nr. 120
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2010
Op 19 januari 2010 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010,
nr. 43) heeft uw Kamer een motie aangenomen over borstkanker.
U vraagt mij te «onderzoeken of de screeningsleeftijd voor borstkanker
moet worden verlaagd om de sterfte aan borstkanker verder te doen afnemen».
Daarnaast verzoekt u mij «met voorstellen te komen om doorverwijzing
en snelheid van handelen bij jonge vrouwen met borstkanker mogelijk te maken».
Borstkanker is een groot gezondheidsprobleem. Eén op de acht vrouwen
krijgt ooit in haar leven te maken met borstkanker en iedereen kent wel iemand
in zijn of haar omgeving die is getroffen door deze ziekte. Nederland kent
al twintig jaar een goed georganiseerd bevolkingsonderzoek en daar ben ik
trots op. Het doel van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker is de verlaging
van de borstkankersterfte door borstkanker in een vroegtijdig stadium op te
sporen, voordat de vrouwen klachten hebben. Mede dankzij dit bevolkingsonderzoek
is de sterfte aan borstkanker in die tijd met zo’n 25% afgenomen.
Maar screening kent ook nadelen. Vroege opsporing leidt niet altijd tot
gezondheidswinst. Een vrouw kan jaren eerder patiënt worden, zonder dat
dit leidt tot betere overlevingskansen. Ook foute uitslagen zijn een groot
nadeel. De psychische en fysieke belasting door nader onderzoek is (achteraf)
onnodig geweest, wanneer de mammografie ten onrechte als verdacht is beoordeeld
(fout-positieve uitslag). Een screeningsonderzoek waarbij ten onrechte geen
verdachte afwijkingen zijn gevonden (fout-negatieve uitslag) kan vrouwen te
veel geruststellen, zodat ze bij klachten niet tijdig naar de huisarts gaan.
Bij elk bevolkingsonderzoek dat de overheid aanbiedt wordt goed gekeken
naar de balans tussen voor- en nadelen van screening. De leeftijdsgrenzen
bij het bevolkingsonderzoek naar borstkanker zijn op basis van advies van de Gezondheidsraad vastgesteld, na wetenschappelijk onderzoek. Een
reden dat het bevolkingsonderzoek naar borstkanker pas bij vijftig jaar begint,
is dat de ziekte bij 75 procent van de vrouwen pas na die leeftijd voorkomt.
Bovendien is de screeningsmethode met mammografie minder geschikt voor jongere
vrouwen. Dit heeft ermee te maken dat de borsten bij jongere vrouwen (voor
de menopauze) meer klierweefsel bevatten, waardoor een tumor lastiger is op
te sporen met dit onderzoek. De nadelen van het bevolkingsonderzoek zouden
voor deze leeftijdsgroep groter zijn dan de te behalen gezondheidswinst.
Vanuit de maatschappij is er een sterke roep om de leeftijdsgrenzen van
het bevolkingsonderzoek te verruimen. Zo hebben al ruim 300 000 vrouwen
de petitie ondertekend om het bevolkingsonderzoek vanaf 30 jaar te laten plaatsvinden
(www.petities.nl/petitie/borstkankeronderzoek_vervroegen/). Hoewel ik begrip
heb voor de gevoelens van deze vrouwen, kan ik om bovenstaande redenen vooralsnog
niet aan hun wens tegemoet komen. Zowel KWF Kankerbestrijding als de Borstkankervereniging
Nederland heeft het standpunt kenbaar gemaakt dat een dergelijke verlaging
van de screeningsleeftijd niet zinvol is. Ook in het buitenland wordt de grens
van 50 jaar aangehouden, conform de aanbeveling van de Raad van de Europese
Unie van 2 december 2003. De Verenigde Staten hebben recent de Nederlandse
richtlijnen voor mammografiescreening overgenomen.
Aan uw vraag om onderzoek te doen, kom ik graag tegemoet. Vanzelfsprekend
laat ik – via het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CvB) bij het RIVM –
continu onderzoek doen naar mogelijkheden voor verbetering van het bevolkingsonderzoek
naar borstkanker. De afronding van het project «DigiBob» dit jaar
biedt nieuwe mogelijkheden, omdat de borstfoto’s niet meer analoog,
maar digitaal worden gemaakt en beoordeeld. Het CvB heeft het Landelijk Referentiecentrum
Bevolkingsonderzoek Borstkanker (LRCB) gevraagd naar de mogelijkheden die
de digitalisering van de mammografie biedt voor leeftijdsverlaging. Dit advies
op basis van literatuuronderzoek heb ik recent ontvangen. Digitale mammografie
zou bij vrouwen tussen de 45 en 50 jaar mogelijk beter werken dan analoge.
Of dit ook leidt tot minder sterfte aan borstkanker is nog niet wetenschappelijk
bewezen. Daarvoor is nader onderzoek nodig. Ik zie de digitalisering als een
mooie kans voor leeftijdsverlaging en ga in overleg met het CvB en de Gezondheidsraad
over het nut en de mogelijkheden van een proefbevolkingsonderzoek.
U verzoekt de regering tevens met voorstellen te komen om doorverwijzing
en snelheid van handelen bij jonge vrouwen met borstkanker te verbeteren.
Mijn inzet is dat er voor vrouwen van alle leeftijden een zodanig zorgaanbod
is gerealiseerd dat de diagnostiek en behandeling snel en adequaat kunnen
plaatsvinden. Via het traject Zichtbare Zorg (www.zichtbarezorg.nl) bevorder
ik dat gegevens worden verzameld over de tijd die in een ziekenhuis verstrijkt
tussen het stellen van de diagnose (via pathologisch-anatomische (PA) analyse
van het tumorweefsel) en het tijdstip van de primaire ingreep. Patiënten
kunnen kennis gaan nemen van deze cijfers, en het stimuleert ziekenhuizen
om zichzelf met andere instellingen te vergelijken.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink