nr. 12
MOTIE VAN HET LID VAN DER VLIES C.S.
Voorgesteld 22 september 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de palingstand in Europa en Nederland historisch laag
is en een bedreiging vormt voor zowel het voortbestaan van de soort als voor
een toekomstbestendige beroepsvisserij, die juist een rol wil en kan spelen
bij het beheer en herstel van de soort;
van mening, dat de grote verschillen in aalstand en de grote variatie
in de factoren die het voorkomen van aal bepalen, een gebiedsgerichte aanpak
rechtvaardigen;
van mening, dat beroepsvissers veel kennis in huis hebben over de lokale
aalstand, monitoringstaken kunnen uitvoeren, en daarom een belangrijke rol
moeten spelen in het aalbeheer;
overwegende, dat de met de motie-Polderman (29 675, nr. 67)
beoogde overstap naar een optimale benutting van het natuurlijke aanbod van
glasen pootaal in het ICES-advies niet aan bod komt;
overwegende, dat het voorgenomen generieke vangstverbod voor drie maanden
een bedreiging vormt voor het voortbestaan van vele beroepsvisserijbedrijven
en daarom negatieve consequenties kan hebben voor het gewenste duurzaam aalbeheer;
verzoekt de regering in 2010 een herziene versie van het nationale aalbeheerplan
bij de Europese Commissie in te dienen met daarin:
– een nadere uitwerking van een gebiedsgerichte aanpak, inclusief
een vrijstelling van het generieke vangstverbod voor die gebieden waar komend
jaar, met steun van IMARES, overeenstemming wordt bereikt over een adequaat,
decentraal aalbeheerplan;
– alle ruimte te geven aan een optimale benutting van de aanwezige
glasaal- en pootaalbestanden, waarbij de sector actief betrokken zal worden;
– een nadere toelichting op de uitkomsten van de «third opinion»
van de commissie-Eijsackers inzake het streefbeeld;
– zo mogelijk het oorspronkelijke voorstel voor een tijdelijke uitzet
van 157 ton schieraal in plaats van een generiek vangstverbod voor drie maanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Vlies
Snijder-Hazelhoff
Polderman