32 123 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2010

nr. 52
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 februari 2010

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken1, hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken inzake concept-kabinetsreactie inzake het Groenboek «De koppeling van ondernemersregisters» (Kamerstuk 32 123 XIII, nr. 50) enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 12 februari 2010 aan de staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 februari 2010 zijn de vragen beantwoord.

Inhoudsopgave Blz.

• Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 1

– Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA 1

– Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA 2

– Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP 2

– Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD 3

• Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken 4

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het Groenboek «De Koppeling van ondernemingsregisters» en de daarop gebaseerde concept-kabinetsreactie. Deze leden onderschrijven de doelstellingen van de Europese Commissie, als zij stelt dat inzichtelijkheid in de structuur van handelspartners het vertrouwen bevordert tussen ondernemingen en binnen het bedrijfsleven. Aangezien de grensoverschrijdende handel in de afgelopen jaren fors is toegenomen, waarbij niet alleen grotere ondernemingen, maar zeker ook het Midden en Kleinbedrijf een steeds groter deel van de activiteiten over de grenzen heen laten gebeuren, is het verstandig om de inzichtelijkheid niet te beperken tot binnenlandse ondernemingen, maar zeker ook de bedrijven in de Europese Unie. Deze leden staan positief tegenover de inhoud van het Europese Groenboek en de kabinetsreactie daarop.

De Europese Commissie meent dat het noodzakelijk is om deze koppeling niet langer op basis van vrijwilligheid te doen, maar er een wettelijk kader onder te leggen, die het verplicht maakt voor alle lidstaten om een goed register aan te leggen en deze aan elkaar te koppelen. De leden van de CDA-fractie ondersteunen deze visie. Alleen een wettelijke verplichting zorgt er voor dat alle lidstaten een adequaat basisbedrijvenregister moeten oprichten. Daarbij rijst bij deze leden wel de vraag of de informatie opgenomen in ons basisbedrijvenregister overeenkomt met de wensen van andere lidstaten. Kan het kabinet aangeven welke informatie andere lidstaten in hun basisbedrijvenregister hebben opgenomen?

In het Nederlandse basisbedrijvenregister zijn alle actoren in het zakelijk verkeer opgenomen. Geldt dat voor alle Europese Unie-lidstaten? Deze leden menen dat een dergelijke verplichting eigenlijk in alle Europese Unie-lidstaten zou moeten gelden.

De leden van de CDA-fractie dringen aan op spoed ten einde de samenwerking tussen het bedrijfsleven zo snel mogelijk en zo optimaal mogelijk te laten plaats vinden. Op welke termijn kan de Europese Commissie met een Richtlijnvoorstel komen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de ontwikkeling om ondernemingsregisters te koppelen ten behoeve van de verbetering van de toegang tot informatie over ondernemingen in de Europese Unie. Dit past binnen de interne markt en de Dienstenrichtlijn. Bij het vierde punt van de concept-reactie van het kabinet wordt de toegang van allerlei partijen genoemd als noodzakelijk. Dat is wel een aandachtspunt. Bij het Nederlandse handelsregister hebben partijen met een wettelijke taak toegang tot de gegevens. Er zijn veel commerciële of andere partijen die dit ook nastreven. Om acquisitiefraude te voorkomen is het noodzakelijk de toegangsvoorwaarden onder de loep te nemen. De leden van de PvdA-fractie willen weten welke voorwaarden en spelregels er zouden gelden bij een verbreding van de toegang.

Voorts is het belangrijk dat de Europese Commissie regelt dat primair gebruik moet worden gemaakt van bestaande bronnen, systemen en registers. Alleen de informatie die via een dergelijke weg niet beschikbaar is zou via het Interne Markt Informatiesysteem mogen worden opgevraagd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de concept-kabinetsreactie op het Groenboek «De koppeling van ondernemersregisters».

Alvorens inhoudelijk in te gaan op het stuk, vragen de leden van de SP-fractie waarom de conceptkabinetsreactie zo laat is toegezonden aan de Kamer. De Europese Commissie heeft het Groenboek op 4 november 2009 gepubliceerd en de deadline voor reacties gesteld op 31 januari 2010. Het is nu 12 februari 2010.

De geldende afspraak met de Tweede Kamer, vastgelegd in Kamerstuk 1998–1999, 26 054, nr. 3, is bovendien dat de conceptreactie een maand tevoren wordt toegezonden aan de Kamer. Waarom is de concept-reactie zo laat toegezonden?

Over de concept-reactie zelf hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen en opmerkingen.

Deze leden vragen voor wie de Europees gekoppelde ondernemersregisters nou eigenlijk bedoeld zijn.

Zijn deze gegevens openbaar voor iedereen? Betekent dat ze ook verkregen kunnen worden door derden voor bijvoorbeeld direct marketing doeleinden? Of zijn ze alleen opvraagbaar door een beperkt aantal geregistreerde instanties en in bijzondere gevallen, conform de gegevens in de Gemeentelijke Basis Administratie? Hoe wordt de privacy van voornamelijk kleine ondernemers gewaarborgd als de registers gekoppeld worden? Kan het kabinet uitsluiten dat de privacy-bescherming straks gelijk wordt aan het minimumniveau in Europa? Zijn hierover goede afspraken?

Een ander risico is het gevaar van fraude en hacking. Het is niet ondenkbaar dat gekoppelde ondernemersregisters makkelijker gekraakt kunnen worden, omdat de beveiliging van een netwerk net zo sterk is als de zwakste schakel. Hoe wordt hiermee rekening gehouden?

De leden van de SP-fractie hebben nog de volgende vragen over de kosten.

Komen gegevens alleen tegen betaling beschikbaar voor derden? Kunt u een indicatie geven van de bedragen die in rekening worden gebracht aan derden die gegevens opvragen? Worden kosten tussen de verschillende nationale beheerders van de bestanden verrekend bij uitwisseling van gegevens? En wat zijn de gevolgen voor de kosten die ondernemers betalen bij inschrijving in een ondernemersregister?

Wilt u ten slotte nog eens nader ingaan op het nut van deze operatie?

Hoeveel grensoverschrijdende aankopen worden nou eigenlijk gedaan door consumenten, in percentage van het totaal aantal aankopen? En in hoeveel gevallen doen zij of willen zij een beroep doen op een buitenlands ondernemersregister? Bent u bekend met problemen hiermee? En wat is dan de omvang en de ernst van die problematiek?

Hoe wordt momenteel voorzien in de informatiebehoefte bij grensoverschrijdende fusies, zetelplaatswijzigingen of insolventieprocedures? Zijn daar problemen mee? En wat is de omvang en ernst?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de concept-kabinetsreactie op het groenboek «De koppeling van ondernemingsregisters». Deze leden onderschrijven de intentie van het kabinet om de Europese interne markt door middel van het beter afstemmen van de verschillende handelsregisters te verbeteren, maar hebben nog enkele vragen met betrekking tot de reactie van het kabinet over het voorstel tot invulling hiervan.

Het kabinet geeft aan de mogelijke kosten mee te nemen in de afweging van de alternatieven. Het is de leden van de VVD-fractie onduidelijk wat het kabinet hiermee bedoelt. Doelt het kabinet op de kosten van het systeem, de implementatie of de algemene exploitatie? Deze leden verzoeken het kabinet in het bijzonder aandacht te besteden aan de kostenverdeling. Zij vragen welke kosten voor rekening komen van de belastingbetaler en welke voor ondernemers (via de Kamers van Koophandel).

De leden van de VVD-fractie benadrukken eveneens het belang van het aspect van informatieverschaffing. Zij vragen het kabinet welke informatie bedrijven verwacht worden aan te leveren ten behoeve van dit Europese register en in welke mate het huidige Nederlandse systeem aan deze eisen voldoet. Graag ontvangen deze leden een overzicht waarin deze kosten uiteen worden gezet.

De leden van de VVD-fractie wensen meer duidelijkheid over de beschikbaarheid van stukken die in verschillende talen zal moeten worden verschaft. Welke informatie zal beschikbaar moeten worden gesteld en wie draagt hiervoor de verantwoordelijkheid? Heeft dit tot gevolg dat een lokale bakker zijn jaarverslag in het Nederlands, het Engels en andere talen moet opmaken?

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van goede informatie. Deze leden erkennen het belang voor ondernemers om te kunnen controleren of een buitenlandse onderneming waar zij zaken mee wensen te doen daadwerkelijk bestaat. Deze leden zijn echter van mening dat de informatie die noodzakelijk is om internationaal te ondernemen beperkt kan blijven tot basisinformatie.

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

CDA

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de visie, die de Europese Commissie in het Groenboek heeft neergelegd, dat een goed wettelijk kader nodig is voor de koppeling van ondernemingsregisters. Hier gaat het erom dat de lidstaten meer gestructureerd gaan samenwerken om gegevens uit de ondernemingsregisters met elkaar uit te wisselen en actueel te houden.

De verplichting voor lidstaten om een goed ondernemingsregister als zodanig aan te leggen, bestaat reeds vele jaren: op grond van de zogeheten Eerste Richtlijn Vennootschapsrecht (68/151) hebben alle EU-landen ten minste een register van alle vennootschappen. In een aantal lidstaten, waaronder bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, is het register beperkt tot vennootschappen; in andere lidstaten, waaronder ook Nederland, omvat het ondernemingsregister ook eenmanszaken, verenigingen en stichtingen. Dat verschilt dus per lidstaat.

De leden van de CDA-fractie bepleiten dat in alle lidstaten alle economische actoren verplicht in het bedrijvenregister worden opgenomen. Die visie wordt door ons gedeeld, echter deze thematiek wordt niet door de Commissie aan de orde gesteld in het kader van dit Groenboek. Met het oog op de gewenste voortgang in de koppeling van ondernemingsregisters lijkt het opportuun een verbreding van de werkingssfeer van die registers, overeenkomstig de in Nederland reeds bestaande situatie, in een later stadium aan de orde te stellen.

De leden van de CDA-fractie dringen aan op spoed teneinde de samenwerking tussen het bedrijfsleven zo snel mogelijk en zo optimaal mogelijk te laten plaatsvinden. De leden van de CDA-fractie vroegen op welke termijn de Europese Commissie met een richtlijnvoorstel kan komen.

De door de leden van de CDA-fractie uitdrukkelijk geformuleerde wens om zo spoedig mogelijk de samenwerking tussen de ondernemingsregisters te verbeteren en zo optimaal mogelijk te laten plaatsvinden, deel ik. Ik zal dan ook de vinger aan de pols houden om de voortvarendheid van dit dossier te bewaken. De Europese Commissie heeft door middel van het Groenboek alle relevante actoren gevraagd te reageren op de wenselijkheid en inrichting van een dergelijke koppeling. De Europese Commissie zal deze reacties verzamelen en op basis daarvan een conclusie trekken over de wenselijkheid en vormgeving van deze koppeling, met inbegrip van de vraag of een Europees wetgevingsinstrument noodzakelijk is. Het recht van initiatief komt immers toe aan de Europese Commissie. Wel zal ik – overeenkomstig de kabinetsreactie – op de geëigende momenten pleiten voor voortvarend handelen door de Europese Commissie, en oproepen om snel met een voorstel te komen.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de ontwikkeling om ondernemingsregisters onderling te koppelen, ten behoeve van het verbeteren van de toegang tot informatie over ondernemingen in de Europese Unie. Wel stellen de leden van deze fractie een aantal punten aan de orde. Zo merken zij op dat bij het Nederlandse handelsregister partijen met een wettelijke taak toegang hebben tot de gegevens.

Dat beeld behoeft enige aanscherping: de gegevens, die in het handelsregister zijn opgenomen, zijn in beginsel voor eenieder toegankelijk. Een uitzondering bestaat slechts ten aanzien van het zoeken op persoonsnaam en het inzien van bepaalde adresgegevens, voor zover die uit veiligheidsoverwegingen zijn afgeschermd. Die bevoegdheden, dus het zoeken op persoonsnaam respectievelijk het doorbreken van de afscherming van woonadressen, zijn beperkt tot bepaalde overheidspartijen, alsmede enkele categorieën beroepsbeoefenaren met een wettelijke taak. De openbaarheid van het handelsregister acht ik een groot goed, met name uit een oogpunt van het bevorderen van de rechtszekerheid in het economische verkeer. Anderzijds moet misbruik van gegevens krachtig worden bestreden, met alle daarvoor ten dienste staande middelen.

De leden van de PvdA-fractie willen weten welke voorwaarden en regels er zouden gelden bij een verbreding van de toegang.

