32 123 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2010

Nr. 55 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2010

Op 22 maart jl. heeft Nyenrode Business Universiteit het onderzoek «Offshoring by Manufacturing and Service Firms in the Netherlands.» uitgebracht dat met een bijdrage van het ministerie van Economische Zaken tot stand is gekomen. Het is een vervolg op een eerder uitgevoerd onderzoek door Nyenrode naar offshoring, ofwel het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland, onder dienstverleners1.

Het meest recente onderzoek verschaft inzicht in de ontwikkeling van het offshoring-gedrag van dienstverleners en productiebedrijven. Daarnaast geeft het rapport een verduidelijking van de gevolgen van verplaatsing voor de arbeidsmarkt.

Uw kamer heeft mij verzocht te reageren op de bevindingen van dit rapport (2010Z05266/2010D15166).

Nederland heeft belang bij een open economie

Nederland heeft belang bij een economie die open staat voor de buitenwereld. Uit berekeningen2 blijkt dat de groei van de Nederlandse economie voor een derde afhankelijk is van de wereldhandel. Wij zijn werelds 5e grootste exporteur, 6e ontvanger van buitenlandse investeringen en 7e investeerder in het buitenland. Buitenlandse bedrijven in Nederland zorgen voor 15 procent (meer dan 700.000) van alle banen en voor 24 procent van de totale toegevoegde waarde van het bedrijfsleven. Daarnaast betalen buitenlandse bedrijven 15 procent meer salaris dan andere bedrijven en blijven werknemers er gemiddeld ook langer werken.3 Bij een internationale oriëntatie hoort ook de verplaatsing van activiteiten. Nederland drijft als «Gateway to Europe» op de economische banden met het buitenland. Het is daarom van belang dat onze bedrijven internationaal actief zijn en hun blik naar buiten richten. Dat is goed voor onze economische ontwikkeling en de kracht van de bedrijven zelf.

Het Nyenrode-onderzoek naar het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland toont aan dat het ondernemingsklimaat in Nederland positief gewaardeerd wordt door bedrijven. Daarom besluit een aanzienlijk aantal bedrijven activiteiten niet te verplaatsen of juist de activiteiten weer terug naar Nederland te halen. Dat is een goed teken; het geeft aan dat we een concurrerend vestigingsklimaat hebben, waarmee we ons kunnen meten met andere landen. Voor bedrijven die wel aan offshoring doen, ligt de belangrijkste reden in kostenbesparingen, gevolgd door het behoud of de verbetering van het concurrentievermogen. Open grenzen en een internationaal actief bedrijfsleven zorgen ervoor dat Nederland economisch sterker wordt. Door verplaatsing van activiteiten kunnen bedrijven profiteren van kostenverschillen tussen landen en krijgen ze betere toegang tot klanten en leveranciers, hetgeen hun concurrentiepositie versterkt. De voordelen van verplaatsing dragen op deze wijze bij aan het reële inkomen in Nederland.

Arbeidsmarkt

Offshoring heeft consequenties voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Naast het ontstaan van nieuwe banen1 gaan er ook banen verloren aan het buitenland. Uit cijfers van het onderzoek komt naar voren dat het gaat om minimaal 41.000 verplaatste banen in de afgelopen vijf jaar, waarbij de onderkant van de arbeidsmarkt ongeveer evenveel gevolgen daarvan ondervindt als de hoge inkomens. De dikwijls gesuggereerde vanzelfsprekendheid dat het slechts om een bepaalde inkomensgroep of sector gaat, is dan ook niet conform de werkelijkheid. Het aantal banen dat verloren gaat lijkt hoog, maar valt in het niet bij de jaarlijkse dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt. In 2005 zijn er op jaarbasis 421.000 banen gecreëerd en 526.000 vernietigd op een banenbestand van 11 miljoen5. De creatie is door de tijd heen gemiddeld 9 procent van het totale aantal banen, destructie is gemiddeld 8 procent. Gemiddeld 17 procent van de banen (de som van creatie en destructie) verandert in de loop van een jaar6. Technologische veranderingen spelen hierin een veel grotere rol op de arbeidsmarkt dan verplaatsing7. De Nederlandse arbeidsmarktdynamiek is relatief hoog8. Dit herallocatieproces is gunstig voor de productiviteitsgroei: er gaan meer banen verloren in oudere en minder rendabele sectoren en ontstaat meer werkgelegenheid in jonge dynamische bedrijven waar de productiviteit hoger is9.

Cijfers over het totaal aantal inkomende banen zijn niet bekend. In sommige media werden de 41.000 verplaatste banen vergeleken met de recentelijk gepubliceerde cijfers van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), de uitvoerende dienst van EZ die verantwoordelijk is voor het binnenhalen van buitenlandse investeringen. De NFIA cijfers geven aan dat de afgelopen vijf jaar 14.820 nieuwe arbeidsplaatsen in Nederland gecreëerd zijn door buitenlandse bedrijven. Het is echter niet juist te concluderen dat er derhalve sprake is geweest van een verslechtering van de werkgelegenheid met 26.180 banen. De NFIA-projecten die zorgen voor werkgelegenheid in Nederland, geven maar een deel van het totaal aantal inkomende investeringen weer en betreffen alleen die projecten waar de overheid via de NFIA bij betrokken is. Het gaat hoofdzakelijk om banen van investeringen uit Noord-Amerika en Azië waar de NFIA buitenkantoren heeft. Dat wil zeggen dat de NFIA niet betrokken is bij banen die onder meer Franse en Duitse investeerders creëren. Terwijl het hier gaat om landen die zich in de top 5 van investeerders in Nederland bevinden. Het totale aantal gecreëerde banen door buitenlandse investeerders is dus veel groter. Exacte cijfers over de totale banencreatie door buitenlandse bedrijven in Nederland zijn momenteel echter niet beschikbaar. Ik zeg uw Kamer daarom toe dit kalenderjaar nog een onderzoek uit te zetten over het aantal banen dat in Nederland wordt gecreëerd door het aantal inkomende investeringen. Zodra de resultaten hiervan bekend zijn, zal ik ze uw Kamer doen toezenden.

Nederland heeft een gezonde arbeidsmarkt, met het laagste werkloosheidspercentage van de Europese Unie, maar het nieuws dat bedrijven en daarmee ook werkgelegenheid naar het buitenland vertrekt, zorgt regelmatig voor opschudding. Deze reactie is vanuit de betrokken werknemers goed te begrijpen. De persoonlijke en regionale gevolgen zijn vaak ingrijpend en soms betreft het (delen van) een bedrijf dat al jarenlang deel uitmaakt van een regio. Het zorgt voor spanning tussen de korte en lange termijn, tussen persoonlijke gevolgen en de algemene belangen van Nederlandse werknemers en bedrijven. Op de lange termijn heeft Nederland echter onmiskenbaar baat bij een open economie. De meest duurzame wijze om banen in ons land te behouden, bestaat uit het continu investeren in de brede weerbaarheid van de economie. Dat kan door het stimuleren van onderwijs, innovatie, krachtig ondernemerschap en een aantrekkelijk investeringsklimaat.

Een sterk ondernemings- en vestigingsklimaat voor werkgelegenheid

Het kabinet zet in op het vasthouden en versterken van een goed ondernemers- en vestigingsklimaat, zodat Nederlandse bedrijven hier activiteiten handhaven en buitenlandse bedrijven hier graag naar toe komen. Cruciale factoren voor een aantrekkelijk ondernemings- en vestigingsklimaat zijn een gunstig fiscaal klimaat en goed opgeleide beroepsbevolking. Het kabinet heeft in het verleden al veel gedaan voor de verbetering van het fiscale vestigingsklimaat voor nationale en internationale bedrijven en heeft in het Coalitieakkoord stevig ingezet op onderwijs en innovatie (EURO 2 miljard structureel en EURO 1 miljard incidenteel uit FES). Zo is EURO 500 mln. uit het Fonds Economische Structuurversterking in deze kabinetsperiode ingezet in het kennisdomein. Ook door het aanvullend beleidsakkoord is een stevige extra impuls gegeven door te investeren in het behoud van kenniswerkers, in publiekprivate onderzoeksprojecten, in het mbo, in schoolgebouwen en in de WBSO. Tenslotte heeft het kabinet in het Belastingplan voor 2010 extra middelen ter beschikking gesteld voor onder meer verruiming van de innovatiebox en fiscale faciliteiten voor ondernemerschap en innovatie.

Ook de beschikbaarheid van kapitaal is van essentieel belang voor de bevordering van een sterk ondernemingsklimaat. In Nederland worden daarom verschillende beleidsinstrumenten ingezet om de imperfecties van zowel de formele als de informele kapitaalmarkt te verminderen. Via het Borgstellingkrediet MKB bijvoorbeeld, zorgt garantstelling door de staat ervoor dat banken kredieten verstrekken aan met name startende en innovatieve bedrijven die onvoldoende zekerheden hebben om een banklening te krijgen. Het Technopartner SEED fonds en de Groeifaciliteit vergemakkelijken de toegang tot risicokapitaal bij participatiemaatschappijen en kapitaalfondsen. Als het concurrerend vermogen van bedrijven toeneemt, heeft dat positieve gevolgen voor de werkgelegenheid.

Protectionisme is zeker niet het antwoord op de ontwikkeling van verplaatsing. Voor bedrijven is verplaatsing van activiteiten een van de instrumenten om hun concurrerend vermogen te versterken. Bedrijven die activiteiten verplaatsen zijn groeibedrijven10 die tegelijkertijd ook extra banen in Nederland creëren. Belemmeringen bij verplaatsing kunnen de expansie van deze hoogproductieve bedrijven in de weg staan en mede daardoor negatief uitwerken op de gemiddelde productiviteitsgroei op de lange termijn. Dit is des te schadelijker omdat we in de toekomst, door een afnemend arbeidsaanbod, nog meer dan nu afhankelijk zullen zijn van de groei van de productiviteit om onze welvaart te behouden. Daarnaast verslechtert protectionisme ook het Nederlandse vestigingsklimaat, waardoor buitenlandse investeerders minder graag naar Nederland zullen willen komen, waardoor bijv. banen verloren gaan op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.

Conclusie

Nederland profiteert van een open economie. Binnen de economische dynamiek van een groeiend en internationaal georiënteerd Nederlands bedrijfsleven zullen werkgelegenheid en de Nederlandse arbeidsmarkt voordeel halen uit een internationale handel zonder belemmeringen. Het stimuleren van een goed ondernemerschapklimaat en een concurrerend vestigingsklimaat is daarbij onontbeerlijk. Dat zorgt voor nieuwe sterke (Nederlandse) bedrijven en de daarbij behorende werkgelegenheid.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Gorp (2008), Offshoring in the Service Sector: An empirical investigation on the offshoring behaviour of service firms and its influence on their foreign entry mode choice, Nyenrode Business Universiteit.

XNoot
2

CPB (2008), «Het belang van de export voor de Nederlandse economie».

XNoot
3

CBS Internationaliseringsmonitor 2009.

XNoot
5

CBS (2010), StatLine, Arbeidsrekeningen; arbeidsmarktdynamiek.

XNoot
6

WRR (2007) Investeren in Werkzekerheid, WRR-rapport nr. 77, p.64.

XNoot
7

CPB (2005), Gorter, et al, Verplaatsing vanuit Nederland, CPB, No 76.

XNoot
8

Gomez-Salvador, Messina, Vallanti (2004), Gross job flows and institutions in Europe, ECB, Working Papers Series, No. 318/March 2004.

XNoot
9

OECD Employment Outlook 2009: Tackling the Jobs Crisis, Nederlandse Samenvatting, en Hartog (2008), Participatie en circulatie, ESB april 2008, pag. 50–54.

XNoot
10

KPMG (2010), KPMG’s guide to international business location 2010 Edition, KPMG.

Naar boven