nr. 108
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2010
In het algemeen overleg van 2 juli 2009 over diverse kwesties met
betrekking tot de Zorgverzekeringswet (Zvw), heb ik toegezegd de Kamer voor
2010 schriftelijk te zullen informeren over het vervoer van psychogeriatrische
patiënten die worden behandeld in ggz-instellingen (Kamerstukken II 2008/09,
29 689, nr. 270). Dit naar aanleiding van eerder gestelde vragen van
de Kamerleden Smilde en Willemse-van der Ploeg over berichten van een cliëntenraad
van GGZ Noord-Holland Noord dat door de overheveling van de geneeskundige
geestelijke gezondheidszorg (ggz) van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(AWBZ) naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) de vervoerskosten niet langer worden
vergoed. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
Ik heb mij in deze kwestie verder verdiept. Nadere informatie heeft mij
geleerd dat het niet gaat om psychogeriatrische patiënten (dementerende
ouderen). Bij dementerende ouderen gaat het om begeleiding gedurende een of
meer dagdelen in een instelling op grond van de AWBZ. Deze begeleiding omvat
tevens door de instelling geregeld vervoer indien daarvoor een medische noodzaak
is. Is er geen medische noodzaak dan is er geen recht op vervoer naar de instelling
ten laste van de AWBZ. Het Centrum Indicatiestelling Zorg stelt de indicatie
daarvoor vast. De overheveling van de geneeskundige ggz van de AWBZ naar de
Zvw heeft hier in niets veranderd.
De overheveling van de geneeskundige ggz van de AWBZ naar de Zvw heeft
echter ook niets veranderd in het recht op vergoeding van de kosten van vervoer
ingeval van psychiatrische dagbehandelingen in een instelling. Het recht op
vervoer was en is in die situatie beperkt geregeld. Daarbij gaat het niet
om een recht op grond van de AWBZ, maar op grond van de Zvw. Ziekenvervoer
behoort immers van oudsher niet tot de AWBZ-zorg, met uitzondering van het
hiervoor genoemde instellingsvervoer bij begeleiding dag. Voor de overige
zorg op grond van de AWBZ geldt het ziekenvervoer op grond van de Zvw.
Noodzakelijke maatregelen in 2004 hebben er toe geleid dat het recht op
ziekenvervoer op grond van de Ziekenfondswet fors is beperkt. Diezelfde beperkte
regeling is met ingang van 1 januari 2006 in de Zvw overgenomen. Die
beperkte regeling gold eveneens voor vervoer naar een instelling voor een
psychiatrische behandeling voordat deze zorg naar de Zvw was overgeheveld.
Dat is zo gebleven. Sinds 1 januari 2005 bestaat daarom slechts recht
op vervoer ten laste van de Zvw indien:
a. de verzekerde nierdialyses moet ondergaan;
b. de verzekerde oncologische behandelingen met chemotherapie of radiotherapie
moet ondergaan;
c. de verzekerde zich uitsluitend met een rolstoel kan verplaatsen;
d. het gezichtsvermogen van de verzekerde zodanig is beperkt dat hij zich
niet zonder begeleiding kan verplaatsen.
Daarnaast is er een hardheidsclausule. Deze houdt in dat er ook aanspraak
bestaat op vervoer voor verzekerden die door een langdurige ziekte of aandoening
langdurig zijn aangewezen op vervoer en het niet verstrekken van vervoer zal
leiden tot onbillijkheid van overwegende aard. De onbillijkheid wordt door
de zorgverzekeraar vastgesteld aan de hand van een aantal criteria, zoals
de duur en frequentie van de behandeling en de afstand.
Ik zie geen aanleiding om mensen met een psychiatrische aandoening voor
het vervoer naar een instelling anders te behandelen dan mensen die vanwege
een andere aandoening naar de instelling moeten. Er zijn ook geen financiële
middelen om de prestatie ziekenvervoer uit te breiden.
Of een verzekerde recht heeft op vergoeding van de kosten van vervoer
wordt dus in geval van behandeling van een psychiatrische aandoening in een
instelling getoetst aan de hiervoor beschreven voorwaarden. Dat is niet anders
dan ingeval behandeling in een instelling van een andere aandoening waarbij
de behandeling ten laste komt van de zorgverzekering of de AWBZ.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink