32 123 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2010

nr. 70
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2009

In het Wetgevingsoverleg Visserij van 16 november 2009 (Kamerstuk 32 123 XIV, nr. 63) heb ik met uw Kamer over de voorlopige voorziening gesproken die rechtbank Dordrecht diezelfde dag heeft gegeven aan een visserijbedrijf. De rechtbank treft de voorlopige voorziening dat verzoekster tot 1 december 2009 wordt behandeld als ware zij in het bezit van een ontheffing van het aalvisverbod om op wolhandkrab te vissen met aalfuiken die daartoe zodanig zijn aangepast dat aal daaruit kan ontsnappen.

Inmiddels heb ik de motivering van de rechtbank ontvangen. De rechter acht het Nederlandse aalbeheerplan en de uitvoeringsregeling visserij legitiem.

De rechtbank is verder van oordeel dat de Staat bevoegd was handhavend op te treden, maar dat er in dit geval sprake was van bijzondere omstandigheden. Hierbij acht de rechtbank van belang dat het aalvisverbod niet eerder dan juli 2009 als maatregel in het aalbeheerplan is opgenomen en dat er op het moment van inwerkingtreding van het verbod geen concreet zicht was op nadeelcompensatie voor het onevenredige nadeel dat verzoekster lijdt in oktober en november. Het vissen op wolhandkrab biedt wel een financieel alternatief. De rechtbank oordeelt dat zij in dit geval in redelijkheid geen doorslaggevende betekenis kon toekennen aan financiële gevolgen gemoeid met intensievere controle door de AID.

De uitspraak van de voorzieningenrechter geeft mij geen aanleiding mijn beleid te wijzigen. Uit de motivering komt naar voren dat bepaalde wezenlijke onderdelen van mijn beleid in deze procedure onderbelicht zijn gebleven. Aan het Nederlandse aalbeheerplan ligt een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag. Zoals ook aangegeven in de brieven aan uw Kamer (Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 141 en 188) heb ik in het aalbeheerplan als onderdeel van mijn belangenafweging € 700 000 gereserveerd voor een financiële tegemoetkoming voor geleden inkomstenderving als gevolg van het aalvisverbod. In mijn brief van 13 november 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XIV, nr. 61) heb ik u medegedeeld dat ik hiertoe binnenkort een regeling open stel die door het Productschap Vis zal worden uitgevoerd. De rechtbank heeft deze voorziening niet meegewogen in haar oordeel.

In de uitspraak komen tevens de bezwaren tegen ontheffing voor aangepaste aalfuiken onvoldoende aan bod. Het gaat er niet alleen om dat intensievere controle extra kosten met zich brengt. Het voornaamste bezwaar is dat zelfs met een verveelvoudiging van de AID inzet de aangepaste aalfuiken slecht handhaafbaar zijn. Fuiken staan onder water. Pas bij het lichten van een fuik kan de AID vaststellen of de ontsnappingsmogelijkheid aanwezig is. Het lichten van een fuik duurt, afhankelijk van de grootte en het soort fuik, ongeveer 25 minuten. Op een hele dag kan een medewerker van de AID dus niet meer dan 20 fuiken controleren. Sommige binnenvissers beschikken over een paar honderd aalfuiken. Voor alle Nederlandse binnenwateren praten we over duizenden fuiken.

Hierbij komt dat één controle niet volstaat. Veel van de door visserijbedrijven voorgestelde aanpassingen zijn niet alleen gemakkelijk in de fuik aan te brengen, maar ook weer gemakkelijk te verwijderen. Zo kan met een aalfuik die vandaag gecontroleerd is, morgen weer aal worden gevangen. Dit maakt de ontheffing voor aangepaste aalfuiken oncontroleerbaar.

Ik ben op grond van de Europese aalverordening verplicht om zorg te dragen voor een goede naleving van het aalvisverbod, zodat de doelstelling van de Aalverordening dichterbij komt. Ontheffingen voor aangepaste aalfuiken staan aan dit doel in de weg.

Mijn beleid is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en dient een zeer belangrijk doel: voorkomen dat de Europese aal uitsterft. Bij dit doel zijn ook de Nederlandse beroepsvissers uiteindelijk gebaat. De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht heeft alleen betrekking op één bedrijf en is niet van toepassing op andere bedrijven. In de verdere procedure zal ik mijn argumenten nogmaals nader voor het voetlicht brengen.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven