nr. 132
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 januari 2010
U heeft mij verzocht uw Kamer te informeren over de eerste effecten van
het algemene vangstverbod op paling in de maanden oktober en november (32 123-XIV-70/2009D63175).
De Europese Aalverordening (EG nr. 1100/2007) verplicht de Lidstaten om
eens per drie jaar verslag uit te brengen aan de Europese Commissie over het
effect van de maatregelen uit het nationale aalbeheerplan. Het eerste verslag
dient uiterlijk 30 juni 2012 aangeleverd te zijn. De Commissie laat vervolgens
alle verslagen wetenschappelijk beoordelen en informeert de Raad en het Europees
Parlement voor 31 december 2013 over deze beoordeling. Afhankelijk van
de uitkomst kan de Commissie aanvullende maatregelen voorstellen.
De rapportage van de lidstaten moet onder meer gegevens bevatten over:
– hoeveel schieraal uittrekt naar zee;
– hoeveel aal wordt gevangen;
– in hoeverre andere factoren dan de visserij aalsterfte veroorzaken.
Het is op grond van de Aalverordening niet nodig het effect van afzonderlijke
maatregelen te monitoren. Het gaat om het totale effect van de maatregelen
zoals opgenomen in het nationale aalbeheerplan.
Het daadwerkelijk vaststellen van de hoeveelheid schieraal die in een
specifieke periode uittrekt, is uitermate gecompliceerd. Zo is uit eerder
onderzoek bekend dat schieraalvangsten sterk afhankelijk zijn van het weer,
de waterafvoer van de rivieren, de stand van de maan enzovoorts. Dat betekent
volgens IMARES dat alleen langjarige monitoring van schieraalvangsten iets
kan zeggen over het effect van de maatregelen.
Betrouwbare gegevens zijn vooralsnog niet beschikbaar. Daarom werkt IMARES
aan een alternatieve, modelmatige benadering waarbij schieraaluittrek wordt
gekwantificeerd op basis van bestandsgegevens van rode aal, aangevuld met
gegevens uit onderzoek van schieraal die voorzien is van een radiotransponder.
Hierbij staat naast het netto resultaat van de schieraaluittrek,
vooral ook de effectiviteit van de geboden bescherming voorop. Met deze aanpak
loopt Nederland internationaal voorop.
Er is veel interesse vanuit andere Lidstaten om deze benadering ook te
gaan toepassen. IMARES heeft in de zomer van dit jaar, in samenwerking met
de beroepsvissers, een monitoringprogramma opgezet om de actuele stand van
de rode aal te kunnen bepalen. Momenteel worden twee proefprojecten uitgevoerd.
Eén in Friesland, voor grote stilstaande wateren, en één
in het rivierengebied. Daarnaast wordt op enkele locaties langs de kust de
uittrekkende schieraal bepaald, en zal volgend jaar gestart worden met het
transponderonderzoek. Ook zijn aalvissers vanaf 1 januari 2010 verplicht
hun vangstgegevens in een daartoe vanuit LNV verstrekt format te registreren.
Het verzamelen van de benodigde gegevens wordt in vele landen nu geleidelijk
opgestart. De pilot-monitoring van IMARES vervult daarbij een voorbeeldrol.
Ik verwacht dat bovengenoemde aanpak voldoende gegevens zal opleveren
om in 2012 aan de rapportageverplichtingen van de Europese Unie te kunnen
voldoen. Zoals ik hierboven heb aangegeven, is het niet mogelijk om voor 2012
het effect van één specifieke maatregel, het visverbod, te kwantificeren.
Ten aanzien van de genomen maatregel wil ik er nog op wijzen dat deze
is vastgesteld op basis van modelberekeningen van IMARES en VIVION. Deze zijn
vervolgens beoordeeld in het kader van het totale beheerplan door ICES. Dat
betreft hier dus een ex-ante evaluatie.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg