32 123 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2010

nr. 100
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 9 december 2009

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 7 december 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderdeel sport van de begroting voor 2010 en aanverwante zaken.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Clemens

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Maandag 7 december 2009

10.00 uur

De voorzitter: Van Dijken

Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten:

Agema, Atsma, Van Dijken, Leijten en Neppérus,

en mevrouw Bussemaker, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2010 (beleidsartikel 46, Sport) (32123-XVI);

de brief van de minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 november 2009 met een lijst van vragen en antwoorden inzake de vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2010 (32123-XVI, nr. 86);

de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 juli 2009 houdende het kabinetsstandpunt over het Olympisch Plan 2028 (30234, nr. 25);

de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 februari 2009 inzake de vervoersregeling voor teamsporters met een beperking (31700-XVI, nr. 128);

de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 februari 2009 inzake de tussenrapportage 2008 over sportbeleid (30234, nr. 23);

de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 november 2009 inzake de voortgang Impuls brede scholen, sport en cultuur (32123-VIII, nr. 32);

de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 november 2009 inzake de vervoersregeling voor teamsporters met een handicap (32123-XVI, nr. 89).

De voorzitter:

Welkom aan de staatssecretaris en haar medewerkers, de Kamerleden en de overige aanwezigen die om welke reden dan ook geïnteresseerd zijn in dit debat. In dit wetgevingsoverleg over sport bespreken wij vandaag de begroting voor 2010. De spreekvolgorde is die van de begrotingslijst. Dit betekent dat eerst de SP aan de beurt is en daarna het CDA. Vervolgens breken wij in op die volgorde omdat mevrouw Agema een verplichting elders heeft. Dan hernemen wij met mevrouw Neppérus. Zelfs op deze maandag zijn er dubbele afspraken. Wij proberen er het beste van te maken met elkaar. Geeft dit voor mevrouw Neppérus onontkoombare problemen?

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik zal de ontwikkelingen daar volgen.

De voorzitter:

Doen wij dat niet allen?

De indicatieve spreektijden hebt u aangetroffen op de convocatie. Het zou prettig zijn als wij ons daaraan ook een beetje zouden kunnen houden. Voor degenen die dit nog niet helemaal hadden begrepen: de indicatieve spreektijd betreft zowel de eerste als de tweede termijn.

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter. Dubbele debatten op een dag zijn inderdaad lastig, als je dubbel woordvoerder bent.

Vandaag gaan wij het hebben over de begroting van Sport voor 2010. Wij kunnen natuurlijk niet om de plannen voor de Olympische Spelen voor 2028 heen. Dat plan is opgesteld door NOC*NSF en vele andere partners. De regering heeft dit plan omarmd. Dat begrijpt de SP-fractie best, want het zou echt geweldig zijn als wij al die doelstellingen halen en al die ambities kunnen verwezenlijken. Daarbij heb ik het zeker over de maatschappelijke ambities en de gezondheidsambities die in dit plan staan. Toch signaleren wij een hoop beren op de weg naar 2028. Wat de SP-fractie betreft moeten zulke problemen wel worden opgelost om het fragiele draagvlak dat er is voor het plan voor Olympische Spelen in Nederland niet te ondermijnen. Wij weten dat 50% van de bevolking voor is. Dat is dus nog maar de helft.

Ik word niet echt vrolijk als ik de Najaarsnota zie die wij net binnengekregen hebben. Daarin is te zien dat twee keer 1 mln. uit de sport naar de algemene middelen verdwijnt, onder andere uit de breedtesport, maar dat er wel 5 mln. extra is voor de topsport. Dit laat wel zien hoe de verhouding is. Wat ons betreft is de ontwikkeling van de breedtesport een belangrijk, essentieel onderdeel van het olympisch plan.

Verder moeten wij duidelijkheid hebben over wat het allemaal gaat kosten. Wij hebben verschillende overzichten gekregen, maar er is geen totaalstaat. Wij halen het uit verschillende rapporten. Zo spreekt de notitie van het Centraal Planbureau over verschillende gelden om de legitimiteit te toetsen. De SP-fractie vraagt zich af waar die staatjes precies vandaan komen. Is dat wellicht de notitie van het ministerie van Financiën die in de bronnen staat? Zo ja, dan wil de Kamer die notitie graag ontvangen.

Als wij dan de kosten op een rij krijgen – ik neem toch aan dat hiervoor geen motie nodig is – wil de SP-fractie daarbij ook betrokken hebben wat de investeringen zijn van steden en provincies die op dit moment al plaatsvinden. Noord-Holland trekt voor een olympisch plan 10 mln. uit. Amsterdam trekt ook miljoenen uit. In Gelderland wordt er 14 mln. uitgetrokken voor faciliteiten en evenementen. In Flevoland zijn de gedeputeerden reislustiger en ambitieuzer dan ooit, met als excuus de olympische ambitie. Kortom, er wordt al flink wat geld gespendeerd in het kader van de Olympische Spelen. Daar waar dit de schijn heeft van een prestigeproject, zal dit het draagvlak aantasten.

In Noord-Holland is het bijvoorbeeld erg jammer dat de schaal doorslaat naar wederom de topsport, en de investeringen in de breedtesport schromelijk achterblijven. Dit geldt overigens ook voor Gelderland. In Flevoland worden er mooie brochures gemaakt door gewillige reclamebureaus, om maar niet te spreken van Amsterdam en Rotterdam. Die zijn flink aan het lobbyen om de naamdrager te worden van mogelijke Olympische Spelen.

Het olympisch plan moet niet van reclamebureautjes zijn maar van de bevolking. Ik roep de staatssecretaris daarom op om te kiezen voor de naamdrager. Staatssecretaris, doe dat nu en vermijd alle verwarring die daarover kan bestaan. Wat de SP-fractie betreft, ligt Amsterdam als onze hoofdstad voor de hand. We beseffen natuurlijk dat we de goede sportfaciliteiten in het land ook moeten gebruiken. Een voorbeeld is het zwembad in Eindhoven. Zo kunnen we wel een lijstje maken. Is de staatssecretaris bereid te kiezen voor een stad, om te voorkomen dat de steden elkaar beconcurreren?

De leider van dit plan heeft het druk. Hij is de partijvoorzitter van de VVD en nu ook interim-burgemeester van de stad Tilburg. Hij heeft dus een behoorlijke agenda. Ik wil niets zeggen ten nadele van de heer Opstelten als kwartiermaker, maar ik vraag mij af of de staatssecretaris dit niet gewoon zelf moet doen. De leiding nemen lijkt mij allesbehalve een overbodige luxe. De kikkers springen alweer behoorlijk uit de kruiwagen. Zo pleiten Vereniging Sport en Gemeenten en NOC*NSF voor het opnemen van het plan in de crisismaatregelen en in de Crisis- en herstelwet. Wat de SP-fractie betreft, gaat dit te snel. Wij willen eerst een concreet plan zien. Pas daarna willen wij investeren in de trein die de Olympische Spelen heet. Hierover zijn we wel serieus. Want als deze trein een nieuwe Betuwelijn wordt en het draagvlak van de bevolking verliest doordat het een commercieel prestigeproject wordt, zijn wij het paard achter de wagen aan het spannen. Laat hem dus komen met een financieel overzicht, ook van de harde zaken die nodig zijn, infrastructuur, stadions, noem allemaal maar op. Zet bij dat financieel overzicht ook de investeringen van lagere overheden, dus van gemeenten en provincies. Stel de naam vast, om de overbodige en geldverslindende concurrentie tussen Rotterdam, Amsterdam en de provincie Flevoland te stoppen.

Laat de trein niet ontsporen. De notitie van het Centraal Planbureau is namelijk erg kritisch. Dat is volgens de SP niet voor niets zo. Over de effectiviteit staat in de notitie letterlijk: "De vraag of de doelen van het olympisch plan met de bouwstenen zullen worden bereikt, beantwoorden we met 'hoogstwaarschijnlijk niet'. Vooral de veronderstelde extra stijging van de sportparticipatiegraad lijkt te optimistisch. In het verlengde daarvan is ook de omvang van de positieve externe effecten vermoedelijk overschat." Dat is nogal wat. Het is duidelijk dat de trein van de Olympische Spelen al rijdt. Er gebeuren dingen in steden en provincies. Er gebeuren ook goede dingen. Daar is niks mis mee, maar coördinatie is wel nodig. Voor de SP-fractie geldt – dat kan de staatssecretaris aan haar water voelen – dat we positief zijn, maar zeer kritisch. Als wij maatschappelijk fors investeren in een plan zoals nu voorligt voor de Olympische Spelen, moet er ook maatschappelijk profijt zijn. Als het een commercieel en duur prestigeproject wordt, waarvan vooral het grote bedrijfsleven profiteert, zal onze steun wegvallen.

Wat de SP erg teleurstelt, is dat de staatssecretaris geen verantwoordelijkheid neemt voor de sportfaciliteiten in buurten en de sportaccommodaties in gemeenten. "Niet mijn verantwoordelijkheid", antwoordt zij op meerdere vragen die daarover gesteld zijn. Dat klopt feitelijk wel, maar met deze olympische ambities kan de staatssecretaris wat de SP betreft niet wegkijken van de staat van deze accommodaties en faciliteiten. Is de staatssecretaris bereid een nulmeting te maken van de staat van sportaccommodaties in gemeenten en van de faciliteiten voor sport in de buurten en die te betrekken bij het olympisch plan, zodat wij kunnen zien of de maatschappelijke ambities met de investeringen worden gehaald?

Ik heb nog een paar kleine punten, die meer ingaan op het algemene sportbeleid. Iedereen is het erover eens dat iedereen moet kunnen sporten, arm en rijk, jong en oud, gehandicapt en niet-gehandicapt. Dat wordt onderschreven met mooie woorden, maar ik heb toch nog een lijstje met zeer kritische punten voor de staatssecretaris. Ik som ze op.

De combinatiefuncties lijken te falen. Er zijn er nog maar 184 van de geplande 900, is ons gemeld. Er is geen sprake van een winnaarsmentaliteit. Vindt de staatssecretaris dat wel? Wat gaat de staatssecretaris eraan doen als de middelen die hiervoor in het gemeentefonds zijn gestort, niet hebben geleid tot extra sportbanen?

De staatssecretaris reserveert 1,5 mln. voor sport op het mbo. Hoe gaan we ervoor zorgen dat dit goed wordt ingezet, zodat de karige gelden die daarvoor beschikbaar zijn, ook tot resultaat leiden?

Er is nog steeds geen verplichting voor opgeleide docenten lichamelijke oefening in het onderwijs. Wanneer gaan we dat nou eens regelen?

De staatssecretaris noemt het Jeugdsportfonds geen verantwoordelijkheid van haarzelf. Waarom eigenlijk niet? Het Jeugdsportfonds zorgt ervoor dat de kinderen die opgroeien in armoede – in Nederland zijn dat er één op de tien – lid kunnen worden van een sportvereniging. Het lijkt mij passend bij de olympische gedachte om dit landelijk aan te bieden aan alle kinderen. Graag een reactie.

Sport voor gehandicapten in een woonvoorziening behelst, na navraag, het opnemen ervan in het Zorgplan. Dat is echt te mager. Laten we ervoor gaan zorgen dat mensen die gehandicapt zijn en in een woonvoorziening wonen, gewoon kunnen sporten. Bij een instelling als Cordaan in Amsterdam wordt het zwemmen gewoon afgeschaft, terwijl de staatssecretaris juist inzet op meer sport.

Ik wil het nog hebben over de regeling voor het gehandicaptenvervoer voor teamsporters. Vanaf 2012 moeten de gelden opgehaald worden via de collectebus. We investeren dus wel in allerlei rapporten en brochures voor de ambitie om de Olympische Spelen binnen te halen, maar teamsporters die gehandicaptensport beoefenen faciliteren, ho maar; dan moeten mensen langs de deuren. De SP-fractie vindt dit onacceptabel. Zij stelt voor dat de staatssecretaris nog een jaar uittrekt om een goed voorstel uit te werken, zodat het vervoer voor gehandicaptensporters gewoon geregeld is. Wat de SP-fractie betreft, worden daar ook de individuele sporters bij betrokken.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Leijten. Dat was keurig binnen de tijd, mijn complimenten.

Normaal gesproken zou de heer Atsma aan de beurt zijn, maar er is geschoven met de volgorde. Het woord is nu aan mevrouw Neppérus van de VVD-fractie.

MevrouwNeppérus(VVD)

Voorzitter. Het onderdeel sport is maar een klein deeltje van de begroting van VWS. Het beslaat maar 12 van de meer dan 200 pagina's. Maar als men goed met sport bezig is en voldoende beweegt, kan dat een aantal andere kostenposten op de begroting wellicht iets omlaag brengen.

Ik begin met de dopingcontroles. Die zijn helaas nodig in de sport, want wij willen eerlijke sport. Je moet je wel afvragen hoe ver de inbreuken op de privacy mogen gaan, vooral met de zogenaamde whereabouts waarvoor topsporters al maanden van tevoren hun agenda moeten invullen. Als je er een keer niet bent, omdat je eens iets vergeten bent, staat meteen achter je naam dat je niet bent komen opdagen.

Dat je zo'n systeem hebt, omdat mensen steeds op zoek zijn naar nieuwere methodes, ook buiten het wedstrijdgebeuren om, daar kan de VVD-fractie zich wat bij voorstellen. Maar je moet natuurlijk wel bekijken hoe ver je wilt gaan met de inbreuken op de privacy. Je moet vooral bekijken bij welke sporten de grootste risico's zitten en bij welke sporten deze wat minder zijn. Daar zit verschil tussen. Letten wij ook wel altijd op de goede dingen? Het jaarverslag lezend, blijkt dat meer dan de helft van de geconstateerde overtredingen het gebruik van hasj en cocaïne betreft. Ik wil het gebruik daarvan niet goedpraten, maar is dat nu het belangrijkste? Waar vinden we dan de epo, waar tegen de tijd dat de Tour de France plaatsvindt, de kranten helemaal over volstaan? Ik wil een meer risicogericht beleid en zou vooral graag zien dat de staatssecretaris dat internationaal gaat uitdragen. In Nederland zit er beweging in, maar in de werelddopingautoriteit, de WADA, kunnen nog grote stappen worden gezet.

We hebben nu de eerste uitspraken in de zaak van Claudia Pechstein. In de sport staat je naam nu eenmaal al in de krant voordat het bewijs is geleverd dat je schuldig bent. Je kunt beter een overval plegen, dan is het "D." of "N." Dat is toch curieus? In de zaak-Pechstein is het biopaspoort gebruikt. Dat heeft voldoende bewijs geleverd volgens het hof van arbitrage, maar ik kom ook kritische kanttekeningen tegen, onder meer van dr. Faber. Hoe kijken wij daar tegenaan? Er is dan dus geen concrete overtreding geconstateerd bij een wedstrijd, bij een training of met de whereabouts, maar er worden conclusies getrokken over de hele waardereeks. Ik vind dat heel ver gaan.

De heerAtsma(CDA)

Ik begrijp wat mevrouw Neppérus zegt, maar beseft ze zelf wel wat ze zegt? Juist om de controles beter, efficiënter en effectiever te kunnen uitvoeren, wordt dit systeem in een groot aantal sporten inmiddels gehanteerd. Men controleert niet meer op basis van een eenmalige controle, maar men probeert afwijkingen vast te stellen op basis van het langjarige patroon dat iemand heeft vastgelegd. Wat is daar mis mee?

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik zeg niet dat daarmee iets mis is. Ik denk dat ik meer ervaring heb met doping; hoewel, als iemand uit de wielrenunie komt ... Ik zeg erbij dat ik me kan voorstellen dat je naar alternatieven zoekt. Ook dat gaat echter heel ver en daarom wil ik daar graag een reactie op krijgen van de staatssecretaris. Ik heb nog geen definitieve conclusie getrokken, maar ik vind het van belang en daarom wil ik er graag een reactie op krijgen. Ik ga ervan uit dat dit ook voor de collega's geldt, want je ziet het steeds verder gaan. Daar staat tegenover dat je helaas ook sporters hebt die steeds meer de grenzen opzoeken. Laat ik dat er ook bij zeggen. Dit onderwerp moet weer eens bespreekbaar worden gemaakt. Wij stoppen in die dopingautoriteit ook Nederlands geld. Dan wil ik er ook opmerkingen over maken.

De heerAtsma(CDA)

De VVD is in het algemeen niet tegen DNA-onderzoek. Vindt mevrouw Neppérus dat wij DNA-onderzoek ook zouden moeten kunnen hanteren voor dopingonderzoek?

MevrouwNeppérus(VVD)

De heer Atsma wil steeds verder gaan. Ik wil eerst graag een reactie op dat biopaspoort en de discussie die daarover gaande is. Ik wil wel draagvlak zien voor zo'n methode. Over de vraag hoe en of je daarna verder moet gaan, komen wij wellicht nog te spreken. Ik wil hier eerst gewoon een reactie op krijgen. Datzelfde geldt voor mijn punt over de privacy.

Dan ga ik naar een ander punt dat toch ook echt bij het onderwerp sport hoort, namelijk sport in dichtbebouwde steden. Je ziet dat er steeds dichter gebouwd gaat worden en dat er verstedelijking optreedt. Dat gaat ten koste van stukken groen in gemeenten, maar vooral ook van veldjes waarop je gewoon tegen een voetbal kunt trappen. Daar maken wij ons best druk om. Het is belangrijk dat mensen op een dergelijke plek terechtkunnen. Je ziet ook dat sportaccommodaties in veel gemeenten – vooral in de kleinere gemeenten – steeds meer richting de gemeentegrenzen gaan. Daarmee zijn ze steeds minder gemakkelijk bereikbaar voor kinderen die gewoon aan sport willen doen.

MevrouwLeijten(SP)

Ik heb net in mijn inbreng een suggestie gedaan aan de staatssecretaris: doe een nulmeting van sportfaciliteiten in de buurt – de trapveldjes – en de staat en het aanbod van de sportaccommodaties in de gemeenten. Daarmee kunnen wij meten of wij de olympische ambitie waar gaan maken. Kan de VVD-fractie dat steunen?

MevrouwNeppérus(VVD)

Op het deel van het betoog van mevrouw Leijten over het doen van een nulmeting in de gemeenten, wil ik vandaag nog wel even kauwen. Daar zaten stukken in die mij zeer aanspraken. Het gaat me wel even te ver om meteen die relatie te leggen met de Olympische Spelen. De zorg over de vraag of er in gemeenten voldoende ruimte is, deel ik wel. De link naar de gevolgtrekking dat wij misschien minder aan de Olympische Spelen zouden moeten doen, wil ik niet leggen.

De voorzitter:

Ik heb het idee dat mevrouw Leijten dat ook niet helemaal bedoelde. Wil zij dat verduidelijken?

MevrouwLeijten(SP)

Ik heb in mijn betoog natuurlijk behoorlijk wat kritische punten benoemd waar de Olympische Spelen wat mij betreft niet naartoe moeten. Die nulmeting lijkt me echter een uitgelezen kans. Wij hebben namelijk de ambitie om de breedtesport te versterken en om meer mensen aan het sporten te krijgen. Dan moeten wij ook weten waarover wij spreken. Die nulmeting staat ten dienste daarvan, niet om kritisch te zijn, maar als aanvulling.

MevrouwNeppérus(VVD)

Dat spreekt me nu meer aan dan hoe ik het zojuist proefde.

In verband met de gemeenten speelt ook het punt van de combinatiefuncties die toen zijn gekomen. Op verzoek van het NOC*NSF is er geld gegaan naar gemeenten zodat er speciale functionarissen zouden kunnen komen. De getallen zijn al genoemd door mevrouw Leijten. Die getallen hebben mij ook bereikt. Hoe zit dit? Is dat geld ten goede gekomen aan sport in gemeenten? Dat is natuurlijk de kern van wat wij wilden dat er zou gebeuren.

Dan kom ik op onderwijs en sport. Je ziet tegenwoordig dat er juist ook in het voorgezet onderwijs wordt bekeken hoe je sport en onderwijs kunt combineren. Hoe kun je zien dat talenten tijdig eruit gehaald worden en dat in het schoolprogramma rekening wordt gehouden met deze mensen? Soms moet iemand de finale van een wereldkampioenschap hebben bereikt voordat sprake is van een bijdrage in het levensonderhoud. Daar zit echter een fase tussen. Hoe zit dat precies?

Voor het voortgezet onderwijs en het hbo zijn er veel mogelijkheden om te sporten, maar hoe zit dit bij het mbo? Ook hier moet gekeken worden of talentondersteuning mogelijk is. Het is immers een grote groep leerlingen, waaronder ook sporters. Er moet meer moeten gebeuren op dit gebied.

Wij zijn heel blij dat Nederland olympische ambities heeft. Wij hopen ook dat die werkelijkheid worden. Er is een commissie gevormd onder leiding van de heer Opstelten om aan draagvlak te werken. De kandidatuur van 1992 heeft duidelijk gemaakt dat er heel goed gewerkt moet worden om de Spelen te kunnen krijgen. Ik heb er vertrouwen in en zou het heel mooi vinden als de Spelen naar Nederland komen. De VVD vindt de Olympische Spelen een bindmiddel in deze maatschappij.

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter. Ik begon mijn betoog met de opmerking dat wij ervoor moeten zorgen dat het fragiele draagvlak dat er nu is voor het olympisch plan, niet ondermijnd wordt. Ik heb daarom gevraagd om een overzicht van de kosten, de opbrengsten, wat er nodig is aan infrastructurele projecten, etc.

De voorzitter:

Wat wilt u vragen aan mevrouw Neppérus?

MevrouwLeijten(SP)

Steunt de VVD dit verzoek?

MevrouwNeppérus(VVD)

Mevrouw Leijten heeft dit overzicht gevraagd. De VVD, de PvdA en het CDA hebben vorig jaar bij de behandeling van de begroting van VROM al vragen gesteld over de ruimtelijke ordening. Daarover is een motie aangenomen. Ik ben nog niet toe aan een MKBA. Ik wil een positieve insteek: Nederland gaat voor de Olympische Spelen van 2018.

De voorzitter:

De heer Atsma beduidt dat de volgorde nu zo is dat mevrouw Agema van de PVV het woord krijgt.

MevrouwAgema(PVV)

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de heer Atsma en de commissie dat ik even voor mag.

Niemand kan ontkennen dat sport heel belangrijk is. Het is gezond en het is een goed instrument tegen overgewicht, maar bovenal is sport heel erg leuk. Wij zijn ervan overtuigd dat het binnenhalen van de Olympische Spelen in 2028 een positief effect zal hebben. De doelstellingen die het kabinet in het olympisch plan stelt, zijn echter onhaalbaar en een beetje bespottelijk. Ik noem er een paar.

In 2028 moet sport voor iedereen in Nederland toegankelijk zijn. Ik kom daarop nog even terug. In 2028 is iedereen fit en vitaal. De regering moet geen doelen stellen die onhaalbaar zijn. In 2028 is Nederland een duurzaam en aantrekkelijk land voor bezoekers, met een prettig leefklimaat voor inwoners, een goede bereikbaarheid en een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven. Over duurzaamheid zal ik maar niets zeggen en de overige doelstellingen hebben weinig met sport te maken. Als deze regering als doel heeft om van Nederland een prettig, goed bereikbaar en economisch gunstig land te maken, zal zij andere keuzes moeten maken dan het binnenhalen van de Olympische Spelen. Laten wij elkaar niet voor de gek houden!

Ik kom terug op de doelstelling dat sport voor iedereen toegankelijk moet zijn. Tijdens het wetgevingsoverleg vorig jaar is een structurele oplossing toegezegd voor het vervoer van teamsporters met een beperking. De financiële gevolgen van deze structurele oplossing waren nog niet bekend.

Voorzitter. De staatssecretaris is eruit; zij gaat met de collectebus rond. Mijn fractie vindt dat schandalig! Daarmee maken wij sportbeoefening door gehandicapten – toch volwaardige leden van onze samenleving – afhankelijk van de gulheid van andere mensen. Blijkbaar moet je als gehandicapte je handje ophouden om te kunnen sporten. Waar is hier de olympische gedachte? In 2028 iedereen fit en gezond, behalve als je een beperking hebt. Nogmaals, schandalig. Mijn fractie wil een andere structurele oplossing van de staatssecretaris.

Naast de Olympische Spelen kan dezelfde overweging gemaakt worden bij het WK voetbal in Nederland en België in 2018 of 2022. De PVV is hier om dezelfde redenen voorstander van. Mijn fractie maakt alleen wel bezwaar tegen de uitspraken van de heer Van Praag, voorzitter van de KNVB. Een verslaggever van BNR vroeg de heer Van Praag op 7 december jongstleden of de betrokkenheid van de overheid bij het organiseren van het WK voetbal zou veranderen wanneer de PVV in de regering zou komen. De heer Van Praag zei dat eventuele deelname van de PVV aan een volgend kabinet als mogelijke belemmering voor de toekenning aan te merken was, omdat het van groot belang is om de wereld te laten zien dat wij een gastvrij en tolerant land zijn. Daarmee geeft hij impliciet aan dat hij vindt dat de PVV ongastvrij en intolerant is. Dat is mijn fractie niet. Wij vinden dat de voorzitter van de grootste sportbond van Nederland dat nooit kan en mag zeggen. Omdat de KNVB door de overheid wordt gesubsidieerd/gefinan­cierd, vragen wij ons af wat de staatssecretaris vindt van dit soort politieke uitspraken.

De voorzitter:

De heer Van Praag doet een uitlating die u niet welgevallig is. Heeft hij wat u betreft enige vrijheid van meningsuiting?

MevrouwAgema(PVV)

Uiteraard, maar tegelijkertijd hebben wij hier wel te maken met een voorzitter van de KNVB, een organisatie die door de overheid wordt gefinancierd. Dan mag ik toch op zijn minst vragen wat de staatssecretaris van zo'n uitlating vindt?

De voorzitter:

Ik vroeg wat ú ervan vond, niet wat de staatssecretaris ervan vond. Ik vroeg of ú vindt dat hij vrijheid van meningsuiting moet hebben.

MevrouwAgema(PVV)

Vrijheid van meningsuiting is een groot goed voor mijn fractie en voor mijn partij, maar ik wil wel weten wat de staatssecretaris hiervan vindt. De KNVB is er voor alle Nederlanders. Ongelooflijk veel PVV'ers zijn ongelooflijk grote sportfanaten. Het kan dan toch niet zo zijn dat door de voorzitter van de KNVB een politieke uitspraak wordt gedaan tegen mijn partij, een uitspraak die ook nog eens verschrikkelijk onwaar is? Ik vind dat dat niet kan en ik vind dat de staatssecretaris er opheldering over moet geven.

Het Nederlands vrouwenvoetbalelftal deed dit jaar voor het eerst mee aan het EK en behaalde direct de halve finales. Een waanzinnig goeie prestatie! Het zorgde niet alleen voor hoge kijkcijfers, maar ook voor veel waardering. Het was prachtig om te zien. Ook wat fair play betreft kunnen de dames een voorbeeld zijn voor heel veel herenvoetballers. Het Nederlands vrouwenelftal heeft hierdoor de A-status van NOC*NSF gekregen, waardoor de speelsters een onkostenvergoeding kunnen krijgen van maximaal € 4200 per jaar. Zij blijven qua inkomen echter ver achter bij de mannen. Slechts één dame speelt bij een profclub en de rest heeft een gewone baan. In hoeverre komen de eerder door de staatssecretaris extra ingezette middelen voor topsport terecht bij het vrouwenvoetbal? Ik wijs op de ministeriële verantwoordelijkheid, de doelstelling van de regering: het scheppen van voorwaarden voor topsporters in Nederland waardoor zij op verantwoorde en professionele wijze aan topsport kunnen doen. In hoeverre geldt dit voor deze waanzinnig goeie prestatie van de vrouwenvoetballers?

De heerAtsma(CDA)

Wat bedoelt mevrouw Agema hiermee? Er zijn heel veel takken van sport waarin vrouwen als zij het hoogste of het bijna hoogste niveau bereiken, minder verdienen dan mannen. Dat is jammer, maar het is wel de realiteit. Betekent dit dat mevrouw Agema vindt dat de staatssecretaris de portemonnee extra zou moeten trekken voor alle disciplines waar vrouwen in actief in?

MevrouwAgema(PVV)

Dat zeg ik niet en dat kan ook niet, want heel veel sporters zijn afhankelijk van sponsoring en van bedrijven die hun middelen inzetten. Daar kun je op geen enkele wijze als overheid sturing aan geven. Wat wel geldt, is dat de staatssecretaris 20 mln. en 5 mln. extra ingezet heeft voor topsport. Ik vraag mij af in hoeverre dat ook terechtkomt bij het vrouwenvoetbal. Wij willen meer Nederlanders aan het sporten krijgen. Heel veel jonge meisjes zijn gaan voetballen. Ik denk dat het goed is als de overheid geen onderscheid maakt.

De heerAtsma(CDA)

U suggereert dat dat het geval is. Ik stel vast dat de meeste olympische medailles, de meeste gouden medailles zijn gewonnen door vrouwen of vrouwenteams. Als u vindt dat de overheid daar op een andere manier mee moet omgaan, dan hoor ik graag wat u precies bedoelt. U gaat natuurlijk over uw eigen woorden, maar het zou veel meer voor de hand liggend zijn als u had gezegd dat de profclubs die een damesteam op de been willen brengen, een klein deel van hun eigen miljoenenbudget moeten investeren in die damesteams. Dat lijkt mij veel efficiënter en handiger. Ik hoor u van alles zeggen over Van Praag, maar dit hoor ik u niet zeggen, terwijl dat de logische weg zou zijn. Het is de markt die zorgt voor een profcompetitie die bij de vrouwen semiprofessioneel is. Nou, laat er dan wat meer geld in gestopt worden.

De voorzitter:

De vraag was in eerste instantie gesteld aan u, mevrouw Agema. Ik wil u even helpen.

MevrouwAgema(PVV)

Dat hoeft niet, hoor, maar het mag wel.

De voorzitter:

Als het niet nodig is, hoop ik dat u de vraag kort kunt beantwoorden.

MevrouwAgema(PVV)

De heer Atsma verwart sponsoring en KNVB. Ik heb gevraagd naar de rol van de KNVB, de staatssecretaris en de overheid. In hoeverre laat de overheid de middelen die zij extra inzet voor topsport ook ten goede komen aan het vrouwenvoetbal? Ik denk dat dat heel positief en leuk is; de vrouwen doen het heel erg goed. De woorden van de heer Atsma hebben vooral betrekking op profclubs, maar die gaan daar zelf over. Ik ga me daar niet mee bemoeien.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, dat was precies wat de heer Atsma opmerkte.

MevrouwAgema(PVV)

Sorry, voorzitter, u gaat zich toch niet de hele tijd met de discussie bemoeien?

De voorzitter:

Ik verzoek u door te gaan met uw betoog.

MevrouwAgema(PVV)

De heer Atsma en ik kunnen het best zelf af!

De voorzitter:

Ik zie er toch een beetje op toe dat u dat binnen de gestelde tijd doet.

MevrouwAgema(PVV)

In het licht van de gekke doelstelling dat we in 2028 allemaal fit en vitaal moeten zijn, is het wellicht een goed idee wanneer we in Nederland sporten met een officiële schoolsportcompetitie, wat in Engeland en Amerika al volledig is ingeburgerd. Ik denk aan een landelijke schoolvoetbalcompetitie, natuurlijk gesponsord, niet gesubsidieerd, waarbij de overheid de rol kan hebben om een en ander op touw te zetten. Dit lijkt me hartstikke leuk, ook in het licht van de doelstelling om in 2028 fit en vitaal te zijn. Laten we beginnen bij de jeugd. Een fantastisch idee!

De heerAtsma(CDA)

Hét voorbeeld van schoolsport is Amerika. Daar heb je niet de unieke structuur zoals we die in Nederland kennen, met tienduizenden verenigingen. Als je dit echt handen en voeten wilt geven, zou dat wellicht de bijl aan de wortel van het verenigingsbestaan zijn. Dat blijkt uit tal van onderzoeken. Juist daarom moeten we heel erg uitkijken met dit soort initiatieven.

De voorzitter:

U had een vraag gesteld. Mevrouw Agema?

MevrouwAgema(PVV)

Ik vind het heel erg jammer dat de CDA-fractie zo reageert. In je vrije tijd word je lid van een sportvereniging, hartstikke leuk, maar uit mijn eigen jeugd kan ik me nog wel een schoolvoetbalcompetitie herinneren. Dat kwam voor naast je lidmaatschap van een vereniging, en dat was heel erg leuk. Ik zou het jammer vinden als het CDA hiervoor op voorhand een stokje steekt. Laten we toch kijken wat de mogelijkheden zijn. Ik denk aan heel veel kinderen die minder hebben dan andere kinderen, en niet zomaar lid kunnen worden van een sportvereniging, waarbij het ook goed zou zijn als zij ook aan het sporten gaan. Ik pleit dus voor het opzetten van een schoolvoetbalcompetitie, niet gesubsidieerd, maar gesponsord. Laten we dat initiatief een faire kans bieden.

De voorzitter:

Uw pleidooi is duidelijk.

MevrouwLeijten(SP)

Ik laat uw plannen even op mij inwerken. Ik moet zeggen dat ik heel enthousiast ben over een competitie tussen scholen. Zoals u de voetbalcompetitie had, had ik een jaarlijkse korfbalcompetitie, wat erg leuk was. Maar waarom moeten we dit nu weer gaan sponsoren? Waarom kunnen we niet gewoon zeggen dat sporten onderdeel van de opvoeding is, zodat het belangrijk genoeg is om hier publieke middelen naar toe te laten gaan?

MevrouwAgema(PVV)

We leven in een heel lastige periode, met een begrotingsgat van 35 mld. Ik denk dat de komende jaren eerder aan de orde is wat de overheid niet meer gaat betalen, dan de vraag wat ze extra kan gaan betalen. Maar het gymen op de basisschool is natuurlijk een overheidstaak, en ieder kind moet met een zwemdiploma de basisschool verlaten. Misschien heeft de SP wel een geniale ingeving op dit punt. Ik denk dat het goed is om bedrijven, vooral lokale bedrijven, daarop te laten anticiperen.

MevrouwLeijten(SP)

Ik wil toch aan de PVV meegeven dat er volgens mij voor zoiets goeds als het organiseren van een sportcompetitie best nog middelen zijn, zowel bij het onderwijs als bij de gemeenten, bijvoorbeeld als nog geen combinatiefunctie wordt uitgeoefend. Voor de SP is het in ieder geval geen optie om dit op te tuigen met de sponsoring van billboards, want de school wordt al veel te veel een reclamezuil.

MevrouwAgema(PVV)

Misschien is het een optie om het potje "Meedoen allochtone jeugd door sport" hiervoor in te zetten. Misschien vindt de SP het goed dat wij dat potje niet meer alleen reserveren voor allochtone kinderen, maar voor alle kinderen.

Dit is tevens mijn slotwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Mag ik de heer Atsma vragen even het voorzitterschap over te nemen? Dan kan ik een vraag aan mevrouw Agema stellen.

De voorzitter: Atsma

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Dank u, voorzitter. Mevrouw Agema doet de suggestie om het potje "Meedoen allochtone jeugd door sport" te gebruiken. Ik mag toch aannemen dat mevrouw Agema heeft gekeken naar de resultaten daarvan, naar het aantal jongelui dat lid is geworden van een vereniging. Dat staat overigens nog los van het feit dat dit project in 2010 al afloopt; het is dus een voorstel dat amper zoden aan de dijk zet. Als zij ziet wat dit project heeft opgeleverd – ik ga er straks voor pleiten om het te verlengen – vindt zij dan dat dit ingezet kan worden voor een ander doel?

MevrouwAgema(PVV)

Ik vind het afschuwelijk dat alleen geld wordt gegeven zodat allochtone kinderen kunnen gaan sporten, terwijl er heel veel Nederlandse kinderen zijn die uit arme gezinnen komen – daarvoor zou de Partij van de Arbeid toch ook oog moeten hebben – en die helemaal niet aan sport kunnen doen. Zij komen op school en zien dan dat een allochtone klasgenoot ineens wel gratis mag gaan sporten. En dan wil de PvdA ook nog dat dit project langer duurt. Die kinderen worden gewoon achtergesteld ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. Als je geld geeft voor zo'n doelstelling, dan moet je ervoor zorgen dat alle kinderen er gebruik van kunnen maken, en niet alleen allochtone kinderen. Ik vind het weerzinwekkend, werkelijk waar.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Ik stel vast dat dit een heel helder antwoord is. Ik ben het daar volstrekt mee oneens. Achterstand in sportdeelname kan via projecten worden ingehaald. Het gaat niet om voortrekken, het gaat om het wegwerken van achterstanden. Of wij dat nou doen voor jongeren uit gezinnen met een laag inkomen – dat doen wij namelijk ook – of voor allochtone jongeren, voor de sportdeelname door vrouwen of gehandicapten: wat ons betreft is het absoluut verantwoord om daaraan extra middelen te besteden.

De voorzitter: Van Dijken

MevrouwLeijten(SP)

Mevrouw Agema deed net de suggestie om dit potje in te zetten voor zo'n competitie. Ik signaleer dat deze gelden in 2010 niet langer meer ter beschikking worden gesteld. Ik ben ook helemaal niet zo'n fan van doelgroepensubsidie. Als wij alle kinderen willen laten sporten, zouden wij dat via de lijn van het onderwijs moeten doen. Daardoor kunnen alle kinderen er evenredig van profiteren.

Ik heb een andere vraag aan mevrouw Agema. Zij heeft vaker vragen gesteld over sporten met een hoofddoek. Zij zegt dat Van Praag haar ongastvrij noemt. Mag van mevrouw Agema iemand sporten met een hoofddoek op?

MevrouwAgema(PVV)

Mijn fractie vindt dat het dragen van een hoofddoek in publieke functies niet kan. Wij vinden het bovendien heel erg triest dat jonge meisjes worden onderdrukt vanwege de verschrikkelijke ideologie van de islam.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten vroeg iets anders.

MevrouwAgema(PVV)

Wij zouden het liefst zien dat alle meisjes dit symbool van onderdrukking af doen. Ik zou ook willen dat dit uit het sportbeeld verdwijnt. In het verleden heb ik vragen gesteld over de boerkini. Dat is iets anders dan een hoofddoek. Als er andere vragen zijn, dan moet ik die even opzoeken en dan kom ik daarop in tweede termijn terug.

MevrouwLeijten(SP)

Als het dragen van een hoofddoek een onderdrukkingsmiddel is, vind ik dat wij de emancipatie moeten versterken. Toch zou ik het van de PVV zeer ongastvrij vinden als zij vrouwen die uit overtuiging een hoofddoek dragen, het sporten wil ontzeggen. Dat haal ik althans uit de woorden van mevrouw Agema. Zij wil de hoofddoek uit het sportbeeld. Vindt zij dat gastvrij?

MevrouwAgema(PVV)

Tolerantie duurt net zolang totdat de ander intolerant wordt. Ik vind dat de samenleving niet tolerant moet zijn voor een totalitaire ideologie die vrouwen onderdrukt. Wij moeten de allergrootst mogelijke wens hebben dat die dingen weggaan. Daar zal ik altijd voor strijden en blijven strijden.

De voorzitter:

Mag ik dan concluderen dat u de vraag niet hebt beantwoord?

MevrouwAgema(PVV)

Voorzitter. Nu gaat u zich bemoeien met de discussie!

De voorzitter:

De vraag was, of het ongastvrij is. Ik houd de vragen bij en de antwoorden, mevrouw Agema.

MevrouwAgema(PVV)

Ik begrijp sowieso niet dat een vrouw moslim kan zijn en een hoofddoek draagt. Wij zouden hen veel meer helpen met de wens om dat verschrikkelijke symbool van onderdrukking uit ons straatbeeld te zien verdwijnen.

De voorzitter:

Op het gevaar af dat ik mij met de discussie bemoei, stel ik dus nu vast dat u de vraag of dat al dan niet gastvrij is, niet hebt beantwoord. Maar mevrouw Leijten gaat ermee akkoord, dus wij laten het erbij.

MevrouwAgema(PVV)

Voorzitter, ik ben nu drie jaar Kamerlid en ik ga over mijn eigen antwoorden, of het u nu zint of niet.

De voorzitter:

Ik houd heel netjes voor u bij of er antwoord wordt gegeven op gestelde vragen. Dat is dienstbetoon, mevrouw Agema, sorry.

MevrouwAgema(PVV)

Onvoorstelbaar.

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik heb een meer praktische opmerking. Ik krijg zo langzamerhand het gevoel dat wij in een discussie terechtkomen over allochtoon en autochtoon. Dat zijn op zichzelf genomen heel belangrijke discussies in dit Kamergebouw, maar ik hoop ook dat wij weer gewoon over sport kunnen praten, want ik krijg er een wat ongemakkelijk gevoel bij, met alle respect voor de collega's.

De voorzitter:

Uw standpunt is duidelijk, mevrouw Neppérus.

MevrouwAgema(PVV)

Mijn laatste punt gaat over gym op de basisschool. Elk kind zou de basisschool moeten eindigen met een zwemdiploma. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris dat zou willen meenemen in haar beantwoording.

De heerAtsma(CDA)

Voorzitter. Het interesseert mij helemaal niets of er gezwommen wordt in een boerkini, of dat er een hoofddoekje wordt gedragen, of dat een kaatser altijd een pet draagt tijdens het kaatsen, of dat er een kruisje wordt geslagen voor of na een wedstrijd. Ik vind het prima en ik vind ook niet dat de discussie daarover moet gaan. Veel belangrijker is dat wij de discussie hier laten gaan over de sport, de sportbeleving en de meerwaarde van sport in de meest ruime zin.

Dat brengt mij meteen bij het eerste punt: hoe sterk zijn de sportclubs anno 2010? Ik vraag dat, omdat wij de afgelopen jaren op papier wel heel veel initiatieven hebben genomen om de positie van de sportclubs te versterken, maar mevrouw Leijten en mevrouw Neppérus wezen al op het probleem van de combinatiefuncties. Ik vind het buitengewoon zorgelijk, dat slechts een gedeelte, nog geen 10%, van het aantal banen dat in principe beschikbaar zou kunnen komen, op dit moment in beeld is. Sterker nog, de CDA-fractie heeft het gevoel dat de sportcombinatiefuncties bij veel gemeenten de sluitpost op de begroting zijn of dreigen te worden. Ik zou graag van de staatssecretaris willen weten hoe het gaat met het opzetten van de sportcombinatiefuncties. Klopt het beeld dat deze achter elkaar geschrapt dreigen te worden onder druk van bezuinigingen? Is het wellicht zo dat het potentieel aan gemeenten waaruit geput wordt, moet worden vergroot? Ik zou er veel argumenten voor kunnen bedenken dat niet alleen de grotere gemeenten daarvoor in aanmerking komen, maar in principe alle gemeenten. Maak er maar een maatwerkaan­bod van, zeg ik tegen de staatssecretaris, want het zou erg jammer zijn als beschikbare middelen onvoldoende of zelfs helemaal niet werden gebruikt. Wat is de positie van de individuele sportbonden met betrekking tot de sportcombinatiefunctie? Hoe werken de sportbonden hieraan mee?

De afgelopen jaren hebben wij meermalen gezegd dat wij ons zorgen maken over het sporten in de stad of in de wijk. Dit is de bekende discussie over de vraag of de sporten en de sportactiviteiten niet te veel worden verbannen naar de periferie, de nieuwbouwwijken en de Vinex-locaties en dat de sportaccommodaties meer en meer uit de centra verdwijnen. In het verleden hebben wij tegen de staatssecretaris gezegd: zorg er nu voor dat u met de gemeenten in discussie gaat. Hoe lopen die afspraken met bijvoorbeeld de VNG? Wat is ervan terechtgekomen? Over welke mogelijkheden beschikt de staatssecretaris als deze ontwikkelingen zich doorzetten? Wij blijven hierop incidenteel reacties krijgen.

De voorzitter:

Mevrouw Agema verlaat de vergadering. Wij zien haar later terug.

MevrouwLeijten(SP)

Wij delen de zorg dat sportaccommodaties naar de rand van de stad verdwijnen en dat de sportfaciliteiten ook in buurten wegvallen. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om een nulmeting. Is de heer Atsma bereid om zo'n nulmeting te steunen?

De heerAtsma(CDA)

Een nulmeting voor de Olympische Spelen heeft in mijn beleving geen zin. De olympische bonden en NOC*NSF weten exact waar het op dit moment aan schort en welke accommodaties erbij zouden moeten komen. Sterker nog, daarvoor is het niet zinvol. Ik voel er veel meer voor dat de verantwoordelijkheid voor het in beeld brengen van basisvoorzieningen voor de sport wordt neergelegd bij de regio's, de provincies en de gemeenten. Wij hebben het hierbij niet over topsportaccommodaties maar in het algemeen over breedtesportaccommodaties. Ik heb mij er in het verleden wel eens aan geërgerd dat er soms een prestigestrijd gaande is tussen het ene dorp en het andere, de ene gemeente en de andere. Daarop zou je best wat meer sturing kunnen hebben, maar dat is vooral een provinciale verantwoordelijkheid. Wij hoeven niet in elk dorp dat meer dan 10.000 of 15.000 inwoners telt een subtropisch zwembad. Als een kern met 750 inwoners een tennisbaan heeft, is het de vraag of zo'n voorziening ook in het buurdorp gerealiseerd moet worden. Dat soort discussies moet je wel voeren. Dat is echter iets anders dan een nulmeting. Ik weet niet of de staatssecretaris nu degene is die dat voor heel Nederland, voor alle gemeenten, zou moeten inrichten.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een duidelijk antwoord. Mevrouw Leijten, aanvullend.

MevrouwLeijten(SP)

Ik vind het een beetje jammer, want volgens mij zitten het CDA en de SP op dit punt eigenlijk vrij dicht bij elkaar. Ik heb het ook over de breedtesportvoorzieningen, en wij maken ons daar zorgen over. Wij hebben gezien dat de VVD zich daar ook zorgen over maakt. Volgens de SP is het heel erg goed als wij gewoon een overzicht hebben van de staat van de sportaccommodaties en de sportvoorzieningen in buurten in 2009 of in 2010, als wij dan de nulmeting doen. Dat wij die dan ook voor de Olympische Spelen kunnen gebruiken, is mooi meegenomen. Ik vraag me af waarom het CDA zich grote zorgen maakt en hieraan veel regels wijdt in een debat in de Tweede Kamer, maar dan in een antwoord zegt dat het de verantwoordelijkheid is van de provincies. Het is toch een beetje jammer dat de heer Atsma dit weer afschuift.

De heerAtsma(CDA)

Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat dit in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de gemeenten als het gaat om het sportbeleid. Per jaar gaat meer dan 1 mld. naar de sport vanuit de gemeentelijke overheden. Een gemeenteraad kan dus heel goed beoordelen wat wel en wat niet van toegevoegde waarde is in de eigen gemeente. Wat ik heb gezegd is dit: zorg ervoor dat er op gemeentelijk niveau voor wordt geijverd dat er ook sportaccommodaties in de centra blijven. Zorg ervoor dat de terreinen die daarvoor beschikbaar zijn niet worden opgeofferd aan woningbouw. Dan kom je soms bij de staatssecretaris uit, want zij heeft daarvoor natuurlijk een paar instrumenten; zo zit zij een beetje aan de knoppen bij de combinatiefuncties. Zij kan tegen de gemeenten zeggen: wij gaan met u spreken over het beschikbaar stellen van middelen voor het inschakelen van combinatiefunctionarissen, maar wij maken tegelijkertijd een paar afspraken over de vraag waar u de sportvoorzieningen hebt, en verder maken wij, ook in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of met de VSG, een paar afspraken over de wijze waarop wij de voorzieningen zullen gebruiken.

Hiermee ben ik bij mijn tweede punt. Enkele jaren geleden hebben wij hier de afspraak gemaakt dat de staatssecretaris zich zou inzetten om sportaccommodaties in dorpen, in wijken en in steden multifunctioneler inzetbaar te maken. Niet alleen in de avonduren, als de voetbalclub traint, maar ook overdag zou je daarmee meer kunnen doen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe het staat met de afspraken die op dat punt zouden worden gemaakt met de VNG.

De voorzitter:

Die afspraak is genoteerd. Mevrouw Leijten is nog niet tevreden.

MevrouwLeijten(SP)

Nee, ik blijf het proberen. De heer Atsma stelt dat wij moeten kunnen meten wat de staatssecretaris afspreekt met gemeenten en provincies als het gaat om de accommodaties en de combinatiefuncties. Dat kunnen wij goed meten. Ik stel vast dat wij ieder jaar opnieuw allemaal onze zorgen uiten dat uit de centra en uit dorpen sportaccommodaties verdwijnen, dat uit de buurten de trapveldjes verdwijnen, maar dat nu niet wordt gezegd: wij gaan dat eens meten en wij gaan concreet kijken wat die afspraken opleveren. Ik stel dus nog een keer de vraag aan het CDA: wat is erop tegen om een nulmeting te maken? Laat de staatssecretaris dit in samenwerking met de VNG, de VSG en het IPO doen; dat maakt mij niet uit. Maak die nulmeting, zodat wij volgend jaar en de jaren daarop concreet kunnen zien waartoe alle vragen van de heer Atsma hebben geleid.

De heerAtsma(CDA)

Ik weet echt niet wat uit die nulmeting naar voren zou moeten komen. Laat ik even mijn eigen prachtige dorp Surhuisterveen noemen. Daar wordt op dit moment een nieuwe ijsbaan aangelegd. Er komt een skeelerbaan bij en er komt een fietscrossbaan bij. Het zal het dorp een zorg zijn wat er in de buurdorpen gebeurt. Het is puur een initiatief van de gemeenteraad. Ik denk dat de staatssecretaris wel wat beters heeft te doen dan dat voor alle gemeenten, voor alle dorpen in beeld te brengen. Ik denk ook dat dit een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Het gaat mij, zoals ik aan het begin heb gezegd, met name om de grote sportaccommodaties en de ruimtes die dreigen te verdwijnen uit de stedelijke omgeving. Daar mag de staatssecretaris een signaal over afgeven. Uiteindelijk is het echter ook in een stad de gemeenteraad die beslist. Mevrouw Leijten kan dat vervelend vinden, maar dat is gewoon een gegeven.

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, dit wordt een herhaling van zetten.

MevrouwLeijten(SP)

Er worden mij woorden in de mond gelegd.

De voorzitter:

U hebt uw punt echt gemaakt. U denkt daar fundamenteel anders over dan het CDA van de heer Atsma. De staatssecretaris reageert nog. Komt u hierop in tweede termijn terug, en maakt u dan uw opmerking nog een keer. Dit is echt een herhaling van zetten.

MevrouwLeijten(SP)

Het CDA legt mij in de mond dat de SP niet zou willen dat er op lager niveau besluiten worden genomen en dat daar de democratie werkt. Dat is absoluut niet het geval. Ik wil gewoon cijfers op een rij van sportaccommodaties en -faciliteiten.

De voorzitter:

Dat hadden wij allemaal al begrepen.

MevrouwLeijten(SP)

Ja, maar ik vind het erg vervelend als het CDA mij in de mond gaat leggen dat ik niet voor lokale democratie ben.

De voorzitter:

Dan moet u iets beter luisteren, want zo zei de heer Atsma het niet. Maar u komt erop terug en de staatssecretaris ook. Mijnheer Atsma, wilt u verder gaan?

De heerAtsma(CDA)

Ik vervolg met een paar opmerkingen over datgene wat er bij de bonden gebeurt in relatie tot het Masterplan Arbitrage. Wij hebben daarvoor een heel hoge ambitie uitgesproken. De CDA-fractie is eigenlijk benieuwd hoe dit gaat werken. Dit masterplan lijkt goed in de steigers te staan. Laat ik hierover een compliment maken in de richting van de KNVB, na datgene wat mijn buurvrouw in de afgelopen minuten over sommigen binnen de KNVB heeft gezegd. Ik wil van de staatssecretaris weten hoe het zit met betrekking tot de andere sportbonden. Wordt de ambitie van 50.000 arbiters erbij ook bij andere sportbonden gerealiseerd?

Over de bescherming van scheidsrechters merk ik nog het volgende op. Recent hebben wij in het betaald voetbal een paar voorbeelden gezien van hard optreden tegen spreekkoren die tegen de scheidsrechter waren gericht. Dat juicht de CDA-fractie zeer toe. Voor zover dat gestimuleerd kan worden, heeft de staatssecretaris wat ons betreft alle ruimte voor een hard en als het nodig is ook restrictief beleid tegen agressie jegens arbiters, scheidsrechters of juryleden, of hoe zij ook mogen heten bij de verschillende sporten.

Als wij het hebben over de sportbonden, noemt de CDA-fractie traditioneel, meestal samen met de collega's van de PvdA, de VVD en ik denk ook de SP, de zorg over de kleine koepels. Wij noemen dan meestal de NCSU, de NKS en de NSA, het samenwerkingsverband van de kleine organisaties. De CDA-fractie blijft eraan hechten dat er ook voor deze kleine koepels een blijvende plek is in het Nederlandse sportbestel. Wat ons betreft wordt dit ook in financiële zin helder gemaakt.

Bonden en koepels kunnen een belangrijke rol spelen bij het bestrijden van overgewicht. Het probleem van kinderen die te dik zijn en die te weinig bewegen, is de afgelopen maanden regelmatig aan de orde geweest in dit huis. Bij de bespreking van de Nota Overgewicht hebben wij het accent toch te weinig gelegd zien worden op de sport. Daarom wil ik nog eens benadrukken dat het voor ons buitengewoon belangrijk is dat via de sport kinderen worden aangezet tot meer bewegen in de ruimste zin. Natuurlijk hebben de scholen een eigen verantwoordelijkheid en een eigen rol – dat zal ik mevrouw Agema niet ontzeggen – maar ik vind dat juist ook de bonden, de sportverenigingen, die tot in de haarvaten van de samenleving zitten, daarbij een veel prominentere rol zouden kunnen spelen. Als gewezen wordt op het succes van meedoen door allochtone kinderen, zal ik dat niet bestrijden. Ik zie echter wel dat dit zich slechts richt op een relatief klein deel van Nederland en op een beperkt aantal sportbonden. Wij zouden er veel meer voor voelen dat dit project wordt verbreed tot meedoen door alle kinderen. Uit de interrupties die zojuist zijn gedaan, maak ik voorzichtig op dat ook collega Leijten daar eigenlijk wel voor zou voelen. Als dat het geval is, zou ik het liefst het project Meedoen, dat voor allochtone kinderen bedoeld is, verbreden door het project Meedoen aan alle kinderen aan te bieden. Dat daarvoor wellicht aanvullende middelen uit het budget van de staatssecretaris beschikbaar moeten worden gesteld, vind ik prima. Maar ik vind dat het niet meer van deze tijd is om dit te veel te focussen op één doelgroep, wetende dat overgewicht in algemene zin bij een groot deel van de kinderen een groot probleem aan het worden is. Ik zou die slag willen maken. Dan maakt het dus niet uit of een kind woont in Groningen, Limburg, Brabant of in de Randstad, waar relatief veel allochtone kinderen wonen. De CDA-fractie is graag bereid om hierop terug te komen.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Mijn collega, de heer Dijsselbloem, heeft bij de bespreking van de WWI-begroting een motie ingediend over dit project. Die motie is door de Kamer aangenomen. Vindt de heer Atsma dat het nog steeds via deze lijn kan of pleit hij hier en nu alsnog voor een andere motie? Dat begrijp ik een beetje.

De heerAtsma(CDA)

Ik vind het jammer dat het project is verengd tot de wijken in de steden. Dat gebeurde bij de WWI-begroting. Ik vind dat mevrouw Van Dijken dit niet had moeten laten gebeuren. De motie had in deze vergadering moeten worden ingediend. Als die motie kan worden verbreed in de zin die ik heb gesuggereerd door daarover in deze commissie brede consensus te bereiken, zou ik dat zeer toejuichen. Ik hoop ook dat dit op bijval van mevrouw Van Dijken kan rekenen. Ik proef in elk geval draagvlak voor die benadering. Daarmee heb ik dus niet gezegd dat ten behoeve van allochtone kinderen niets zou moeten gebeuren. Ik vind dat je het en/en zou moeten doen. Dat dreigt nu een beetje ondergesneeuwd te raken. Dit komt ook doordat er een kostenplaatje zit aan een goede uitvoering van de motie. Geld kan maar een keer worden uitgegeven, uit de lengte of uit de breedte. Laten we het in dit geval maar uit de breedte doen en dan ook iedereen daarmee proberen te bereiken.

De basis van de financiering van sport is wat ons betreft overigens een nog steeds onopgelost onderwerp. De CDA-fractie heeft er eerder voor gepleit om de Lottogelden 100% door te sluizen naar de sportfinanciering. Het blijft toch een beetje in het luchtledige hangen wat dat nu betekent. Is de hoogte van de middelen die naar de sport gaan op dat punt wel voldoende gecontinueerd? Ik hoor graag hoe de staatssecretaris hiertegen aankijkt.

De Sportagenda 2012 is door het NOC*

Ik moedig de staatssecretaris aan om bij allen die erover gaan, van wie de staatssecretaris er één is en niet de minst belangrijke, dringend onder de aandacht te brengen dat Amsterdam de olympische kandidaat van Nederland moet zijn. Alle suggesties ten spijt, het is niet zo dat een olympisch toernooi aan een regio of aan een land wordt toegewezen. Het wordt echt aan een stad toegewezen. Het kan maar één stad zijn, namelijk Amsterdam. Vanuit welke invalshoek je het ook bekijkt, vanuit Ruimtelijke Ordening, vanuit VWS, vanuit Landbouw; je moet alles terugleiden tot de stad waar het om draait. Dat zal dus Amsterdam zijn. Van daaruit moet je bekijken welke accommodaties moeten worden ingezet. Dat kan inderdaad betekenen dat je in andere provincies terechtkomt. Dat is helemaal niet erg. Maar je moet werken vanuit een compacte binnenring, waarin een paar grote sporten zijn geconcentreerd. Dat is nu eenmaal de systematiek van een olympisch toernooi. Dat is ook de systematiek waaraan het Olympisch Comité vasthoudt.

Keuzes maken is wat ons betreft een eerste vereiste. Het is kort dag. Voor een paar kilometer snelweg in Midden-Delfland zijn we zo'n beetje een generatie aan het hakketakken. We weten nu al dat als je rond 2020 een beslissing genomen zou willen hebben, er al heel veel in de steigers moet staan. Het is een kwestie van snel doorpakken.

MevrouwLeijten(SP)

De SP en het CDA kunnen het soms best met elkaar eens zijn. Wat betreft Amsterdam als naamdrager van de Olympische Spelen en de noodzaak tot snel beslissen zitten we op één lijn. Uit uw woorden proef ik ook dat dan helder moet worden wat allemaal nodig is en wat het allemaal gaat kosten. Daar heeft de SP ook om gevraagd. Zitten we wat dat betreft ook op één lijn?

De heerAtsma(CDA)

Het is allemaal niet zo ingewikkeld om vast te stellen wat er nodig is. Ik weet niet of u de afgelopen jaren van nabij hebt gevolgd wat je moet realiseren om Olympische Spelen te kunnen organiseren. Dat is volstrekt helder. We hoeven het wiel gelukkig niet opnieuw uit te vinden. Naast accommodatie is vooral infrastructuur nodig. Ik heb slechts gewezen op de ellenlange procedures die je in Nederland soms hebt om een gebouw, weg of wijk te realiseren. Ik vraag daarom de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat we snel weten waar we aan toe zijn en welke stad de trekker wordt van het project. Wat ons betreft, wordt dit Amsterdam. Van daaruit kunnen we gaan werken.

Wij vinden het geweldig spijtig dat het zo lang duurt voordat de infrastructuur klaar is. Dus is het bepaald geen slechte gedachte om in de Crisis- en herstelwet het olympisch plan integraal mee te nemen. Dat zeg ik ook omdat de Crisis- en herstelwet niet zozeer beoogt om geld te fourneren, als wel om procedures te bekorten. In dit geval kan dit handig zijn. Het is ook helemaal niet erg dat je streeft naar het realiseren van topsportaccommodaties en paralympische accommodaties. Dat geld is niet over de balk gesmeten. Als je weet waaraan behoefte is, weet je ook dat je daarmee een diepte-investering doet ten behoeve van de Nederlandse sport en de internationale sport. Die kunnen overigens ook prima voor de breedtesport worden ingezet.

MevrouwLeijten(SP)

Ik heb geen antwoord op mijn vraag gekregen. Welke stad kies je? Wat voor plan maak je? Welke accommodatie gebruik je? Welke accommodaties moeten nog aangelegd worden? Welke infrastructuur is nodig? Ik ben het erover eens dat deze vragen allemaal helder moeten zijn. Maar wat de SP betreft moet hieraan ook toegevoegd worden wat de kosten zijn en hoe we dit gaan betalen. Ik heb in mijn betoog gezegd dat als we dat niet helder maken en als de suggestie eromheen komt te hangen dat het een commercieel prestigeproject wordt, we het draagvlak verliezen. Ik hoop op de steun van het CDA voor mijn verzoek aan de staatssecretaris om de kosten op een rij te zetten, zodat wij kunnen weten waar wij "ja" tegen zeggen.

De heerAtsma(CDA)

Wij zijn gekke Henkie niet. We weten dus precies wat de verschillende accommodaties aan investeringen vergen. Natuurlijk zal een gedetailleerd plan van aanpak, inclusief het kostenplaatje, op tafel moeten komen. Maar dit plan kun je pas maken als je keuzes hebt gemaakt. Het maakt natuurlijk nogal uit of je naar een stad gaat waarin al meerdere accommodaties in potentie aanwezig zijn, dan wel op de rol staan of dat je kijkt naar een locatie waar nog niks is. Kortom, op dat punt bestaat volgens mij geen millimeter verschil van mening.

Mevrouw Leijten stelt nadrukkelijk dat er maar 50% draagvlak is. Dat waag ik te betwijfelen. Ik denk dat het draagvlak voor een olympisch toernooi in Nederland groter is. Ik hoop daarom dat de heer Opstelten alles uit de kast zal halen om dat draagvlak, voor zover nodig, nog meer te vergroten. Daarmee heb ik niet gezegd dat de heer Opstelten de trekker van het olympisch traject is. De trekker van het project zullen de sportbonden gezamenlijk moeten zijn, samen met de overheid. Laten we de staatssecretaris meteen maar de minister van Sport noemen. Dan is dat ook meteen volstrekt helder.

Een groot probleem zal natuurlijk de financiering van alles worden. De beschikbare middelen zijn, met alle respect, kruimelwerk. Een deel van de financiering en van de benodigde middelen voor de infrastructuur kun je wellicht uit andere ministeriële potten halen. Een weg gebruik je namelijk niet alleen om over te rijden van en naar sportaccommodaties. Die weg kun je ook voor andere dingen inzetten. Maar in zijn algemeenheid is dit een groot probleem. Daarom vragen wij de staatssecretaris om serieus werk te maken van een onderzoek naar het opzetten van een olympische loterij. Zo'n 20 jaar geleden werd deze loterij ook al voorzichtig opgezet. Ik zou er eerder mee willen beginnen. Ik wil nu al beginnen met een olympische loterij. Die kan alleen via het ministerie van Justitie worden opgezet. Daar moet de erkenning vandaan komen. De goededoelenloterijen in Nederland zijn uitstekend in staat om zo'n olympische loterij uit te voeren. Ik heb begrepen dat daarmee op jaarbasis netto voor de sport zo'n 40 mln. extra binnengehaald kan worden, uitgaande van een omzet van 100 mln. Tien jaar lang 40 mln. of iets meer is 0,5 mld. Daarmee kun je echt meters maken, letterlijk en figuurlijk.

MevrouwNeppérus(VVD)

Een loterij klinkt mooi, maar volgens mij hebben we er al een aantal, die ook een heleboel miljoenen opbrengen. Denkt de heer Atsma echt dat mensen meer aan die ene loterij gaan uitgeven? Als ik de heer Atsma goed beluister, denkt hij namelijk dat mensen extra loten gaan kopen. Zou het niet gewoon zo zijn dat zij aan andere dingen minder uitgeven en dat er dan meer sprake is van een soort schuiven?

De heerAtsma(CDA)

De euro kan natuurlijk maar eenmaal worden uitgegeven. Mensen moeten zelf kiezen. Ik ga niet over de onderzoeken die in dit kader noodzakelijk of al gedaan zijn. De loterijorganisaties hebben aangegeven dat er een groot draagvlak en brede belangstelling voor is en dat mensen daar middelen voor willen vrijmaken. De CDA-fractie vindt daarom dat zo'n loterij serieus in overweging moet worden genomen. Natuurlijk zal dat leiden tot een stuk verdringing. Dat kan niet anders. Het is echter beter om dit soort zaken zelf in de hand te houden dan om op enig moment van buitenaf geconfronteerd te worden met vergelijkbare initiatieven. En het is niet zo dat alleen de sport er beter van wordt, ook de bv Nederland wordt er in algemene zin beter van. Kortom, ik nodig de staatssecretaris uit om samen met de minister van Justitie aan de slag te gaan.

MevrouwNeppérus(VVD)

Hoe sympathiek het idee van zo'n loterij ook klinkt, ik blijf zitten met het punt dat er een stuk verschuiving optreedt. Dan kunnen we voortaan bij de behandeling van een andere begroting constateren dat mensen meer geld nodig hebben.

De heerAtsma(CDA)

Dat weet ik niet. Als hier en daar een milieuorganisatie iets minder krijgt, heeft de VVD-fractie in het algemeen daar niet al te veel moeite mee. Ik begrijp van de goededoelenorganisaties, met name de loterijen, dat er serieus belangstelling blijkt te zijn voor het opzetten van zo'n loterij en dat een geprognosticeerde opbrengst van pak 'm beet 100 mln. ingeschat zou kunnen worden. Als dat het geval is, zegt de CDA-fractie: onderzoek dat en ga ermee aan de slag.

MevrouwNeppérus(VVD)

De heer Atsma zegt iets over de VVD en de milieuorganisaties. Het CDA zegt hetzelfde, totdat het op stemmen aankomt. Maar neem nu een doel, zoals de Hartstichting, waarvan iedereen zal zeggen dat het een goed doel is; er zijn vele andere te noemen. Laten we het wat ruimer zien.

De heerAtsma(CDA)

Dat is altijd de keuze die de mensen zelf maken. Mensen bepalen nu ook zelf of ze een lot kopen. Ik heb daar geen moeite mee. Het is alleen zo dat binnen de andere goededoelenloterijen de bestemmingen voor een belangrijk deel geoormerkt zijn. Overigens weten we ook wie aan de knoppen zit als het gaat om het toekennen van bedragen aan al die goede doelen. Daarmee kom je misschien weer in dezelfde vicieuze cirkel als bij het vinden van draagvlak voor de Olympische Spelen. Dat heb ik althans begrepen. Laat ik het omdraaien: als het signaal van de loterijorganisaties positief is, zou mevrouw Neppérus dan mee willen denken als het gaat om een extra budget dat je hiermee voor de sport beschikbaar kan stellen? Zou zij dat bespreekbaar vinden? De CDA-fractie is er volstrekt helder over: ga dat onderzoeken, niet meer en niet minder. Als het leidt tot verdringing, moet dat ook worden afgewogen. Daar zijn de organisaties zeer wel toe in staat. Sterker nog, de mensen zijn ertoe in staat, want die worden overstelpt met aanbiedingen van loterijen, een krasje hier, een krasje daar en weet ik het wat.

MevrouwLeijten(SP)

Ik vind het voorstel voor een goededoelenloterij voor de Olympische Spelen echt een voorstel om weer een berichtje in de krant te krijgen. Ik heb in het olympisch plan niet de ambitie gelezen om de gokverslaving te verhogen. Wij kennen nog niet de concrete plannen en de investeringen die daaruit voortvloeien. Vindt de heer Atsma het dan niet volledig ongepast om nu al te beginnen over een loterij? Zou niet de volgorde moeten zijn: stad kiezen, plan maken, kosten bekijken en dan: hoe gaan we het betalen?

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Waar ziet mevrouw Leijten in die reeks een rol voor de MKBA?

MevrouwLeijten(SP)

Ik vind het hartstikke goed dat er volgend jaar een verkenning wordt gedaan naar de kosten en baten. Dat vind ik uitstekend.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Waar in de volgorde die u opsomde?

MevrouwLeijten(SP)

Wat mij betreft doen wij de verkenning wanneer wij weten welke stad het wordt en wat er nodig is, anders doen wij een verkenning naar iets wat onduidelijk is. Met de ambities van het olympisch plan is iedereen het eens, maar we moeten wel weten waar we ja tegen zeggen voordat we een olympischedoelenloterij starten.

De heerAtsma(CDA)

Er was een vraag aan mij gesteld. Het is niet prematuur om er nu al mee te beginnen. Het zal mevrouw Leijten misschien verbazen, maar veel sportbonden zijn al volop bezig met de Olympische Spelen van 2028. Die zijn al volop aan het investeren en aan het lobbyen om te proberen om wereldkampioenschappen en andere grote evenementen naar Nederland toe te halen. Ik kan een willekeurig aantal sportbonden noemen dat de komende jaren in Nederland wereldkampioenschappen organiseert. Dat heeft onder meer als doel om de internationale sportbestuurders warm te maken voor het Olympisch Plan 2028. Als je tussen nu en 2020 hier wereldkampioenschappen wilt organiseren, moet je daar nu al volop mee bezig zijn. Gelukkig zijn er verschillende bonden die het al hebben opgepakt en die kampioenschappen toegewezen hebben gekregen. Mevrouw Leijten vraagt: wat moet je daarmee? Ik geef het voorbeeld van de NOS. Die moet al die evenementen in beeld brengen. De NOS heeft in die zin een groot probleem en vraagt terecht aan alle betrokkenen om bij te dragen aan een soort mediafonds, zodat datgene wat de komende jaren hier georganiseerd wordt, in beeld gebracht kan worden. Ik ben dus niet prematuur bezig. Het geld is nu al nodig. Er komen tal van kampioenschappen aan. Ik zal maar geen voorbeelden geven.

MevrouwNeppérus(VVD)

Het wereldkampioenschap roeien.

De heerAtsma(CDA)

Het wereldkampioenschap roeien, de Wereldruiterspelen, de wereldkampioenschappen fietscross, de wereldkampioenschappen baanwielrennen, de wereldkampioenschappen wielrennen op de weg, de wereldkampioenschappen zwemmen, het wereldkampioenschap voetbal, allemaal ook in het teken van de olympische ambitie. Als je dat wilt, dan moeten er goede accommodaties zijn en moet er geld zijn om alle andere noodzakelijke dingen te kunnen doen. Kortom, de sport krijgt op dit moment bepaald niet genoeg geld. Alles wat eraan kan bijdragen dat er extra geld in het laatje komt, is mij dierbaar. Dat zou het mevrouw Leijten ook moeten zijn.

MevrouwLeijten(SP)

In mijn betoog heb ik ook gezegd dat ontzettend veel miljoenen worden uitgegeven in het kader van het olympisch plan. Mijn kritiek daarop is juist dat we niet weten waar we naartoe gaan en wat dat uiteindelijk kost. Ik vind het daarom wel heel erg raar dat de heer Atsma een motie indient over een olympische hoofdstructuur, maar op het punt van het kostenaspect om de hete brij heen blijft draaien. Nu komt hij weer met een plannetje voor een olympischedoelenloterij of hoe het ook mag heten. Dat is hartstikke leuk voor een berichtje in de krant, maar ik vind dat het CDA, als partij die is voor deugdelijke financiën en die rentmeesterschap en goede begrotingsregels hoog in het vaandel heeft staan, hier zou moeten zeggen: jongens, stad kiezen, plan maken, alle kosten op een rij en dan kiezen of we het wel of niet doen. Het is geweldig dat die ambities er zijn, maar ambities voor meer sporten en noem het allemaal maar op moeten we sowieso hebben. Meer gokken is wat mij betreft niet de ambitie.

De heerAtsma(CDA)

"Meer gokken" staat volstrekt los van wat ik heb gezegd. Dat weet mevrouw Leijten ook. Dat is onzin. Mevrouw Leijten heeft het over het kostenplaatje. Het maakt niet of je nu in Amsterdam de Olympische Spelen wilt organiseren of dat je kiest voor Utrecht, Rotterdam, Arnhem of Zuid-Limburg. Het gaat natuurlijk om verschillende bedragen, maar buiten kijf staat dat miljarden nodig zijn. Mevrouw Leijten moet dus niet suggereren dat je niet tot in detail weet wat het kost omdat er niet gekozen is. Dat is onzin. Alle sportbonden in Nederland weten precies welke accommodaties nog ontbreken en kunnen ons morgen vertellen wat een olympisch zwemstadion of olympische atletiekbaan kost. Het gaat om de vraag waar je die zaken concentreert, maar ik ga mezelf nu herhalen.

De voorzitter:

Dat wilde ik net vaststellen. Vervolgt u uw betoog.

De heerAtsma(CDA)

Kortom, we moeten er vol voor gaan. Dat geldt ook voor de overheid.

Dat brengt mij bij de volgende opmerking. We hebben vorig jaar zo'n beetje Kamerbreed uitgesproken dat alle ministeries, indien mogelijk, topsportselecties op de been zouden moeten brengen. De staatssecretaris heeft dat omarmd. Ik heb toen een aantal voorbeelden genoemd. Je zou kunnen denken aan OCW en aan VWS. Elk ministerie heeft zijn eigen boodschap die uitgedragen moet worden, al is het maar het werven van nieuw personeel. Ik heb vorig jaar het ministerie van Defensie geprezen vanwege zijn voorbeeldfunctie en voortrekkersrol. Ik weet niet of het komt door het gedoe rond Yuri van Gelder, maar het is natuurlijk buitengewoon zuur dat uitgerekend Defensie een pas op de plaats maakt. Nu is dat wel beeldsprakig bij militairen, maar dat was niet de intentie van de CDA-fractie toen zij er vorig jaar bij de staatssecretaris op aandrong om te pleiten voor meer topsportselecties, ook met het oog op de Olympische Spelen. Hoe zit het nu met de ambities van Defensie? Hoe moeten wij uitleggen dat er fors wordt gesneden in de olympische topsportselectie? Is dit een voorbode van het feit dat de bezuinigingen onmiddellijk leiden tot het schrappen van alles wat met sport te maken heeft binnen de verschillende ministeries? Ik mag hopen van niet. Ik roep de staatssecretaris op alle zeilen bij te zetten en alles uit de kast te halen om dit tij te keren.

Wij zijn vaak vol trots als wij zien wat de nationale teams presteren. Collega Agema wees op het damesvoetbalteam en wij zijn natuurlijk vol verwachting van wat er volgend jaar juni in Zuid-Afrika gebeurt. Nu alles zo'n beetje panklaar is gemaakt, zou ik de staatssecretaris willen uitdagen om ook naar de andere kant van de Zuid-Afrikaanse medaille te kijken. Ik heb dat eerder ook gezegd. Probeer mee te liften met maatschappelijke initiatieven die rondom het WK voetbal worden georganiseerd. Ik wijs op de fantastische projecten waarmee een aantal collega's kennis heeft gemaakt in de townships in bijvoorbeeld Kaapstad en Johannesburg. Nu de loting is geweest, kunnen wij precies bekijken waar Nederland naartoe moet. Ik zou de staatssecretaris willen vragen deze parallelagenda samen met minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking handen en voeten te geven.

Dat brengt me op een ander aspect van nationale teams. Dat is een aspect dat mij buitengewoon veel zorgen baart, namelijk het geshop en gehiphop van sporters van land A naar land B. Helaas hebben wij in Nederland ook enkele voorbeelden van schaatsers die in de afgelopen jaren naar andere landen zijn gegaan. Nu zie je echter dat enkele Nederlandse schaatsers afstand lijken te gaan doen of inmiddels hebben gedaan van de Nederlandse nationaliteit en overstappen naar Kazachstan. Ik weet uit andere activiteiten dat je je daarmee in een buitengewoon diep gat stort. Ik maak me erg veel zorgen over wat er gaande is. Ziet de staatssecretaris een rol voor zichzelf weggelegd? Een sporter is natuurlijk altijd de baas over zijn eigen ambitie, maar ik ben echt bezorgd of de voorlichting op dit punt wel adequaat is en is geweest. De consequenties zijn rigoureus en ingrijpend. Mensen worden uit de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) uitgeschreven. Ze komen niet meer in aanmerking voor huursubsidie, studiefinanciering of voor welke ondersteuning dan ook. Dat is een eigen keuze, maar ik vraag me af er voldoende onafhankelijke voorlichting is geweest voor de sporters. Of kan die nog gegeven worden? Ik voorspel dat de rapen binnen een halfjaar gaar zijn en dat wij hier debatten krijgen over de vraag of mensen die afstand hebben gedaan van hun nationaliteit alsjeblieft weer Nederlander zouden kunnen worden. Ik vind dat de lichtvaardigheid van de genomen beslissingen afdruipt. Ik weet dat ik zware woorden in de mond neem. Ik wil via de staatssecretaris het NOC*NSF, de sportbonden en de gemeenten waar de mensen wonen oproepen meer en betere voorlichting te geven.

MevrouwNeppérus(VVD)

Toen vijftien jaar geleden de schaatser B.V. van Den Haag naar België verhuisde en de Belgische nationaliteit kreeg, grinnikten wij allemaal wat. Nu het om een land als Kazachstan gaat, moeten wij kennelijk iets gaan doen. Ziet de heer Atsma echt een rol voor de staatssecretaris? Het zijn toch keuzes die mensen zelf maken? Je kunt wel praten over voorlichting, maar is het niet veel meer aan die sporters zelf en aan de sportbond? Ik denk wel dat de sportbond daar een rol in speelt. Zou de heer Atsma niet eerst naar de sportbond willen kijken in plaats van de staatssecretaris een rol te geven? Sport is een vak en er zijn ook andere vakken waarin mensen verhuizen. Ik begrijp de twijfel van de heer Atsma, maar de rol voor de staatssecretaris zie ik niet. Zouden wij niet gewoon de sportbonden kunnen aanschrijven?

De heerAtsma(CDA)

Ik heb het heel breed geformuleerd. De Nederlandse sportbonden staan natuurlijk ook op achterstand, want de mensen laten zich uitschrijven en gaan naar een andere sportbond. Dat maakt het al ingewikkeld. Is het NOC*NSF hierbij betrokken? Eigenlijk ook niet, want die sporters gaan naar een ander land. Het is dus ingewikkeld en daarom heb ik mijn woorden gekozen zoals ik ze heb gekozen. Ik stel alleen wel vast dat de burgemeesters in de gemeenten waar de betreffende sporters wonen er nu al mee geconfronteerd worden. Zij moeten uitgeschreven worden uit de GBA. Het is maar zeer de vraag of de mensen om wie het gaat in de gaten hebben en hadden welke stap ze hebben gezet. Ik voorspel dat wij binnen enkele maanden hier de discussie gaan voeren of ze weer de Nederlandse nationaliteit kunnen krijgen omdat ze niet mogen starten op het olympisch toernooi, wat wel de ambitie was, dus misschien zijn ze ook nog met misleiding over de streep getrokken. Hebben wij geen gezamenlijke verantwoordelijkheid om sporters op de consequenties te wijzen?

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik denk dat het probleem is dat wij het te veel over de schaatsers hebben. Dat is natuurlijk de achtergrond. Ik begrijp de zorg van de heer Atsma best. Ik zeg alleen dat ik geen rol zie voor de overheid. Ik zou veel eerder de betreffende bonden willen aanspreken. Ik proef bij de heer Atsma die overheidsrol. Daar zit een punt van verschil.

De heerAtsma(CDA)

Het gaat inderdaad om schaatsers, maar ik heb ook andere sporters dezelfde bewegingen zien maken. Zij zijn van een koude kermis thuisgekomen. Je kunt daar veel van vinden en je kunt je afvragen wat de staatssecretaris daarmee te maken heeft, maar ik spreek haar aan op haar staatssecretariaat van sport. De mensen gaan naar een ander land omdat ze in Nederland sporter zijn maar kennelijk vinden dat ze onvoldoende kansen krijgen om aan de bak te komen. Dat mag allemaal zo zijn, maar ik voorspel dat wij over een halfjaar hier een andere discussie krijgen. Dan zullen wij met z'n allen vaststellen dat wij die mensen meer in adviserende zin hadden moeten bijstaan. Ik betwijfel zeer of ze weten wat er aan de hand is.

De voorzitter:

Uw zorg is duidelijk. Ik wijs u erop dat u bijna op vijftien minuten van uw spreektijd zit.

De heerAtsma(CDA)

Ik heb het meest belangrijke ook wel zo'n beetje genoemd. De discussie rond sport en doping heb ik een aantal jaren geleden ook gericht op de fitnesscentra en de sportscholen. Ik vind dat er een onthutsend rapport is gekomen. De cijfers zijn nog veel erger dan ik toen al voorspelde. Heel veel mensen zitten aan de zware middelen. Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van het TNO-onderzoek. Ik heb eerder al gesuggereerd om te werken met keurmerken gekoppeld aan fitnesscentra. Ik handhaaf dat voorstel. Zodra het TNO-onderzoek op tafel ligt, komen wij daar wat mij betreft over te spreken, want het is absurd wat er gebeurt. De interactie tussen fitnesscentra en sportscholen aan de ene kant en sporten en sporters aan de andere kant is zo groot dat je daar niet genoeg alert op kunt zijn.

Ik zou nog een opmerking willen maken over de autonomie van sportbonden. Ik heb in het verleden al het nodige gezegd over de relatie tot NOC*NSF. Dat doe ik nu niet, maar ik heb nog steeds hetzelfde standpunt. De autonomie van sportbonden moet het vertrekpunt zijn bij het overheidsbeleid. Dat mag de staatssecretaris in haar oren knopen en doorgeven aan NOC*NSF en de sportbonden.

Waar mogelijk moeten voorzieningen voor mensen met een beperking overeind blijven en gestimuleerd worden. Dat geldt dus ook voor het vervoer van en naar evenementen. Hiermee heb ik mijn bijdrage geleverd.

De voorzitter: Atsma

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Voorzitter. Wij vinden dit een van de leukste begrotingen met enorm veel samenhang en dwarsverbanden met allerlei andere beleidsterreinen, met veel kansen en uitdagingen en altijd met financiële problemen.

Wij hebben al vaak gesproken over sport als sociaal bindmiddel en als samenlevingsvorm. Men leert bij sport zijn tegenstander en regels te respecteren. Ik ben ontzettend blij dat er juist in de sport naar gestreefd wordt geen verschil te maken: accepteren dat mensen verschillend zijn, zien dat zij hetzelfde doen en daarbij niet kijken naar kleur, handicap of inkomenspositie. Het zijn allemaal afgeleide doelen. Wij hebben die vaak benoemd bij de sport. Ik heb echter steeds de behoefte erop te wijzen dat ook sport sec waarde heeft. Sporten is leuk.

Ik wil de staatssecretaris graag een compliment maken voor de wijze waarop zij op dit onderdeel opereert en voor de steun die zij heeft verworven binnen het kabinet voor zowel algemene als specifieke sportdoelstellingen. Ik ben tevreden met het feit dat het kabinet het Olympisch Plan 2028 heeft omarmd en met de aandacht die er is voor het organiseren van grote internationale evenementen. De heer Atsma sprak er al over. Wij weten dat topsport van onmiskenbaar belang is voor de breedtesport en dat de breedtesport de kraamkamer voor de topsport is. Ongeacht de uitkomst, wel of niet Olympische Spelen in Nederland in 2028 bij welke stad dan ook, het streven om Nederland op olympisch niveau te krijgen, getuigt van grote ambitie en in dit verband is daarmee helemaal niets mis!

Ik loop even de tussenrapportage 2008 langs om nog een aantal opmerkingen te maken op de verschillende beleidsterreinen dan wel vragen te stellen. Als ik over een bepaald punt niets zeg, kan de staatssecretaris ervan uitgaan dat wij het daarmee zeer eens zijn.

Ik heb in de cijfers over 2008 van het CPB een lichte daling gezien van sportparticipatie in de leeftijdsgroep van 4 tot 12 jaar. Het gaat hier om volledig leerplichtige kinderen in het basisonderwijs. De KVLO stelt in een brief voor om structureel minimaal drie uur per week bewegingsonderwijs verplicht te stellen voor alle leerplichtige jeugd. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Ik ben benieuwd of op consultatiebureaus actief gewezen wordt op lokale dan wel wijkmogelijkheden van peuter- en kleutergym. Veel steden kennen zo'n aanbod op zaterdag en zondag als er nog geen competities zijn in de sporthallen. Er wordt ook vaak een relatie gelegd met sportverenigingen; sterker nog veel sportverenigingen doen die begeleiding.

Er is weliswaar sprake van een stijging van sportdeelname bij de groep ouderen, maar ik stel wel vast dat slechts een klein deel daarvan actief sport. Onder ouderen versta ik hier, zeer tot mijn ongenoegen, vanaf 50-plus. Hier had de begroting van VWS wel wat ambitieuzer mogen zijn. Wij willen immers mensen tot 67 jaar in het arbeidsproces houden, maar dan wel als fitte werknemers. Taskforce 50+ heeft veel stimulerende activiteiten ontplooid, maar volgens mij is er een nieuwe impuls nodig. Mijn fractie zou op lokaal niveau een apart prestatieveld sport en bewegen in de Wmo nog steeds een goede zaak vinden. Op die manier kan het gesprek tussen gemeente, gebruikers en aanbieders een structureel karakter krijgen en worden verenigingen gestimuleerd om ook voor 50-plussers een gevarieerd aanbod te ontwikkelen. Daarnaast hebben ook kwetsbare hoogbejaarden baat bij beweging. Dat weet de staatssecretaris vanuit haar andere verantwoordelijkheid. Geregeld bewegen en blijven bewegen heeft een vertragende werking op het dementeringsproces. Ik zie hier graag een extra inzet van de staatssecretaris.

Ik sluit aan bij de vragen over de combinatiefuncties. Hoe denkt de staatssecretaris versnelling te kunnen aanbrengen bij de invulling van de combinatiefuncties?

Wij hebben gesproken over het meedoen van allochtone jeugd aan sport. Het desbetreffende project blijkt een succes te zijn. Er is een enorme aanwas van nieuwe leden. Het project loopt in 2010 af. Hoe denkt de staatssecretaris de door de Kamer aangenomen motie te gaan uitvoeren? Ik neem aan dat haar eerste reactie zal zijn: samen met de collega voor WWI, want daar is de motie ingediend. Ik schaam mij er helemaal niet voor dat zij daar ingediend is, sterker nog ik heb dat enthousiast ondersteund. Omdat het juist gaat om alle elementen van verbreding van de samenleving, vind ik het prima dat wij de motie tegenkomen bij begrotingsbehandelingen.

Voor de werving van vrijwilligers in de sport heeft de staatssecretaris een nieuw contourenbeleid aangekondigd voor de zomer van 2009. Ik kan het gemist hebben, ik wil graag weten hoe het ermee staat.

Wij zijn blij met de aandacht voor sporters met een handicap en steunen van harte de verbinding die de staatssecretaris wil leggen tussen de sport en de zorgwereld. Ik zal haar straks met groot genoegen een impressie aanbieden van de eerste Special Olympics Regionale Spelen in Groningen op 12 september jongstleden, georganiseerd door de provincie Groningen. Meer dan 600 sporters met een verstandelijke beperking hebben daaraan deelgenomen. De deelnemers waren niet alleen geworven in sportverenigingen, maar ook in het onderwijs en bij woonvoorzieningen. Het kan dus! Het moet alleen regionaal zijn bedding vinden.

De boven verwachting goede prestaties bij de Paralympics in Peking lijken mij alleszins reden om een bijstelling van topsportbeleid voor gehandicapten te overwegen. Ik heb al eens gezegd dat ik het knap ergerlijk vind dat wij bij de gewone olympiërs voor de top tien gaan en bij de paralympiërs slechts voor de top 25. De paralympiërs hebben mijn gelijk bewezen. Ik vind dat wij daar de lat hoger kunnen leggen. Het ambitieniveau mag omhoog.

Ik deel de principiële boosheid over de gevonden oplossing voor het vervoer van sporters met een beperking niet. Er moest inderdaad een oplossing worden gevonden. Ik vind het uitstekend dat dit gebeurd is in overleg met Gehandicaptensport Nederland. Ik vind wel dat er een structurele oplossing moet komen. Hoe de toegankelijkheid van het openbaar vervoer ook zal worden verbeterd, voor een deel van deze sporters zal het meenemen van bepaalde attributen problematisch blijven. Ik geef ook in de collectebus voor andere dingen voor mensen met een handicap, bijvoorbeeld voor een vakantiekamp met aangepaste mogelijkheden. Is dat zo fout?

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter. Ik begrijp niets van het betoog van mevrouw Van Dijken. Zij stelt dat er een hoger ambitieniveau moet komen voor de gehandicaptensport, maar voor het vervoer van gehandicapte teamsporters mogen wij met de collectebus rondgaan. Waarom zegt zij niet: overheid, u bent voor sporten voor iedereen, maak het dan ook mogelijk voor iedereen en laat een en ander niet afhankelijk zijn van een al dan niet gevulde collectebus?

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Dan komen er meer belastingen op die andere collectebus. Ik wil in ieder geval dat het geregeld is. Ook wat mij betreft moeten teamsporters met een handicap bij voorkeur met het openbaar vervoer kunnen reizen. Overigens, op topsportniveau wordt heel weinig gebruik gemaakt van openbaar vervoer. Als iemand echt topsporter is, komt hij met een beetje mazzel in aanmerking voor een autootje; dat passen wij dan aan en dan is dat ook weer geregeld. Teams van mensen zonder handicap huren ook busjes. Daar gaat men ook onder elkaar met pet rond. Ik vind het principieel niet onjuist. Principieel onjuist is het als mensen worden uitgesloten van die andere mogelijkheden van openbaar vervoer, van zelf een busje regelen, en daardoor niet aan sportdeelname toekomen. Dus: het moet goed geregeld worden. Met de bekostiging heb ik niet zo'n probleem.

MevrouwLeijten(SP)

Ik vind het onbegrijpelijk dat ik dit van de PvdA-fractie hoor. Wij weten allemaal dat de financiële positie van gehandicapte mensen zwaar erbarmelijk is. Mevrouw Van Dijken zegt: dan leggen ze maar wat geld bij elkaar en huren ze maar een busje. Ja, hartstikke leuk. Belastingen zijn natuurlijk wel een stuk zekerder dan een collectebus. Ik vind het onbegrijpelijk dat we voor zo ontzettend veel olympische ambities geld vrijmaken, maar voor het vervoer van gehandicapte teamsporters zeggen: gaat u in 2012 maar met de pet rond en als die pet niet vol komt, kunt u niet meer meedoen. Dat vind ik geen goede regeling. Eigenlijk had ik op de steun van de PvdA gerekend voor een betere regeling met een echt structurele oplossing. De collectebus is niet zo'n oplossing.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Selectief citeren is ook een sport op zichzelf. Ik heb niet gezegd: als het niet geregeld is, hebt u pech gehad. Ik heb wel gezegd dat het geregeld moet zijn, linksom of rechtsom. Als de staatssecretaris in overleg met een club die ik toch wel enige deskundigheid toedicht en die ik in dit opzicht vertrouw, namelijk Gehandicaptensport Nederland, tot een oplossing komt om dit te regelen, dan denk ik: prima, wij gaan kijken hoe het gaat. Als het niet goed gaat, ben ik de eerste om te roepen: zo hadden wij dat niet afgesproken. Het moet geregeld worden. Mij maakt het niet uit of het geld privaat of via de belastingen uit de collectebus komt. Mij gaat het om het resultaat.

MevrouwLeijten(SP)

Ongelooflijk!

MevrouwVan Dijken(PvdA)

U mag dat ongelooflijk vinden, maar wij verschillen wel eens vaker van mening. Dat geeft toch niks?

Ik kom op talentontwikkeling in relatie tot de stipendiumregeling. De staatssecretaris zocht vorig jaar een oplossing in de mogelijkheid om topsporters in dienst te laten treden van ministeries. Dat zou een prachtige oplossing zijn, ware het niet dat uitgerekend de begroting van Defensie laat zien dat deze mogelijkheid verkeken lijkt door de rijksbezuinigingen. Heeft de staatssecretaris alternatieven voorhanden om juist de wat oudere topsporters in staat te stellen op hoog niveau te blijven sporten, ook bijvoorbeeld als zij al een gezin hebben? De staatssecretaris stelt dat binnen de huidige stipendiumregeling differentiatie niet mogelijk is. Rijksaanstelling zou mooi zijn. Andere overheden? Prachtig. Maar bij bezuinigingen zien wij dat dat ter discussie staat.

Ik werd getriggerd door het onderdeel sportactiviteiten en respect. Is het homosportersnetwerk inmiddels opgericht? Kunnen wij specifieke maatregelen verwachten gericht op het doorbreken van de homofobie in het voetbal, zowel bij spelers als bij supporters? Het kan niet waar zijn dat uitgerekend voetbal de enige sport is waar je nooit een homo aantreft. Het is ook niet waar, maar de sfeer in het betaald voetbal en in het amateurvoetbal is ongelooflijk homofoob. Op een vanzelfsprekende en wat glijdende manier komen wij er waarschijnlijk niet uit. Heeft de staatssecretaris daar zicht op en mogen wij daar wat van vernemen?

Ik heb steun en waardering uitgesproken voor het Olympisch Plan 2028, maar ik heb er wel een aantal vragen bij. Gezien de economische situatie waarin wij ons bevinden, vraag ik de staatssecretaris of er al sprake is van een bijstelling van het ambitieniveau. Eigenlijk moeten wij pas in 2016 heel concreet worden, ondanks de oproepen van een aantal collega's om veel eerder die piketpaal te slaan. Is datgene wat wij één à anderhalf jaar geleden dachten te kunnen en te moeten, nog steeds mogelijk? Wil de staatssecretaris zich hard maken om investeringen in sportaccommodaties – voor mij gaat het dan ook om investeringen in kunstgras – te laten vallen onder de stimuleringsmaatregelen van de Miljoenennota 2010? Ik denk hierbij ook aan maatregelen om de toegankelijkheid van bestaande sportaccommodaties voor gehandicapte sporters en publiek te verbeteren. Dat is ook investeren in de toekomst. Als wij daar kunnen versnellen, winnen wij enorm.

Hoe zal de stimuleringsregeling topsportevenementen eruit gaan zien? Ik verwijs hierbij naar de motie-Atsma/Van Dijken.

Ik ben erg benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op de vraag van NOC*NSF, die 10 mln. incidenteel vraagt voor een multisporthal op het olympisch trainingscentrum, ook in het licht van het olympisch niveau en de blik in de toekomst. Misschien is ook hier een collectebus voor nodig. Zo ja, dan hoor ik dat graag.

De voorzitter:

Het is prachtig dat het NOC*NSF die ambitie heeft, maar ik kijk ook even naar de discussie die wij daarnet hebben gevoerd. Wat is er allemaal nodig aan echte sportaccommodaties? Zou je niet ook die brede afweging moeten maken?

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Ik ga ervan uit dat wij de staatssecretaris hebben ingehuurd voor het permanent maken van brede afwegingen. Daarom vroeg ik ook haar reactie. Ik heb er nog even geen oordeel over.

Voor de toekomstige sportinfrastructuur speelt de Wet op de kansspelen een bepalende rol.

MevrouwLeijten(SP)

Is de PvdA het met het CDA en de SP eens dat wij moeten kiezen voor een stad om duidelijker te zijn over de richting die wij opgaan? Het geld dat nu door reclamebureautjes in dure brochures wordt gestoken, kan dan worden gebruikt voor het bijvoorbeeld toegankelijk maken van accommodaties.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Ik heb daarnet gezegd dat wij de bestaande stimuleringsmaatregel moeten verbreden naar sportaccommodaties bij scholen, naar het toegankelijk maken, enz.

Ik begrijp het pleidooi om nu te kiezen voor een stad heel erg goed. En toch denk ik dat er ook tegenargumenten zijn. Het organiseren van Olympische Spelen is een stip aan de horizon: 2028. Alles wat wij nu doen, kunnen wij weliswaar in verbinding brengen met het daadwerkelijk organiseren van de Olympische Spelen, maar de beslissing daarover nemen wij in 2016. In de tussentijd moet er een heleboel worden uitgezocht. Die kosten-batenanalyse vind ik ontzettend belangrijk. Het convenant met de verschillende samenwerkingspartijen is gesloten – het prachtige olympisch vuur – en met dat draagvlak ben ik tevreden. Ik ben er nog niet van overtuigd dat wij nu de stad moeten aanwijzen. Ik denk dat dat redelijk vroeg is.

MevrouwLeijten(SP)

U vroeg mij net: waar ziet u die maatschappelijke kosten-batenanalyse plaatsvinden? Wat hebben wij daaraan als wij niet weten waar wij de Olympische Spelen gaan houden en wat wij dus aan maatschappelijke en wellicht ook private investeringen nodig hebben om tot accommodaties en infrastructuur te komen? Wat is er goed aan om nu te wachten en die onzekerheid te laten hangen? Ik heb de concurrentie tussen de steden al genoemd. Ik heb gewezen op de bijkomende propaganda, die veel miljoenen opslokt. Waarom wil de PvdA nog niet kiezen?

MevrouwVan Dijken(PvdA)

De PvdA kiest ontzettend graag, maar de kans dat de Olympische Spelen worden toegewezen aan Tweede Exloërmond is niet zo groot. Het zal een van de grote steden in dit land zijn. Ik sluit mij aan bij collega Atsma: wat je dan nodig hebt aan grote accommodaties, is vrij snel in kaart te brengen. Dat is een kwestie van lood om oud ijzer. Een olympisch dorp moet ergens gebouwd worden. Ik ben de eerste om te roepen: doe dat alsjeblieft in Oost-Groningen, daar is plaats genoeg en daar is de grond een stuk goedkoper, maar ik denk toch dat het dat niet gaat worden.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten wil een vraag stellen over Oost-Groningen.

MevrouwLeijten(SP)

Nou, niet over Oost-Groningen, hoor, want ik denk dat we ook moeten bekijken hoe we na de Olympische Spelen nog gebruik kunnen maken van het olympisch dorp. Maar goed, dat is een discussie voor dan. Volgend jaar wordt er een MKBA gemaakt. Wat zal daaruit komen? Zal die MKBA niet net zo kritisch zijn als het CPB over inzet, doelstellingen, de effectiviteit, de efficiency enzovoort, als we nog niet hebben gezegd dat die stip op de horizon in Amsterdam ligt? Dan weten we immers wat we allemaal nodig hebben, en wat dat dus gaat kosten. Dan kunnen we dus een MKBA maken. Wilt u volgend jaar een onderzoek doen, gelet op de vaagheid die er nu is?

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Ik word bijna gedwongen tot een herhaling, en daar heb ik helemaal geen zin in. In de volgorde der dingen is het nu al besluiten welke stad er met de hoofdprijs vandoor gaat, niet zinvol en het lost niets op. Ik heb er geen last van dat reclamebureautjes in deze barre tijden, met teruglopende advertentie-inkom­sten, ook even wat geld verdienen. Ze doen maar! Het duurt geen jaren. Na die MKBA verwacht ik inderdaad dat er heel snel een keuze wordt gemaakt. Overigens ben ik ervan overtuigd dat de staatssecretaris in de tussentijd idiotie in de concurrentie tussen de verschillende grote steden akelig snel in de gaten heeft, en ook zal weten te voorkomen. Dat is mij een lief ding waard, maar nu hier gaan uitroepen welke stad het moet worden, vind ik ontijdig en minder gewenst.

De sportinfrastructuur is altijd aan de orde, en is zeer gewenst. Wij wachten nog steeds op de Wet op de kansspelen. Wil de staatssecretaris bij minister Hirsch Ballin gaan duwen en trekken op dit punt? Ik ben benieuwd naar het standpunt van de staatssecretaris over de scheiding van de verschillende kansspelen met betrekking tot goede doelen en sport. Ik hoop op een snelle duidelijkheid. Dat heeft alles te maken met de kleinere koepel, de NSA. Zolang het niet goed geregeld is, zal de NSA in de benen moeten worden gehouden. De heer Atsma en ik zullen daarover een motie indienen.

De waarde van de sport is voor mijn partij onomstreden. Actief, passief, sociaal-maatschappelijk, economisch. Maar ik wil een element eruit lichten: het werkgelegenheidsaspect. Sport biedt een permanente mogelijkheid om vrijwilligerswerk te doen, en kan zodoende ook via re-integratie mensen een route naar betaald werk bieden. Een Nederland op olympisch niveau brengt ook werkgelegenheid met zich mee, wat ons zeer welkom is. Voor de PvdA telt iedereen mee, en wij zien iedereen graag scoren.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijken heeft in haar bijdrage aangekondigd dat zij de staatssecretaris nog iets wil overhandigen. Dat gebeurt nu, via de voorzitter.

De vergadering wordt van 11.58 uur tot 12.45 uur geschorst.

De voorzitter: Van Dijken

De voorzitter:

Ik heb nog de tijd meegemaakt dat ene mevrouw Terpstra voorzitter van de vaste Kamercommissie was, en die had een geweldige regel: ze begon altijd stipt op tijd. Dat is mij niet gelukt, maar we beginnen nu wel. Staatssecretaris, ik wil u vragen de beantwoording omstreeks 14.00 uur afgesloten te hebben. Denkt u dat dat gaat lukken? U doet in ieder geval een poging.

De heerAtsma(CDA)

Voorzitter, ik was in mijn termijn nog een vraag vergeten. Ik had een opmerking willen maken over de acute hulpverlening bij sportevenementen, en dan met name ambulancevoorzieningen. Ik begrijp dat die ter discussie worden gesteld.

StaatssecretarisBussemaker

Voorzitter. Of het mij lukt om om 14.00 uur klaar te zijn met de beantwoording, hangt mede af van de interrupties van de kant van de Kamer. Ik zal mijn uiterste best doen.

Ik begin met het olympisch plan, en met wat we het komend jaar gaan doen. 2010 wordt namelijk een mooi sportjaar. Daarna ga ik in op de vele vragen die zijn gesteld over breedtesport, vervolgens op de vragen die betrekking hebben op topsport, en tot slot op de vragen die te maken hebben met de financiën, de sportinfrastructuur en doping.

Ik begin met 2010, als eerste aanloop naar en onderdeel van het olympisch plan. Zoals gezegd wordt 2010 een heel mooi sportjaar, in het bijzonder een heel mooi fietsjaar. We hebben grote hoogtepunten: de Winterspelen in Vancouver en het WK voetbal in Zuid-Afrika, maar ook heel veel evenementen op eigen bodem. Ik denk aan het WK turnen in Rotterdam, het WK 470-zeilen in Den Haag, het WK gehandicaptenzeilen in Medemblik, het WK aangepast zwemmen in Eindhoven en de start van de Tour in Rotterdam en van de Giro in Amsterdam. Met name de twee laatste wielerevenementen wil ik hier even uitlichten. Het is namelijk wel bijzonder dat we in een jaar tijd drie heel grote wielerevenementen in Nederland hebben, want dan noem ik ook nog maar even de Vuelta, die in Assen is begonnen. Aan de hand van die evenementen kun je heel goed aangeven, hoe topsport en breedtesport elkaar kunnen versterken, en hoe sport kan bijdragen aan maatschappelijke doelen. Ook al heb ik mijn bijdrage opgeknipt in breedtesport en topsport, ik ben het met mevrouw Leijten en mevrouw Van Dijken eens dat topsport en breedtesport niet zonder elkaar kunnen. Dus ook grote evenementen kun je alleen organiseren als ze worden gedragen door de breedtesport. Beide evenementen hebben ook op andere onderdelen een belangrijke functie. Ze zijn van grote betekenis voor de (regionale) economie. Ze leveren mooie plaatjes op, en zetten Nederland bij een Europees en mondiaal publiek op de kaart.

Die conclusie kunnen we in ieder geval ook trekken als je kijkt naar hoe het met de Vuelta is gegaan, waar niet alleen Drenthe, niet alleen Assen, maar ook alle andere steden in de overige provincies waar de Vuelta langs is gekomen, van hebben geprofiteerd. Maar die sportevenementen zijn ook sociaal-maatschappelijk van betekenis. Ze roepen gevoelens van trots en saamhorigheid op die de bevolking binden. En, heel belangrijk, de relatie wordt gelegd tussen bewegen, breedtesport en gezondheid. Dat is in de volle breedte: bij de Vuelta en bij de TT in Assen is eerst een circuit voor gehandicapten georganiseerd. Zij zijn onderdeel geweest van dat hele spektakel eromheen. Tijdens de wielerevenementen die we nog krijgen, de Tour en de Giro, zal een breed programma worden georganiseerd rond het fietsen. Prins Pieter-Christiaan heeft onlangs het startschot gegeven voor de campagne Heel Nederland fietst, een initiatief van de Fietsersbond en het NISB. Het fietsenthousiasme dat loskomt met de evenementen zal dus ook ten volle benut worden om de hele Nederlandse bevolking in beweging te krijgen. De meimaand wordt fietsmaand. Er is een actieweek in het voorjaar en er zal een recordpoging worden gedaan om op 31 maart zoveel mogelijk mensen tegelijkertijd op de fiets te krijgen. Wij gaan het dus allemaal meemaken. Het zou mooi zijn als ook iedereen in de Tweede Kamer de datum 31 maart alvast in de agenda noteert, zodat ook zij kunnen bijdragen aan dat record. Fietsen is immers gezond en leuk en draagt bij aan de verbinding tussen breedtesport en topsport. Ik zie het ook als een ondersteuning van de initiatiefnota van de heer Atsma die hij in december 2008 heeft gepresenteerd, "Fietsen in Nederland ... een tandje erbij", over de rijksinzet bij het stimuleren van het fietsgebruik. Wat voor fietsen geldt, geldt ook voor andere sporten en de verbinding tussen topsport en breedtesport.

Het Olympisch Plan 2028 gaat over uitblinken op alle niveaus. Het olympisch plan is dus veel meer dan alleen sport. Sport is wel de drager van het geheel en de Olympische Spelen zijn de stip aan de horizon, maar, zoals mevrouw Agema al zei, het olympisch plan is inderdaad veel meer dan sport. Het gaat over een sportieve samenleving die krachtig en gezond is en excelleert op verschillende terreinen. Daarbij streven wij ernaar om tot de beste tien sportlanden te gaan behoren. Wij weten echter dat dit alleen lukt als je sport verbindt met andere beleidsterreinen. Daarbij gaat het inderdaad om onderwijs, cultuur, participatie, gezondheid, economie en ruimtelijke ordening. In het Olympisch Plan 2028 "Uitblinken op alle niveaus" komt dit samen. Het hele kabinet heeft zich daar nadrukkelijk achter geschaard. Het is dus nadrukkelijk niet alleen een initiatief van mij. Dit zal ook op al die andere terreinen – infrastructuur, duurzaamheid, economische ontwikkeling, onderwijs, excelleren in kunsten – tot uitdrukking moeten komen. Ik ben blij dat alle woordvoerders hier hebben aangegeven dat zij het beginsel van het olympisch plan van harte ondersteunen.

Het zou natuurlijk fantastisch zijn als die Olympische Spelen ooit in Nederland worden gehouden, maar of dat gebeurt, weten wij nu nog helemaal niet. Eerlijk gezegd, is dat ook niet mijn grootste zorg. Mijn grootste zorg is dat, als wij dat ooit willen, wij nu de maatregelen moeten nemen om dat sportieve klimaat in Nederland te ontwikkelen en om de ruimte te benutten, zodat iedereen kan excelleren. De mensen uit de generatie die in 2028 wellicht moet presteren, worden nu geboren, zitten nu op de kleuterschool of op de basisschool. Als wij hen niet aan het sporten krijgen, dan hebben wij straks ook niet de kandidaten om mee te kunnen doen en dan hebben wij straks wellicht ook onvoldoende vrijwilligers. Of de Olympische Spelen hier worden gehouden, is een vraag die pas later aan de orde zal worden gesteld. In de concrete maatregelen leggen wij nu de horizon bij 2016. De doelstelling is om in Nederland een sportief klimaat te realiseren.

Iedereen die zegt dat wij eerst moeten weten wat de kosten en baten hiervan zijn, begrijp ik heel goed. De vraag van mevrouw Leijten is dus ook mijn vraag. Als de pers mij vraagt of ik vind dat wij nu al moeten beslissen dat de Olympische Spelen naar Nederland moeten komen, antwoord ik dan ook steevast dat ik dit niet kan zeggen. De maatschappelijke kosten en baten moeten immers echt goed in kaart worden gebracht. Zeker in deze tijden moeten wij zeer zorgvuldig met financiën omgaan. Tegelijkertijd kan sport juist in tijden zoals deze een impuls geven aan de economie. Het kan dus ook een impuls zijn voor veel meer dan sport. De maatschappelijke kosten-batenanalyse wordt gemaakt. De uitkomst is medio 2010 bekend. Deze analyse zal een belangrijke rol spelen bij de verdere besluitvorming door het kabinet.

De voorzitter:

Ik zie dat twee Kamerleden aan de staatssecretaris een vraag willen stellen. Gelet op de beschikbare tijd, roep ik de leden op om de interrupties kort te houden, anders ga ik dat doen en dat gaat u helemaal niet leuk vinden. Maar, bij vragen over dit onderwerp ... leeft u zich uit, mevrouw Neppérus.

MevrouwNeppérus(VVD)

Dank u, voorzitter. Luisterend naar de staatssecretaris vraag ik mij af of zij twijfel heeft over de Olympische Spelen. Ik denk daarbij vooral aan de opmerking dat het er niet eens toe doet of de Spelen wel of niet in Nederland worden gehouden. Mag ik er eigenlijk op rekenen dat de staatssecretaris daar wel echt voor wil gaan, dus niet alleen voor het omringende klimaat, maar ook voor de Spelen zelf?

MevrouwLeijten(SP)

Blijkt uit de maatschappelijke kosten-batenanalyse welke budgetten de provincies en gemeenten vrijmaken voor topsport en breedtesport in het kader van het olympisch plan? Wordt daarin ook vermeld welke accommodaties en infrastructuur nodig zijn en wat dat mogelijk kan opleveren? Als dat werkelijk zo is, dan bespaart mij dat het indienen van een motie in dit debat.

StaatssecretarisBussemaker

Ik ga eerst in op de vraag van mevrouw Neppérus. Natuurlijk vind ik het fantastisch als de Spelen in Nederland worden gehouden. Dat zal lijkt mij elke bewindspersoon van Sport vinden. Ik vind echter wel dat wij realistisch moeten zijn. Wij hebben met elkaar afgesproken dat elke stap in de richting van het olympisch plan, in de richting van het binnenhalen van de Olympische Spelen, op zichzelf betekenisvol moet zijn. Die stappen moeten dus ook zinvol zijn als de Spelen niet in Nederland worden gehouden. Misschien worden de Spelen niet in 2028 in Nederland gehouden, en misschien worden zij wel helemaal nooit in Nederland gehouden. Er zijn heel veel steden die wel een aanbod doen, maar de Spelen niet krijgen. Ook dan moet je er zeker van zijn dat alles wat je hebt geïnvesteerd, ten goede komt aan de sportinfrastructuur van het land en aan de bevolking van het land. Ik vind dat je daarom voorzichtig moet zijn en niet al te snel aan grote investeringen moet denken in bijvoorbeeld stadions. Daar denken heel veel mensen aan die aarzelingen hebben bij de Spelen. Je zult de mensen ervan moeten overtuigen dat je begint met het creëren van een sportklimaat waarvan ook de gewone trapveldjes in de wijk deel uitmaken. Die boodschap wil ik vooral uitzenden: wij denken niet dat het alleen maar om de grote stadions gaat.

Dan ga ik in op de vraag van mevrouw Leijten. Het is eigenlijk nog veel te vroeg om nu al na te gaan wat gemeenten en provincies precies investeren. Ik constateer wel, en dat vind ik ook heel interessant, dat dit bijvoorbeeld voor veel provincies aanleiding is geweest om olympische plannen te maken. Verschillende provincies zijn daar ondertussen mee bezig. Flevoland heeft bijvoorbeeld in relatie tot 2028 een nieuw sportbeleid in een nota geformuleerd, evenals Drenthe en Limburg. Noord-Brabant overweegt het te doen. Dat is echter iets anders dan nu al zeggen wat je gaat investeren. Afgelopen zaterdag was ik op werkbezoek in Amsterdam. Daar heeft men voor het eerst in vijftien jaar weer een integrale sportnota gemaakt over zowel breedtesport als topsport. Kortom, het gaat eigenlijk allemaal vanzelf. Daar hoef ik nu geen extra aandacht op te vestigen. Naarmate wij vorderen, zal de samenwerking tussen gemeente, provincie en Rijk verder gestalte krijgen.

MevrouwLeijten(SP)

Ik constateer dat het draagvlak dat er voor de Olympische Spelen en het olympisch plan moet zijn, kan worden ondermijnd als provincies allerlei mooie plannen maken waarin ook prestige zit, terwijl nog geen besluit is genomen. Ik constateer ook dat het veel ophef veroorzaakt als alle gedeputeerden van Flevoland op kosten van de gemeenschap naar Peking gaan. Dat gebeurt allemaal onder het motto van de Olympische Spelen. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om dat in kaart te brengen. Dan krijgen wij wat dat betreft de neuzen in dezelfde richting. Het moet namelijk inderdaad gaan om een investering in de topsport en breedtesport. Wij moeten niet allerlei dingen door elkaar heen gaan doen zodat geld dat wij ook aan sport kunnen besteden, wegvloeit naar andere zaken. Daarom wil ik graag het overzicht.

De voorzitter:

Volgens mij heeft de staatssecretaris aangegeven dat de andere overheden daar juist aan meewerken.

MevrouwLeijten(SP)

Fijn dat u antwoord geeft voor de staatssecretaris.

StaatssecretarisBussemaker

Ik heb gezegd dat het nog te vroeg is voor een gedetailleerde kosten-batenanalyse. Ik ben er niet bang voor dat de provincies nu op een heel andere manier tegenover de Olympische Spelen staan en bijvoorbeeld alleen maar aan topsport denken. Ik laat niet na om elke keer uit te dragen, overal waar ik kom, bij alle provincies en gemeenten, dat het moet gaan over breedtesport en topsport en om de combinatie daarvan.

De heerAtsma(CDA)

Voor de interruptie van mevrouw Leijten zei de staatssecretaris dat er voor het eerst in vijftien jaar in Amsterdam weer eens een sportnota op tafel ligt. Dat is natuurlijk ook wel veelzeggend voor deze stad. Dat is bepaald geen aanbeveling, maar dat terzijde. Is de staatssecretaris het met mij eens dat er de komende jaren al veel wordt georganiseerd? Zij heeft al een rijtje WK's voor dit jaar opgenoemd, maar ook voor de komende jaren zijn er ambities geformuleerd, met het oog op het binnenhalen van voldoende steun voor Nederlanders. Kortom, er wordt al geïnvesteerd door verschillende bonden en er wordt al aan de bel getrokken, bijvoorbeeld door de NOS, omdat deze de mediacoverage moet kunnen garanderen, samen met andere omroepen, willen wij überhaupt kans maken op de Olympische Spelen.

StaatssecretarisBussemaker

Ja, en dat bevestigt dus dat er al van alles gebeurt en dat wij volop bezig zijn met het olympisch plan. Op alle mogelijke manieren worden er initiatieven genomen door de partners die de Alliantie Olympisch Vuur vormen en die het olympisch plan ondersteunen. Zij maken nu een gezamenlijk spoorboekje. Dat moeten wij verder ontwikkelen en daarin zit de samenhang tussen de regionale ontwikkeling in Nederland, de infrastructuur en de grote sportevenementen die wij na 2010 in Nederland zullen binnenhalen. Het gaat om provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en om de bevolking zelf. Over de bevolking had ik het zojuist, naar aanleiding van de vragen van mevrouw Leijten. Overigens blijkt dat er een groeiend draagvlak onder de bevolking is voor het plan. Het was 56%, maar volgens een recent onderzoek is het 84%. Wij zullen het draagvlak verder moeten ontwikkelen en het zal concreet vorm moeten krijgen, zodat mensen zich herkennen in de gezamenlijke gedachte en in het enthousiasme dat door heel veel deelnemende partijen wordt gedeeld om de Olympische Spelen verder vorm te geven.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten heeft een procedurele vraag en die mag er altijd tussendoor.

MevrouwLeijten(SP)

De cijfers van de peiling die ik heb aangehaald, zijn openbaar en dateren van rond de vorige zomer. Nu wordt gezegd: 84%. Prima dat de staatssecretaris dat zegt, maar dan wil ik weten uit welk onderzoek dat blijkt en door wie dat is uitgevoerd.

De voorzitter:

De concrete vraag is: kunnen wij die cijfers ook krijgen? Kennelijk waren die ons op een andere manier niet geworden. Ik neem aan dat mevrouw Leijten er akkoord mee gaat als wij die schriftelijke nagezonden krijgen.

StaatssecretarisBussemaker

Ik zei heel nadrukkelijk dat de Kamer van mij het percentage van 56 al eerder heeft gekregen. Dat percentage ligt nu op 84, op grond van een zeer recent onderzoek, dat overigens niet door VWS is uitgevoerd. Dit percentage moet daarom met de nodige omzichtigheid worden beoordeeld. Ik zal de Kamer de onderzoeken doen toekomen en dan zullen wij bezien hoe deze zich verhouden qua onderzoeksmethoden en anderszins tot eerdere onderzoeken waarvan de Kamer de gegevens van mij heeft gekregen.

Het Olympisch Plan 2028 biedt een schitterend vergezicht, maar ondertussen zijn wij volop het plan aan het uitvoeren. Het huidige sportklimaat heeft de vorm van een piramide, van bewegen en breedtesport tot talentontwikkeling en topsport. De heer Atsma heeft het belang van de sportvereniging heel erg benadrukt. Ook in deze piramide staat wat mij betreft de sportvereniging centraal. Het bijzondere karakter van de vereniging, voor en door mensen, biedt tal van kansen voor opvoeding, talentontwikkeling, vrijwilligerswerk, het overdragen van ideeën over sportiviteit en respect, werkervaring opdoen en ontmoeting en integratie. Dat is de kracht van sport. Als maar voorop blijft staan dat sport in de eerste plaats leuk is om te doen, zoals mevrouw Agema zei, kun je er tal van andere doelstellingen mee bereiken. Daarvoor heb je wel de sportverenigingen nodig. Ik koester dan ook zeer de grote meerwaarde die deze hebben voor de samenleving. Tegelijk is het de rode draad in mijn beleid om samen met de sportbonden en de gemeenten 10% van de sportverenigingen dusdanig te versterken dat zij een nog belangrijkere rol kunnen spelen in de lokale samenleving. Ik kom daar straks meer in detail op terug bij de impuls brede scholen, sport en cultuur.

Wij investeren ook in de deskundigheid van vrijwilligers, de spil van verenigingen, via het Masterplan Sportkader van de sportsector. Daarmee geven wij uitvoering aan de motie van de heer De Vries, die in 2007 in de Kamer is ingediend.

Sportverenigingen zijn nodig voor de reguliere competitie in de sport, maar kunnen ook heel goed een alternatief aanbod bieden aan ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Zij deinzen er niet voor terug om jongeren uit de jeugdzorg te begeleiden of een speciaal programma te draaien voor kinderen met overgewicht. Zij denken na over de vraag hoe zij een satellietvereniging of een schoolsportvereniging kunnen oprichten in een achterstandswijk, waar nu geen of nauwelijks voorzieningen zijn, en zij willen bijvoorbeeld ook jongeren begeleiden bij het uitvoeren van een stage. Dat zijn allemaal onderdelen waar de sportverenigingen, die wij verder willen versterken, hun maatschappelijke verantwoordelijkheid bij kunnen nemen. Dan is juist de samenwerking met andere organisaties cruciaal, bijvoorbeeld met scholen, buurthuizen, Centra voor Jeugd en Gezin, woningbouwcorporaties et cetera. In die zin ben ik zeer blij dat vele van mijn collega's uit het kabinet op hun eigen terreinen het belang van sport inzien. De sportverenigingen kunnen dat niet alleen. Zij hebben de ondersteuning nodig van de sportbonden, van gemeenten en van onderwijsinstellingen. Daar werken wij dan ook intensief mee samen. Vooral het lokale sportbeleid van gemeenten, van groot tot klein, is de afgelopen jaren sterk geprofessionaliseerd. De nota van de gemeente Amsterdam waarnaar ik verwees was vooral mooi omdat deze een heel mooie verbinding legt tussen topsport en breedtesport. Ik zei niet dat er de afgelopen 15 jaar niets is gebeurd op dat vlak, maar wel dat het nu heel direct aansluit bij het olympisch plan.

Wij willen graag de lokale verbindingen verder intensiveren. Via de NASB-impuls gebeurt dat voor de verbinding tussen sport, bewegen en gezondheidsbeleid. Voor de verbinding tussen de Wmo en sport heb ik de kennisinstituten NISB en MOVISIE gevraagd om met de VSG een handreiking te ontwikkelen. Tegen mevrouw Van Dijken zeg ik: het gaat te ver om nu sport als prestatieveld aan de Wmo toe te voegen, omdat wij daardoor ook allerlei discussies tussen het Rijk en de gemeenten zouden krijgen over de vraag wie waarvoor financieel verantwoordelijk is, die het beleid vooral zouden ophouden. Er bestaat echter geen enkel misverstand over het nadenken over de vraag hoe je sport kunt gebruiken bij de vormgeving van de taak die de gemeenten hebben bij de uitvoering van de Wmo.

De sportsector is bezig te professionaliseren. Men streeft naar meer sterke sportbonden en naar een systeem waarbij de sportbonden zich kunnen inzetten voor andere sportbonden. Het principe van solidariteit spreekt mij bijzonder aan, evenals het idee van samenwerken. Gelukkig zie ik dat dit in de sport, meer dan op andere terreinen waarvoor ik verantwoordelijk ben, vrij gemakkelijk tot ontwikkeling komt. Kortom, wij moeten er nu geen groot prestigeproject van maken, maar vooral een project van samenwerking op alle niveaus en voor alle generaties in Nederland, om ervoor te zorgen dat wij kunnen excelleren op tal van terreinen. Verder moeten wij ervoor zorgen dat iedereen profijt kan hebben van het olympisch plan en uiteindelijk wellicht van de Olympische Spelen. Verder moeten wij trapveldjes voor iedereen creëren in de wijken, evenals sportvoorzieningen voor mensen van jong tot oud. Dat is de eerste ambitie. Tegelijkertijd ontwikkelen wij wel de evenementagenda verder en leggen wij de verbinding tussen grote sportevenementen en het maatschappelijke uitvloeisel daarvan naar de breedtesport, zoals ik in het begin aangaf.

MevrouwLeijten(SP)

De toon is goed van de staatssecretaris, maar ik vraag mij wel heel erg af wie wordt bedoeld met "we". Wie gaat het allemaal begeleiden? Het Centraal Bureau voor de Statistiek doet ieder jaar een onderzoek naar de staat van de sport. Is de staatssecretaris bereid om het CBS de nulmeting waarover ik het eerder heb gehad, te laten uitvoeren, zodat wij weten wat er is en hoe het wordt gebruikt en hoe het in de olympische ambitie meegaat?

StaatssecretarisBussemaker

Ik kom zo meteen terug op die vraag, maar ik kan zeggen dat ik er welwillend tegenover sta. Ik ga nu niet uitspreken wie dit moet uitvoeren. U vroeg nu heel specifiek naar het CBS. Hoe dan ook, dit zijn onderdelen die erbij horen. Dat betekent wel dat mensen, ook jongeren, in de wijk accommodaties moeten hebben, dat er veldjes moeten zijn waar men moet kunnen sporten en dat daarvoor een redelijk veilige omgeving moet zijn. Dat is allemaal niet simpel om te organiseren en dat zullen wij nauwlettend in de gaten moeten houden.

In verband met het olympisch plan wilde ik nog een opmerking maken over de vraag welke stad zijn naam aan dit evenement mag verbinden. Als een evenement als de Olympische Spelen in Nederland zou plaatsvinden, staat voorop dat wij daarvoor heel Nederland nodig hebben. Ik ben zelf in Peking geweest. Daar moest je voor het zeilen 800 km. verderop zijn, en voor het paardrijden nog veel verder. Ook was het een behoorlijke reis, twee uur geloof ik, voordat wij bij de roeibanen waren. Ik zou zeggen dat de afstanden in Nederland daarbij vergeleken niets zijn. Ik zal verder geen plaatsen noemen, maar als je de kaart van Peking over Nederland legt, heb je al vijf provincies te pakken, geloof ik. Daarnaast heb je nog een paar andere nodig voor specifieke sporten.

De heer Atsma zei echter zeer terecht dat de spelen altijd naar een stad gaan en niet naar een land. De leden hebben Amsterdam en Rotterdam genoemd. Als Amsterdamse voel ik mij natuurlijk zeer aangesproken door alle steun die door de leden voor Amsterdam is uitgesproken. Het is echter nog te vroeg om dit besluit te nemen. Dit is overigens ook niet de plek om dat besluit te nemen. De afweging zal samen met alle andere geledingen moeten worden gemaakt. Het besluit zal in de olympische council moeten worden genomen. Daarbij zijn verschillende partijen betrokken, met name het NOC*NSF, maar natuurlijk ook de verschillende gemeenten. Wij zullen moeten nagaan hoe dit past bij de olympische hoofdstructuur, bij de motie van de Kamer op het terrein van VROM en bij de fysieke inpassing. Ook dit is kortom een besluit waarbij vele partners betrokken zijn. Het voornemen is om dat besluit in 2010 te nemen. Dat heeft ook te maken met verdere plannen die moeten worden gemaakt, met name op het terrein van infrastructuur. Volgend jaar krijgen wij ook de maatschappelijke kosten-batenanalyse. Ik denk dat 2010 alles bij elkaar vroeg genoeg is om verdere stappen te zetten. Ook hierbij geven wij vorm aan wat ik maar "no regret"-beleid zal noemen: alles wat wij nu doen moet het in ieder geval mogelijk maken dat de Spelen in 2028 in Nederland plaatsvinden. Dat is vooralsnog genoeg. Wij zullen zien of het verantwoord is om volgend jaar, in 2010, dat besluit te nemen. Ik wil daarop nu in ieder geval niet vooruit lopen.

Mevrouw Agema vroeg of ik de heer Van Praag wil terechtwijzen over zijn uitspraken. Ik vind het van groot belang dat wij de vrijheid van meningsuiting van iedereen in dit land respecteren. Dat geldt ook voor sporters en voor bestuurders van sportbonden. Ik voel me dan ook niet aangespoord om alle voorzitters van sportbonden aan te spreken op mij wellicht onwelgevallige uitspraken of uitspraken die anderen onwelgevallig zijn. Dat is de vrijheid van de voorzitters. Iedereen kan daarover met hen in discussie gaan.

De voorzitter:

Het lijkt erop dat mevrouw Agema hierover iets wil zeggen. U hebt ook een tweede termijn. Daar wijs ik iedereen maar even op.

MevrouwAgema(PVV)

De staatssecretaris meet graag met twee maten. Ik meen me nog te herinneren dat er vorig jaar een sportschool was die vrouwen met een hoofddoek weigerde. Toen kwam de staatssecretaris wel in het geweer. Toen zei zij wel: die hoofddoek moet wel kunnen. Mijn fractie was het daar toen niet mee eens. Maar nu er aan de andere kant iets gebeurt, en totaal ten onrechte een van de democratisch gekozen fracties van de Tweede Kamer zomaar in de hoek wordt gezet door de voorzitter van de KNVB, heeft de staatssecretaris geen mening.

De voorzitter:

Óf u stelt een vraag, óf u neemt dit in uw tweede termijn met uw welgemeende verontwaardiging nog een keer mee. U bent nu alleen het meningsverschil aan het uitmeten.

MevrouwAgema(PVV)

Dat is toch wel even handig?

De voorzitter:

Volgens mij was dit voor iedereen al volstrekt duidelijk, gezien uw inbreng. Dit neemt u mee in uw inbreng in de tweede termijn. Dat is een prima onderwerp.

MevrouwAgema(PVV)

Ik kan mijn vraag toch wel even stellen?

De voorzitter:

Stelt u dan de vraag. Daar was u nog niet aan begonnen.

MevrouwAgema(PVV)

Mijn vraag is waarom de staatssecretaris nu de andere kant op kijkt terwijl zij op een ander moment wel ineens ten strijde trekt. Nu zou zij moeten zeggen: wij hebben te maken met een democratisch gekozen fractie, en ik verwacht daarbij van de KNVB, die door de overheid wordt gefinancierd, dat politieke uitlatingen niet worden gedaan.

StaatssecretarisBussemaker

De KNVB wordt vooral gefinancierd door de contributie van de leden. Laat ik dat vooropstellen. Ik financier niet de KNVB. Wij financieren voor een deel NOC*NSF. Dat verdeelt het geld voor een deel verder naar de bonden. Vorig jaar hebben wij hier een discussie gehad over de hoofddoekjes. Overigens hebben wij die nu ook weer gehad. Ik heb toen geantwoord vanuit het uitgangspunt: valt dit onder gelijke behandeling of niet, en wie heeft de vrijheid om vrouwen met een hoofddoekje al dan niet te weigeren? Ik heb dat dus gedaan vanuit het principe van gelijke behandeling, zoals ik hier het principe van vrijheid van meningsuiting voor iedereen hanteer. Dat betekent ook dat met iedereen die daarover uitspraken doet, een debat mogelijk is. Het lijkt mij goed dat dit debat niet via mij verloopt, maar dat het direct verloopt.

MevrouwAgema(PVV)

Wat de staatssecretaris zegt over de KNVB en de financiering is niet correct. Er gaat sowieso al 0,5 mln. naartoe. Ik lees hier ook de bedragen 5,7 mln. en € 340.000. Dat is allemaal geld dat bij de overheid vandaan komt. Het komt dus ook vandaan bij mensen die op de Partij voor de Vrijheid stemmen. Laten wij dat wel voor ogen houden.

StaatssecretarisBussemaker

Er zijn tal van bonden die voor projecten middelen van ons krijgen, maar de vaste middelen van alle sportbonden worden betaald door de contributie van de leden. Op sommige onderdelen – ik denk aan het Masterplan Arbitrage of aan het programma Sportiviteit en respect – zijn er inderdaad bijdragen van de overheid.

Voorzitter. Ik was bij het thema breedtesport. De heer Atsma zei dat sport een enorme kans biedt om problemen als overgewicht aan te pakken. Ik ben dat met hem eens. Ik denk dat het meer in algemene zin van heel groot belang is om de actieve en gezonde leefstijl onderdeel te laten zijn van het olympisch plan. Dat betekent dat wij onder de noemer "Vitaal Nederland" – mevrouw Agema refereerde daar ook aan – allerlei initiatieven nemen om ervoor te zorgen dat sport kan bijdragen aan een gezonde leefstijl. Hierbij gaat het om gezond eten. Bij de lancering van het nieuwe Convenant Gezond Gewicht is bijvoorbeeld terecht gerefereerd aan het olympisch plan. Met dit convenant wordt ernaar gestreefd dat Nederlandse jongeren over vijf jaar de gezondste jongeren zijn. Op dezelfde manier zal de verbinding worden gezocht tussen het olympisch plan en de nieuwe preventienota die in najaar 2010 wordt verwacht.

Met het huidige beleid is al het nodige in gang gezet om die actieve leefstijl te bevorderen. Ik noem het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB), de BeweegKuur, bedrijfssport, de aandacht voor een gezonde en beweegvriendelijke leefomgeving en de 30 minutencampagne. Tijdens het jubileumcongres van het NISB onlangs heb ik de nieuwste cijfers van TNO gepresenteerd. In 2008 voldeed 68% van de Nederlandse volwassenen aan de beweegnorm tegenover nog maar 52% in 2000. Daarmee liggen wij dus behoorlijk op koers. De doelstelling van mijn beleid is dat in 2012 minimaal 70% van de bevolking aan de beweegnorm voldoet. Ook bij de 65-plussers steeg het percentage al, van 47 naar 61. In het bijzonder tegen mevrouw Van Dijken, die vroeg naar de Taskforce Ouderen, kan ik zeggen dat wij met deze taskforce in gesprek zijn om te bekijken hoe wij aan de sport voor ouderen nieuwe impulsen kunnen geven, maar of dat via de taskforce moet of anderszins weten wij nog niet. Er zijn ook veelbelovende initiatieven te zien zoals Fit for Life. Overigens hebben wij op dat terrein onlangs nog een heel mooi evenement gehad, de Senior Games. Deze werden in Zeeland gehouden en vonden daarmee voor het eerst in Europa plaats. Ik hoop van harte, en span mij er ook voor in, dat die door een ander Europees land kunnen worden overgenomen, zoals deze games ook in de Verenigde Staten van staat tot staat gaan.

Bij jongeren onder de achttien loopt het percentage nog wel achter: 47. Dat komt allereerst omdat de beweegnorm voor kinderen strenger is. Een uur bewegen is voor hen de norm. De doelstelling voor de jeugd ligt dan ook iets lager, namelijk op 50%. Dat neemt niet weg dat wij daarvoor nog een flinke inhaalslag moeten plegen en dat er veel werk aan de winkel is. Dat wordt onder andere gerealiseerd door de school- en sportmedewerkers in de zogenaamde combinatiefuncties. Op de initiatieven daarvoor voor onder andere mbo-instellingen kom ik zo terug. Er is tussen 2003 en 2007 inderdaad een lichte daling te zien in de sportparticipatie van vier- tot twaalfjarigen. Mevrouw Van Dijken heeft hiernaar gevraagd. Wel is het onduidelijk of deze ontwikkeling ook doorzet. Wij houden de vinger zeker aan de pols. Dit doen wij via de SCP-jaarrapportages over sport. Het probleem is dat deze onderzoeken niet altijd even goed met elkaar te vergelijken zijn. Het ene onderzoekt kijkt naar kinderen tussen vier en twaalf jaar, terwijl het andere onderzoek kijkt naar kinderen onder achttien jaar. Hoe dan ook, de aandacht voor de jeugd zit heel nadrukkelijk in de sportprogramma's die ik samen met OCW ontwikkel.

De voorzitter:

Ik heb daar een concrete vraag over gesteld, naar aanleiding van de brief van het KVLO over het verplicht stellen van minimaal drie uur voor alle leerplichtige leerlingen.

StaatssecretarisBussemaker

Ik dacht dat u gevraagd had naar de gegevens uit het SCP-rapport. Ik kom dadelijk terug op uw vraag.

Misschien is het goed om in dit verband ook de samenwerking met de collega's van OCW te noemen. Ook op tal van andere terreinen werken de bewindslieden heel intensief samen, met name ook voor bewoners van achterstandswijken. Zij krijgen expliciete aandacht van WWI en van VROM. Samen met betaaldvoetbalorganisaties ondernemen wij van alles voor achterstandswijken in combinatie met Cruijff Courts en Krajicek Playgrounds. Ik ga ook samen met het ministerie van SZW onderzoeken hoe we sport kunnen inzetten ten behoeve van re-integratie en sociale activering.

Er is een aantal vragen gesteld over de impuls voor brede scholen, sport en cultuur. We willen daarmee aan de ene kant de sport onder jongeren intensiveren door 2250 school- en sportmedewerkers in te zetten. Aan de andere kant willen wij de sportverenigingen versterken. Over het laatste onderdeel heb ik zojuist al het nodige gezegd. We hebben laten becijferen dat als de impuls op volle sterkte is, circa 500.000 à 750.000 kinderen kunnen profiteren van extra sportactiviteiten. Dit betekent extra sport op school, maar ook een makkelijke overgang van sport op school naar de sportvereniging en naar sport na school.

We hebben u onlangs geïnformeerd over de stand van zaken en hebben daarin ook gemeld dat we maatregelen hebben getroffen om de relatieve achterstand die is ontstaan bij de eerste tranche, in te lopen. Daarvoor zouden uiteindelijk 376 fte's in de eerste tranche zijn afgesproken. Daarvan zijn in 2008 184 gerealiseerd. Omdat dat tegenviel, zijn we heel actief bij alle gemeenten langs geweest. Ik heb mijn medewerkers verzocht om overal concreet langs te gaan en met de gemeenten in gesprek te gaan over wat zij gedaan hebben om werk te maken van de combinatiefuncties. Dat is ook gebeurd. We hebben daarbij ons uitgangspunt nog eens herhaald: gemeenten kunnen meedoen, maar alleen volgens het alles-of-nietsprincipe. Ze kunnen dus niet slechts voor een paar combinatiefuncties meedoen, maar alleen voor het aantal waarop zij afgerekend zouden moeten worden. We zien dat we een inhaalslag gemaakt hebben. We weten in ieder geval dat alle gemeenten uit de eerste tranche nu meedoen, behalve de gemeente Almelo. Ondanks herhaald overleg met deze gemeente hebben we nog steeds geen zekerheid over haar deelname. Als het goed is, leidt dit tot de 376 fte's uit de eerste tranche. We laten volgend jaar weer een uitgebreid onderzoek doen. Dat zal moeten uitwijzen of we het halen.

Bij de tweede tranche gaat het in totaal om 98 gemeenten. Daarvoor wil ik op dezelfde manier gaan werken. Ook daarvoor gaan we bij een groot deel van de gemeenten langs. Het worden er steeds meer, waardoor het moeilijker wordt om ze allemaal te bezoeken.

Aan de derde tranche moeten 163 gemeenten meedoen. Deze maand hoor ik nog hoeveel van deze gemeenten ook bestuurlijke afspraken willen maken. Ik zal de Kamer over de voortgang informeren. Het is wel ingewikkeld, doordat wij veel vragen van gemeenten. Zij moeten er veel extra geld in steken. Gemeenten hebben te maken met financiële problemen. Zij hebben binnenkort ook te maken met wisselingen van het college. Tegen die achtergrond ben ik er heel blij mee dat van de eerste tranche, op één gemeente na, alle gemeenten hebben aangegeven dat zij voluit mee gaan doen. Ik heb er ook wel vertrouwen in dat de analyse volgend jaar laat zien dat de impuls bijdraagt aan de bovenliggende doelen, waaronder de realisering van een dagelijks sport- en beweegaanbod voor jongeren en de versterking van de sportvereniging.

Overigens blijkt dat veel gemeenten aangeven dat de impuls een terugkeer van de vakleerkrachten in het basisonderwijs bewerkstelligt. De impuls biedt dus een extra stimulans om sport door vakleerkrachten op basisscholen vorm te geven. Wat doen wij als gemeenten niet meedoen of het geld niet aan brede scholen, sport of cultuur besteden? Dan kunnen wij het geld niet terughalen, omdat het dan onderdeel geworden is van de brede doeluitkeringen bij gemeenten. Wel kunnen we op een gegeven moment het geld terughalen als ze het niet uitgeven. We zullen de uitkering stopzetten als blijkt dat de gemeente de beloofde aantallen niet haalt.

In de brief heeft de Kamer kunnen lezen dat we ondertussen afspraken hebben gemaakt met de gemeenten over de financiering per medewerker. Dit betekent dat er in 2012 2250 in plaats van 2500 medewerkers gerealiseerd kunnen worden. Daarmee kunnen we gemeenten ook aan de afspraak houden dat ze volop meedoen. In goed overleg met de gemeenten is besloten om het op die manier te doen. Ze kunnen nu overigens ook zoeken naar cofinanciering.

De heerAtsma(CDA)

Ik heb het signaal ontvangen dat bezuinigingen meteen leiden tot het schrappen van dit type mensen, althans functionarissen. Dit zou niet de bedoeling moeten zijn. Worden er ook harde garanties gevraagd en gegeven door gemeenten, zodat zij voor de middellange termijn, als het Rijk met een afbouw bezig is, de functionarissen laten zitten waar zij zitten?

StaatssecretarisBussemaker

Zij moeten een verklaring tekenen, waarin zij beloven dat zij zelf de financiering op orde zullen brengen en daaraan zullen bijdragen. Als u gegevens hebt waaruit blijkt dat nu al geschrapt wordt in die functies, hoor ik die graag. Dan gaan we daar direct op af. Zo heeft het ook bij de eerste tranche gewerkt. Deze afspraken maak je natuurlijk in goed overleg en vertrouwen tussen medeoverheden. Ik houd mij aanbevolen voor voorbeelden. Als we dingen bij één gemeente nu laten lopen, kan ik er straks andere gemeenten ook niet meer op aanspreken. Als er een probleem is, hoor ik dat graag. Zo hebben wij ook in het najaar met de gemeenten overlegd hoe wij een en ander konden aanpassen aan de noden waarmee zij geconfronteerd werden. Ik ga ervan uit dat dit ook in de toekomst goed zal lopen. Er zijn ook gemeenten die niet alleen vanwege de financiële crisis ervan afzien, maar ook vanwege gemeentelijke fusies. Er kunnen dus verschillende redenen zijn waarom het op gemeentelijk niveau anders gaat dan gepland.

Ik kom te spreken over het Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs. Voor breedtesport onder jongeren is dit een heel belangrijk instrument. Binnen dit platform wordt samengewerkt tussen de diverse partijen uit het onderwijs, de sport en de gemeenten. Het platform heeft als opdracht om een doorlopend sport- en beweegaanbod te creëren voor de jeugd, binnen en buiten de schooluren en -muren.

Het platform heeft inmiddels een aantal aansprekende resultaten behaald. Mevrouw Neppérus heeft hiernaar gevraagd. 30 van de 40 roc's hebben een sportcoördinator aangesteld die gaat zorgen voor een activiteitenplan voor alle mbo-leerlingen. Vijftien sportbonden hebben zich aangemeld om hun verenigingen schoolactief te maken, wat wil zeggen dat die verenigingen bereid en in staat zijn om structureel te samenwerken met het onderwijs. 85 vmbo-scholen hebben zich aangemeld voor het programma Vmbo in beweging. Over de tussenresultaten van het platform zal ik de Kamer medio 2010 informeren.

Meer specifiek wordt voor het mbo tussen 2009 en 2011 6 mln. ingezet. Mevrouw Leijten vroeg daarnaar. Dat is naast de maatregelen die ik al noemde in het kader van het platform Sport, bewegen en onderwijs. Er komt binnen het mbo ook ruimte voor sport- en talentenontwikkeling. Er komt een LOOT-school voor het mbo, juist om mbo-instellingen de mogelijkheid te bieden om sport en studie zo optimaal mogelijk te combineren. Daarmee willen we ook schooluitval voorkomen van mensen die hun school met een sportcarrière willen combineren.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

U zegt dat er een LOOT-school voor het mbo komt. Bedoelt u dan "een" of bedoelt u "één"? Oftewel, vindt ook hierbij spreiding plaats?

StaatssecretarisBussemaker

Ja, er is sprake van spreiding zoals we die kennen rond de LOOT-scholen. We zijn nu bezig met de ontwikkeling van een concept-LOOT-school. Dat kan zich verder ontwikkelen. We hebben natuurlijk wel regionaal ontwikkelde LOOT-scholen, maar dit is stap een.

Mevrouw Agema vroeg naar de school/sportcombinaties en vroeg of ik die wil sponsoren. De relatie tussen sport en sportvereniging ligt mij zeer na aan het hart, maar eigenlijk doen wij er al van alles aan. Dat doen we via de schoolsportmedewerkers en via de schoolsportvereniging Proeftuin, die zich mag verheugen in een grote populariteit. In Rotterdam, waar de Proeftuin ontwikkeld is, zijn 40 gemeenten langs geweest om te bekijken of ze dit voorbeeld konden volgen en of daar een competitie aan kon worden gekoppeld. Het initiatief ligt dus vooral bij gemeenten. Ook de combinatiefuncties, zoals de schoolsportmedewerkers, en het platform Sport, bewegen en onderwijs, dat nu ideeën ontwikkelt, kunnen dit soort aspecten verder uitwerken.

MevrouwAgema(PVV)

Ik dank de staatssecretaris voor haar uitleg over wat er al is, maar mijn voorstel was om een landelijke schoolvoetbalcompetitie in het leven te roepen, natuurlijk ook in het kader van de doelstelling voor de Olympische Spelen van 2028. De staatssecretaris zei zelf eerder in haar betoog dat zelfs trapveldjes in de wijk onderdeel van het plan zouden moeten uitmaken. Het gaat mij er niet om dat VWS dat financiert – ik heb al gezegd dat de sponsoring van buitenaf moet komen – maar om de vraag of VWS het aspect van de infrastructuur naar zich toe kan trekken.

StaatssecretarisBussemaker

Ik weet niet of het nu allemaal beter gaat worden als VWS alles naar zich toe trekt. Ik constateer namelijk dat er al heel veel goede initiatieven zijn. Johan Cruijff heeft met zijn organisatie ook al zo'n schoolvoetbalwedstrijd georganiseerd. De KNVB heeft een zeer laagdrempelig straatvoetbaltoernooi waar veel jongeren van verschillende scholen aan deelnemen en dat elk jaar eindigt met een grote finale op de Dam in Amsterdam. Kortom, er gebeurt al heel veel. Ik wil best aan het platform vragen of het dit soort ideeën wil meenemen met zijn plannen. Dat moet dan wel echt binnen het platform, want daar zitten niet alleen de bestuurders in, maar ook de sportverenigingen, de gemeenten en de schoolorganisaties. Ik zeg dus toe dat ik de vraag bij het platform wil neerleggen of het denkt dat er al voldoende gebeurt en hoe wij verder kunnen bijdragen aan het stimuleren van sportwedstrijden tussen scholen.

De heerAtsma(CDA)

Het is toch zo dat in alle delen regelmatig schoolsportdagen worden georganiseerd? Dat zijn toernooien met korfbal, voetbal et cetera. Dat is mooi. Die moet je ook stimuleren. Maar vindt de staatssecretaris dat wij nationale competities voor scholen moeten stimuleren en faciliteren vanuit het Rijk? Dat lijkt mij erg ingewikkeld, los van de kosten waar dan ook naar gekeken moet worden. Je moet ook voorkomen dat je de sportvereniging beconcurreert.

StaatssecretarisBussemaker

Dat ben ik met u eens. Daarom heb ik gezegd dat ik mij zeer afvraag of het allemaal beter en leuker wordt als alles vanuit VWS wordt bedacht. Er lopen al veel goede initiatieven. Daar moeten we vooral gebruik van maken. Ik heb al gezegd dat ik aan het platform wil vragen of het allemaal goed regionaal is gespreid, of het nog andere ideeën heeft en of dat we op dit terrein al doen wat we moeten doen. Ik denk eerlijk gezegd dat er al heel veel gebeurt.

Ik was gebleven bij gehandicaptensport. De programma's voor gehandicaptensport draaien op volle toeren en zijn nauw betrokken bij de plannen rond de combinatiefuncties. Per 1 september 2009 zijn 45 scholen voor speciaal onderwijs gestart met het project Special Heroes, waarbij leerlingen tijdens en na school in aanraking komen met een divers sportaanbod. Scholen en sportverenigingen werken daarbij samen. Er worden zo'n 55.000 kinderen bereikt. Daarnaast hebben 22 van de 28 zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke beperking een samenwerkingsovereenkomst getekend met Gehandicaptensport Nederland. Daarmee committeren zij zich aan een actief sport- en beweegbeleid voor de circa 40.000 van de 47.000 cliënten binnen hun instellingen. Dat neemt niet weg dat gehandicapteninstellingen op andere wijzen gebruik kunnen maken van sportvoorzieningen. Het is een extra impuls, met steun van VWS, om ervoor te zorgen dat met name gehandicapten en mensen een verstandelijke beperking beter kunnen participeren in de samenleving.

MevrouwLeijten(SP)

Het antwoord op deze vraag in de schriftelijke vragenserie leidde tot mijn nogal schampere opmerking in eerste termijn. Als de staatssecretaris zegt dat het zó ontzettend veel mensen bereikt, dan wil ik graag een onderbouwing van de cijfers. Waar gebeurt dat dan en hoe worden middelen ingezet? Ik denk dat dat wel belangrijk is. Het opnemen in het zorgplan is wat mij betreft onvoldoende.

StaatssecretarisBussemaker

Ik zeg mevrouw Leijten graag toe dat we gaan bekijken wat we aan cijfers hebben om de gegevens te onderbouwen die ik heb genoemd. Het zal natuurlijk onderdeel van een zorgplan moeten zijn. Waar het nu vooral om gaat, is dat zorginstellingen samenwerken met Gehandicaptensport Nederland. Dat is niet eerder gebeurd. Binnen elke zorginstelling is het goed – dat geldt niet alleen voor de gehandicaptensector, maar bijvoorbeeld ook voor de ouderensector – dat men initiatieven neemt om mensen aan het bewegen te krijgen. Mevrouw Leijten weet net zo goed als ik dat dit voor een deel de vrijheid van de instellingen is. Zij hebben alle vrijheid om dat soort initiatieven te ontwikkelen. Met name bij deze groep constateren wij een achterstand. Met Gehandicaptensport Nederland proberen we een extra impuls te geven om ervoor te zorgen dat jongeren ook kunnen sporten.

Ik heb de Kamer geïnformeerd over de regeling voor het vervoer van gehandicapte sporters. Gelet op de opmerkingen van de leden, is het misschien goed om aan te geven dat de regeling die we hadden, door alle betrokkenen niet als het meest adequaat werd beoordeeld, omdat die in lang niet alle gevallen de doelgroep bereikte. Er moest iets gebeuren om het geld en de vervoersregeling voor gehandicapten beter in te zetten. Ik ben er zeer van overtuigd dat we met wat we nu hebben afgesproken, de doelgroep beter bereiken. Met steun van Gehandicaptensport Nederland en het Fonds Gehandicaptensport hebben we de oplossing gevonden waar ik de Kamer schriftelijk over heb bericht. De verantwoordelijkheid voor het beheer wordt vanaf 1 januari 2010 volledig overgenomen door het Fonds Gehandicaptensport. Voor de 240 gebruikers zal er niets veranderen. De doelstelling is dat het vervoer binnen vijf jaar volledig wordt betaald uit de jaarlijkse collecte van het fonds. Dat betekent dus dat er een afbouwregeling komt.

Misschien is het ook goed om aan te geven dat men nu al 2,5 mln. tot 3,5 mln. met de collecte ophaalt. Door de vervoersregeling daaraan toe te voegen, moet zo'n € 500.000 extra opgehaald worden. Het geld dat nu al wordt opgehaald, wordt voor vergelijkbare doelen opgehaald, zoals de aanschaf van busjes, evenementen et cetera. Het is dus niet zo dat nu opeens de hele organisatie van de gehandicaptensport uit de collecte moet komen, want er ligt natuurlijk gewoon een structurele basisfinanciering onder. Een ander uitgangspunt is dat de lokale sportvereniging die een collectant aandraagt, 25% van de opbrengst van de collecte lokaal kan inzetten voor gehandicaptensport. Daarmee is het ook een impuls voor de sportverenigingen om juist aandacht te geven aan gehandicaptensport. Wij doen het binnen vijf jaar om ervoor te zorgen dat er geen gat zal vallen. Er moet bijvoorbeeld wel een campagne komen om eerst meer collectanten te verzamelen. Alles bij elkaar denk ik dat dit een betere regeling is met meer kans op succes dat het terechtkomt bij gehandicapte sporters dan de regeling die wij nu hebben.

MevrouwAgema(PVV)

De regeling zoals die was, was al niet adequaat, maar deze is echt te schandalig voor woorden. Hoe is het mogelijk dat ...

De voorzitter:

Mevrouw Agema.

MevrouwAgema(PVV)

Ik mag best een kwalificatie geven van die regeling.

De voorzitter:

U mag van mij van alles. Ik heb echter geprobeerd te beginnen met de tijd in de gaten te houden. Als u een betoog gaat houden, wordt dat lastig. Stel uw vraag en neem uw betoog mee in de tweede termijn. Daar hebt u dan nog steeds twee minuten voor staan.

MevrouwAgema(PVV)

Is er binnen de begroting van VWS van 68 mld. in een land waarin zo'n beetje alles wat los en vast zit gesubsidieerd wordt, geen vijf ton te vinden om dit te regelen? Hoe is het mogelijk dat de staatssecretaris gehandicapten die even veel waard zijn als iedereen, afhankelijk wil laten worden van de collectebus? Er zijn nog niet voldoende collectanten voor het vervoer en straks zijn die er misschien al helemaal niet. Dat kan ik me niet voorstellen.

De heerAtsma(CDA)

Mag ik de staatssecretaris zo verstaan dat zij door de nieuwe opzet in ieder geval de garantie geeft dat er vervoer georganiseerd wordt en gefinancierd kan worden? Zo heb ik het antwoord althans uitgelegd. Als dat het geval is, vind ik het prima.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Ik zou daar graag aan toevoegen dat dat ook voor mij bepalend is. Er moet een vervoerssysteem komen waarmee de gehandicaptensport uit de voeten kan. Daar spreek ik de staatssecretaris wel op aan.

MevrouwLeijten(SP)

De nieuwe regeling met het fonds om meer gehandicapte sporters te bereiken, is natuurlijk prima. De bottleneck zit echt in het punt dat de staatssecretaris zich geheel terugtrekt uit haar financiering. Wat doet zij als blijkt dat het over vijf jaar niet geregeld is?

StaatssecretarisBussemaker

Ik denk dat de heer Atsma de juiste vraag stelde. Natuurlijk moeten gehandicapten vervoer kunnen hebben. Dat snap ik ook. Dat snapt iedereen. De vraag is echter hoe je dat op de beste manier regelt. Ik heb het niet alleen geregeld. Ik heb zeer nadrukkelijk aangegeven dat wij samen optrekken met Gehandicaptensport Nederland en het Fonds Gehandicaptensport. Ik heb er alle vertrouwen in dat de vervoersregeling goed geregeld kan worden, mede gezien wat zij al doen, kunnen en regelen. Daarom hebben wij er vijf jaar voor uitgetrokken. Daarom zullen wij evalueren. Wij zullen gedurende die vijf jaar bekijken of het op deze manier goed loopt. Ik zou vooralsnog willen uitgaan van het uitgangspunt dat het moet kunnen lukken, gezien wat er ligt en de ervaring die er is. Dat zullen wij de komende vijf jaar zeer goed bijhouden. Als er redenen zijn om daaraan te twijfelen, zal ik dat de Kamer terstond laten weten.

Mevrouw Leijten heeft gevraagd waarom het Jeugdsportfonds niet mijn verantwoordelijkheid is. Het Jeugdsportfonds is ook mijn verantwoordelijkheid, maar het heeft vooral een eigen initiatief. Ik vind het echt fantastisch wat de jeugdsportfondsen doen. Ze hebben daarmee een landelijke dekking gecreëerd terwijl het eerst lokale initiatieven waren. Dat is mede dankzij financiële steun van VWS verwezenlijkt. Daarnaast zetten ook de gemeenten extra middelen in die via SZW zijn verspreid. Dat gaat om 40 mln. per jaar. Ook op die wijze kan men dus andere kinderen laten sporten. Ik vind het een van de mooiste initiatieven omdat ook kinderen uit gezinnen met een krappe beurs mee kunnen doen aan sport en lid kunnen worden van sportverenigingen.

Er zijn enkele vragen gesteld over het programma Meedoen jeugd door sport. De heer Atsma, mevrouw Agema en mevrouw Leijten vroegen of dat wel moest gaan over allochtone jongeren. Die vraag heb ik mijzelf ook gesteld. Het programma Meedoen allochtone jeugd door sport is niet door mij geïnitieerd. Dat komt nog uit een vorig kabinet en is onder andere geïnitieerd door de toenmalige minister Verdonk. Ik heb me afgevraagd of dit programma zich echt alleen op allochtonen moet richten. Ik ben al een jaar geleden tot de conclusie gekomen dat ik dat niet terecht vind. Als de woordvoerders goed hebben gelezen, zullen zij de term "allochtonen" niet meer in de begroting van 2010 terugvinden. Die term is geschrapt. Het gaat mij helemaal niet om één specifieke groep. Het gaat mij erom dat dit programma zich richt op jongeren die minder kans hebben dan anderen om deel te nemen aan sport. De heer Atsma heeft er wel gelijk in dat het programma daardoor met name gericht is op achterstandswijken. Ik ben mede tot mijn conclusie gekomen door werkbezoeken op verschillende plekken. Ik constateerde daar regelmatig dat het helemaal niet om allochtone jongeren ging, maar om jongeren uit kansarme gezinnen of met gedragsproblemen. Zij hebben wat mij betreft even veel kans om aan deze programma's mee te doen als allochtonen in dezelfde situatie. In 2008 zijn 12.000 nieuwe jeugdleden geworven in een verhouding van 50% allochtonen versus 50% autochtonen. Daaruit bleek ook al dat de terminologie niet meer aansloot bij de praktijk.

Er worden heel mooie dingen gedaan. Er draaien pilots met sport in de jeugdzorg. Er nemen zo'n 65 sportverenigingen aan deel en 600 kinderen en jongeren doen mee of hebben meegedaan. Het blijkt dat kinderen met gedragsproblemen enorm veel profijt van sport kunnen hebben. Dat kunnen bijvoorbeeld kinderen zijn met ADHD. Zij kunnen vaak beter gaan sporten dan bij psychiaters zitten of heel veel medicijnen slikken. Bij een werkbezoek heb ik een heel mooi voorbeeld meegemaakt. Een meisje stond op een wachtlijst voor uithuisplaatsing. Zij is gaan meedoen aan kickboksen of een andere vechtsport. Uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat zij gewoon thuis is blijven wonen omdat ze haar gedrag dusdanig in de hand had dat ze de professionele medische begeleiding helemaal niet meer nodig had. Kortom, het programma Meedoen alle jeugd door sport biedt fantastische perspectieven. Het blijkt dat trainers en begeleiders goed in staat zijn om kinderen te begeleiden, maar soms hebben ze wel wat extra kennis of training nodig. Het programma loopt inderdaad af in 2010. Volgend zullen wij overwegen of wij onderdelen ervan voortzetten, wellicht op jeugdzorg. Daarover ben ik ook in gesprek met andere departementen. Ik beschouw de motie die is ingediend en aangenomen bij de begrotingsbehandeling van WWI daarom maar als een aansporing vanuit de Kamer om andere departementen hierbij te betrekken. Ik ga ervan uit dat die betrokkenheid niet alleen in enthousiasme en woorden tot uitdrukking zal komen, maar ook in het beschikbaar stellen van financiële middelen. Dit soort programma's gaat natuurlijk veel verder dan alleen maar de sportbegroting. Dit gaat ook over de jeugdzorg, achterstandswijken en andere onderdelen waarover door de Kamer blijkbaar bij andere begrotingsbehandelingen is gediscussieerd.

De voorzitter:

Alvorens mevrouw Leijten haar vraag stelt, even het volgende om misverstanden te voorkomen: de motie spreekt uitsluitend over het programma Meedoen. Daar is de rest van het begrip dus ook al weggevallen.

MevrouwLeijten(SP)

Daar wilde ik nu juist een opmerking over maken.

De voorzitter:

U hebt voor de motie gestemd hè?

MevrouwLeijten(SP)

Ik heb inderdaad voor de motie gestemd. De staatssecretaris zegt dat zij het woord "allochtoon" niet meer gebruikt omdat zij ziet dat het alle kinderen moet bereiken. Hoe duidt zij dan het feit dat deze motie is ingediend bij de begrotingsbehandeling van Integratie? Dat klopt dan toch feitelijk niet? Daarmee geeft de PvdA-fractie toch aan dat het wel om dat project voor allochtonen gaat? Als dat niet zo is, is dat hier uitgesproken. Anders gaat de Kamer nog uitspreken dat het echt voor alle jongeren is met een achterstandssituatie op het gebied van bewegen en sport.

StaatssecretarisBussemaker

Voor zover ik weet, is het een goede gewoonte in de Kamer om de indiener van de motie uitleg te laten geven over de bedoeling van een motie. Dat lijkt me in dit geval de heer Dijsselbloem te moeten zijn. Ik weet overigens wel dat mijn collega voor WWI niet alleen over integratie gaat, maar ook over achterstandswijken. Het betreft hier natuurlijk ook de problematiek in wijken. Daar heb ik het ook over gehad. Voorzitter. Ik ga niet over de bewoordingen van de moties. Daar gaat de Kamer zelf over.

De voorzitter:

Wij hebben gehoord dat de staatssecretaris in de lijn van de motie volgend jaar gaat kijken of het project kan worden voortgezet.

De heerAtsma(CDA)

Om aan alle onduidelijkheid een einde te maken, lijkt het mij toch verstandiger om straks zelf een motie indienen. Wij kennen niet het project Meedoen sec. Er staat namelijk letterlijk: "Meedoen allochtone jeugd door sport". Als de verbreding door deze commissie zo breed wordt gedragen, lijkt het mij goed daarop in tweede termijn terug te komen. Wij willen allemaal hetzelfde.

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter. De behandeling van de begroting van WWI was geknipt in het deel wijken en wonen en het deel integratie. De motie betrof het deel integratie.

De voorzitter:

In de motie wordt alleen gesproken over meedoen. In de stukken van de staatssecretaris staat ook niet: meedoen voor allochtone jongeren. Als er een begripsverwarring is, moet die worden uitgelegd. Als het breder is, verwijs ik naar de vragen vanuit de commissie. Er is kennelijk behoefte aan verduidelijking. Dat is lastig want de staatssecretaris heeft natuurlijk een punt als zij zegt dat de indiener van de motie bevraagd moet worden. De SP heeft voor de motie gestemd, het CDA heeft tegengestemd.

De heerAtsma(CDA)

Nee, nee, nee, mevrouw de voorzitter. Ik maak bezwaar tegen deze gang van zaken. De voorzitter gaat over haar conclusies maar dit is niet de juiste conclusie. De CDA-fractie heeft uiteindelijk ook voor gestemd.

Laten wij als commissie die over de sport gaat, onze eigen verantwoordelijkheid nemen en ophouden met bakkeleien over punten en komma's.

StaatssecretarisBussemaker

Ik heb het over het programma Meedoen alle jeugd door sport, daaronder valt ook de allochtone jeugd. Binnen dit programma richten wij ons specifiek op jongeren in een achterstandspositie, jongeren met gedragsproblemen en jongeren die anderszins aandacht nodig hebben. Ik vat "meedoen" op als de afkorting van het programma Meedoen alle jeugd door sport. Ik hoor graag wat de Kamer daaraan nog wil toevoegen. Voor mij is het duidelijk dat in de Kamer de door mij gekozen lijn rond "Meedoen alle jeugd door sport" niet ter discussie stelt maar dat die zelfs op instemming kan rekenen. Het programma loopt na 2010 af en dan zal ik moeten nadenken over de vraag of en hoe wij daaraan vervolg geven. U hebt van mij kunnen horen dat ik in het bijzonder zeer enthousiast ben over de combinaties die met jeugdzorg gelegd worden. Ik denk wel eens dat dit misschien beter is dan langdurige medicalisering jeugdzorgtrajecten, AWBZ-trajecten of wat dies meer zij.

Mevrouw Leijten heeft gevraagd naar de sportaccommodaties in de wijk, de nulmeting en wat wij doen om die sportaccommodaties mogelijk te maken. U weet dat dit in principe de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Het Rijk stelt daarvoor ook geen financiële middelen beschikbaar. Wij hechten natuurlijk wel aan de bereikbaarheid van sportvelden en accommodaties in de wijk. Wij roepen gemeenten op om in alle wijken sport aan te bieden. Dat gebeurt onder andere door initiatieven als de Cruijff-courts, de Krajicek-playgrounds en een initiatief als scoren in de wijk. Gemeenten worden gestimuleerd om door middel van een beweegvriendelijke omgeving meer mensen in beweging te krijgen. Ik vind het een goed idee van mevrouw Leijten om uit te gaan van een nulmeting, omdat wij daarmee kunnen kijken hoe een en ander zich ontwikkelt en zich verhoudt tot de olympische ambitie. Ik stel voor in overleg te gaan met de VNG en de VSG over de vraag hoe wij dat in 2010 kunnen uitvoeren.

MevrouwAgema(PVV)

Wat is dan het criterium? Het aantal sportveldjes of het gebruik daarvan?

StaatssecretarisBussemaker

Sta mij toe om dat met de gemeenten te bespreken. Het gaat erom dat wij willen dat iedereen kan sporten en niet eerst met de auto eindeloos moeten rijden of fietsafstanden moeten afleggen die op zich al een sportprestatie zijn. Het betekent dat de accommodaties in de wijk of in de buurt moeten zijn en dat wij samen met de gemeenten die hiervoor allereerst verantwoordelijk zijn, gaan kijken hoe wij dat goed in kaart kunnen brengen.

Verschillende leden hebben gevraagd naar de beweegvriendelijke omgeving. Wij hebben daarover al gesproken. Ik voeg daaraan toe dat ook andere departementen daarbij betrokken zijn: WWI samen met VWS voor een gezonde leefomgeving, VenW voor het fietsbeleid, LNV voor vitaal platteland en groen in de stad. Ook VROM is erbij betrokken. In 2010 en 2011 zal in dat kader een aantal pilots worden uitgevoerd om te komen tot effectieve interventies om een beweegvriendelijke omgeving te ontwikkelen. Die kennis zal gebruikt worden om gemeenten te helpen hierop beleid te voeren.

De heer Atsma vroeg naar de multifunctionele accommodaties. Ik ben het helemaal met hem eens dat er nog een wereld te winnen is om accommodaties optimaler te gebruiken, om bijvoorbeeld sportaccommodaties bij scholen 's avonds te gebruiken voor andere doeleinden en andersom sportaccommodaties ook door scholen te laten gebruiken. De regeling die wij in 2006 samen met de collega's van OCW hebben gemaakt, waarin gemeenten subsidie konden aanvragen voor het functioneel maken van sportaccommodaties, was een heel groot succes. De regeling was acht keer overtekend. Dit geeft aan dat hieraan behoefte bestaat. In het Beleidskader sport, bewegen en onderwijs hebben wij aangegeven dat Innosport.nl de komende jaren innovatie zal stimuleren in bouw, renovatie en onderhoud, beheer en gebruik van accommodaties. Multifunctionaliteit staat daarbij voorop.

Mevrouw Van Dijken stelde een vraag over drie uur per week bewegingsonderwijs. Daarvoor is mijn collega van OCW primair verantwoordelijk. Ik kan dat niet los zien van de hele indeling van de schoolstructuur en de onderwijsverplichting. U weet dat mijn collega's van OCW zeer hechten aan de vrijheid van scholen om de urenverplichting zelf in te vullen. In de leerdoelen zijn wel eindtermen opgenomen voor sport en beweging. De onderwijsinspectie ziet daarop toe. Ik constateer dat alles wat wij doen rondom het beleidskader sport, bewegen en onderwijs concreet een heel belangrijke bijdrage levert aan het meer bewegen door scholieren buiten school.

Mevrouw Agema merkte op dat de kinderen na de afloop van de basisschool een zwemdiploma zouden moeten hebben. Hier geldt hetzelfde als bij het vorige punt. Dit is primair de verantwoordelijkheid van mijn collega van OCW. Die heeft in 2006 de Vereniging sport en gemeenten de opdracht gegeven om landelijk flankerend beleid te ontwikkelen om gemeenten te ondersteunen bij het verbeteren van de zwemvaardigheid. Dat kan bijvoorbeeld door het verspreiden van een goede methodiek, uitvoering van pilots voor nieuwe methodieken en stimulering van voorlichting op lokaal niveau.

De voorzitter:

Mag ik de staatssecretaris erop wijzen dat het nu twee uur geweest is? U bent gewaarschuwd.

StaatssecretarisBussemaker

Voorzitter. De heer Atsma wees op het programma "Sportiviteit en respect". Dat is een heel belangrijk programma dat wij gestart zijn met NOC*NSF en tien bonden om het masterplan arbitrage vorm te geven. Daaraan doet de KNVB mee en met name de Hockeybond speelt daarin een heel actieve rol. Die laatste vervult een voortrekkersrol en heeft terecht daarvoor de Europese Fair Play-prijs 2009 gewonnen. In de eerste fase richt het programma zich vooral op de sportbestuurders van bonden en verenigingen. Dat moet begin 2010 leiden tot een manifest. In de tweede fase die doorloopt tot 2010, moet het manifest praktijk worden. Ondertussen zien wij ook bij het masterplan arbitrage dat daarvoor veel enthousiasme is; zeven van de zestien sportbonden hebben de doelstelling al bereikt, namelijk dat 90% van de sportwedstrijden wordt geleid door goed opgeleide scheidsrechters of juryleden. Kortom, dat programma loopt ongeveer zoals wij wilden.

Er is gevraagd naar het homosportersnetwerk. Ik kan daar kort over zijn: het is enkele weken geleden opgericht. Ook de alliantie, de andere partijen die erbij betrokken zijn, doen mee.

De voorzitter:

Er is gevraagd naar concrete acties, met name op het voetbal gericht.

StaatssecretarisBussemaker

Voetbal is een van de belangrijke onderdelen, dus concrete acties kunnen zeker worden verwacht. Ik kom er in tweede termijn op terug.

Ik kom op de vragen over de Nederlandse Sport Alliantie (NSA). Voor 2010 en 2011 krijgt de NSA maximaal € 50.000 subsidie voor activiteiten op het terrein van sportiviteit en respect, meedoen jeugd door sport en de alliantie Gelijkspelen. Daar ligt de toegevoegde waarde van de NSA. De NSA is ook aangewezen tot hoofdaannemer sport en ontwikkelingssamenwerking voor de activiteiten in drie ontwikkelingslanden, namelijk Burkina Faso, Suriname en Kenia. Vanaf 2012 is de NSA in principe zelf verantwoordelijk voor het functioneren van de eigen organisatie, zoals ook de andere organisaties op het gebied van sport dat zijn. Alles bij elkaar heb ik de indruk dat wij goede afspraken hebben kunnen maken met de NSA.

Er zijn minder vragen over de topsport gesteld, dus daar kan ik sneller doorheen. Er is gevraagd naar de LOOT-scholen. Wij zijn verder dan in de begrotingsbrieven stond. Wij hebben een flink aantal stappen gezet. Er zijn 29 LOOT-scholen waarop 3000 leerlingen gebruik kunnen maken van speciale voorzieningen. In het kader van het Olympisch Plan 2028 laat ik onderzoeken of dit aantal kan worden verhoogd tot 35 in verband met een goede landelijke dekking. Voor een LOOT-school geldt een ondergrens: minstens 40 havo/vwo-leerlingen en 20 vmbo-leerlingen moeten aan talentprogramma's meedoen. Op verzoek van de Kamer hebben wij één uitzondering gemaakt. Het Scheldemond College in Vlissingen heeft voor 10 leerlingen de LOOT-status.

In het kader van de topsport is gevraagd naar Goud op de Werkvloer, onderdeel van het olympisch plan. Het Rijk heeft toegezegd meer topsporters in dienst te nemen. Er wordt invulling gegeven aan de motie die vorig jaar door de leden Atsma en Van Dijken is ingediend. Ik ben met mijn collega's van BZK bezig met de uitvoering van deze motie. Begin 2010 zal de Kamer hierover meer duidelijkheid krijgen. Wij werken direct samen om te bezien hoe wij bij andere departementen een bijdrage kunnen leveren. Ik zeg er iets bij: er ligt een taakstelling voor de overheid. Wij moeten dus bezien hoe wij dit kunnen vormgeven. Het zal stap voor stap moeten.

MevrouwNeppérus(VVD)

Ik heb de staatssecretaris veel over het LOOT-gebeuren horen zeggen, maar komt er iets vergelijkbaars voor mbo-scholen?

StaatssecretarisBussemaker

Die vraag heb ik al beantwoord. Er komt een LOOT-school voor het mbo. Wij zijn bezig met de ontwikkeling daarvan. Mevrouw Van Dijken vroeg of daar ook regionale spreiding zou worden gehanteerd. Ik heb daarop gezegd dat dit stap één is. Wij moeten bekijken of er meer mogelijk en nodig is.

Defensie behoudt zijn topsportselectie, maar zij wordt wel kleiner in omvang. Er kan geen sprake zijn van stopzetting van de Defensietopsportactiviteiten. Sterker nog, wij willen proberen dit uit te breiden naar andere departementen.

In het kader van het olympisch plan zijn er een heleboel evenementen. Ik noemde er al een aantal, maar ik wijs ook op het WK tafeltennis en het WK baanwielrennen in 2011, het WK wielrennen en het EK waterpolo in 2012 en het WK roeien en het Europees Jeugd Olympisch Festival in 2013. Voor de jaren daarna zijn er nog vele andere procedures die wij ondersteunen. Ik noem hier nog het WK voetbal van 2018. Door zijn uitstraling heeft dat een soort status aparte, een heel bijzondere betekenis. Het is niet alleen een verantwoordelijkheid van VWS. Wij doen het samen met EZ. Er loopt een verkenning naar de kosten en baten van zo'n WK in Nederland en België. Wij zullen de spin-off in dat licht bezien. Ook daar nemen wij initiatieven voor de maatschappelijke spin-off van dit soort evenementen. Begin 2010 zal ik het beleidskader pilot sportevenementen publiceren. Op basis daarvan kunnen sportbonden en gemeenten aanvragen doen om bij grote sportevenementen specifieke activiteiten te ontwikkelen op het terrein van uitstraling naar de breedtesport. Het is een onderdeel van het betere gebruik van evenementen.

De heer Atsma vroeg naar de relatie tussen sportsector en OCW, meer specifiek naar de broadcastinggaranties. Wij investeren nu al een aanzienlijk bedrag in het evenementenbeleid. Jaarlijks gaat het om 4,7 mln. Los daarvan hebben wij voor het olympisch plan voor de periode 2009–2011 drie maal 1 mln. gevonden voor de evenementenpilots en de ondersteuning van de sportsector bij de modelaanpak en de sportkalender. De broadcasting zullen wij specifiek met OCW moeten onderzoeken.

De prestaties van de voetbalvrouwen in Finland hebben een enorme stimulans betekend voor meisjes en vrouwen. Wij investeren niet rechtstreeks in het Nederlands damesteam, maar er wordt wel in meisjesvoetbal geïnvesteerd, bijvoorbeeld via reguliere talentontwikkeling binnen de KNVB. Er zijn talentcoaches, er is het meedoen van de jeugd aan sport. Inderdaad hebben wij nu stipendia voor vrouwelijke voetballers. Ik vind het zeer terecht dat zij dat hebben gekregen. Zij zijn een heel groot voorbeeld voor heel veel anderen.

De Nederlandse vrouwen presteren heel goed, niet alleen in het voetbal, maar ook bij alle grote internationale evenementen. Nederland wordt daar gedragen door vrouwen.

De voorzitter:

U spreekt dat met een zekere vanzelfsprekendheid uit.

StaatssecretarisBussemaker

Jazeker. Bij de Olympische Spelen werd 90% van de medailles door vrouwen gewonnen. Achttien vrouwen uit Nederland zijn de beste van de wereld in hun discipline. Ik vind dat heel erg mooi en fantastisch. De zeggenschap van vrouwen in de wereld van de sport geeft echter een heel ander beeld te zien. Overal waar ik kan, blijf ik vrouwen oproepen om zich kandidaat te stellen voor bestuursfuncties en voor andere functies in de sport. Het zijn vaak vrouwen die niet meer actief sporten, maar die de sport wel heel goed kennen. Vrouwen die weten wat het is om topsporter te zijn, moeten hun kennis en ervaring ter beschikking stellen. Dat is heel belangrijk. Wij zien dat het aantal vrouwelijke bestuurders is gestegen van 10% in 2002 naar 16% in 2009. Wat mij betreft mag daar wel een tandje bij.

De heer Atsma heeft gevraagd naar het vrijwillig afstand doen van de Nederlandse nationaliteit. Ik vind dit echt een verantwoordelijkheid van de schaatsbond. De schaatsers uit Kazachstan zijn uitgebreid voorgelicht, naar aanleiding waarvan een schaatser hiervan heeft afgezien.

In dit kader is ook gevraagd naar het WK voetbal in Zuid-Afrika, in combinatie met ontwikkelingssamenwerking. Misschien is het goed om te melden wat wij daar doen. Ik heb in het voorjaar van 2009 een bezoek gebracht aan Zuid-Afrika, als voorbereiding op het WK voetbal. Daar heb ik een aantal projecten bezocht die VWS samen met BuZa financiert, onder andere in een van de achterstandswijken van Johannesburg, Hillbrow, waar een heel mooie formule bestaat, namelijk een train-de-trainerprogramma, waarbij trainers aldaar worden opgeleid door de KNVB, vaak met Nederlandse voetballers. Dit jaar gebeurde dat door Frank Rijkaard. Het gaat erom, daar mensen in staat te stellen om in die wijken via sportmensen meer perspectief te bieden. Daar gebeuren heel mooie dingen. Ik vind overigens ook dat de KNVB daarvoor een compliment verdient, want die doet ontzettend veel op dat terrein. Vanuit de rijksoverheid proberen VWS en Ontwikkelingssamenwerking daaraan ook een bijdrage te leveren. Je ziet dat sport voor kinderen die vaak verder niet veel hebben, van enorme betekenis kan zijn. Ik ben zelf met Frank Rijkaard in een township geweest waar hij meisjes trainde die nauwelijks voetbalschoenen aan hadden en die verder geen enkel perspectief hadden, maar waarbij je zag wat sport vermag. Dat zie je daar heel direct.

Ik denk dat het WK voetbal in Zuid-Afrika die betekenis kan hebben, maar dan moet er wel wat gebeuren. Daar moeten wij ons voor inzetten. Een aantal ontwikkelingen loopt al. In 2009 zijn de hoofduitvoerder, Respo, en de KNVB in Zuid-Afrika van start gegaan met middelen die wij ter beschikking stellen. Dat geldt ook voor Zuid-Afrikaanse organisaties die werken met jongeren met een verstandelijke beperking, of gehandicapten in achterstandswijken. Daarbij gaat het vooral via train-de-trainerprogramma's, waarmee ervoor wordt gezorgd dat men wordt geholpen zelfstandig te worden en te participeren in een sport.

De KNVB heeft in overleg met VWS en BuZa, de Nederlandse ambassade en andere partners het projectplan 2010 Worldcoaches opgesteld. De basis daarvan vormt voor een deel het door VWS gefinancierde trainer-trainer-programma. In Zuid-Afrika zullen daarvoor de eerste Worldcoaches Academies worden opgezet. Daar zullen coaches vanuit het project waarnaar ik verwees, vanuit Hillbrow en vanuit Stars in their eyes worden opgeleid. In overleg met de KNVB en de Cruijff Foundation zal tijdens het WK in Zuid-Afrika een Cruijff Court worden gefinancierd door VWS. We zullen nog bekijken waar dat kan gebeuren. Wij willen daarmee uit eenzelfde modelproject als waarover ik het had in Hillbrow, iets dergelijks ontwikkelen op een andere plek in Zuid-Afrika, ook als Nederlandse bijdrage aan de toekomstbestendigheid van de gevolgen van het WK in Zuid-Afrika. Overigens hebben ook de Nederlandse spelers aangekondigd dat zij een Cruijff Court zullen realiseren. Kortom, op dat terrein gebeurt van alles. Als het nu ook nog heel mooie wedstrijden worden voor Nederland, is dat ook een extra impuls voor de activiteiten die wij hier ondernemen richting het WK voetbal in 2018.

Ten slotte kom ik toe aan de multi-sporthal op Papendal. Daarvoor is inderdaad geld gevraagd door NOC*NSF. Het probleem is dat wij op dit moment eigenlijk geen titel hebben om daarvoor middelen uit te trekken, aangezien het gewoon niet past in het subsidieprogramma. We beschikken ook niet over het benodigde budget, want het is niet zomaar een programma. Verder zijn we nog niet uitgepraat met de andere partijen die deelnemen, bijvoorbeeld de gemeente Arnhem en de provincie Gelderland. In januari zal er weer verder overleg plaatsvinden met de betrokkenen. Ik wil daar niet op vooruitlopen.

De heer Atsma heeft nog een vraag gesteld over medische begeleiding van sportevenementen. Ik ben ervan uitgegaan dat hij vooral doelt op Service Médical, dat een heel belangrijke bijdrage levert aan medische ondersteuning ter plekke bij met name mobiele sportevenementen. Wij hebben een evaluatie over Service Médical ontvangen, waarin staat dat het bestaande subsidiebeleid ten aanzien van medische begeleiding, te weten het subsidiëren van slechts één zorgaanbieder, Service Médical, onhoudbaar is. Het past namelijk niet in de subsidieregelingen die wij moeten naleven, waarin onder andere staat dat wij niet één organisatie mogen subsidiëren, en ook omdat de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg aan deelnemers bij de evenementenorganisatie zelf moet liggen. Dit is geen inhoudelijke keuze, maar gezien de spanning met het subsidiebeleid zullen we toe moeten naar een andere oplossing. Wij bekijken nu hoe we dat vorm kunnen geven. Daarvoor heb ik voor de organisatoren van sportevenementen een handreiking met een checklist laten ontwikkelen, voor adequate sportmedische begeleiding. Die handreiking is voorzien per 1 januari 2010. Dan kunnen mensen gebruik maken van de handleiding, zodat ze nog altijd ook gebruik kunnen maken van Service Médical. Het is niet zo dat Service Médical dan is uitgesloten. Wij subsidiëren dan niet meer één organisatie, omdat dat in tegenspraak is met allerlei regels.

De heerAtsma(CDA)

Ik heb ook niet gesproken over één organisatie, er kunnen meer aanbieders zijn. Organisatoren van sportevenementen hebben vaak geen keuze. Veel ambulances mogen gewoon niet eens worden gestationeerd bij een sportevenement, omdat ze op een andere plek paraat moeten staan. Dan ben je aangewezen op het Rode Kruis, maar dat mag niet vervoeren, dus moet er altijd een ambulance achter de hand worden gehouden die mag vervoeren.

StaatssecretarisBussemaker

Daarover zijn we het eens. Er zal altijd zo'n soort voorziening moeten zijn. Het is dan aan de organisatoren van sportevenementen, die de allereerste verantwoordelijkheid hebben, om te zorgen dat dat goed geregeld is. Mij lijkt dat dat ook in de nieuwe structuur moet kunnen. Maar het is altijd vervelend voor een organisatie als ze een vaste subsidie krijgen, die verdwijnt.

Zoals bekend zijn we in overleg met Justitie over de herziening van de Wet op de kansspelen. De sportsector krijgt nu vooral middelen van de Lotto, zo'n 45 mln. per jaar. Daar komen de ambities rond het olympisch plan nog bij. We moeten daarom mede gelet daarop kijken hoe de positie van een sportsector als beneficiant van de kansspelen kan worden verbeterd. Ik ben in overleg met Justitie en Financiën, en hoop dat we de Kamer daarover spoedig kunnen informeren. Verder wil ik daar niet op vooruit lopen, behalve dat ik al wel kan zeggen dat ook in het kabinetsstandpunt over het olympisch plan al wordt gesproken over een sportlotto. Daarmee kun je de verdeling van de verschillende kansspelen herkenbaarder maken. Je kunt bijvoorbeeld één lotto voor de sport reserveren. Daar zou wellicht een olympische loterij onderdeel van kunnen worden.

Het antidopingbeleid blijft de aandacht trekken, want het lijkt wel alsof dat beleid bijna iedere dag de voorpagina haalt. Je zou kunnen zeggen dat dat slecht en goed nieuws is. Slecht omdat het een drama is voor de sport, maar goed omdat het aantal dopinggevallen toch dusdanig schaars is dat het groot nieuws is geworden. Voor mij staat centraal dat antidopingbeleid moet, en dat het gezamenlijk moet gebeuren. Je kunt het als Nederland niet alleen doen, je zult het in mondiaal verband moeten doen, om te komen tot een zo schoon en eerlijk mogelijke sport. Het is dus ook voor ons van belang om daaraan mee te doen, niet alleen in verband met de afvaardiging van topsporters, maar ook om grote evenementen binnen te halen. Vervolgens is het wel de vraag wat dan op zo'n lijst moet staan. Mevrouw Neppérus had het onder andere over hasj op de lijst en zij vroeg mij om daar internationaal werk van te maken. Ik kan haar zeggen dat ik dat al doe. Het wordt mij niet altijd in dank afgenomen als ik zeg dat ik betwijfel of dit nou de meest effectieve en meest gevaarlijke dopingmiddelen zijn. Ik denk namelijk dat ze vooral de sportprestaties zullen verminderen, maar men zal zich ongeveer kunnen voorstellen hoe het gaat als de Nederlandse bewindspersoon bij een internationaal forum over hasj op de dopinglijst begint.

Een ander thema dat ik herhaaldelijk naar voren breng, is de spanning tussen de noodzakelijke mondiale dopingcontrole aan de ene kant en de bescherming van basisrechten en privacy van sporters aan de andere kant. Daar speelt Nederland ook een actieve rol in, zowel op de bijeenkomsten van de Europese ministers van Sport als binnen het WADA. Nederlandse interventies hebben ertoe geleid dat de WADA-richtlijnen meer in overeenstemming zijn gebracht met de Europese en nationale privacywetgeving en dat er bijvoorbeeld meer proportionaliteit is in de dopingregels. In Nederland is bijvoorbeeld de omvang van de testing pools, de sporters die vergaande verblijfsinformatie moeten geven, gehalveerd van 900 naar 450. Wij zijn er nog niet. Wij zijn hierover in afstemming met de Europese Unie nog uitgebreid in overleg met het WADA en de Raad van Europa.

Hiermee heb ik eigenlijk ook een antwoord gegeven op de vraag van mevrouw Neppérus. Wij willen naar meer risicogericht beleid, naar een testing pool die je echt beperkt tot de groep waarvan je mag verwachten dat er risico's zijn en waarbij beperkt gebruik wordt gemaakt van where-aboutsregelingen. Je moet de where-aboutsregelingen toepassen, maar de groep is verkleind. Ook de wijze waarop je moet aantonen waar je bent, is voor sporters een stuk makkelijker geworden.

Dan ga ik in op het bloedpaspoort naar aanleiding van de casus-Pechstein. Een bloedpaspoort kan op termijn een goed alternatief zijn voor dopingcontroles en de daarmee samenhangende privacybelasting voor sporters, maar het moet wel wetenschappelijk onderbouwd zijn en de instrumenten moeten juridisch verankerd zijn. Een en ander bevindt zich nu in een beslissende fase. In feite wordt nu gewacht op de uitspraak van het CAS.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen.

Dan komt nu het onderdeel slecht nieuws. Mevrouw Leijten heeft nog zes minuten spreektijd, mevrouw Neppérus achtenhalve minuut, mevrouw Agema twee minuten, de heer Atsma drie minuten en mevrouw Van Dijken zesenhalve minuut. Dit zijn maximale tijden. Als deze tijden volledig worden benut, zal het niet lukken om dit overleg voor 15.00 uur af te ronden. U gaat allemaal een grondige hekel aan mij krijgen, want wij gaan toch proberen om dit overleg om 15.00 uur te sluiten.

Ik geef het woord aan mevrouw Leijten.

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter. Ik hoef die zes minuten niet helemaal te gebruiken. Ik zal proberen om er snel doorheen te gaan. Ik ben wel genoodzaakt om enkele moties in te dienen omdat een en ander nog vaag is.

Het is heel fijn dat de staatssecretaris de nulmeting wil laten uitvoeren. Het gaat ons erom dat duidelijk is wat er beschikbaar is aan sportaccommodaties en wat er beschikbaar is aan andere zaken in de buurt. Wij hoeven niet te weten waar er hoeveel sportclubs zijn, maar wel moet duidelijk zijn over welke fysieke infrastructuur wij kunnen beschikken. Als dat bekend is, kan ook worden bekeken hoe deze in de loop der tijd verandert. Dat is wat wij vragen. Het is heel fijn dat de staatssecretaris dat wil gaan doen.

Dat de staatssecretaris cijfers zal geven over de gehandicaptensportontwikkeling in woonvoorzieningen vind ik heel erg goed. Zij zegt wel altijd dat het zo'n succes is, maar dat komt eigenlijk niet uit de stukken naar voren. Ik moet toch wel opmerken dat het vaker gebeurt dat wij hier cijfers horen die wij niet hebben. Dat was net nog het geval bij de cijfers over de dopingcontroles. De groep is gehalveerd. De staatssecretaris weet dat zowel de VVD als het CDA hierop in zullen gaan. Het zou toch goed zijn als de Kamer die cijfers ook gewoon kent. Dat scheelt behoorlijk wat.

De staatssecretaris is ingegaan op de combinatiefuncties en dat klinkt allemaal heel erg goed. Toch is het voor mij nog vaag wat er gaat gebeuren als gemeenten dit niet uitvoeren terwijl het geld daarvoor wel al in het Gemeentefonds is gestort. De staatssecretaris zegt dat zij dat geld niet kan terughalen. Zij zet de desbetreffende stortingen dan stop, maar benadelen wij dan niet de gemeenten die daar wel werk van maken?

De staatssecretaris hanteert een goede taal als zij spreekt over de Olympische Spelen. Het gaat om de ambities, het gaat om het enthousiasme ervoor, maar tegelijkertijd is mij heel vaag wie nou de regie heeft. Daar maak ik mij zorgen over. In mijn eerste termijn heb ik daar verschillende concrete vragen over gesteld. De paraplu van de Olympische Spelen moet niet zo groot zijn dat iedere provincie en gemeente daar maar prestigeprojecten onder kan brengen. Dat gaat mensen irriteren. De staatssecretaris zegt dat wij nog niet eens weten of wij meedoen, maar er zijn genoeg provincies en gemeenten die middelen uittrekken, want: wij doen mee. Dat is niet goed. Ik wil graag dat de staatssecretaris hierbij meer leiding neemt. Zij is door het CDA vandaag de minister van Sport genoemd. Daar hoort bij dat zij de leiding neemt. Het eerste verzoek is dan ook duidelijkheid over de naamdrager. Daarover gaat mijn eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er steden en provincies zijn die actief lobbyen en geld vrijmaken om de naamdrager van de mogelijke Olympische Spelen te worden;

van mening dat deze gelden beter besteed kunnen worden aan het versterken van de breedtesport;

verzoekt de regering, voor de zomer van 2010 duidelijkheid te geven over de naamdrager van de eventuele Olympische Spelen in 2028,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (32 123-XVI).

MevrouwLeijten(SP)

Dat hierbij reclamebureautjes geld verdienen, vindt de PvdA wellicht prima, maar ik vind dat wij die middelen goed moeten gebruiken, juist voor de sportende natie.

Voorzitter. Volgend jaar gaan wij een maatschappelijke kosten-batenanalyse maken. Ik vind het wel heel erg vaag dat de staatssecretaris deze nu al laat uitvoeren, terwijl zij geen overzicht wil of kan geven van de kosten. Ik doel dan op de harde kosten. De staatssecretaris wil het nog niet hebben over stadions en over infrastructuur, terwijl er wel een kosten-batenanalyse wordt gemaakt. Volgens mij spreekt zich dat tegen. Je kunt pas een maatschappelijke kosten-batenanalyse maken op het moment dat je echt alle kosten weet. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Olympisch Plan 2028 van het NOC*NSF vele ambities uitspreekt, maar geen financiële onderbouwing heeft;

constaterende dat het Olympisch Plan 2028 al voor vele provincies en gemeenten aanleiding is om budgetten vrij te maken voor top- en breedtesport;

van mening dat het Olympisch Plan 2028 gebaat is bij een overzichtelijk, financieel onderbouwd en volledig overzicht van wat er nodig is om tot de organisatie van de Spelen te komen;

verzoekt de regering, in de maatschappelijke kosten-batenanalyse die in 2010 wordt uitgevoerd, deze zaken op te nemen, te presenteren en te laten beoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (32 123-XVI).

MevrouwLeijten(SP)

De staatssecretaris zegt dat het Jeugdsportfonds een landelijke dekking heeft. Was het maar waar. 29 gemeenten doen mee. Een op de tien kinderen in Nederland bevindt zich in een armoedepositie. Ik wil toch echt graag dat de staatssecretaris de armoedegelden direct naar het Jeugdsportfonds laat gaan, zodat zowel een kind in Nieuwegein als een kind in Utrecht daarop aanspraak kan maken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat ieder kind lid moet kunnen zijn van een sportvereniging;

constaterende dat dit voor een op de tien kinderen door de armoede in het gezin niet (altijd) is weggelegd;

constaterende dat het Jeugdsportfonds een uitstekende vorm is om kinderen lid te kunnen laten zijn van een sportvereniging;

verzoekt de regering, het Jeugdsportfonds structureel te financieren in het kader van het Olympisch Plan 2028,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (32 123-XVI).

De heerAtsma(CDA)

Mevrouw Leijten maakt nu expliciet een koppeling met het olympisch plan, en dus eigenlijk met de Olympische Spelen. Ik mag nu dus concluderen dat zij voluit voor de Olympische Spelen in Nederland gaat?

MevrouwLeijten(SP)

Is daar een misverstand over?

De heerAtsma(CDA)

Nee, het is gewoon even een vaststelling. Ik vind het altijd plezierig om even te horen dat de SP er 100% voor gaat.

MevrouwLeijten(SP)

Ik vind het grappig dat wij altijd dit soort debatten hebben. Wij zijn voorstander van de ambities in het olympisch plan. Ik heb wel heel duidelijk aangegeven dat die steun zal wegvallen als dit een commercieel feest wordt van grote bedrijven en als de maatschappelijke investeringen niet ten goede komen aan Nederland als sportende natie, waar ook de staatssecretaris de mond van vol heeft. Ik hamer daarom juist op een deugdelijk financieel plaatje en noem maar op. Als dat plaatje er is, is dat naar onze mening daarvan een onderdeel. Deze discussie hebben wij vorig jaar ook gevoerd, mijnheer Atsma.

De voorzitter:

Is de heer Atsma tevreden?

De heerAtsma(CDA)

Nou ja, ik vind alles best, maar het wordt natuurlijk ook een feestje voor sponsoren. Je kunt van alles willen, maar dat gebeurt natuurlijk.

MevrouwLeijten(SP)

Als het ook een feestje van de wegenbouwers wordt en van grote megaprojecten, voorspel ik u dat dit de nieuwe Noord-Zuidlijn wordt. Daarom vind ik dat uw minister van sport de regie moet nemen, want als dat het wordt, valt het draagvlak weg en dat zou ik zeer betreuren.

De voorzitter:

Uw laatste motie, mevrouw Leijten, en dan bent u ook echt door uw tijd heen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gehandicaptenvervoer op termijn moet worden betaald uit collectegelden van het Fonds Gehandicaptensport;

van mening dat het vervoer voor gehandicapte sporters geen luxe is, maar noodzaak, en een duurzame financiering vereist;

verzoekt de regering, de vervoersregeling voor teamsporters met een handicap in te trekken en te komen met een echte oplossing,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (32 123-XVI).

MevrouwNeppérus(VVD)

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik heb nog een aantal opmerkingen en dien aan het eind één motie in.

Ik ben blij met de toezegging om ook in het mbo de kant op te gaan van het LOOT-onderwijs. Het gaat nu op één plek beginnen. Is daar ook een tijdschema voor? Hoe zit het met de verdere ontwikkeling daarvan? In het verlengde daarvan noem ik de talentherkenning. Een juiste combinatie van onderwijs en sport is daarvoor van belang.

Het antwoord op de vraag over de ruimte voor speelveldjes in de gemeenten is wat mij betreft prima. De staatssecretaris heeft ook iets gezegd over de nulmeting. Het lijkt mij duidelijk dat de Kamer daarop zicht wil houden als zij daarmee gaat beginnen.

In de eerste termijn had de heer Atsma het over de verhouding tussen het NOC*NSF ook heb, af en toe denk ik dat het wel erg veel NOC wordt. Zit daar nog voldoende ruimte?

Dan kom ik nu op het punt van de doping. Ik begrijp dat de staatssecretaris best wil werken aan risicogericht te werk gaan. Ik begrijp dat het best lastig is als je het over hasj en cocaïne hebt. In een vorig leven heb ik ambtelijk wel eens moeten overleggen met bepaalde landen over douanecontrole op hasj en cocaïne, dus ik begrijp de problemen daarbij. Op dat punt zal ik dan ook geen motie indienen, maar ik verzoek de staatssecretaris, haar best ervoor te blijven doen. Ik dien wel een motie in met betrekking tot het punt van de privacy, als een duwtje in de rug om er in de internationale gremia aan te kunnen werken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dopingcontroles terecht plaatsvinden om tot een eerlijkere sport te komen;

constaterende dat het Nederlandse beleid om daar te controleren waar de risico's het grootst zijn goed werkt;

overwegende dat de internationale zogeheten whereabouts een grote inbreuk zijn op de privacy van sporters;

overwegende dat de controles in het buitenland – waar Nederlandse sporters bij betrokken kunnen zijn – niet specifiek op het optreden bij risico's gericht zijn;

verzoekt de regering, in internationaal verband druk uit te oefenen om de internationale dopingcontroles meer daar te laten plaatsvinden waar de risico's het grootst zijn en de Kamer hierover te rapporteren voor de behandeling van de Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (32 123-XVI).

MevrouwNeppérus(VVD)

Wij zijn optimistisch over de plannen voor de Olympische Spelen en hopen dat dit door kan gaan.

MevrouwAgema(PVV)

Voorzitter. Ik heb de motie van mevrouw Leijten meeondertekend, omdat wij het een bespottelijke toestand vinden dat teamsporters met een beperking afhankelijk zijn van de collectant en dat je als gehandicapte je handje moet ophouden om te kunnen sporten. Mijn fractie vindt dat echt onbestaanbaar. Wij hebben daarom met liefde de motie van mevrouw Leijten meeondertekend.

Wat betreft de uitlatingen van de heer Van Praag vindt mijn fractie dat de voorzitter van de KNVB zich niet op de bewuste manier kan uitlaten over één fractie in het parlement. Wij zijn democratisch gekozen. Ik vind het ook niet kunnen dat de staatssecretaris daarop geen enkele actie wil ondernemen. Wij geven tenslotte een instellingssubsidie van bijna 0,5 mln. en ik denk dat de staatssecretaris op zijn minst duidelijk zou moeten maken dat de PVV en de PVV-kiezer bestaansrecht hebben en dat geen kwalificaties wenselijk zijn van voorzitters van wat voor vereniging dan ook.

Ik zou nog even terugkomen op het verhaal van de hoofddoek. Het ging om een sportschool die dames met een hoofddoek weigerde, wegens de algemene regel om hoofdbedekking niet toe te staan. De staatssecretaris vond dat dit wel moest kunnen en mijn fractie heeft vragen gesteld, omdat wij vinden dat de Nederlandse samenleving zich niet steeds meer moet aanpassen, maar dat het andersom zou moeten zijn.

De boerkini heeft betrekking op het boerkaverbod, waarvoor sinds 2005 een meerderheid te vinden is in de Kamer. Ook wat dat betreft blijven wij natuurlijk vierkant achter onze standpunten staan.

Wij vinden het fijn dat de schoolvoetbalcompetitie wordt meegenomen door het platform dat nader onderzoek daarnaar gaat doen.

De heerAtsma(CDA)

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat zij Defensie en anderen op de huid gaat zitten om de ambities te kunnen waarmaken.

Collega Van Dijken heeft iets gezegd over de evenementen. Misschien komt zij daar straks nog op terug, maar ik ben het met de staatssecretaris eens dat zij even een pas op de plaats maakt, omdat het gaat om het toekennen van grote bedragen voor accommodaties die links en rechts uit de lucht komen vallen. Zelf heb ik tegen Papendal gezegd: let nu even op wat er gebeurt, want wellicht hebben wij een grotere ambitie. Ik hoef alleen maar te wijzen op plannen die wij gezien hebben uit Amsterdam en Rotterdam. Maar er moet ook een nieuwe Thialf komen. Er ligt nog een voetbalstadium vlak naast. Dat wil men ook allemaal realiseren. Ik ben het overal mee eens, maar het moet wel uit de lengte of uit de breedte worden betaald. Ik vind het daarom zeer terecht dat er even pas op de plaats wordt gemaakt. Ik ben erg benieuwd naar de vervolgnotitie waar de staatssecretaris mee komt over de criteria.

Wat de doping betreft is niet ingegaan op wat ik heb gezegd over de fitnesscentra en sportscholen. Ik kom daar later zelf nog op terug. Ik ben het ook niet eens met wat collega Neppérus zei, namelijk dat wij ons alleen op risicogroepen en risicosporten moeten richten, want ik geloof niet dat dit in het woordenboek van het IOC voorkomt. Als je een topper bent, heb je je nu eenmaal te conformeren aan controles.

MevrouwNeppérus(VVD)

Waar het mij om ging – en dat gaat op in veel meer onderdelen van deze wereld waar gecontroleerd wordt – is dat de meeste inspanning daarop wordt gericht waar de grootste risico's zijn. Ik wil niet zeggen dat je het andere niet moet doen.

De voorzitter:

Zo hebt u het gezegd en zo is het ook begrepen.

De heerAtsma(CDA)

Ik zeg er wel bij dat doping van alle tijden en alle sporten is, helaas.

MevrouwNeppérus(VVD)

Zeker geldt dat voor het wielrennen.

De heerAtsma(CDA)

Doping moet hard worden aangepakt. Een oude stelregel is: wie het meest controleert, vindt ook het vaakst iets.

MevrouwNeppérus(VVD)

Wie het beste controleert.

De heerAtsma(CDA)

Wat de privacy betreft valt het mij op dat de VVD zich bepaald anders opstelt dan wanneer het gaat om telefoontjes en het opslaan van gegevens vanuit mobiele voorzieningen over en weer, zelfs naar Amerika. Alles mag. Ik vind het prima, hoor, dat mevrouw Neppérus dit nu zegt.

MevrouwNeppérus(VVD)

Bent u bij het debat over de kilometerheffing geweest? Dan had u ook iets kunnen noteren.

De heerAtsma(CDA)

Dat duurt nog zo lang, die moet eerst maar eens worden gerealiseerd.

Ik heb nog enkele moties. De eerste heeft betrekking op het feit dat bij sportevenementen ook acute medische voorzieningen noodzakelijk zijn. Dat betreft niet alleen Service Médical. Er zijn meer organisaties die daarvoor in beeld willen zijn. Laat ik maar het voorbeeld geven van de Oostvaardersplassen, waar begin dit jaar het NK marathonschaatsen werd georganiseerd. Je kunt niet zomaar even een reguliere ambulance ergens wegtrekken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij top- en breedtesportevenementen een acute medische hulpverlening, waaronder ambulancevoorziening, noodzakelijk is;

overwegende dat het in een vorige kabinetsperiode ingezette beleid heeft geleid tot een verdere professionalisering van deze acute medische hulpverlening in de sport;

overwegende dat initiatieven, zoals ontplooid door de vrijwillige professionals van de stichting Service Médical, aantoonbaar succesvol zijn geweest en zijn;

verzoekt de regering, het ingezette beleid van de nota "Sport, bewegen en gezondheid" met betrekking tot acute hulpverlening bij sportevenementen te continueren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van Dijken en Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (32 123-XVI).

De heerAtsma(CDA)

Mijn tweede motie heeft betrekking op onze ambitie om iets te doen voor kinderen die in een achterstandssituatie verkeren, waar dan ook in het land, niet alleen in de stadswijken, en door welke omstandigheid dan ook, niet alleen doordat ze uit een sociaal zwak milieu komen maar wellicht ook doordat er geen voorzieningen zijn. Ik koppel dit aan het volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal kinderen met overgewicht te hoog is;

overwegende dat sportbeoefening blijkens tal van onderzoeken een belangrijk wapen in de strijd tegen overgewicht kan zijn;

overwegende dat koepelorganisaties, sportbonden en verenigingen in het stimuleren van sportbeoefening door kinderen een belangrijke rol kunnen spelen;

verzoekt de regering, het programma Meedoen Allochtone Jeugd door Sport zodanig uit te werken en aan te passen dat het programma niet alleen op allochtone, maar op alle kinderen die op enigerlei wijze in een achterstandssituatie verkeren, wordt gericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (32 123-XVI).

MevrouwAgema(PVV)

De motie van het CDA is voor ons natuurlijk een pak van het hart. Mijn vraag is waarom het CDA in 2007 tegen onze motie van precies dezelfde strekking heeft gestemd.

De voorzitter:

Mag ik de beantwoording van die vraag naar een bilateraal moment verplaatsen, gezien de tijd?

MevrouwAgema(PVV)

Dit lijkt mij toch wel een relevante vraag.

De heerAtsma(CDA)

Ik wil hierop ook wel reageren, voorzitter. Ik weet bijna zeker dat de onderliggende argumentatie van de PVV ons op dat moment absoluut niet heeft aangestaan.

Voorzitter, ik kom op mijn laatste motie.

MevrouwAgema(PVV)

Voorzitter ...

De voorzitter:

Juist omdat ik zo'n antwoord verwachtte heb ik het voorstel gedaan dat ik zo-even deed.

MevrouwAgema(PVV)

Kan de heer Atsma zeggen waar en wanneer welke argumentatie van de PVV hem niet aansprak?

De heerAtsma(CDA)

Hierop kom ik graag schriftelijk nader terug.

MevrouwAgema(PVV)

Volgens mij was het gewoon dezelfde argumentatie, hoor. Maar laten we het er maar even bij laten.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, dat zou kunnen. Willen wij recht doen aan dit onderwerp en aan deze begrotingsbehandeling, zullen wij ook recht moeten doen aan de inbreng van alle deelnemers aan het debat. De staatssecretaris moet nog reageren op de moties. Daarbij hebt u ook allemaal belang voor de voortzetting.

De heerAtsma(CDA)

De situatie is natuurlijk niet vergelijkbaar omdat, zoals de staatssecretaris ook heeft gezegd, volgend jaar het programma Meedoen afloopt. Daarop moet een vervolg komen. In die context komen wij met deze motie. Ik word nu alleen maar gestimuleerd om dit te doen. Ik hoop ook dat de VVD en de PvdA de motie zullen steunen.

Voorzitter. Mijn laatste motie betreft de olympische ambities. Het is jammer dat de staatssecretaris niet voluit wil kiezen voor Amsterdam. Dat had een stuk duidelijkheid gegeven. Hoe dan ook, als Amsterdamse is zij er wel voor, zo heb ik begrepen. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Olympisch Plan 2028 de komende jaren veel aanvullende investeringen vergt voor de sport;

overwegende dat het investeringen voor zowel validen- als mindervalidensporten betreft;

overwegende dat aanvullende investeringen noodzakelijk zijn voor het binnenhalen en organiseren van internationale evenementen, het realiseren van voldoende olympische en paralympische accommodaties, alsmede het faciliteren van bonden en sporters;

overwegende dat uit het huidige budget onvoldoende middelen beschikbaar kunnen worden gesteld om de ambitieuze plannen te kunnen realiseren;

overwegende dat het opzetten van een olympische loterij aanvullend inkomsten kan genereren voor het realiseren van de olympische en paralympische ambities;

verzoekt de regering, de mogelijkheden voor het organiseren van een olympische loterij te onderzoeken en verder uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Neppérus en Van Dijken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (32 123-XVI).

De voorzitter: Atsma

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Over twee punten ben ik iets treuriger. Het eerste is de beantwoording met betrekking tot de brief van de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding, waarin wordt gevraagd om meer voor dit vak op te komen. Ik zou het binnen het ambitieniveau van de staatssecretaris vinden passen als zij zich met betrekking tot dit onderwerp sterker positioneerde, ook tegenover haar collega's van Onderwijs. Dit is op zo veel terreinen van zo groot belang, en er zijn zo veel dwarsverbanden, bijvoorbeeld met het probleem van overgewicht, met een gezonde leefstijl en met de bestrijding van achterstanden, dat het mij een lief ding waard zou zijn geweest als de staatssecretaris zich daarbij iets meer voluit had aangesloten en had gezegd: daarover gaan wij het nog eens hebben, want net als u zie ik het belang hiervan.

MevrouwLeijten(SP)

Er zijn hierover uitgebreide debatten geweest. Die heb ik gevoerd met zowel mevrouw Bussemaker, staatssecretaris van Sport, als mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Onderwijs. Ik ben blij dat de PvdA hier nu ook voor is. Wanneer wil mevrouw Van Dijken dit geregeld hebben?

De voorzitter:

Een kort antwoord.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Het enige wat ik volgens mij gevraagd heb, is een reactie op de brief van de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding. Daaraan is dus helemaal geen termijn verbonden maar alleen een stellingname. U hebt mijn stellingname gehoord, en ik heb gevraagd naar die van de staatssecretaris. Soms gaan dingen even niet verder dan zover, omdat je even wilt voelen hoe de temperatuur van het water is. Daar zou u best eens begrip voor kunnen hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijken vervolgt.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Ja, en mevrouw Van Dijken zocht toen in haar eigen aantekeningen haar andere punt van sneuheid. Dat je dat niet uit je hoofd weet, is pas echt zielig!

In verband met het evenementenbeleid heeft de staatssecretaris aangegeven dat er een pilot voor sportevenementen gaat komen. Dat is prachtig. Ik kan alvast mededelen dat er een grote kans is om het door Zuid-Korea teruggegeven WK voor gehandicapte sporters (senioren) van de IWAS voor 2012 zonder bidprocedures en voorinvesteringen naar Nederland te halen. Dat heeft alvast mijn warme aandacht, en bij dezen ook die van de staatssecretaris. Dat is hartstikke mooi.

Dit is nog steeds niet het sneue punt. Ik ga over tot het voorlezen van de motie. Voorzitten en woordvoerder zijn is ook een combinatie van niks!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de levensbeschouwelijke sportkoepels NCSU, NKS en NCS een meerwaarde hebben voor de sport;

overwegende dat deze koepels door het samenwerkingsverband Nederlandse Sport Alliantie (NSA) een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de sportontwikkeling en de sociale infrastructuur van ons land;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de drie sportkoepels naast NOC*NSF kunnen blijven bestaan en hiervoor voldoende middelen worden gereserveerd, waarbij het budget van de afgelopen jaren het uitgangspunt dient te zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dijken en Atsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (32 123-XVI).

Mevrouw Van Dijken rondt af.

MevrouwVan Dijken(PvdA)

Laat ik dit maar als de afronding beschouwen. Ik kan het zo gauw niet vinden, en ook ik moet de tijd in de gaten houden. Ik krijg heel graag de reactie van de staatssecretaris op de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: Van Dijken

StaatssecretarisBussemaker

Voorzitter. Ik hanteer in mijn termijn de volgorde waarop de vragen gesteld zijn en de moties zijn ingediend. Mevrouw Leijten heeft gevraagd wat we doen met gemeenten die het geld niet aan de combinatiefuncties uitgeven. Dit betekent niet dat andere gemeenten er de dupe van worden. We vertellen gemeenten dan namelijk dat zij geen geld meer krijgen van het Rijk. We kunnen bij gemeenten die zich niet aan de afspraken houden, op een gegeven moment dus de uitkering stopzetten. Dat doen we per gemeente. We kunnen het geld niet terugvorderen, maar als we merken dat een gemeente het geld niet uitgeeft aan de combinatiefuncties, kunnen wij zeggen dat we ons niet langer verplicht voelen om verdere middelen toe te kennen.

In motie op stuk nr. 90 verzoekt mevrouw Leijten de regering om voor de zomer van 2010 duidelijkheid te geven over de naamdrager van de eventuele Spelen in 2028. Die motie vind ik overbodig, omdat ik zojuist gezegd heb dat het uitgangspunt is dat wij in 2010 kiezen voor de stad en dat het van belang is om informatie te hebben over de olympische hoofdstructuur en over de maatschappelijke kosten-batenanalyse. Daar moet de keuze voor een stad logischerwijs op volgen. Het lijkt mij dus voorbarig om dit nu al te doen. Overigens ligt de regie heel duidelijk bij de Council Olympisch Plan 2028, waarvan ikzelf deel uitmaak. Ik heb de regie over de kabinetsreactie. Het aardige van het olympisch plan is nu juist dat het tal van maatschappelijke partners met elkaar verbindt, niet alleen de politiek en de sport, maar ook het bedrijfsleven, de vakbeweging, de gemeenten, de provincies en vrijwilligersorganisaties. Ik heb zelf ook geenszins de indruk dat deze regie niet goed loopt. Ik heb zelfs de indruk dat dit eigenlijk heel goed gaat.

In haar motie op stuk nr. 91 verzoekt mevrouw Leijten de regering in de maatschappelijke kosten-batenanalyse de in de motie genoemde zaken op te nemen, te presenteren en te laten beoordelen. Ook deze motie ontraad ik. Het gevraagde te doen lijkt mij op dit moment niet aan de orde. We moeten eerst maar even te weten komen wat eerdere Olympische Spelen hebben opgeleverd en dat vertalen naar de Nederlandse situatie. Wat is nodig? Wat zijn de kosten? Wat zijn de baten? Ik zie dat provincies en gemeenten wel plannen maken voor de sport, maar dan met name voor de komende jaren. Ik zie ook dat zij aanhaken bij het olympisch plan. Zij weten echter nog niet precies wat voor investeringen op welk onderdeel zij nodig hebben. Daar is het echt nog te vroeg voor. Als de tijd daar is, zal die regeling zeker gemaakt moeten worden.

Mevrouw Leijten verzoekt voorts in motie op stuk nr. 92 om het Jeugdsportfonds structureel te financieren in het kader van het Olympisch Plan 2028. Ik vind dat kinderen ook los van het olympisch plan moeten kunnen deelnemen aan sportactiviteiten. Het interessante aan het Jeugdsportfonds is dat het een particulier initiatief is, dat goed loopt. VWS draagt hieraan bij, maar een structurele bijdrage is niet nodig. Ik begrijp dat het Jeugdsportfonds vooral loopt via provincies, die weer verschillende loketten bij gemeenten hebben. Daarnaast zijn 29 gemeenten expliciet aangesloten bij het Jeugdsportfonds. Dit zijn vooral de grotere gemeenten. De verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten die financieren, bij VWS, SZW en OCW. Zij allemaal ondersteunen gemeenten, onder andere ook door dit voorjaar een boekje mee te laten geven met goede voorbeelden van kinderen die doen aan sport en cultuur. Mij bereiken geen signalen dat ze te weinig middelen zouden hebben. Ik heb niet zo lang geleden het tienjarig bestaan van het Jeugdsportfonds mogen bijwonen. Daar was men eigenlijk heel erg enthousiast, juist ook over de combinatie van private en publieke middelen.

De voorzitter:

Tot welk oordeel leidt dit?

StaatssecretarisBussemaker

Ik ontraad deze motie, als ik dat niet al had gezegd.

Over de gehandicaptensportregeling hebben wij volgens mij geen nieuwe elementen gewisseld. Om die reden ontraad ik ook deze motie.

Mevrouw Neppérus vroeg naar de ontwikkelingen van de LOOT-school ten aanzien van het mbo. We hebben in overleg met OCW, de MBO Raad en NOC*NSF afgesproken eerst mbo-instellingen te gaan informeren over de mogelijkheden die er nu al zijn om topsport en onderwijs te combineren. Daaruit moet volgen welke afspraken verder nodig zijn. We verkennen nu het concept van de mbo-LOOT-school. Op basis van het overleg met alle genoemde betrokkenen moet uiteindelijk een besluit worden genomen over de vraag of, hoe en waar een mbo-LOOT-school in het nieuwe schoolseizoen ontwikkeld zou moeten worden.

MevrouwNeppérus(VVD)

Heeft de staatssecretaris daarbij ook een termijn in gedachten? Duurt dit een aantal maanden?

StaatssecretarisBussemaker

Dit gebeurt voor het nieuwe schoolseizoen, dus voor de zomer van 2010.

Mevrouw Neppérus heeft op stuk nr. 94 een motie ingediend over doping. Ik ontraad deze motie omdat de formulering van het dictum ingaat tegen de internationale dopingregels. Ik heb al toegezegd dat ik in gesprek ga en mijn best zal doen om een betere balans te vinden tussen aan de ene kant bestrijding van doping en aan de andere kant bescherming van de privacy van sporters. Ik vind dit een belangrijk thema. Ik heb hierover vorig jaar een expertmeeting georganiseerd, met een aantal sporters. Ik wilde juist vanuit hun ervaring horen hoe we het konden organiseren onder het motto: leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker. We werken vanuit het uitgangspunt van proportionaliteit. Ik heb al gezegd wat er in Nederland veranderd is in het kader van de testing pools, maar ik zou WADA-regels niet meer serieus nemen als ik het alleen zou doen waar de risico's het grootst zijn. Volgens de WADA-normen moet je overal op doping kunnen controleren.

Mevrouw Agema heeft eigenlijk geen vragen meer gesteld.

De heer Atsma heeft een vraag gesteld over fitness, naar aanleiding van TNO. Hij zei dat hij hier nog op terug zou komen. We zijn nu zelf bezig met drie zaken: we willen de campagne Eigen Kracht van de dopingautoriteit continueren. Ook willen we meer samenwerking tussen de dopingautoriteit en de brancheorganisatie Fit!vak. Verder willen we een logo ontwikkelen voor fitnessbedrijven die zich nadrukkelijk gebonden hebben aan een antidopingbeleid. Dit wordt dus een soort keurmerk voor goed beleid. Bovendien komt binnenkort op mijn verzoek de Gezondheidsraad met een onderzoek naar gezondheidsrisico's bij gebruik van doping. Die bevindingen kunnen ook nog meegenomen worden.

In de motie op stuk nr. 95 verzoekt de heer Atsma de regering het ingezette beleid van de nota Sport, bewegen en gezondheid met betrekking tot acute hulpverlening bij sportevenementen te continueren. Ik kan niet uitsluitend Service Médical blijven subsidiëren, omdat dat in strijd is met de subsidieregels. Ik krijg er op een gegeven moment grote problemen mee als ik één organisatie subsidieer. Bedoelt de heer Atsma dat het van groot belang is om bij evenementen de acute hulpverlening goed te regelen, via de organisaties die daarvoor verantwoordelijk zijn, en om een handreiking te doen via de gemeenten, die vervolgens Service Médical kunnen inhuren? Dan kan ik met de motie leven. Ik kan niet bij alle evenementen de verantwoordelijkheid hebben voor de acute hulpverlening. Dat is een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid, die allereerst bij de organisatoren van de evenementen ligt.

De heerAtsma(CDA)

Voorzitter, als ik de motie mag duiden? Inderdaad staat bij de tweede overweging "zoals ontplooid". Dat biedt dus de ruimte voor alle mogelijke initiatieven. Soms kan een gemeente echter met de beste wil van de wereld niet de zorg leveren of garanderen die sommige organisatoren nodig vinden. Volgens mij zijn wij het dus met elkaar eens.

De voorzitter:

Dat is ook mijn conclusie.

StaatssecretarisBussemaker

De vraag is nog wel wie het betaalt. Als gemeenten het niet kunnen organiseren en vervolgens de rekening bij VWS willen indienen, kan het niet. De heer Atsma wil dat duidelijk is voor gemeenten hoe ze het moeten regelen. Daarvoor maak ik de handreiking. Laat er echter geen misverstand over bestaan dat er altijd acute hulpverlening moet zijn bij grote sportevenementen.

De heerAtsma(CDA)

Ja, maar er zijn natuurlijk heel veel evenementen die over veel meer dan één of zelfs tien gemeentegrenzen gaan. Als de betreffende organisatie een goede, deskundige en professionele voorziening wil inhuren, is dat haar keus. Daar moet je niet aan tornen. Maar als iemand vervoerd wordt naar het ziekenhuis, moet volstrekt helder zijn dat de nota niet bij de vervoerder neergelegd wordt. Die moet verzekerd zijn, zoals dat in het reguliere circuit ook altijd aan de orde is. Dit is een willekeurig voorbeeld, maar ik hoop dat dit het wel duidelijk maakt.

De voorzitter:

De zorg van de staatssecretaris was dat de rekening naar VWS gaat. Volgens mij is dat niet de intentie van de motie van de heer Atsma. Met zijn uitleg moet duidelijk zijn wat de intentie is, namelijk dat er altijd een keuze is bij de hulpverlening, ook als het gaat om vervoer.

StaatssecretarisBussemaker

Als ik de heer Atsma goed begrijp, hecht hij er vooral aan dat duidelijk is wie verantwoordelijk is, maar moet er wel altijd iets geregeld zijn. Met die aantekening laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer over. Als de motie aangenomen wordt, zullen wij daar in de trant van deze redenering zo goed mogelijk op reageren.

De heer Atsma heeft de motie op stuk nr. 96 ingediend over het programma Meedoen allochtone jeugd door sport. Deze acht ik volstrekt overbodig. Ik heb zo-even omstandig uitgelegd dat dit programma niet meer bestaat. Ik heb dit de afgelopen maanden omgevormd tot het programma Meedoen alle jeugd door sport. Daar doen voor 50% autochtonen en voor 50% allochtonen aan mee. Wat veranderd is, is dat het programma dus niet alleen nog voor allochtonen is. Het is nog wel met name voor jongeren in achterstandssituaties. Het programma loopt tot en met 2010. Vervolgens moeten wij bekijken wat er na 2010 gebeurt. De Kamer hoort mij daar in 2010 nader over. Ik heb al gezegd dat ik vooral de verbinding tussen sport en jeugdzorgtrajecten interessant vind. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer mij iets mee zou willen geven voor na 2010, maar dat lees ik eerlijk gezegd niet in de motie.

De voorzitter:

Daarover ligt al een Kameruitspraak voor. In de motie wordt alleen uitgegaan van meedoen. Dat kunt u rustig beschouwen als passend bij uw beleid.

StaatssecretarisBussemaker

U doelt nu op de motie van de heer Dijsselbloem. Het gaat mij met name over de motie van de heer Atsma die nu bij mijn begroting wordt ingediend.

De heerAtsma(CDA)

Dan dien ik een gewijzigde motie in, waarbij in het dictum komt te staan: verzoekt de regering het programma Meedoen allochtone jeugd door sport na 2010 zodanig uit te werken ... et cetera.

MevrouwLeijten(SP)

En die onderteken ik ook nog steeds.

StaatssecretarisBussemaker

De motie wordt daarmee steeds nietszeggender. Als we iets doorzetten, is het logisch dat het binnen het beleid past. De vraag is dan alleen of het niet meer toegespitst moet worden. Het is al staand beleid. De Kamer zou ons ook de kans kunnen geven om volgend jaar na te denken over wat op dit punt de voorstellen voor na 2010 zijn. De Kamer heeft, zo constateer ik, bij de behandeling van een andere begroting het kabinet al een boodschap daarover meegegeven.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, volgens mij komt er een gewijzigde motie. U had al gezegd dat u deze meeondertekent. Blijft dat zo?

MevrouwLeijten(SP)

De verwarring is ontstaan omdat het programma eerst Meedoen allochtone jeugd door sport heette, omdat er nog subsidies worden verstrekt onder die naam, in ieder geval over vorig jaar, en omdat de heer Dijsselbloem een motie heeft ingediend bij de integratiebegroting. Volgens mij is het heel helder wat de Kamer uitspreekt en dat is niet overbodig. De verwarring is geschapen door de staatssecretaris zelf.

De heerAtsma(CDA)

Ik merk nog eens op dat het mevrouw Leijten en mij om meer gaat dan alleen om de krachtwijken of de achterstandswijken. Het gaat ons ook om de wijk waar mevrouw Van Dijken het in het begin van het debat over had, achterin Groningen.

De voorzitter:

De motie-Atsma/Leijten (32 123-XVI, nr. 96) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal kinderen met overgewicht te hoog is;

overwegende dat sportbeoefening blijkens tal van onderzoeken een belangrijk wapen in de strijd tegen overgewicht kan zijn;

overwegende dat koepelorganisaties, sportbonden en verenigingen in het stimuleren van sportbeoefening door kinderen een belangrijke rol kunnen spelen;

verzoekt de regering, het programma Meedoen Allochtone Jeugd door Sport na 2010 zodanig uit te werken en aan te passen dat het programma niet alleen op allochtone, maar op alle kinderen die op enigerlei wijze in een achterstandssituatie verkeren, wordt gericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (32 123-XVI).

Wil de staatssecretaris er nog een laatste woord over zeggen?

StaatssecretarisBussemaker

Ik hecht er aan om te zeggen dat ik zelf niet de verwarring heb gecreëerd. De Kamer zal in de begroting van VWS voor 2010 de woorden "Meedoen allochtone jeugd door sport" niet meer aantreffen. Wij hebben zelf namelijk al besloten dat de titel niet de inhoud dekt en inhoudelijk ook niet wenselijk is. Ik acht de motie nog steeds overbodig. Daar laat ik het dan maar even bij.

MevrouwLeijten(SP)

Als de staatssecretaris gaandeweg een project zo'n beleidswijziging doorvoert, die heus wel wordt gedragen door de Kamer, dan is het heel logisch dat zij zoiets in de begroting zet of in een brief aan de Kamer stuurt. De staatssecretaris strooit ook met cijfers de hele tijd. Zo zitten we iedere keer te praten over dingen die wel of niet zo zijn.

StaatssecretarisBussemaker

Ik heb dit al eerder gemeld in een brief. In die zin is het dus niet nieuw.

De heerAtsma(CDA)

De motie van de heer Dijsselbloem is dan dus volstrekt overbodig. Ik heb de woorden van de staatssecretaris even op mij laten inwerken. Wat vorige week is gebeurd, is dus volstrekt overbodig geweest.

StaatssecretarisBussemaker

Ik heb vóór vandaag niet van die motie gehoord, maar we begrijpen elkaar volgens mij wel goed. Deze gedachtewisseling is niet erg vruchtbaar, want volgens mij zijn wij het over de inhoud helemaal niet oneens. Ik houd vast aan mijn oordeel dat ik de motie overbodig acht. Dan zie ik wel wat de Kamer ermee doet.

De voorzitter:

Ik denk dat de Kamer dat goed begrepen heeft.

StaatssecretarisBussemaker

De heer Atsma heeft een opmerking gemaakt over de Olympische Spelen en Amsterdam. Ik kies elke dag voor Amsterdam, maar ik loop nu niet vooruit op de stad van de Olympische Spelen.

Het oordeel over de motie op stuk nr. 97 over de olympische loterij laat ik aan de Kamer over.

Mevrouw Van Dijken had nog een antwoord tegoed over de aanpak van homofobie bij voetbal. Een van de projecten van de alliantie Gelijkspelen beoogt het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in het voetbal. De leiding van de KNVB wil zich daar graag voor inzetten. Ook zullen twee betaaldvoetbalclubs hiervoor activiteiten organiseren.

In de motie op stuk nr. 98 verzoeken de heer Atsma en mevrouw Van Dijken de regering, te bevorderen dat de drie sportkoepels naast NOC*NSF kunnen blijven bestaan. Die drie sportkoepels, en dat is een beetje het probleem, hebben geen middelen gekregen, maar de NSA wel. Die is eigenlijk onze gesprekspartner. Naar ons idee kunnen die organisaties via de NSA goed werk doen en rekenen op subsidie bij geboden kwaliteit, met voldoende middelen die men zelf genereert. Kortom, ook hierbij geen blanco cheque. Men moet zorgen voor activiteiten die kwalitatief goed zijn. Voor 2010 en 2011 zijn middelen gereserveerd bij de NSA. Ik heb net omstandig de voorbeelden gegeven. Bij deze motie ben ik geneigd te zeggen: wacht even af hoe het verder gaat. Ik zou kunnen zeggen dat ik de motie ontraad. Ik zou ook aan de indieners kunnen vragen om haar aan te houden omdat wij voor 2010 en 2011 goede afspraken hebben gemaakt over de financiering.

MevrouwLeijten(SP)

Ik weet natuurlijk niet wat de indieners van deze motie gaan doen, maar de SP-fractie zou deze motie in ieder geval van harte willen onderstrepen. Het moet me ook van het hart dat wij het hier ieder jaar weer over hebben. Als wij zouden kunnen afspreken dat de staatssecretaris volgend jaar gewoon met een plan de campagne komt, is het misschien helemaal niet meer nodig. Dan moet zij echter wel bereid zijn dat toe te zeggen.

StaatssecretarisBussemaker

Ik ken de lange voorgeschiedenis van deze moties en amendementen. Daarvan is er indertijd één onder de naam Atsma/Bussemaker ingediend. Dat was een van de redenen waarom ik vorig jaar uitgebreid overleg heb gehad met de NSA. Wij hebben geprobeerd tot definitievere oplossingen te komen en volgens mij zijn wij daar een heel eind mee gekomen. Ik vind echter dat elke organisatie goede projecten moet indienen om subsidie te kunnen krijgen. Wij hebben nu de afspraken voor 2010 en 2011 gemaakt. Dan moeten zij ook over de brug komen. Ik heb in ieder geval de indruk dat wij daar een heel eind mee zijn gekomen, overigens ook in de afstemming van activiteiten en samenwerking tussen NOC*NSF en de NSA.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik weet inmiddels weer wat mijn treurige punt was, maar ik vrees dat wij daar gezien de tijd niet meer aan toe kunnen komen.

MevrouwLeijten(SP)

Nu ja, wij zijn een kwartier te laat begonnen en een kwartier uitgelopen. Dat is toch heel netjes?

De voorzitter:

Ja, eigenlijk hebben wij het heel netjes gedaan. Dat mag ik dan als een compliment zien voor mijn hekserigheid.

Wij stemmen volgende week dinsdag over deze moties.

Ik dank iedereen voor zijn aandacht, aanwezigheid en betrokkenheid en wens iedereen verder een heel goede dag.

Sluiting 15.15 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Smilde (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Sap (GroenLinks) en De Roos-Consemulder (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Atsma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Vietsch (CDA), Arib (PvdA), Van der Ham (D66), Uitslag (CDA), Gill'ard (PvdA), Omtzigt (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), De Mos (PVV), Luijben (SP), Heerts (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Halsema (GroenLinks) en De Wit (SP).

Naar boven