32 123 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2010

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2010

Hierbij bied ik uw Kamer het evaluatierapport over de subsidieregeling Pieken in de Delta aan.1 Deze evaluatie is uitgevoerd door Berenschot en aangekondigd in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) voor 2010 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 hoofdstuk XIII, nr. 1).

Achtergrond

De beleidsnota Pieken in de Delta (PID) heeft in 2006 een omwenteling tot stand gebracht in het gebiedsgerichte economische beleid. Tot die tijd stond het wegwerken van achterstanden centraal. Sinds 2006 gaat de gebiedsgerichte aanpak uit van het stimuleren van economische sterktes: het uitbouwen en versterken van kansen die van wezenlijk belang zijn voor de economische draagkracht en het concurrentievermogen van Nederland. Dit zijn de pieken in de Nederlandse delta.

Aanleiding voor deze omwenteling was tweeledig: ten eerste waren de verschillen tussen de Nederlandse regio’s – zeker in internationaal perspectief – niet meer zo groot dat het achterstandsbeleid gecontinueerd zou moeten worden en ten tweede levert een focus op het verder uitbouwen van sterktes een grotere bijdrage aan de nationale economie dan het wegwerken van de laatste verschillen tussen regio’s.

Pieken in de Delta

Pieken in de Delta is een gebiedsgerichte aanpak die de strategische agenda’s van bedrijfsleven, kennisinstellingen, departementen en decentrale overheden gezamenlijk focust op economische pieken van nationaal belang. Door die gezamenlijke focus zijn middelen gericht en gebundeld ingezet en is versnippering voorkomen.

De paradigmaverandering van wegwerken van achterstanden naar sterker maken wat sterk is wordt inmiddels op verschillende bestuurlijke niveaus omarmd.

Beleidsevaluatie subsidieregeling Pieken in de Delta (Berenschot)

Berenschot is positief over de effectiviteit en efficiëntie van de subsidieregeling Pieken in de Delta (PID).

Effectiviteit

In de periode 2006 tot en met oktober 2009, waar de evaluatie betrekking op heeft, zijn er 244 projecten ondersteund die bijdragen aan de ontwikkeling van de vastgestelde pieken. De verwachting is dat in de eerste programmaperiode alle middelen zijn gealloceerd (€ 296 miljoen). Samen met de inzet van middelen door decentrale overheden (eveneens € 296 miljoen), bedrijfsleven en kennisinstellingen is de totale investering bijna € 1,2 miljard.

Terugkijkend op de eerste programmaperiode stelt Berenschot dat de eerste kortetermijneffecten al zichtbaar zijn. Deze hebben betrekking op de verbeterde samenwerking en kennisdeling tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven, versterking van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het ontstaan van nieuwe producten en diensten. Ook zijn er zeer hoopvolle verwachtingen over de langetermijneffecten, zoals beter opgeleid en gekwalificeerd personeel, de vestiging van nieuwe bedrijven en het realiseren van kwalitatief goede en concurrerende producten en diensten.

De subsidieregeling PID heeft stimulerend gewerkt. Aanvragers hebben aangegeven dat zij zonder deze regeling hun projecten niet gestart waren, of in elk geval later en minder ambitieus. De algemene waardering is ruim voldoende (7,5). Het mkb heeft het grootste aandeel in de (grote) samenwerkingsverbanden, gevolgd door kennisinstellingen.

Efficiëntie

Berenschot concludeert dat het uitvoeringsproces goed verloopt. Sinds 2006 zijn er verschillende verbeterslagen gemaakt. Zo is recent de snelheid waarin het subsidieproces verloopt (doorlooptijd) sterk gereduceerd. De uitvoeringskosten (inzet van Agentschap NL, SNN en overige kosten) bedragen ruim € 3 miljoen per jaar. Afgezet tegen het beschikbare budget vormen de totale uitvoeringskosten 3,0% van het subsidiebedrag. Dat komt overeen met vergelijkbare regelingen.

Verbeterpunten

Berenschot ziet ook een aantal verbeterpunten.

Naast het feit dat veel mkb-bedrijven deelnemen in PID-projecten, hebben vertegenwoordigers van enkele grote bedrijven en kennisinstellingen in het programmagebied zitting in de programmacommissie. Berenschot onderkent de waarde van hun rol: het is belangrijk dat zij meepraten over de strategische ontwikkeling van het economische beleid in de programmagebieden. Aandachtspunt is de rolinvulling van de programmacommissies. Deze is niet uniform en dient transparanter ingericht te worden, onder andere wat betreft de beoordeling van individuele projecten.

Aanvragers geven aan het lastig vinden om te beoordelen welke subsidieregeling ze het beste kunnen benutten voor hun project, aangezien er overlap is met vooral innovatieregelingen. Daar zou meer helderheid in geboden kunnen worden. Berenschot constateert ook dat op dit punt al stappen zijn gezet door EZ en dat het een blijvend aandachtspunt is.

Aan de mogelijkheden voor cofinanciering over de grenzen van programmagebieden heen zou meer aandacht besteed kunnen worden. Ondanks het feit dat de subsidieregeling Pieken in de Delta samenwerking over de grenzen van de programmagebieden heen niet in de weg staat, wordt het in de praktijk volgens Berenschot wel als een belemmering ervaren.

Er is behoefte aan meer coördinatie en samenhang tussen de subsidieregeling Pieken in de Delta en de regelingen/beleid van de cofinanciers. Dit geldt zowel aan de voorkant van het proces (aanvraag cofinanciering) als bij de (tussentijdse) verantwoordingen. Vaak krijgen aanvragers meerdere beschikkingen en moeten zij dus ook meerdere verantwoordingsrapportages opsturen. In twee programmagebieden wordt inmiddels toegewerkt naar één loket en krijgt Agentschap NL het mandaat om ook namens de andere financiers de verantwoording af te handelen.

Neveneffecten

EZ creëert met Pieken in de Delta ook een hefboom door de piekenvisie, sterker maken wat sterk is, te verbinden met agenda’s binnen EZ en die van andere departementen. Zo vormt de piekenvisie een rode draad in de huidige Nota Ruimte, waardoor ook vanuit economische motieven de ruimtelijke prioriteiten zijn benoemd. De piekenvisie diende daarnaast als kader voor de toedeling van middelen uit de FES-enveloppe Sterke Regio’s, van waaruit projecten worden gerealiseerd, voor additionele infrastructuur voor ontsluiting van de kerngebieden waarin de sterke clusters gehuisvest zijn. Tot slot is ook in de Randstadvisie 2040 de filosofie sterker maken wat sterk is, een belangrijk uitgangspunt.

Berenschot concludeert dat de subsidieregeling Pieken in de Delta positieve effecten heeft gehad en een omwenteling teweeg heeft gebracht in het gebiedsgerichte economische beleid. Tegelijkertijd ziet Berenschot een aantal verbeterpunten om dit instrument nog krachtiger te maken.

Het is aan een nieuw kabinet om te bezien hoe verder te gaan met deze punten.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven