordt uitgelegd waarom de voorzitterschapverklaring niet kan worden gesteund. De Raad van juni 2009 bereikte een gemeenschappelijk standpunt (politiek akkoord) tussen de lidstaten. In eerste lezing is geen politiek akkoord met het Europees Parlement bereikt.

Beschermen van dieren tijdens het doden

De Raad heeft in juni 2009 een politiek akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het doden. Het betreft een verordening die dient ter vervanging van de bestaande richtlijn over de bescherming van dieren bij het slachten en doden. Het voorstel tracht de omstandigheden bij het slachten of doden van dieren te verbeteren en een humane behandeling te garanderen binnen de Europese Unie. De centrale verplichting in het voorstel is om dieren te bedwelmen voorafgaand aan het doden. Het voorstel harmoniseert een aantal bedwelmingsmethodes die sinds 1993 op de markt zijn gekomen. Nederland erkent dat er met de verordening stappen zijn gezet, maar wilde liever verdergaande verbeteringen qua dierenwelzijn. Nederland heeft zich onthouden van stemmen. Nederland streeft op basis van een nog uit te brengen evaluatierapport van de Commissie naar een Europees verbod op het huidige waterbad als bedwelmingsmethode voor vleeskuikens.

Voorkoming van het op de EU-markt brengen van illegaal gekapt hout

De Commissie presenteerde in oktober 2008 een wetgevingsvoorstel ter voorkoming van het op de EU-markt brengen van illegaal gekapt hout en houtproducten. De Raad heeft het voorstel verwelkomd en heeft het belang beaamd van het stimuleren van de productie en de handel in duurzaam hout en de bestrijding van de handel in illegaal hout. Verder heeft de Raad aangedrongen op het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lastendruk. Helaas is de voortgang bij de besprekingen van de conceptverordening, ondanks de inspanningen van het Tsjechische voorzitterschap, beperkt gebleven. Nederland steunt het voorstel en dringt aan op een snelle behandeling, zodat onder Zweeds voorzitterschap in de Raad besproken kan worden hoe de belangrijkste discussiepunten opgelost kunnen worden.

Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

Zie hoofdstuk Milieuraad

Beleid in voorbereiding

Toekomst van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid

Het Zweeds voorzitterschap zal de informele Raad wijden aan de toekomst van het Europees Plattelandsbeleid. Commissaris Fischer Boel heeft aangegeven dat de Commissie van plan is om in de zomer van 2010 een mededeling over het GLB voor de periode ná 2013 te publiceren, gevolgd door wetgevingsvoorstellen medio 2011.

Etikettering van dierenwelzijn

Het Zweeds voorzitterschap zal in de tweede helft van 2009 in het Raadstraject een rapport van de Commissie over etikettering van dierenwelzijn behandelen. Naar verwachting zal de Raad conclusies aannemen inzake dit rapport. Nederland ondersteunt initiatieven die liggen op het vlak van etikettering van dierenwelzijn.

Herziening Transportverordening

Naar verwachting zal het Zweedse voorzitterschap in de tweede helft van 2009 een begin maken met de besprekingen in het Raadstraject van een voorstel van de Commissie over de herziening van de verordening ter bescherming van de dieren tijdens transport. Het Spaanse voorzitterschap zal een wijzigingsvoorstel van de Transportverordening verder behandelen. Het waarborgen van het welzijn van de dieren tijdens transport is voor Nederland een belangrijk onderwerp.

EU-diergezondheidsbeleid

De Commissie heeft in 2007 een mededeling over een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie gepubliceerd. De nieuwe diergezondheidsstrategie geeft een kapstok voor het diergezondheids- en dierwelzijnsbeleid voor de komende jaren. De strategie is gebaseerd op een uitgebreide evaluatie en consultatie van alle betrokkenen en heeft als motto dat voorkomen beter is dan genezen. De bedoeling is een grotere nadruk te leggen op preventieve maatregelen, monitoring, controle en onderzoek, zodat dierziekten minder voorkomen en de impact van uitbraken, als ze voorkomen, geminimaliseerd wordt. De nieuwe strategie gaat ook over zaken die samenhangen met diergezondheid, zoals volksgezondheid, voedselveiligheid, duurzame ontwikkeling en onderzoek. De strategie wordt uitgewerkt door middel van een actieplan, welke in september 2008 in een mededeling door de Commissie is vastgesteld. Wetgevende voorstellen worden vanaf de tweede helft van 2010 verwacht.

Herziening hygiënepakket

Op basis van een rapport van de Commissie met een evaluatie van de Europese wetgeving voor levensmiddelen («hygiënepakket») zal de Raad naar verwachting in najaar 2009 conclusies aannemen. Dit zal mogelijk leiden tot de uitwerking van concrete wijzigingsvoorstellen door de Commissie in 2010. Het wetgevingspakket is sinds 2006 van kracht en voldoet in het algemeen goed.

Antibioticaresistentie

In het najaar van 2009 zal de Commissie een routekaart over antibioticaresistentie presenteren. Deze routekaart zal naar verwachting leiden tot wetgevende voorstellen van de Commissie. Antibioticaresistentie is voor Nederland een belangrijk onderwerp waarbij het van belang is dat in een gemeenschappelijke Europese markt deze problematiek ook op EU-niveau wordt aangepakt.

Klimaatadaptatie in relatie tot landbouw en voedsel

Aanpassing aan klimaatverandering in relatie tot landbouw zal een belangrijk onderwerp zijn de komende tijd (zie ook Witboek Klimaatadaptatie in hoofdstuk Milieuraad). Na bespreking van het werkdocument Aanpassing aan de klimaatverandering: de uitdaging voor de Europese landbouw en het Europese platteland op de Landbouwraad van juli 2009 zal dit onderwerp naar verwachting in de komende maanden terugkeren op de agenda. Lidstaten is de vraag voorgelegd welk klimaatprobleem in hun land het grootst is en welk onderzoek in relatie tot landbouw en klimaat het meest van strategisch belang is. Het klimaatbestendig maken van de Europese landbouw en plattelandsgebieden vormt een grote uitdaging voor de Unie, de lidstaten en de agrarische sector. Over het onderwerp landbouw en klimaatverandering organiseert het Zweeds voorzitterschap medio september 2009 een informele Landbouwraad. Het voorzitterschap zal ook een conferentie beleggen in november 2009 over de relatie tussen klimaatverandering en de voedselketen.

Visserij

Stand van Zaken

Hervorming van het Gemeenschappelijk visserijbeleid

Onder Tsjechisch voorzitterschap is een begin gemaakt met de discussie over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Basis voor discussie vormt het in april 2009 door de Commissie gepresenteerde groenboek. Bij de presentatie benadrukte de Commissie dat hervorming van het beleid noodzakelijk is en dat we niet op deze weg door kunnen blijven gaan. Mede gelet op de huidige economische situatie moeten overbevissing en overcapaciteit worden tegengegaan om te komen tot een bloeiende kustvisserij. Ecologische duurzaamheid moet centraal komen te staan; er is geen evenwicht tussen de vlootcapaciteit en de bescherming van de bestanden. Dit gaat ten koste van de duurzaamheid.

Het kabinet is begin 2009 gestart met de voorbereiding van de Nederlandse visie op het toekomstig visserijbeleid. Deze wordt in september 2009 aan de Kamer voorgelegd. Centrale elementen van de visie zijn: perspectief voor een maatschappelijk geaccepteerde duurzame visserijsector; duurzaam gebruik en instandhouding van onze natuurlijke hulpbronnen en marine ecosystemen binnen en buiten de Unie; en een doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar beheer van de visbestanden. Ter voorbereiding van de Nederlandse visie vindt een brede maatschappelijke consultatie plaats en is een publieksonderzoek uitgevoerd.

Wijziging van de controleverordening visserij

De Commissie heeft in november 2008 een voorstel voor een nieuwe controleverordening gepresenteerd. Commissaris Borg benadrukte de noodzaak van een herziening van het systeem waarbij een groter verantwoordelijkheidsgevoel bij de visserijsector voorop moet staan. Uit recente analyses blijkt dat het beleid nog onvoldoende effectief is. Tijdens een eerste discussie in de Raad van juni 2009 bleek dat de meeste lidstaten een verbetering van de controle steunen, maar kritisch zijn over de Commissievoorstellen. De bezwaren van de lidstaten hadden vooral betrekking op de uitvoerings- en administratieve lasten van de voorgestelde verordening. Daarnaast bestond veel kritiek op de voorgestelde grotere bevoegdheden voor Commissie-inspecteurs, de uitbreiding van het mandaat voor het Controle Agentschap en de voorstellen over sancties. Nederland heeft aangeven de aanpak van de Commissie op hoofdlijnen te steunen, maar heeft ook zijn zorg geuit over de aanzienlijke uitvoering en administratieve lasten van het voorstel. Ten aanzien van de versterking van communautair toezicht meent Nederland dat dit op punten wenselijk is, hoewel het huidige voorstel onvoldoende waarborgen biedt voor een heldere taakafbakening. Tevens moet er voldoende vrijheid blijven bestaan voor de lidstaten bij de keuze voor het type en de hoogte van de sancties. Ook is voldoende afbakening met bepaalde strafrechtelijke onderwerpen op het JBZ-terrein van de Unie noodzakelijk. De Commissie heeft zich bereid getoond tot een aantal aanpassingen aan het voorstel en gaat ervan uit dat in de tweede helft van 2009 over het voorstel besloten kan worden.

TAC en visquota 2009

Tijdens de Raad van december 2008 werd een akkoord bereikt over de toegestane vangsthoeveelheden (total allowable catches – TAC) voor 2009 en over de voorwaarden waaronder op betrokken bestanden kan worden gevist. De uitkomst van de Raad komt in belangrijke mate tegemoet aan de Nederlandse inzet. Er zijn besluiten genomen die recht doen aan de bestandsituatie én tegelijkertijd perspectief bieden aan de visserijsectoren. De TACs zijn verder beperkt, maar daar waar mogelijk op basis van de meerjarenbeheerplannen verhoogd. Voor de voor Nederland belangrijkste bestanden zijn de meeste TAC-voorstellen van de Commissie ongewijzigd overgenomen. Dit betekent een stijging met 9% voor Noordzeetong, 13% voor schol, 30% voor kabeljauw en een daling van 15% voor haring. Het Nederlands quotum voor blauwe wijting daalt met ongeveer 58%, maar stijgt voor makreel met 33%. Voor horsmakreel in de westelijke wateren heeft de Raad besloten tot een gelijkblijvende TAC van 170 000 ton. Voor de overige platvissoorten, de zogenaamde geassocieerde bestanden, is de Raad niet akkoord gegaan met het Commissievoorstel. De TAC voor tarbot en griet is gehandhaafd op het niveau van 5230 ton en de TACs voor schar en bot, tongschar en witje zijn eveneens gelijk gebleven. Ook de afspraken met Noorwegen over onder meer het beperken van de teruggooi zijn tijdens de Raad van december 2008 geaccordeerd.

Ontwikkeling van een duurzame aquacultuur

De Raad heeft in juni 2009 conclusies aangenomen over de duurzame ontwikkeling in de aquacultuur. De Raadsconclusies steunen de aanpak en strategie van de Commissiemededeling over dit onderwerp en gaan onder meer in op het verder terugbrengen van de nadelige effecten voor het milieu van aquacultuur, reductie van administratieve lasten, visgezondheid en viswelzijn en beter gebruik van bestaande Europese fondsen. De Commissie zal eind 2009 een actieplan presenteren.

Economische crisis in de visserijsector

Tijdens de Raad van juli 2008 werd een akkoord bereikt over de Verordening voor Tijdelijke specifieke acties ter bevordering van de herstructurering van de door de economische crisis getroffen vissersvloten van de Unie. Met het akkoord worden de mogelijkheden voor steun in het kader van het Europees Visserijfonds (EVF) tijdelijk, tot 31 december 2010, verruimd. Het gaat hier onder meer om steun voor tijdelijke stillegging van de vloot, investeringen aan boord van vissersvaartuigen, sociaal economische compensatie, collectieve acties en proefprojecten. De maatregelen worden eind 2009 geëvalueerd. Over een mededeling van Commissie waarin het voornemen was verwoord ten aanzien van eventueel benodigde budgettaire middelen voor de uitvoering van het maatregelenpakket, heeft de Raad geen besluit genomen.

Voorstel herstelplan kabeljauwbestand

De Raad heeft in november 2008 een akkoord bereikt over een nieuw kabeljauwherstelplan. Het overeengekomen herstelplan vormt naar Nederlands oordeel een goed evenwicht tussen op herstel van kabeljauw gerichte maatregelen en een verdere verduurzaming van de visserij. Ook geeft het kabeljauwherstelplan mogelijkheden om een meer selectieve visserij te stimuleren.

Actieplan ter bescherming van haaien

De Raad heeft een aantal conclusies inzake het EU-haaienactieplan goedgekeurd. De situatie van veel haaien en roggen is zorgelijk. De Raad steunt de drie uitgangspunten van de Commissie:

• betere kennis en data over haaien en hun rol in ecosystemen;

• een duurzame gerichte vangst en een goed gereguleerde bijvangst van haaien;

• een grotere coherentie tussen intern en extern EU-visserijbeleid onderling en in relatie tot mondiale afspraken over mariene biodiversiteit.

In de conclusies is opgenomen een spoedige evaluatie van de bestaande regelgeving te realiseren, met name ten aanzien van het ontvinnen. Dit met het oog op de verdere beperking van deze activiteit.

Beleid in voorbereiding

Hervorming van het Gemeenschappelijk visserijbeleid

Volgend op het in april 2009 uitgebrachte groenboek wil de Commissie de discussie voortzetten over de hervorming van het Gemeenschappelijk visserijbeleid. De Commissie hecht groot belang aan de betrokkenheid van vissers, industrie, wetenschappers, milieuorganisaties en burgers. De Commissie nodigt daarom alle relevante partijen uit hun visie op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid te geven. De Commissie streeft ernaar om begin 2011 concrete voorstellen aan de Raad voor te leggen.

9. MILIEURAAD

Vergaderdata: 
21 oktober 2009Milieuraad
22 december 2009Milieuraad
15–17 januari 2010Informele Raad Energie en Milieu
15 maart 2010Milieuraad
januari 2010Informele Milieuraad
21 juni 2010Milieuraad

Stand van Zaken

De Raad heeft zich het afgelopen jaar onder andere gebogen over klimaat en energie, CO2 en auto’s, het Actieplan Duurzaam Consumeren en Produceren, de herziening van de IPPC-richtlijn, biodiversiteit en invasieve soorten bodembescherming en genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). Nederland heeft in het bijzonder aandacht gevraagd voor financiering van het klimaatbeleid, CO2 en auto’s en de uitfasering van gloeilampen.

Klimaat- en energiepakket

In de aanloop naar de klimaatconferentie in Kopenhagen eind 2009 heeft de Europese Unie het initiatief naar zich toe getrokken door in het Klimaat- en energiepakket EU-interne maatregelen te presenteren om klimaatverandering tegen te gaan. Het pakket bestaat uit meerdere voorstellen (Richtlijn hernieuwbare energie, Richtlijn geologische opslag van CO2, ETS-richtlijn, Beschikking over de inspanningsverdeling voor het terugdringen van de broeikasgasemissies). De Raad stond in 2008 dan ook meer dan eens in het teken van dit pakket. In oktober en december 2008 sprak de Raad over een aantal specifieke problemen met betrekking tot de herziening van het Europees emissiehandelssysteem (ETS). Zo maakte een aantal lidstaten zich zorgen over de invloed van de introductie van het veilen van emissierechten voor de elektriciteitssector. Ook werd gesproken over de mogelijke weglekeffecten die zouden kunnen ontstaan doordat bedrijven als gevolg van het zwaarder aanslaan van CO2 in de Unie hun productie en bijkomende CO2-uitstoot naar buiten de Unie zouden verplaatsen. De financiering van demonstratieprojecten voor de afvang en opslag van CO2 bleek een ander discussiepunt.

De meeste aandacht ging echter uit naar de financiële balans in het pakket, ofwel de EU-interne verdeling van de kosten voor het nemen van de maatregelen. Vooral enige nieuwe lidstaten hadden problemen met het voorstel.

De voortvarende aanpak van het Franse voorzitterschap gaf de doorslag voor een goed akkoord tijdens de Europese Raad in december 2008 (zie ook het onderdeel «Europese Raad») en een eerste lezing akkoord met het Europees Parlement.

Het gehele wetgevingstraject werd begin 2009 formeel afgerond. De Unie geeft met dit pakket concrete invulling aan de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 20% te verminderen en om een aandeel van 20% hernieuwbare energie te bereiken. Het is uniek dat de Unie zich aan deze unilaterale doelstelling heeft gecommitteerd, zonder af te wachten wat de rest van de wereld zou gaan doen. Bij een goed internationaal akkoord in Kopenhagen, is de ambitie van Europa om naar 30% reductie te gaan ook vastgelegd in het pakket. In dat verband hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan een reductie van de broeikasgasemissies, tegen 2020, met 30% ten opzichte van 1990 als streefcijfer voor de EU, die haar bijdrage zal vormen tot een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten. Hiermee geeft de Unie een sterk signaal aan de rest van de wereld en behoudt de Unie het voortouw in de mondiale aanpak van klimaatverandering.

Veel Nederlandse kernpunten vinden we terug in het akkoord:

• De Europese Unie heeft het grootste emissiehandelssysteem ter wereld met daarbinnen één plafond voor heel Europa van -21% (ten opzichte van 2005). Het aantal te veilen rechten in het ETS neemt sterk toe: ongeveer de helft van alle rechten in het ETS zal worden geveild; nu is dat 3%. De overige rechten worden gratis toegewezen op basis van benchmarks.

• De inspanningsverdeling tussen lidstaten is bepaald op basis van kosteneffectiviteit en solidariteit. Iedere lidstaat heeft zijn bijdrage aan de Europese uitstootdoelstelling geaccepteerd.

• De Unie financiert gezamenlijk grootschalige demonstratieprojecten voor CO2-afvang en -opslag. Daarvoor worden 300 miljoen rechten opzij gezet (6 tot 9 miljard euro). Ook innovatieve hernieuwbare energieprojecten kunnen kwalificeren.

• Er zijn nu Europese duurzaamheidcriteria voor biobrandstoffen.

Internationale klimaatonderhandelingen

In oktober 2008 sprak de Raad tijdens de lunch over de inzet van de Unie op de 14e Bijeenkomst van Partijen van de UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) in Poznan. Een paper van het voorzitterschap, dat op verzoek van Nederland werd gepresenteerd, over de financiële architectuur van een toekomstig internationaal klimaatakkoord, werd positief ontvangen.

Op verzoek van de Europese Raad presenteerde de Commissie een mededeling met de grondslag voor de standpuntbepaling voor Kopenhagen. In maart 2009 besprak de Raad de EU-inzet voor de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen. De conclusies bevatten ideeën die het mogelijk maakten stappen te zetten in de mondiale klimaatonderhandelingen. Er is een goede balans gevonden tussen de drie essentiële – en nauw verbonden – kwesties: 1) verplichtingen voor ontwikkelde landen om hun uitstoot te verminderen; 2) commitment van (vooral economisch gevorderde) ontwikkelingslanden om zich in te spannen de groei in hun uitstoot te beperken en; 3) het inrichten van een efficiënte, effectieve en eerlijke internationale financiële architectuur, met concrete voorstellen over financiering van adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden. Het onderwerp financiering (zie ook Ecofin-hoofdstuk) bleek het meest controversieel. Uiteindelijk werd besloten dat de Europese Raad hierover een uitspraak zou moeten doen. Dat is naar tevredenheid van Nederland in de voorjaarsraad gebeurd. De Raad heeft vastgelegd dat de Unie bereid is een eerlijk aandeel in de financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden op zich te nemen. Daarbij zijn twee concrete opties voor financieringsmechanismen genoemd: contributies per land of een marktbenadering op basis van veilingen. Daarnaast heeft de Raad zich gecommitteerd om ruim voor de klimaatconferentie in Kopenhagen besluiten te nemen over de algehele onderhandelingsinzet ten aanzien van de vraagstukken van financiering, de concrete invulling van de bijdrage van de Unie en de wijze van verdeling van de inspanningen binnen de Unie. Verder is afgesproken dat de Unie zich zal inspannen om in het kader van het Kopenhagen-akkoord een internationaal emissiereductie-arrangement voor HFK-emissies af te spreken. De Unie zal er onder Zweeds voorzitterschap op inzetten dat hierbij zoveel mogelijk wordt voortgebouwd c.q. gebruik gemaakt van de succesvolle ervaringen die zijn opgedaan in het kader van het Montreal-Protocol, waar het vergelijkbare problematiek betreft.

Witboek klimaatadaptatie

De Commissie heeft in april 2009 het Witboek Adapting to Climate Change: towards a European Framework for Action gepresenteerd. Het witboek is een vervolg op het Groenboek Adaptatie dat de Europese Unie in juli 2007 heeft opgesteld. Tijdens de Informele Raad van april 2009 heeft een eerste informele discussie plaatsgevonden tussen de lidstaten over het witboek. Tijdens de Raad van juni 2009 zijn conclusies aangenomen. Deze Raadsconclusies sluiten goed aan bij de Nederlandse inzet. Ze drukken uit dat de Unie zich moet inzetten voor het integreren van adaptatie in de verschillende beleidsterreinen (mainstreamen) en financiële stromen (structuur- en cohesiefondsen, Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). De Unie moet daarbij oog hebben voor het karakter van adaptatie; het betreft namelijk een vraagstuk waar maatwerk en een integrale aanpak een belangrijke rol spelen.

Duurzaam consumeren en produceren

De Commissie heeft in juli 2008 het Actieplan voor Duurzame Productie en Consumptie en Duurzaam Industriebeleid gepresenteerd. Het bevorderen van duurzame productie en consumptie en het omzetten van uitdagingen op het gebied van klimaat en milieu in economische kansen is de overkoepelende doelstelling van het Actieplan. Onderdelen van het actieplan zijn de Mededeling Duurzaam inkopen en de herziening van de Richtlijnen Eco-design en Eco-label en de herziening van de EMAS-Verordening (Eco Management and Audit Scheme). De Raad heeft in december 2008 conclusies over het pakket aangenomen. Tijdens het debat over het actieplan heeft Nederland ondermeer gewezen op het belang van de uitfasering van de gloeilampen. Uiteindelijk heeft de actieve Nederlandse lobby geleid tot een versnelling van de uitfasering van de gloeilamp door prestatie-eisen in de Eco-design Richtlijn. Ook wordt de richtlijn uitgebreid naar andere producten.

De Verordeningen over Europees Eco-label en EMAS zijn in het voorjaar van 2009 in eerste lezing aangenomen.

IPPC-Richtlijn industriële emissies

De IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention Control, technische voorschriften vervuilende installaties) heeft tot doel milieuverontreiniging door industriële activiteiten en intensieve veehouderij te voorkomen en te bestrijden. Het belangrijkste instrument is de milieuvergunning. Onder het Franse en Tsjechische voorzitterschap is de herziening van de IPPC-richtlijn in de Raad besproken. Kern van de Nederlandse inzet was te komen tot een ambitieuze richtlijn die eco-innovaties via milieuvergunningverlening stimuleert, zodat de milieudoelen kunnen worden gehaald (bijvoorbeeld emissieplafonds op grond van de NEC-Richtlijn). Uiteindelijk is in de Raad van juni 2009 een politiek akkoord bereikt. De tekst van het politiek akkoord paste grotendeels bij de bovengenoemde inzet en bevat veel van de door Nederland ingebrachte voorstellen. Nederland steunde derhalve dit politiek akkoord.

Biodiversiteit

De Raad heeft in juni 2009 conclusies aangenomen over de zogenaamde mid-term review van het Biodiversiteitactieplan. Naar aanleiding van deze mid-term review van het Biodiversiteitactieplan spreekt de Raad zich uit voor een intensivering op het vlak van concrete beleidsmaatregelen (bijvoorbeeld door integratie van de ecosysteembenadering in het beleid op andere vlakken), kennisontwikkeling (bijvoorbeeld de koppeling tussen klimaat en biodiversiteit) en financiering. Tevens heeft de Raad, op Nederlands initiatief, ermee ingestemd dat de Commissie aan de Raad zal rapporteren over de praktische ervaringen met de implementatie van de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Daarbij wordt ook het belang benadrukt van betrokkenheid van stakeholders voor Natura 2000, de integratie van Natura 2000 in andere relevante beleidsterreinen en het aanmoedigen van het gebruik van flexibele benaderingen en best practices overeenkomstig bestaande wetgeving.

Bodembescherming

Na eerdere besprekingen in de Raad over het voorstel voor de kaderrichtlijn bodembescherming, bleek eind 2007 een blokkerende minderheid van lidstaten, waaronder Nederland, de richtlijn niet te steunen. Onder het Franse en Tsjechische voorzitterschap zijn diverse versies van het voorstel besproken, waarbij gezocht werd naar een compromis waarmee enkele van de tegenstanders akkoord konden gaan. De Tsjechen wilden de richtlijn aanvankelijk voor politiek akkoord agenderen op de Raad van juni 2009. Het aantal landen in de blokkerende minderheid tegen de richtlijn bleek echter op dat tijdstip alleen maar te zijn toegenomen. In de Raad van juni 2009 is wel de voortgang besproken.

Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

In de tweede helft van 2008 leidde de voorbereiding in de ad hoc groep onder Frans voorzitterschap tot het aannemen van conclusies in de Raad van december 2008. Deze bevatten onder andere aanbevelingen om de richtsnoeren te actualiseren voor de beoordeling van milieurisico’s op lange termijn, om transparantie in de gegevensuitwisseling tussen de European Food Safety Authority en de lidstaten te bevorderen, om partijen tot handelen aan te moedigen naar aanleiding van informatie die uit monitoring beschikbaar komt en om een netwerk tussen Europese wetenschappelijke organisaties op te richten. Op voorstel van Nederland worden de lidstaten gevraagd om informatie uit te wisselen over de sociaaleconomische implicaties van het op de markt brengen van GGO’s. De Commissie wordt verzocht om het Europese Parlement en de Raad voor juni 2010 een rapport hierover toe te zenden voor verdere discussie. De lidstaten hebben tot 1 januari 2010 om input te leveren voor dit rapport. In maart 2009 keurde de Raad met gekwalificeerde meerderheid opnieuw de vrijwaringmaatregelen goed tegen de invoer van genetisch gemodificeerde maïs van Oostenrijk en Hongarije. Nederland, dat het Commissievoorstel tot opheffing van die maatregelen wel steunde, gaf een stemverklaring waarin het de Commissie opriep tot aanpassing van de regelgeving zodat de lidstaten zelf kunnen beslissen over de teelt van GGO’s op hun eigen grondgebied. In vervolg hierop is in de Raad van juni 2009 aangedrongen op spoedige aanpassing van de Europese regelgeving, onder andere door Nederland. Nederland zal bij de Commissie en andere lidstaten erop blijven aandringen om zo snel mogelijk tot een voor ieder aanvaardbare oplossing te komen.

CO2 en auto’s

De totstandkoming van een verordening over de CO2-uitstoot van auto’s is buitengewoon spannend geweest, waarbij Nederland een belangrijke rol heeft gespeeld, met een ambitieuze inzet die met name gericht was op het in het voorstel laten opnemen van een langetermijndoelstelling.

Na stevig onderhandelen, lobbywerk en coalitievorming werd begin december 2008 een eerste lezing akkoord bereikt. Dit bevat een langetermijndoelstelling van 95 gram/km in 2020 en voldoende mogelijkheid tot zware boetes. Wel moest een ruimere infasering van de normen worden geaccepteerd in de periode 2012–2014. Al met al heerst toch gematigde tevredenheid over dit eindresultaat vanwege met name de langetermijndoelstelling voor 2020, waar Nederland vanaf het begin op heeft ingezet. Dit is van belang omdat een vast langetermijndoel de auto-industrie noopt tot innovatie van de motortechnologie.

Ozon

De herziening van de Ozonverordening, bedoeld om de afspraken uit het Montreal-protocol over ozonlaag afbrekende stoffen vast te leggen in Europese regelgeving, kwam begin 2009 aan de orde in de Raad. Nederland riep de Raad op gezamenlijk te werken aan internationale afspraken om het gebruik van methylbromide voor het gassen van zeecontainers te voorkomen en na te denken over een strategie om ook andere gassen in containers terug te dringen. Uiteindelijk is er een eerste lezing akkoord gekomen over de herziening van de richtlijn. Hiermee wordt per maart 2010 in Europa het gassen van containers met methylbromide verboden.

Op de agenda voor de (jaarlijkse) internationale onderhandelingen in het kader van het Montreal-protocol in november 2009 staat een voorstel om voor HFK-emissies een uitfaseringschema voor te stellen in overeenstemming met ozonlaag afbrekende stoffen zoals HCFK, CFK en halon. Inzet van de Europese Unie op dit onderwerp hangt nauw samen met het verloop van de onderhandelingen over een HFK-emissiereductie-arrangement in het kader van het Kopenhagen-akkoord.

Euro VI – emissienormen voor vrachtwagens

De aanscherping van de emissienormen voor vrachtwagens, bussen en andere zware wegvoertuigen zal in werking treden vanaf 1 januari 2013 voor nieuwe typegoedkeuringen en op 1 januari 2014 voor nieuwe voertuigen.

Handel in zeehondenproducten

In de Raad is gediscussieerd over het voorstel van de Commissie van juli 2008 voor een verordening betreffende de handel in zeehondenproducten. Nederland heeft sinds 2007 al een nationaal verbod op de handel in producten afkomstig van bepaalde zeehondensoorten. Het voorstel van de Commissie ging Nederland niet ver genoeg, aangezien daarin een uitzondering werd gemaakt voor producten van zogenaamd humaan gedode zeehonden. Nederland heeft ingezet op een totaalverbod voor de handel (invoer, doorvoer en uitvoer) in zeehondenproducten, met slechts een uitzondering voor de Inuit. Er kwam steeds meer steun voor deze lijn, van andere lidstaten en ook van het Europees Parlement. WTO-conformiteit bleek echter een moeilijke kwestie. Uiteindelijk is eind april 2009 een eerste lezing akkoord tussen Raad en Europees Parlement bereikt over een verbod op de invoer van zeehondenproducten in de Unie, met uitzonderingen voor de Inuit en andere inheemse volken, en voor nauw omschreven kleinschalige jacht.

Walvisvaart (IWC)

In de Raad is een driejarig gemeenschappelijk mandaat vastgesteld voor de EU-lidstaten die ook lid zijn van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC). Denemarken is ten behoeve van zijn overzeese gebiedsdelen uitgezonderd van het gemeenschappelijk mandaat. In de aanloop naar de 61ste jaarvergadering van de IWC, die in juni 2009 op Madeira, Portugal is gehouden, is een serie bijeenkomsten van de zogenaamde Small Working Group on the Future of the IWC belegd om een pakketafspraak voor te bereiden over de toekomst van de IWC, die tijdens de 61ste jaarvergadering zou moeten worden geaccordeerd. Ook de tussentijdse bijeenkomst van de IWC van maart 2009 in Rome was in belangrijke mate aan dit onderwerp gewijd. Hoewel de sfeer in de IWC enigszins lijkt te zijn verbeterd, is een dergelijke pakketafspraak tussen voor- en tegenstanders van de walvisvaart niet binnen handbereik gekomen. Tijdens de jaarvergadering werd besloten dat het werk hieromtrent wordt voortgezet, met het doel op de 62ste jaarvergadering één of meerdere opties voor te hebben liggen. Het is dan aan de gehele Commissie van de IWC om tot overeenstemming te komen en een pakket van afspraken op basis van consensus goed te keuren.

Groenboek bioafval

Tijdens de Raad van december 2008 is het Groenboek Bioafval gepresenteerd. Met het groenboek wordt bekeken of Europese beleidsmaatregelen nodig zijn en wordt de vraag aan de orde gesteld of verbeteringen van het bioafvalbeheer mogelijk zijn overeenkomstig de afvalhiërarchie en de potentiële economische, sociale en milieubaten. In de Raad bleek dat er tussen de lidstaten een duidelijke tweedeling bestaat. Een deel van de lidstaten is voorstander van EU-regelgeving voor het beheer van bioafval, een ander deel van de lidstaten wil zich nu nog niet expliciet uitspreken over de noodzaak voor regelgeving, waaronder Nederland. In de visie van deze laatste groep lidstaten dient eerst het impact assessment van de Commissie te worden afgewacht, opdat er meer inzicht is in wat de eerste behoeften vanuit milieuoogpunt zijn. In de conclusies van de Raad van juni 2009 is conform de inzet van Nederland neergelegd dat de Raad de Commissie aanmoedigt om door te gaan met het impact assessment en, indien gepast, een wetgevingstraject te starten in 2010.

Overige onderwerpen

• Eind 2008 is in de Raad de Europese inzet met betrekking tot kwik voor de UNEP-beheersraad in Nairobi vastgesteld.

• De Commissie heeft in de Raad een toelichting gegeven op de voorstellen voor een herziene verordening inzake illegaal gekapt hout (zie hoofdstuk Landbouw- en Visserijraad).

• De Commissie heeft in de Raad een toelichting gegeven op de Mededeling Ontbossing. In de Raad van december 2008 zijn vervolgens conclusies aangenomen. Deze Raadsconclusies zijn van groot belang voor de EU-inzet bij de internationale klimaatonderhandelingen.

• De Commissie heeft in de Raad een toelichting gegeven op de Mededeling Ontmantelen van schepen. Hoewel het IMO bezig is met het uitwerken van een conventie, is het van belang om ook al een EU-strategie te ontwikkelen.

• De Commissie heeft in de Raad een presentatie gegeven van de mededeling inzake een EU-strategie invasieve soorten. De Raad heeft in juni 2009 conclusies aangenomen over de EU-strategie, met instemming van Nederland. Er wordt aangedrongen op een strategie waarbij verdere verspreiding van invasieve exoten wordt tegengegaan met gebruik van bestaand beleid, kennisdeling en bewustwording, en integratie van maatregelen tegen invasieve exoten in andere beleidsvelden.

• De Commissie heeft in de Raad het voorstel voor de herschikking van de Richtlijn over de Beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur en het voorstel voor een Richtlijn betreffende Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gepresenteerd. Beide voorstellen worden in de Raadswerkgroep besproken.

Beleid in voorbereiding

Klimaatverandering: op naar Kopenhagen

Onder Zweeds voorzitterschap zal de Raad veel aandacht blijven besteden aan de Europese standpuntvorming met betrekking tot de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen. Een belangrijk deel van de informele Milieuraad in juli 2009 werd gewijd aan de bespreking van de stand van de klimaatonderhandelingen. In oktober 2009 vindt verdere standpuntbepaling plaats gericht op de hoofdlijnen van Kopenhagen (mede als input voor de Europese Raad van oktober). In december 2009 zal de Raad een EU-standpunt in moeten nemen over de laatste discussies die op dat moment nog spelen in de VN-onderhandelingen. In 2010 zal de Raad zich buigen over de gevolgen van het Kopenhagen-akkoord voor de implementatie in de Unie.

Eco-efficiënte economie

Het Zweedse voorzitterschap had de eco-efficiënte economie geagendeerd voor de informele Raad van juli 2009. Tijdens deze informele Raad bleek dat eco-efficiëntie breed gezien wordt als een belangrijke manier om de simultane crises die de wereld nu meemaakt op het gebied van economie, voedsel en klimaat, te bestrijden. Er is gesproken over mogelijke instrumenten om eco-efficiëntie te stimuleren, waarbij ook financiële instrumenten als vergroening van het EU-budget en het belastingstelsel aan de orde zijn gekomen. Het onderwerp zal ook worden behandeld in de Raad voor Concurrentievermogen en de Transportraad.

Biodiversiteit

Vanaf zomer 2009 zal het thema biodiversiteit onder het Zweedse voorzitterschap de nodige aandacht krijgen. In algemene zin zal VN-breed worden gewerkt aan het herformuleren van de 2010-doelstelling voor het tegengaan van biodiversiteitverlies, die niet wordt gehaald. In de aanloop naar de Bijeenkomst van Partijen voor de Convention on Biological Diversity van najaar 2010, zal de Europese Unie zijn positie moeten bepalen ten aanzien van de strategie biodiversiteit na 2010. Op het gebied van access and benefit sharing staat de discussie over nalevingmaatregelen (compliance) en het juridische karakter van het regime (al dan niet bindend) centraal.

Marine environment

In juni 2009 heeft de Commissie een EU-strategie voor het Oostzeegebied uitgebracht. Het Zweedse voorzitterschap heeft dit hoog op de agenda gezet. De Commissie ziet deze strategie als een pilot project voor de implementatie van de EU-kaderrichtlijn mariene strategie.

NEC-richtlijn

Het is nog steeds onduidelijk wanneer de herziening van de NEC-richtlijn (National Emission Ceilings, plafonds voor uitstoot van stoffen door vervuilende installaties) zal verschijnen. Dit voorstel heeft tot doel de emissie van stikstofoxiden, ammoniak, non-methaan en zwaveldioxide te verminderen. Het voorstel tot wijziging van de NEC-richtlijn zal nieuwe emissieplafonds bevatten voor 2020. Voor Nederland is de herziening van de plafonds van groot belang, omdat de NEC-plafonds een belangrijke bijdrage leveren aan de gewenste luchtkwaliteit in Nederland, maar ook omdat de doelen voor Nederland moeilijk haalbaar kunnen zijn. Mogelijk wacht de Commissie de uitkomsten af van de lopende herziening van emissieplafonds die aangegaan zijn in het kader van de Conventie inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging over grote afstand, voordat zij een besluit neemt over het uitbrengen van haar voorstel over nieuwe NEC-plafonds.

Shared Environmental Information System (SEIS)

Het is onduidelijk of onder het Zweeds voorzitterschap het voorstel voor een nieuwe regeling over SEIS zal worden behandeld. Het voorstel is al gelanceerd op 1 februari 2008. Het voorstel beoogt een modernisering/vereenvoudiging van de systemen voor het verzamelen, verwerken en uitwisselen van milieugegevens. Een groot aantal milieurichtlijnen bevat verplichtingen aan de lidstaten voor monitoring/rapportage van de verschillende componenten en aspecten van het milieu. De Commissie kan met een gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem beoordelen of de lidstaten voldoen aan hun uitvoeringsverplichtingen.

Biociden

Het Zweeds voorzitterschap zal voortvarend met de behandeling van de voorstelverordening voor het op de markt brengen en het gebruik van biociden aan de gang gaan. In juli 2009 is onder Zweeds voorzitterschap het voorstel gepresenteerd in de Raadswerkgroep milieu en is vervolgens de inhoudelijke behandeling gestart. Het Zweeds voorzitterschap streeft naar een eerste behandeling in de Raad van oktober 2009.

Herziening Sustainable Development Strategy (SDS)

De Commissie zal rond zomer 2009 een rapport uitbrengen over de voortgang van de EU Sustainable Development Strategy. Het Zweedse voorzitterschap start in september 2009 met een Friends of the Presidency groep om te praten over een mogelijk vervolg van de EU Sustainable Development Strategy. Doel is in december 2009 hierover Raadsconclusies aan te nemen.

Overige onderwerpen

• De onderhandelingen over de Kwik-conventie zullen het komende jaar de nodige aandacht krijgen in de Raad.

• De Commissie zal met een mededeling komen over scheepsontmanteling.

• Er zal gesproken worden over een follow up van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling.

• De verwachting is dat de bodemrichtlijn onder Spaans voorzitterschap weer aan de orde zal komen.

10. RAAD ONDERWIJS, JEUGDZAKEN EN CULTUUR

Vergaderdata: 
23–24 september 2009Informele OJC-Raad
26–27 november 2009OJC-Raad
15–16 februari 2010OJC-Raad
12–14 april 2010Informele Raad Onderwijs en Cultuur
15–16 april 2010Informele Raad Sport
10–11 mei 2010OJC-Raad

Onderwijs

Stand van zaken

Strategisch Raamwerk Onderwijs en Training na 2010

Om het Lissabon-proces verder vorm te geven is op het gebied van onderwijs en opleiding een nieuw strategisch kader aangenomen voor de periode tot 2020. Dit strategisch kader is een vervolg op het bestaande Werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2010, dat in 2002 werd aangenomen. In de Raadsconclusies over Onderwijs en Training na 2010, aangenomen door de Raad in mei 2009, zijn vier strategische uitdagingen benoemd voor de periode tot en met 2020. Het betreft leven lang leren en mobiliteit, kwaliteit en efficiëntie, kansgelijkheid en burgerschap en innovatie en creativiteit, inclusief ondernemerschap. Deze strategische uitdagingen worden ondersteund door vijf benchmarks op de volgende terreinen: leven lang leren, hoger onderwijs, voortijdig schoolverlaten, basisvaardigheden en vroeg- en voorschoolse educatie.

Nederland gaat de komende periode bepalen in hoeverre de benchmarks invloed hebben op het uitzetten van nieuwe beleidslijnen.

Partnerschappen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven

In mei 2009 zijn Raadsconclusies aangenomen over partnerschappen tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Met deze Raadsconclusies wordt beoogd de samenwerking tussen instellingen op het gebied van onderwijs en training enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds te stimuleren. Achterliggende doelen hiervan zijn de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van alle individuen en (indirect) het stimuleren van de Europese economie.

Het belang van een goede samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven wordt door Nederland onderstreept. In Nederland zijn we al een eind op weg wat deze samenwerking betreft. Zo wordt de kwalificatiestructuur voor het mbo tripartiet vormgegeven door de kenniscentra beroepsonderwijs-bedrijfsleven.

Creativiteit en innovatie

Het jaar 2009 is uitgeroepen tot Jaar van Creativiteit en Innovatie. Het algemene doel van dit Europees jaar is het bevorderen van creativiteit als drijvende kracht voor innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, sociale en ondernemersvaardigheden.

Nederland heeft in het kader van dit Europees jaar samen met Vlaanderen een conferentie georganiseerd over het thema cultuureducatie. Nederland gaat bij het Europees jaar voor een low profile uitvoering, maar desalniettemin krijgt het Europees jaar in Nederland toch een redelijke invulling: zo worden de onderwerpen «creativiteit en innovatie» bij een breed publiek zichtbaar gemaakt door middel van een reizende fototentoonstelling. Daarnaast is er een lezingenreeks van de Europese Organisatie van Nationale Culturele Instituten, waarbij wordt ingegaan op het onderwerp «creatieve steden». Via het onderwerp van «Europese culturele hoofdsteden» wordt de discussie opgebracht wanneer een stad een creatieve en innovatieve stad is. In Nederland wordt de bekendheid van het Europees jaar ook gepromoot door aansluiting te vinden bij bestaande evenementen.

Het beleid om «blijvend leren» te bevorderen, blijft een nationale bevoegdheid. Nederland is tevreden met deze Raadsconclusies.

Beleid in voorbereiding

Mobiliteit

Het belang van het onderwerp mobiliteit groeit. In steeds grotere mate wordt erkend dat mobiliteit de persoonlijke ontwikkeling en arbeidsmogelijkheden versterkt. Ook in het licht van de kenniseconomie is mobiliteit een belangrijk aspect.

In oktober 2008 bevestigden de Raadconclusies over mobiliteit onder Frans voorzitterschap het belang van het onderwerp, waarbij werd opgemerkt dat leerperiodes in het buitenland geleidelijk de regel – en niet de uitzondering – moeten worden. Om dat te concretiseren, werd lidstaten verzocht om maatregelen te nemen om belemmeringen voor mobiliteit weg te nemen, zodat elke jongere (studenten, onderzoekers, vrijwilligers, kunstenaars, ondernemers en jongeren in het beroepsonderwijs) de kans krijgt om mobiel te zijn. In april 2009 is in het kader van het Bologna-proces in Leuven afgesproken dat in 2020 ten minste 20% van de Europese afgestudeerden mobiel moet zijn geweest. De toekomstige benchmark over mobiliteit in het Werkprogramma Onderwijs & Training na 2010 onderstreept het belang van mobiliteit.

Ook op nationaal niveau wordt de waarde van jongerenmobiliteit erkend. De internationaliseringagenda van het hoger onderwijs is bijvoorbeeld gericht op het vergroten van mobiliteit van Nederlandse studenten van 17% naar 25%. De internationale oriëntatie van onderwijsinstellingen moet worden gestimuleerd en het Nederlandse vestigingsklimaat voor buitenlandse studenten en onderzoekers moet worden vergroot. In het mbo gaan nog te weinig studenten naar het buitenland en komen er te weinig naar Nederland. Zodoende speelt de bevordering van mobiliteit ook een belangrijke rol bij de internationale oriëntatie van het mbo en een verhoging van de kwaliteit van het onderwijs. Gezien de groeiende wereldwijde competitie op het gebied van talent is het ook voor jonge onderzoekers en kunstenaars van essentieel belang mobiel te zijn.

In juli 2009 verscheen een Groenboek Promotie van grensoverschrijdende jongerenmobiliteit, waarbij het begrip «jongeren» een brede interpretatie krijgt. Deze bredere visie sluit aan bij de Raadsconclusies van oktober 2008. De kabinetsreactie op dit groenboek zal in oktober 2009 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. In december 2009 zal de Nederlandse reactie op het groenboek aan de Commissie worden aangeboden.

Uitwerken strategisch raamwerk Onderwijs en Training na 2010

EU-breed speelt voornamelijk de vraag hoe de Open Methode van Coördinatie (OMC) versterkt kan worden en effectiever ingezet kan worden. Onder het Zweeds voorzitterschap wordt het versterken van de OMC, de uitwerking van de kortetermijnprioriteiten en de aansluiting met de Lissabon-strategie na 2010 behandeld.

Jeugd

Stand van zaken

Het EG-verdrag biedt op diverse beleidsterreinen de mogelijkheid tot samenhangend jeugden gezinsbeleid. Voor het onderdeel jeugd gaat het vooral om vormen van beleidsintenties en samenwerking zoals mededelingen, aanbevelingen, richtsnoeren en het uitwisselen van best practices. Voor andere sectoren met raakvlakken jeugd en gezin kan dit ook juridisch bindende wetgeving inhouden, zoals richtlijnen en verordeningen. Jeugdonderwerpen komen in de Jeugdraad aan de orde; gezinszaken worden als onderdeel van de Raad WSBVC behandeld.

Kernpuntennota Europees Pact voor de Jeugd en Europese samenwerking in Jeugdzaken voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad

In maart 2005 werd het Europees Pact voor de Jeugd aangenomen als onderdeel van de herziene Lissabon-strategie, om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van deze strategie consequent rekening wordt gehouden met de specifieke problemen van jongeren. Sindsdien worden er jaarlijks door het voorzitterschap en de Commissie kernboodschappen geformuleerd om de aandacht te vestigen op het Jeugdpact. Benadrukt werd dat de integratie van jongeren belangrijk is, juist in de huidige financiële en economische crisis. Vooral jongeren zijn bij een economische crisis kwetsbaar. De lidstaten zouden meer aan de lange termijn moeten denken bij het bestrijden van de jeugdwerkloosheid. Ondanks dat de overheidsfinanciën onder druk staan, moet er blijvend in jongeren worden geïnvesteerd. Het is daarbij belangrijk dat jongeren betrokken worden bij de maatschappij en democratie. Geconcludeerd werd dat jongeren een veel belangrijker onderdeel moeten gaan uitmaken van de Lissabon-strategie na 2010. De Raad van februari 2009 nam hierover kernboodschappen aan.

Evaluatie Europese samenwerking in Jeugdzaken en toekomstperspectieven voor een vernieuwd kader

Onder Tsjechisch voorzitterschap werden Raadsconclusies over dit samenwerkingsverband aangenomen. Geconstateerd werd dat het jeugdbeleid in de afgelopen jaren meer aan geloofwaardigheid heeft gewonnen. Er is vooruitgang, maar toch dient een aantal zaken verbeterd te worden. Zo moet het kader voor samenwerking worden vereenvoudigd en transparanter worden gemaakt. Er is behoefte aan verbeterde instrumenten; dit betekent ook betere communicatie met jongeren die niet georganiseerd zijn. De Commissie presenteerde hiertoe in april 2009 een nieuwe EU-strategie.

Deze EU-strategie voor Jongeren – Investeringen en empowerment is gericht op meer kansen op het gebied van onderwijs en werkgelegenheid, betere toegang en participatie aan het maatschappelijke leven en het bevorderen van wederzijdse solidariteit tussen jongeren. De aanpak dient sectordoorsnijdend te zijn en doelen te hebben op zowel korte als lange termijn, zowel gericht op het investeren in jongeren als op de empowerment van jongeren. Er wordt een meer flexibele Open Methode van Coördinatie (OMC) voorgesteld met een vereenvoudigde rapportage en een sterkere relatie van de OMC met beleidsgebieden van het Europees Jeugdpact. Nederland is positief over de genoemde doelen en maatregelen. Meerwaarde van de Unie ligt in de uitwisseling van kennis, best practices en het stimuleren van het benutten van Europese instrumenten zoals het Programma Jeugd in Actie en het Werkprogramma Onderwijs en Training na 2010.

Cultuur en Media

Stand van zaken

Staatssteun publieke omroep

De Commissie onderzoekt de reguliere jaarlijkse staatssteun aan de Nederlandse publieke omroep. DG Concurrentie heeft geoordeeld dat daarbij sprake is van bestaande steun en heeft Nederland in dat kader zogenoemde dienstige maatregelen opgelegd. Nederland heeft aangegeven op welke wijze aan deze maatregelen tegemoet gekomen is, maar is nog in overleg met de Commissie over de in de Mediawet 2008 neergelegde systematiek voor de beoordeling van nieuwe media-activiteiten van de publieke omroep, in het bijzonder het onderdeel markttoets.

Een ander nog lopend onderzoek van de Commissie betreft de terugvordering van staatssteun naar aanleiding van de Commissiebeschikking van juni 2006 in de zogenoemde ad hoc steunzaak Nederlandse publieke omroep. Het beschikkingsbedrag, inclusief rente, is in januari 2007 door de publieke omroep aan de Nederlandse Staat (de Algemene Omroepreserve) terugbetaald. De Commissie heeft hierover nadere informatie gevraagd.

Tegen de beschikking van de Commissie van juni 2006, waarin zij oordeelde dat er in de periode 1995–2005 sprake is geweest van overcompensatie aan de publieke omroep van 76 miljoen euro (exclusief rente), is Nederland destijds in beroep gegaan bij het Gerecht van Eerste Aanleg van het Europese Hof van Justitie. Nederland is het in deze zaak niet eens met de Commissie dat het hier gaat om nieuwe steun en vindt dat er geen sprake is geweest van overcompensatie. De datum van mondelinge behandeling bij het Gerecht is nog niet bekend.

Mediageletterdheid

In januari 2008 verscheen de Mededeling Mediageletterdheid in de digitale omgeving. In mei 2008 heeft de Raad conclusies aangenomen over deze mededeling.

Onder mediageletterdheid wordt het vermogen van burgers verstaan om toegang te hebben tot de media, om de verschillende aspecten daarvan kritisch te kunnen evalueren en om in verschillende contexten communicatie tot stand te kunnen brengen. De Commissie wil het niveau van mediageletterdheid verhogen ten aanzien van commerciële communicatie, audiovisuele werken en online mediaboodschappen. Indien gewenst wil de Commissie een aanbeveling over dit onderwerp uitbrengen. De Commissie wil graag een nieuwe expertgroep instellen om thema’s in dit dossier verder uit te werken.

De Raad spreekt in haar conclusies steun uit voor de plannen van de Commissie, maar benadrukt het belang van subsidiariteit. Een meerderheid in de Raad voelt, evenals Nederland, weinig voor het idee om op korte termijn een aanbeveling over dit onderwerp op te stellen. Men wenst de aangekondigde studie van de Commissie en de verplichte rapportage op grond van de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten die voor 2011 voorzien is, af te wachten. Nederland zal daarbij aangeven dat het belangrijk is dat de lidstaten naar eigen inzicht gebruik kunnen maken van de uitkomsten daarvan. In plaats van de door de Commissie beoogde expertgroep bepleit de Raad dat uitwisseling van informatie en best practices via het Contact Comité loopt. De Commissie komt in de tweede helft van 2009 met een nieuwe aanbeveling over dit onderwerp.

Safer Internet Plus

Het Safer Internet Programma wil een veilig gebruik van internet en andere communicatietechnologieën bevorderen. Het bestaande programma liep eind 2008 af. In december 2008 is over de opvolger het Safer Internet Programma met het Europees Parlement een akkoord bereikt. Het nieuwe programma loopt van 2009 tot 2013 en beschikt over een budget van circa 55 miljoen euro. In mei 2009 is het werkprogramma voor 2009 aangenomen.

MEDIA Mundus Programma

Begin 2009 heeft de Commissie een voorstel voor het MEDIA Mundus Programma gelanceerd. Het programma behelst de samenwerking met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied. MEDIA Mundus loopt van 2011 tot 2013 en heeft een totaal budget van 15 miljoen euro. Het Media Mundus Programma loopt parallel met het MEDIA 2007 Programma en is het uitvloeisel van het MEDIA International Preparatory Action.

Het programma moet het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele industrie op de internationale markten vergroten en het wereldwijde verkeer van audiovisuele producten verbeteren. In informele onderhandelingen is een akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad bereikt, dat vervolgens door het Europees Parlement in mei 2009 tijdens de stemming in eerste lezing is bevestigd.

Europeana

Europeana (de European Digital Library), wordt een multilingual access point to Europe’s distributed digital cultural heritage. De Commissie heeft het project benoemd tot vlaggenschip van het Europese digitaliseringbeleid in het kader van I2010 strategie. Op dit moment wordt Europeana gefinancierd door de Commissie. Nederland leverde in 2008 ook een financiële bijdrage. De financiering tot 2011 is zeker gesteld. Europeana is ondergebracht in de Koninklijke Bibliotheek. Vanwege het belang van Europeana voor digitaliseringprojecten op het terrein van cultureel erfgoed en de Nederlandse kennispositie op dit terrein, zal Nederland zich inzetten voor behoud ervan in Den Haag. De Commissie komt in de tweede helft van 2009 met een nieuwe aanbeveling over dit onderwerp.

Europees Erfgoed Label

Het initiatief voor een Europees Erfgoed Label (EEL) heeft sinds de lancering door Frankrijk, Spanje en Hongarije in 2006 steun gekregen van de meeste lidstaten. Het Franse voorzitterschap zette het EEL op de agenda in de vorm van Raadsconclusies, die tijdens de Raad van november 2008 werden aangenomen.

Bij de toekenning van het EEL ligt de nadruk op de gemeenschappelijke geschiedenis van Europa en de Europese dimensie van cultureel erfgoed. Dit kunnen monumenten, natuurlijke of stedelijke gebieden, cultuurlandschappen en herdenkingsplaatsen zijn, alsmede culturele goederen en immaterieel erfgoed, voor zover dat met een plaats verbonden is, met inbegrip van het hedendaagse erfgoed. Hierin verschilt deze Europese lijst van de UNESCO-werelderfgoedlijst, die gericht is op de bijzondere«universele» waarde van het cultureel en natuurlijk erfgoed.

Monumenten die het EEL toegekend krijgen, verplichten zichzelf de Europese dimensie van de historische locatie en de rol ervan in de geschiedenis onder de aandacht te brengen. Verder dienen zij te zorgen voor goed beheer en toegankelijkheid voor een zo breed mogelijk publiek, met bijzondere aandacht voor jongeren. Deelname van de lidstaten aan het EEL-project is vrijwillig, gebaseerd op transparante criteria en flexibele beheersregelingen, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Voor de kennisoverdracht kan gebruik worden gemaakt van de al bestaande netwerken en andere erfgoedactiviteiten, zoals die van de Raad van Europa en UNESCO.

De Commissie komt begin 2010 met een voorstel, waarin de praktische aspecten van het project zijn uitgewerkt, zoals financiering en administratieve organisatie. Nederland staat positief tegenover het project, maar wil erop blijven toezien dat er geen extra financiële en administratieve lasten mee gemoeid zijn.

Architectuur: bijdrage van cultuur aan duurzame ontwikkeling

Het initiatief van het Franse EU-voorzitterschap om architectuur en duurzame ontwikkeling te agenderen, past in de nu tienjaarse traditie van het ook in internationaal verband actief bevorderen van architectonische kwaliteit door de Franse overheid. Nederland organiseerde als EU-voorzitter in 1997 voor het eerst een expertbijeenkomst over architectuurbeleid. De Raad beoogt met de aangenomen Raadsconclusies de in de afgelopen jaren in gang gezette lijnen te consolideren en een nieuwe impuls te geven aan de behartiging van het belang van architectonische en ruimtelijke kwaliteit in de ruimste zin in Europa. Daarnaast wordt onderstreept dat architectuur niet alleen een cultuurgoed, maar tevens een economisch en sociaal goed is.

De Raad verzoekt de lidstaten en de Commissie onder meer om innovatie en experimenten met betrekking tot duurzame ontwikkeling op het gebied van architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur te bevorderen en het publiek bewust te maken van de rol van architectuur en stedenbouw bij het creëren van een goed leefklimaat. Deze doelstellingen stroken met het Nederlandse architectuurbeleid, dat is gericht op het bevorderen van een goed architectuurklimaat en het werken aan een mooier een duurzamer Nederland.

Interculturele dialoog

De bevordering en bescherming van de culturele diversiteit is een grondgedachte van zowel het EG-verdrag, als van de UNESCO-conventie Culturele Diversiteit van 20 oktober 2005. In het bijzonder de UNESCO-conventie heeft een politieke prioritering in gang gezet. De agendering van de rol van cultuur in de externe betrekkingen van de Europese Unie is daar een gevolg van. Deze agendering kreeg overigens een belangrijke impuls door de conferentie Diversity makes the Difference – European Foreign Policy & Culture in Den Haag in maart 2007.

Ook de Commissie maakt zich sterk om cultuur een integraal deel te laten zijn van het buitenlandse beleid van de Unie. De Commissie nam dit ook op als doelstelling in haar Mededeling over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering van mei 2007. Het onderwerp kreeg vervolgens ruime aandacht tijdens de Portugese en Sloveense voorzitterschappen, in de vorm van conferenties.

De Raad heeft de lidstaten en de Commissie tijdens de Raad van november 2008 opgeroepen de interculturele dialoog te stimuleren en meer bekendheid te geven aan de UNESCO-conventie Culturele Diversiteit en deze te implementeren. De toen aangenomen Raadsconclusies stroken met het Nederlandse beleid de interculturele dialoog te bevorderen. Nederland zal de UNESCO-conventie naar verwachting binnenkort ratificeren.

Cultuur als katalysator voor creativiteit en innovatie

Nederland is één van de Europese landen met een samenhangende strategie voor de creatieve industrie. Ook in Europa staat dit onderwerp inmiddels op de agenda. Na de agendering van de creatieve industrie tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004, volgde een Mededeling Cultuurbeleid in mei 2007, waarin dit onderwerp als prioritair werd benoemd. Ook de Europese Raad onderkende in een tweetal conclusies het potentieel van de creatieve bedrijfstakken. In het bijzonder gaat het hierbij om de bijdrage van de creatieve sector aan de Lissabon-agenda.

In de tijdens de Raad van mei 2009 aanvaarde Raadsconclusies is gekozen voor een bredere benadering. De rol van cultuur is geagendeerd in het kader van het Europees jaar van de creativiteit en innovatie (2009). Belangrijke overweging is dat cultuur de creativiteit stimuleert en een factor kan zijn om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee de Unie momenteel wordt geconfronteerd, zoals demografische veranderingen, sociale samenhang, mondialisering en duurzame ontwikkeling.

In deze Raadsconclusies roept de Raad de Commissie en de lidstaten op de ontwikkeling van de culturele en creatieve bedrijfstakken te stimuleren, met name door hen gemakkelijker toegang tot financiering te verschaffen.

De conclusies stroken met het Nederlandse beleid om creatieve bedrijfstakken te stimuleren. Beter gebruik van het creatieve potentieel zal kunnen bijdragen aan de concurrentiekracht van de Nederlandse en Europese industrie. Nederland is als covoorzitter van de Werkgroep Creatieve industrie (samen met Portugal) één van de trekkers op dit gebied in Europa. In deze werkgroep delen en bestuderen lidstaten via de OMC ervaringen en goede praktijken.

Omroepmededeling

Begin 2008 hield de Commissie een consultatie over haar Mededeling Staatssteun Publieke Omroep uit 2001 (de zogenaamde Omroepmededeling). De Commissie wil deze mededeling herzien. Nederland heeft het initiatief genomen voor een gezamenlijk position paper van lidstaten. Meerdere lidstaten (22) spraken hun steun uit voor het Nederlandse initiatief.

De Commissie heeft een eerste concept van de mededeling uitgebracht in november 2008. In december 2008 is dit met de lidstaten besproken. Het merendeel van de lidstaten was kritisch over de mate van detail in de mededeling en het moeten uitvoeren van een brede markteffectentoets. De lidstaten benadrukten in dit verband het belang van subsidiariteit onder verwijzing naar het Protocol van Amsterdam. Het Europees Parlement heeft zich in twee hoorzittingen eveneens kritisch uitgelaten over de conceptmededeling.

Het tweede concept is op een aantal punten sterk verbeterd mede onder invloed van de kritiek van de lidstaten. Nederland heeft samen met andere lidstaten nog wel een aantal belangrijke punten voor verbetering aangedragen. De definitieve versie van de mededeling wordt rond zomer 2009 verwacht.

Beleid in voorbereiding

Werkplan Cultuur 2008–2010

In de Raad van november 2007 is overeenstemming bereikt over de oprichting van een aantal werkgroepen op het terrein van cultuur in het kader van de OMC. De Mededeling over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering van mei 2007 lag hieraan ten grondslag. Er zijn werkgroepen ingericht die aan de slag zijn gegaan met de volgende thema’s: mobiliteit van kunstenaars, toegang tot erfgoed (onder andere cultuureducatie, collectiemobiliteit), culturele statistieken, creatieve industrie en de UNESCO-conventie Culturele Diversiteit.

Op het terrein van cultuur is op voorstel van de Commissie de Open Methode van Coördinatie (OMC) ingevoerd ten behoeve van gestructureerde uitwisseling van kennis en ervaring. Inmiddels zijn de OMC-werkgroepen van start gegaan op de terreinen mobiliteit van kunstenaars en van collecties, creatieve industrie en cultuureducatie. Nederland neemt deel aan de werkgroepen en is met Portugal gedeeld voorzitter van de werkgroep creatieve industrie.

In de Raad zijn goede afspraken gemaakt over de transparantie en het vrijwillige karakter van de OMC-werkgroepen. In juli 2009 presenteerden deze werkgroepen een tussentijds rapport over de tot dan toe uitgevoerde werkzaamheden. De conclusies van de werkgroep over creatieve industrie zullen als input kunnen worden gebruikt voor een reactie op het Groenboek Creatieve Industrie dat in de tweede helft van 2009 zal verschijnen. Eind 2010 leveren de werkgroepen een eindrapport over de implementatie van het Werkplan Cultuur 2008–2010.

Content online

De samenleving digitaliseert in hoog tempo. Het Europees regelgevend kader moet daarop blijven aansluiten. In 2008 heeft de Commissie de Mededeling Creatieve online inhoud uitgebracht. De Commissie wil de verspreiding en toegankelijkheid van online verspreide creatieve inhoud verbeteren. Hiertoe moet gekeken worden naar het gebruik van nieuwe business modellen om het online aanbod te vergroten en moet de werking van digital rights management-systemen verbeterd worden. Ook moet illegaal aanbod teruggedrongen worden en is een innovatieve aanpak van grensoverschrijdend collectief auteursrechtenbeheer nodig om gebruik te maken van de voordelen van de interne markt. Nederland heeft – in relatie tot het laatste punt – onder meer via een position paper aandacht gevraagd voor het behoud van een cultureel divers aanbod. De Raad van mei 2009 heeft zich opnieuw over deze thematiek gebogen. De Commissie komt in de tweede helft van 2009 met een (nieuwe) mededeling over dit onderwerp.

Een aanverwant thema betreft de verschillen in regelgeving die lidstaten hanteren ten aanzien van de zogenaamde thuiskopie. Het ontbreken van enige harmonisatie op dit punt werkt zowel mededingingsverstorend als innovatiebelemmerend. Nederland zal aandacht blijven vragen voor deze problematiek.

Sport

De Europese Unie wil strategisch richting geven aan de rol van sport in Europa. Door een internationaal platform te bieden wil de Unie het debat over specifieke problemen bevorderen, de zichtbaarheid van sport in de Europese beleidsvorming vergroten en mensen bewuster maken van de behoeften en de specifieke kenmerken van de sector. Het Verdrag van Lissabon voorziet in een rechtsbasis voor sport. Op grond van dit artikel kunnen stimuleringsmaatregelen worden genomen; harmonisatie van wet- en regelgeving van de lidstaten op bepaalde sportterreinen is op basis van dit artikel echter niet mogelijk. Sportonderwerpen zullen volgens het Verdrag van Lissabon in een formele EU-Raad aan de orde komen.

Met het in juli 2007 gepresenteerde Witboek Sport geeft de Commissie sport een duidelijker plaats binnen de Europese Unie en doet zo meer recht aan de maatschappelijke waarde van sport. De Commissie legt daarbij relaties met andere EU-pijlers door het aansnijden van »sportbrede» thema’s. De voorstellen voor EU-sportbeleid en mogelijke samenwerkingsverbanden dienen als aanvulling op een toekomstig wettelijk kader voor sport.

Het belangrijkste agendapunt van de informele sportministersbijeenkomst van november 2008 ging over de behoefte aan meer juridische zekerheid voor organisatieregels van de sport. Deze bijeenkomst resulteerde in een Verklaring van EU sportministers die de opstap vormde voor de opname van een Sportverklaring in de conclusies van de Europese Raad van december 2008. Twee andere belangrijke thema’s waren de strijd tegen doping en de noodzaak van het ontwikkelen van nationaal beleid op het terrein van sport en gezondheid. Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, is van mening dat het World Anti Doping Agency meer oog moet hebben voor de bijdrage die Europa levert aan de strijd tegen doping en de Europese wet- en regelgeving op het terrein van privacy dient te respecteren.

Op instigatie van Nederland nam de Europese Raad in december 2008 een Sportverklaring aan, waarin het maatschappelijk belang van sport in de hele Europese Unie erkend wordt. De waarde van sport voor de Europese samenleving moet voorop staan bij de beoordeling van sport, niet de waarde van sport voor de Europese markt. De Raad is verheugd met het plan van de Commissie voor een Europees Sportforum. De Raad roept op dit platform ook te gebruiken om een constructieve dialoog met het Internationaal Olympisch Comité en de vertegenwoordigers van de sportwereld te intensiveren.

Dit signaal van de Europese Raad is geheel in lijn met het Nederlandse kabinetsstandpunt op het eerdergenoemde Witboek sport. Hoe hier daadwerkelijk invulling aan wordt gegeven bij de inhoudelijke uitwerking van verschillende dossiers moet zich nog uitwijzen in de praktijk. Het is wel gebleken dat de sportsector meer wordt betrokken bij de beleidsvorming op Europees niveau, onder andere door vertegenwoordigers van koepelorganisaties uit te nodigen voor informele EU-werkgroepen en informele EU-sportdirecteuren- en – ministersbijeenkomsten.

Fiches opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) in de periode 2008–2009

 Titel ficheDeptNr Comdoc (def)Kamerstuk
1.Mededeling inzake Europese samenwerking op schoolgebiedOCW(08) 42522112/666
2.Besluit Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS)JUS(08) 33222112/666
3.Mededeling Herziening werking regionale AdviesradenLNV(08) 36422112/666
4.Mededeling Small Business ActEZ(08) 39422112/666
5.Verordening Europees EcolabelVROM(08) 401/322112/688
6.Richtlijn inzake Eco designVROM(08) 39922112/690
7.Mededeling inzake overheidsopdrachten voor een beter milieu ( duurzaam inkopen)VROM908) 40022112/691
8.Mededeling inzake Strategisch Partnerschap EU-MexicoBZ(08) 44722112/672
9.Mededeling inzake Actieplan Duurzame Consumptie en Productie en Duurzaam industriebeleidVROM(08) 397/322112/692
10.EMAS verordeningVROM(08) 402/222112/693
11.Mededeling inzake E-JusticeJUS(08) 32922112/673
12.Mededeling inzake gezamenlijk programmeren onderzoekEZ(08) 46822112/670
13.Mededeling inzake Industriële eigendomsrechtenstrategieEZ908) 465/322112/671
14.Mededeling inzake de vernieuwde sociale agendaSZW(08) 41222112/681
15.Mededeling inzake open methode van beleidscoordinatie op sociaal gebiedSZW(08) 41822112/682
16.Richtlijn inzake grensoverschrijdende gezondheidszorgVWS(08) 414 en 41522112/684
17.Richtlijn inzake de Europese ondernemingsraadSZW(08) 41922112/683
18.Verordening inzake juridisch kader voor EU-OnderzoeksinfrastructurenOCW(08) 46722112/686
19.Verordening inzake Single European Sky IIVenW(08) 38822112/677
20.Verordening inzake luchtvaartveiligheid en EASAVenW(08) 39022112/–-
21.Richtlijn inzake verlaagde BTW tarievenFIN(08) 42822112/685
22.Mededeling inzake geluidsreducerende maatregelen spoorwegmaterieelVenW(08) 43222112/679
23.Mededeling inzake de Strategie internalisering externe kosten van vervoerVenW(08) 43522112/680
24.Richtlijn EurovignetVenW(08) 43622112/689
25.Verordening voedselprijzenBZ(08) 450/522112/687
26.Verordening inzake de Europese BVJUS(08) 39622112/674
27.Beschikking inzake Europees Justitieel netwerkJUS(08) 38022112/675
28.Mededeling inzake AsielbeleidJUS(08) 36022112/676
29.Richtlijn Gelijke BehandelingBZK/SZW(08) 42 en 42622112/694
30.Richtlijn Accijns op tabaksfabrikatenFIN(08) 45922112/695
31.Verordening inzake de ozonlaag afbrekende stoffenVROM(08) 50522112/697
32.Mededeling van het verslag van het Haags programmaJUS(08) 37322112/695
33.Richtlijn inzake Maritieme arbeidSZW(08) 42222112/700
34.Mededeling digitaliseringEuropees cultureel erfgoedOCW(08)51322112/701
35.Mededeling inzake Europees immigratiebeleidJUS(08) 35922112/702
37.Mededeling inzake bevordering mobiliteit van jonge vrijwilligers in EuropaVWS(08) –-22112/703
38.Beschikking inzake verdrag arbeid in de visserij van de IAOSZW/VenW(08) 32022112/704
39.Verordening inzake schoolfruitLNV(08) 44222112/706
40.Richtlijn inzake de beschermingstermijn van het auteursrechtJUS(08)–-22112/705
41.Verordening betreffende handel in zeehondenproductenLNV(08) 46922112/708
42.Mededeling Aanpassing visserijvloten aan gevolgen hoge brandstofprijzenLNV(08) 45322112/698
43.Mededeling mandaat evaluatie Europese OnderzoeksraadOCW/EZ(08) 52622112/710
44.Mededeling inzake strategie voor marien en maritiem onderzoekOCW(08) 53422112/714
45.Richtlijn inzake wijziging van de icbe richtlijnFIN(08) 45822112/712
46.Richtlijn betreffende machines voor de toepassing van pesticideLNV(08) 53522112/713
47.Verordening inzake vangstmogelijkheden voor visbestanden in de OostzeeLNV(08) 53922112/711
48.Besluit inzake interoperabiliteit oplossingen voor Europese overheidsorganisaties, ISABZK/EZ(08) 58322112/725
49.Besluit inzake sluiting door EG van VN verdrag en facultatief protocol inzake rechten van personen met een handicapBZ/VWS(08) 530 1+222112/727
50.Mededeling inzake internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologieEZ/OCW(08) 58822112/718
51.Richtlijn inzake verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingenJUS/EZ(08) 57622112/720
52.Mededeling inzake Actieplan EU-strategie voor diergezondheidLNV(08) 54522112/719
53.Mededeling inzake toekomstige netwerken en het internetEZ(08) 59422112/726
54.Verordening inzake grensoverschrijdende betalingen in de GemeenschapFIN(08) 64022112/732
55.Mededeling inzake gemeenschappelijke luchtvaartruimte met TunesiëVenW(08) 60322112/730
56.Mededeling inzake een netwerk op wetgevingsgebied van de ministers van JustitieJUS(08) 147–18622112/731
57.Mededeling inzake ultraperifere regio’sBZK(08) 64222112/735
58.Amendementen richtlijnFIN(08) 19122112/736
59.Mededeling inzake versterking van de totaalaanpak van migratieBZ/JUS(08) 61122112/739
60.Mededeling «Naar clusters van wereldklasse»EZ(08) 65222112/738
61.Mededeling inzake ontbossingLNV(08) 64522112/734
62.Verordening inzake de bescherming van dieren bij dodenLNV(08) 55322112/737
63.Richtlijn inzake uitsluiting van zelfstandige beroepsschauffeurs van de arbeidstijdenrichtlijnVenW(08) 19522112/741
64.Richtlijn toezicht op electronisch geldFIN(08) 62722112/740
65.Richtlijn consumentenrechtenEZ/JUS(08) 61422112/742
66.Richtlijn gelijke behandeling zelfstandig werkzame mannen en vrouwenSZW(08) 63622112/745
67.Richtlijn uitbreiding zwangerschapsverlofSZW(08) 63722112/749
68.Mededeling actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgeslotenSZW(08) 63922112/748
69.Voorstel voor statuut assistenten van leden van het Europees parlementBZ/BZK(08) 78622112/747
70.Verordening inzake marktdeelnemers hout en houtproductenLNV(08) 64422112/746
71.Mededeling inzake grondstoffenEZ(08) 69922112/752
72.Beschikking inzake een netwerk voor waarschuwing en informatie kritieke infrastuctuur, CIWINBZK(08) 67622112/759
73.Mededeling inzake Europees optreden op het gebied van zeldzame ziektenVWS(08) 72622112/761
74.Richtlijn inzake labelling bandenVROM/VenW/EZ(08) 77922112/758
75.Mededeling inzake Oostelijk partnerschapBZ(08) 82322112/763
76.Verordening inzake gemeenschappelijk visserijbeleidLNV(08) 71822112/762
77.Mededeling inzake Strategic Energy reviewEZ(08) 78122112/754
78.Richtlijn inzake EnergielabellingEZ(08) 77822112/755
79.Mededeling Wind op zeeEZ(08) 76822112/756
80.Richtlijn inzake olievoorradenEZ(08) 77522112/757
81.Mededeling inzake wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheidEZ(08) 74822112/760
82.Mededeling inzake EU-strategie slopen van schepenVROM/VenW(08) 76722112/768
83.Mededeling inzake «De Europese Unie en het Noordpoolgebied»BZ(08) 76322112/767
84.Richtlijn inzake GSM-technologieEZ(08) 76222112/–-
85.Mededeling inzake telegeneeskundeVWS(08) 68922112/751
86.Verordening inzake Roaming openbare mobiele telefoonnetwerkenEZ(08) 597 en 58022112/–-
87.Mededeling meertaligheidOCW(08) 72222112/–-
88.Verordening voedselverstrekking minder bedeeldenLNV(08) 72322112/–-
89.Mededeling Drugs Action Plan 2009–2012JUS(08) 72122112/–-
90.Richtlijn industriële emissiesVROM(08) 69922112/–-
91.Verordening inzake voedselverstrekking aan minder bedeelden in de EULNV(08) 56322112/–-
92.Beschikking inzake genetisch gemodificeerde anjersVROM(08) 75422112/772
93.Richtlijn inzake belastingfraudeFIN(08) 80722112/773
94.Richtlijn inzake nucleaire veiligheidVROM(08) 79022112/774
95.Mededeling inzake elektronische handtekeningen en elektronische identificatieEZ/BZK(08) 79822112/775
96.Energieprestaties gebouwenVROM(08) 78022112/776
97.Richtlijn orgaandonatieVWS(08) 818 en 81922112/778
98.Richtlijn verhindering vervalsing van geneesmiddelenVWS(08) 66822112/779
99.Verordening inzake geneesmiddelenbewakingVWS(08) 66522112/780
100.Verordening inzake patiënteninformatieVWS(08) 66222112/781
101.Richtlijn inzake benzinedampterugwinningVROM(08) 81222112/782
102.Mededeling inzake EU-strategie invasieve soortenLNV(08) 78922112/783
103.Mededeling inzake voedselprijzen in EuropaLNV(08) 82122112/783
104.Mededeling inzake coördinatie van landbouwonderzoekLNV(08) 86222112/785
105.Richtlijn inzake belastingheffing spaartegoedenFIN(08) 72722112/786
106.Verordening inzake ratingbureausFIN(08) 70422112/787
107.Mededeling inzake onderwijs en opleiding na 2010OCW(08) 86522112/788
108.Mededeling inzake nieuwe vaardigheden voor nieuwe banenSZW(08) 86822112/789
109.Mededeling inzake opbrengsten georganiseerde criminaliteitJUS(08) 76622112/790
110.Mededeling inzake een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisicoFIN(08) 86622112/803
111.Verordening inzake globaliseringsfondsSZW(08) 86722112/804
112.Mededeling inzake aardgasvooorzieningEZ(08) 76922112/805
113.Beschikking inzake deelname metrologisch onderzoekEZ(08) 81422112/806
114.Mededeling inzake patiëntveiligheidVWS(08) 83722112/807
115.Verordening inzake Europees spoorwegnetVenW(08) 85222112/808
116.Beschikking inzake MEDIA mundusOCW(08) 89222112/809
117.Verordening inzake procedure bilaterale overeenkomsten met derde landen die verband houden met justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszakenJUS(08) 893 en 89422112/810
118.Verordening inzake controle op uitvoer van producten en technologie voor tweeëerlei gebruikEZ(08) 85422112/811
119.Verordening inzake passagiersrechten zee- en binnenvaartVenW(08) 81622112/812
120.Mededeling inzake klimaat-KopenhagenVROM(08) 3922112/813
121.Richtlijn inzake opvang asielzoekersJUS(08) 81522112/794
122.Dublin verordeningJUS(08) 82022112/795
123.Verordening inzake EurodacJUS(08) 82522112/796
124.Intrekking richtlijnen metrologieEZ(08) 80122112/797
125.Mededeling maritieme ruimtelijke ordeningVenW(08) 79122112/798
126.Richtlijn gevaarlijke stoffen in elektrische apparatuur (RoHS)VROM(08) 80922112/799
127.Richtlijn afgedankte elektronische apparatuur (WEEE)VROM(08) 81022112/800
128.Verordening Marco Polo II programmaVenW(08) 84722112/801
129.Actieplan en Richtlijn Intelligente vervoerssystemenVenW(08) 886 en 88722112/802
130.Mededeling inzake strategische doelstellingen en aanbevelingen voor het zeevervoersbeleid van EU tot 2018VenW(09) 822112/820
131.Mededeling en actieplan over instelling van een Europese maritieme ruimte zonder grenzenVenW(09) 1022112/821
132.Mededeling inzake haaienactieplanLNV(09) 4022112/824
133.Mededeling inzake betere regelgevingFIN/EZ(09) 15. 16. 17 5522112/825
134.Besluit inzake gemeenschapsprogramma ondersteuning activiteiten inzake financiële dienstenFIN(09) 1422112/822
135.Mededeling inzake Jaarlijkse beleidsstrategie 2010BZ(09) 7322112/827
136.Mededeling elektronisch factureren voor BTWFIN(09) 2122112/828
137.Richtlijn wederzijdse bijstand bij invorderingFIN(09) 2822112/829
138.Richtlijn administratieve samenwerking op belastinggebiedFIN(09) 2922112/830
139.Richtlijn inzake meldingsformaliteiten voor schepen in Europese havensVenW(09) 1122112/832
140.Verordening inzake oprichting Europees ondersteuningsbureau voor asielzakenJUS(09) 6622112/838
141.Beschikking inzake jurisdictiegeschillen in strafzakenJUSRaadsdoc. 5208/0922112/840
142.Beschikking inzake Europees vluchtelingenfondsJUS(09) 6722112/839
143.Mededeling aanpak crisis automobielindustrieEZ(09) 10422112/841
144.Mededeling inzake gemeenschappelijk preventiestrategie rampenBZK(09) 8222112/842
145.Richtlijn inzake vrijstelling verplichting jaarrekening micro-entiteitenJUS(09) 8322112/844
146.Mededeling inzake EU- strategie ter beperking van het risico op rampen in ontwikkelingslandenBZ(09) 8422112/845
147.Verordening inzake passagiersrechten busVenW(09) 81722112/818
148.Richtlijn inzake bescherming van dierenVWS(09) 54322112/–-
149.Mededeling inzake bevordering van goed bestuur in belastingzakenFIN(09) 20122112/–-
150.Verordening inzake SchengenuitvoeringsovereenkomstJUS(09) 9122112/846
151.Verordening inzake controle SchengenaquisJUS(09) 10522112/847
152.Mededeling inzake ICT-infrastructurenOCW/EZ(09) 10822112/848
153.Mededeling inzake een vereenvoudigd Gemeenschappelijk Landbouw BeleidLNV(09) 12822112/854
154.Verordening inzake beheersstructuren van Europese programma’s voor radionavigatie per satellietVenW(09) 13922112/856
155.Mededeling inzake nucleaire non-proliferatieBZ(09) 14322112/857
156.Mededeling inzake kritieke informatie-structuren (CIIP)EZ(09) 14922112/858
157.Kaderbesluit inzake voorkoming en bestrijding mensenhandelJUS(09) 13622112/859
158.Kaderbesluit inzake bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderenJUS(09) 13522112/860
159.Mededeling inzake steun voor landbouwers in gebieden met natuurlijke handicapsLNV(09) 16122112/862
160.Mededeling nieuw partnerschap modernisering universiteitenOCW(09) 15822112/861
161.Mededeling inzake bouwen aan een duurzame toekomst voor aquacultuurLNV(09) 16222112/869
162.Mededeling inzake EU strategie voor jongerenVWS Jeugd en Gezin(09) 20022112/879
163.Mededeling inzake rol van fair trade en niet-gouvernementele handelsgerelateerde programma’s om duurzaamheid te waarborgenBZ(09) 21522112/880
164.Mededeling inzake hergebruik van overheidsinformatieBZK(09) 21222112/–-
165.Richtlijn inzake heffingen beveiliging luchtvaartVenW(09) 21722112/–-
166.Richtlijn inzake bestrijding betalingsachterstand bij handelstransactiesJUS(09) 12622112/–-
167.Mededeling inzake raadpleging vangstmogelijkheden voor 2010LNV(09) 22422112/–-
168.Verordening inzake vaststelling financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden, andere landen en gebiedsdelen met hoog inkomenBZ(09) 19722112/866
169.Mededeling Midterm Review Financiële instrumenten voor externe actieBZ(09) 19622112/867
170.Verordening vaststelling meerjarenplan voor Westelijk horsmakreelbestandLNV(09) 18922112/868
171.Mededeling inzake pakketproducten voor retailbeleggingenFIN(09) 20422112/873
172.Richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsenFIN(09) 20722112/874
173.Mededeling inzake beloning bestuurders beursgenoteerde ondernemingen en aanbeveling over beloningsbeleid in fin.- dienstensectorFIN(09) 21122112/875
174.Verordening vaststelling beperkende maatregelen tegen personen/entiteiten die banden hebben met Osama Bin LadenBZ(09) 18722112/876
175.Mededeling over verleggen ICT grenzen, evaluatie zesde kaderprogramma en voorgangsrapportage zevende kaderprogrammaOCW(09) 184, 209, 21022112/877
176.Verordening inzake Europees programma aardobservatieEZ(09) 22322112/–-

Stand Implementatie Europese Regelgeving

Voor het bewaken van de implementatietermijnen van Europese richtlijnen en kaderbesluiten houdt het Ministerie van Buitenlandse Zaken een implementatie-overzicht bij. Elk kwartaal bespreekt de Interdepartementale Commissie Europees Recht, subcommissie Implementatie (ICER-I), aan de hand van dit implementatie-overzicht de bestaande achterstanden in de omzetting van richtlijnen en kaderbesluiten. Op basis van dit overzicht wordt gerapporteerd aan de Minsterraad. Buitenlandse Zaken zendt het kwartaaloverzicht implementatie EG-richtlijnen/EU-kaderbesluiten vervolgens naar de Tweede en Eerste Kamer.

Schematisch overzicht van de stand van de implementatie:

Tot en metTotale achterstandUitgevoerd in betrokken kwartaalUitgevoerd t/m betrokken kwartaal
30-06-09112230
31-03-091188
31-12-0811736
30-09-08121429

Het Directoraat-Generaal voor de Interne Markt van de Europese Commissie publiceert tweemaal per jaar het zogenaamde Interne Markt scorebord. Hierin wordt de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de interne markt-richtlijnen van alle lidstaten weergegeven.

Uit het scorebord van mei 2009 is gebleken dat Nederland op de 9de plaats in de EU-rangorde staat: 0,6% van de Europese interne marktregelgeving is door Nederland nog niet of slechts gedeeltelijk geïmplementeerd. Thans mag het deficit maximaal 1,0% bedragen.

Volgens de meest recente cijfers van de Europese Commissie (d.d. 6 juli 2009) staat Nederland bij de implementatie van alle richtlijnen (waarbij dus niet alleen gekeken wordt naar richtlijnen met betrekking tot de interne markt) met een 11de plaats in de middenmoot.

TABELLEN

Tabel 1. De financiële perspectieven 2007–2013 (in miljoenen euro, in lopende prijzen), medio april 2009, na aanpassing aan het herstelpakket.% BNI is aangepast op basis van ramingen van medio april 2009.
vastleggingskredieten12007200820092010201120122013totaal 07–13
1 Duurzame groei53 97957 65361 70061 78263 63866 62869 621435 001
1a Concurrentiekracht8 91810 38613 27212 38812 98714 20315 43385 587
1b Structuur/cohesiefondsen45 06147 26748 42849 39450 65152 42554 188347 414
2 Landbouw en Natuurbeheer55 14359 19357 63960 11360 33860 81061 289414 525
waarvan: directe steun en marktmaatregelen45 75946 21746 67947 14647 61748 09348 574330 085
3 Burgerschap, vrijheid, veiligheid & recht1 2731 3621 5231 6931 8892 1052 37612 221
3a Vrijheid, veiligheid en recht6377478721 0251 2061 4061 6617 554
3b Burgerschap6366156516686836997154 667
4 Extern beleid6 5787 0027 4407 8938 4308 9979 59555 935
5 Administratieve uitgaven7 0397 3807 6998 0088 3348 6709 09556 225
6 Compensatie Bulgarije en Roemenië4452072100000862
Totaal vastleggingskredieten124 457132 797136 211139 489142 629147 210151 976974 769
Vastleggingskredieten als % EU-BNI1,02%1,08%1,15%1,15%1,13%1,12%1,11%1,11%
         
Totaal betalingskredieten122 190129 681121 934134 155133 882140 769142 683925 294
betalingskredieten als % EU-BNI1,00%1,05%1,03%1,10%1,06%1,07%1,04%1,05%

1 Vastleggingskredieten geven de bovengrens aan voor de uitgaven waartoe de EU zich in de loop der jaren kan verplichten. Betalingskredieten maken het mogelijk verplichtingen uit het lopende en eerdere begrotingsjaren na te komen.

Tabel 2: Voorontwerp en ontwerp EU-begroting 2010 (vastleggingen in miljoenen euro) Bronnen: Commissievoorstel mei 2009, Raadsbesluit 10 juli 2009
Bedragen in miljoenen euroBegroting2009Commissievoorstel: voorontwerp 2010Raadscompromis: OntwerpbegrotingFinanciële perspectievenMarge in Raads- compromis 2010
1a Concurrentiekracht13 275 (inclusief 2000 voor energie)12 269 (exclusief 1980 voor energie)12 16912 388218
1b Structuur/cohesiefondsen48 42749 38249 38249 39412
2 Landbouw en Natuurbeheer56 721 (inclusief 600 voor breedband/GLB uitdagingen)59 004 (exclusief 420 voor breedband/GLBuitdagingen)58 64060 1131 472
3a Vrijheid, veiligheid en recht8649809741 02551
3b Burgerschap65164963466834
4 Extern beleid7 859 inclusief voedselfonds7 6727 5837 893310
5 Administratieve uitgaven7 6957 8527 8128 008276
6 Compensatie Bulgarije en Roemenië209000 
Totaal vastleggingen135 714137 808137 195139 4892 373
Betalingskredieten116 172122 322120 521134 155 

Toelichting:

– In de cijfers voor 2009 is de financiering van de eerste helft van het herstelpakket (energie, breedband, GLB-uitdagingen) opgenomen. De Commissie heeft de tweede helft van dit pakket echter nog niet in de EU-begroting voor 2010 verwerkt.

– De bedragen in deze tabel zijn exclusief het globaliseringsfonds (€ 500 miljoen per jaar, categorie 1a) en exclusief de noodhulpreserve (€ 248 miljoen in 2010, categorie 4). De Commissie telt deze reserves wel mee in haar eigen cijfers.

– In de marge van categorie 5 is een bedrag van € 80 miljoen meegeteld van personeelsbijdragen aan de pensioenregeling.

Tabel 3. Nederlandse ontvangsten uit de EU beleidsuitgaven in 2007, 2006 en 2005, in lopende prijzen, en het Nederlandse aandeel in de EU-middelen voor het betreffende beleidsterrein Bron: EU budget 2007 Financial Report (Europese Commissie)
 2007 2006 2005 
 Miljoenen euro% EUMiljoenen euro% EUMiljoenen euro% EU
1. Landbouwbeleid, waarvan:1 211,32,2%1 220,12,4%1 268,32,6%
– Exportsteun197,813,7%308,112,9%429,514,1%
– Inkomenssteun800,82,2%658,81,6%554,11,6%
– Plattelandsbeleid62,90,6%68,20,9%63,41,0%
       
2. Structuurbeleid, waarvan:251,40,7%463,91,6%411,61,3%
– Doelstelling 1 (convergentie)11,70%31,20,2%28,40,1%
– Doelstelling 2 en 32252,9%3695,2%332,54,5%
– Overig (exclusief cohesiefonds)14,61,1%63,63,3%50,42,0%
       
3. Intern Beleid (concurrentie, JBZ en burgerschap), waarvan:375,94,8%429,44,8%348,15,3%
– Onderzoek en Ontwikkeling216,85,3%294,95,8%228,76,1%
– Trans-Europese Netwerken29,27,8%35,24,7%42,96,6%
– Onderwijs40,24,2%29,43,3%24,93,0%
TOTAAL1916,41,7%2 190,42,1%2 027,92,2%
Tabel 4. Nettoposities EU-27, 2007 (gerangschikt op % BNI) Bronnen: EU budget 2007 Financial Report (Europese Commissie) en Eurostat economic data pocketbook
Boekhoudkundige DefinitieDefinitie Commissie
  mln €%BNIper hoofd   mln €%BNIper hoofd
1.Nederland– 4 386– 0,77%– 268 1.Nederland– 2  866– 0,50%– 175
2.Zweden– 1 256– 0,39%– 137 2.Luxemburg– 115– 0,40%–  239
3.Duitsland– 9 226– 0,38%– 112 3.Duitsland– 7 420– 0, 30%– 90
4.Denemarken– 770– 0,33%– 141 4.Zweden– 996– 0,29%– 109
5.VK– 6 016– 0,30%– 99 5.Denemarken– 605– 0,26%– 111
6.Cyprus– 44– 0,29%– 55 6.België– 869– 0,26%– 82
7.Oostenrijk– 620– 0,23%– 75 7.VK– 4 168– 0,21%– 69
8.Italië– 2 709– 0,18%– 46 8.Oostenrijk– 564– 0,21%– 68
9.Frankrijk– 3 092– 0,16%– 49 9.Frankrijk– 3 001– 0,1 6%– 48
10.Finland– 206– 0,11%– 39 10.Italië– 2 017– 0,13%– 34
11.Slovenië310,09%15 11.Finland– 172– 0,10%– 33
12.Spanje2 9570,29%66 12.Cyprus– 11– 0,07%– 13
13.Ierland5800,37%134 13.Slovenië890,27%44
14.België1 3070,39%123 14.Spanje3 6500,36%81
15.Roemenië5130,44%24 15.Ierland6720,42%155
16.Tsjechië5540,46%54 16.Roemenië5960,51%28
17.Malta320,62%79 17.Malta280,54%69
18.Bulgarije3011,05%39 18.Tsjechië6560,55%64
19.Slowakije5631,06%104 19.Bulgarije3351,17%44
20.Estland2001,37%149 20.Slowakije6181,17%115
21.Portugal2 4441,56%230 21.Estland2261,54%169
22.Hongarije1 5571,67%155 22.Portugal2 4741,58%233
23.Polen4 9781,69%130 23.Hongarije1 6061,72%160
24.Griekenland5 4092,42%483 24.Polen5 1361,75%135
25.Letland4762,48%209 25.Griekenland5 4362,43%485
26.Litouwen7732,87%229 26.Letland4892,55%215
27.Luxemburg9853,40%2 052 27.Litouwen7932,95%235

Toelichting:

In de boekhoudkundige definitie worden alle ontvangsten en alle uitgaven meegeteld voor het berekenen van de nettopositie.

In de Commissiedefinitie tellen de administratieve ontvangsten en de traditionele eigen middelen (landbouwheffingen en invoerrechten) niet mee.

Tabel 5. Vergelijking Nederlandse nettobetalingen (in % BNI) tussen 2006 en de periode 2007–2013
NettopositieNederland20062007–2013 
 realisatieraming, gemiddeld over de periode  
  huidig systeem van Eigen Middelennieuw systeem van Eigen Middelen
boekhoudkundige definitie, % BNI– 0,72%– 0,75%– 0,57%
Commissiedefinitie, % BNI– 0,47%– 0,51%– 0,31%
Tabel 6. Nederlandse afdrachten aan EU, o.b.v ACOR cijfers mei 2009 en inwerkingtreding Eigen Middelenbesluit in 2009 bedragen in miljoenen euro
Nederlandse afdrachten aan de EU200820092010201120122013
BNP-afdracht3 6911 5284 2534 1864 4304 465
BTW-afdracht993376353351360377
Landbouwheffingen361343303303303303
Invoerrechten2 35019772 0942 1362 1782 222
Totaal EU-afdrachten (bruto)7 3944 2247 0036 9767 2727 367
Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen908676767676
Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten581494523534545555
Totaal perceptiekostenvergoedingen671580599610620631
Totaal EU-afdrachten na vergoedingen6 7243 6446 4046 3666 6516 736

LIJST VAN AFKORTINGEN

ACS-landenLanden in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan
ASEANAssociation of South-East Asian Nations
BBPBruto Binnenlands Product
BNIBruto Nationaal Inkomen
BTWBelasting op Toegevoegde Waarde
EBRDEuropean Bank for Reconstruction and Development
EcofinRaad Economische en Financiële Zaken
EGEuropese Gemeenschap
EGFEuropees Globaliserings Fonds
EIBEuropese Investeringsbank
EJNEuropees Justitieel Netwerk
EMUEconomische Monetaire Unie
ENISAEuropean Network and Information Security Agency
EPEuropees Parlement
EPAEconomic Partnership Agreement
EREuropese Raad
ERICEuropean Research Infrastructure Consortium
ESAEuropean Supervisory Authorities
ESFEuropees Sociaal Fonds
ESFRIEuropean Strategy Forum on Research Infrastructures
ESFSEuropean System of Financial Supervisors
ESRBEuropean Systemic Risk Board
ETSEmission Trading Scheme
EUEuropese Unie
EUPOLEuropean Union Police Mission
EurodacEuropean Dactyloscopie, Europese vingerafdruk-database
EurojustEuropese Eenheid voor Justitiële Samenwerking
EuropolEuropese Politiedienst
EUSECEU security sector reform mission in the Democratic Republic of Congo
EUSVEU Speciale Vertegenwoordiger
EVDBEuropees Veiligheids- en Defensiebeleid
EVFEuropees Visserijfonds
GGOGenetisch Gemodificeerde Organismen
GLBGemeenschappelijk Landbouwbeleid
GSAGalileo Supervisory Authority
ICCInternational Criminal Court (Internationaal Strafhof)
ICTYJoegoslavië Tribunaal
IMFInternationaal Monetair Fonds
IMOInternationale Maritieme Organisatie
IWCInternationale Walvisvaart Commissie
JBZJustitie en Binnenlandse Zaken
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MLCMaritiem arbeidsverdrag
MOVPMidden-Oosten Vredesproces
NAVONoord-Atlantische Verdragsorganisatie
NGONiet-gouvernementele organisatie
NSRNationaal Strategisch Rapport over Sociale Bescherming en Sociale Insluiting
NWONederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OJCOnderwijs, Jeugdzaken en Cultuur
OMCOpen Methode van Coördinatie
OVSEOrganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
PNRPassenger Name Records
PSOPartnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst
RAZEBRaad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
R&DResearch & Development
SADCSouthern African Development Community
SAOStabilisatie- en Associatie Overeenkomst
SDABSociale Diensten van Algemeen Belang
SEISShared Environmental Information System
SERSociaal-economische Raad
SESARSingle European Sky ATM Research (waarbij: ATM = Air Traffic Management)
SISSchengen Informatiesysteem
SPCSocial Protection Committee
TENsTrans-Europese Netwerken
TRIPSTrade-Related Aspects of Intellectual Property Rights
UNCTADUnited Nations Conference on Trade and Development
UNESCOUnited Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation
UNFCCUnited Nations Framework Convention on Climate Change
VNVerenigde Naties
VTERaad Vervoer Telecom en Energie
VWPVisa Waiver Program
WSBVCRaad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
WHOWorld Health Organisation
WTOWorld Trade Organisation
Naar boven