Zoals in het voorafgaande blijkt is het handelsregister reeds – met een enkele uitzondering – openbaar; dat geldt ook voor buitenlandse gebruikers van het Nederlandse handelsregister. Een verbreding van de toegang, en daarvoor te stellen voorwaarden en spelregels, zijn dus niet aan de orde.

De leden van de PvdA-fractie onderstrepen het belang dat de Europese Commissie regelt dat primair gebruik moet worden gemaakt van bestaande bronnen, systemen en registers. Alleen als de relevante informatie niet langs deze weg beschikbaar is, zou volgens de leden van de PvdA-fractie informatie over ondernemers via het Interne Markt Informatiesysteem mogen worden opgevraagd.

In de kabinetsreactie wordt de lijn uitgedragen die de leden van de PvdA-fractie voorstaan. Ik zie het standpunt van de leden van de PvdA-fractie dan ook als uitdrukkelijke steun voor het Nederlandse standpunt. Het is inderdaad niet wenselijk dat de beheerders van de ondernemingsregisters worden geconfronteerd met allerlei vragen via het Interne Markt Informatiesysteem, wanneer de antwoorden op eenvoudige wijze kunnen worden achterhaald via de elektronisch toegankelijke ondernemingsregisters. Het jaagt immers de beheerders van deze registers onnodig op kosten – immers de informatie die via het Interne Markt Informatiesysteem wordt opgevraagd, moet «om niet» worden verstrekt; de verstrekkingskosten komen dus voor rekening van de registerhouder. Bevraging via de zogeheten BRITE-route, dat wil zeggen informatieverstrekking op basis van online uittreksels uit het handelsregister, daarentegen vindt plaats tegen de daarvoor vastgestelde reguliere (non-discriminatoire) tarieven: overheidsgebruikers uit binnen- en buitenland betalen eenzelfde tarief voor opgevraagde uittreksels als andere gebruikers. Dat laatste strookt met het voorschrift in de Dienstenrichtlijn dat officiële instanties uit andere landen onder dezelfde condities informatie uit registers moeten kunnen raadplegen als de instantie uit het eigen land.

Een ander bezwaar dat aan het Interne markt Informatiesysteem kleeft, is dat het een nodeloze vertraging met zich mee brengt omdat de vragen, die via het Interne Markt Informatiesysteem binnenkomen, handmatig moeten worden beantwoord. Een helder, transparant en gemakkelijk toegankelijk stelsel van gekoppelde ondernemingsregisters biedt meer informatie dan een vraag- en antwoordsysteem dat de kern vormt van het Interne Markt Informatiesysteem. Het Interne Markt Informatiesysteem heeft naar mijn oordeel echter wel een functie indien – zoals de leden van de PvdA-fractie ook terecht schetsen – de relevante informatie niet op eenvoudige wijze kan worden achterhaald via beschikbare en makkelijk toegankelijke bronnen of als de gevraagde informatie niet zelf in de registers is opgenomen.

Een algemene aanbeveling, die in de kabinetsreactie expliciet naar voren komt, zou derhalve zijn dat de Europese Commissie regelt dat primair gebruik gemaakt moet worden van bestaande bronnen, systemen en registers. Alleen wat via een dergelijke weg niet beschikbaar is, zou via het Interne Markt Informatiesysteem mogen worden opgevraagd. Het Interne Markt Informatiesysteem kan ten aanzien van handelsregisterinformatie bovendien een goede rol vervullen zo lang deze in sommige lidstaten nog niet online beschikbaar is.

SP

De leden van de SP merken terecht op dat zij de kabinetsreactie later ontvangen hebben dan verwacht zou mogen worden.

Door afstemming met betrokken partijen heeft de kabinetsreactie langer op zich laten wachten dan verwacht. Dit betreur ik ook. Wel heb ik bij de Europese Commissie uitstel verkregen tot eind februari. De Nederlandse reactie wordt dus zeker nog meegenomen.

De leden van de SP-fractie vragen voor wie de Europees gekoppelde ondernemingsregisters bedoeld zijn en of zij openbaar zijn voor iedereen.

De registers zijn bedoeld voor eenieder die behoefte heeft aan informatie over een bepaalde onderneming, en – zoals reeds moge blijken uit mijn antwoord op de vraag van de PvdA-fractie over de toegankelijkheid van de ondernemingsregisters – zijn zij in beginsel openbaar voor iedereen. De openbaarheid betekent ten aanzien van het Nederlandse handelsregister dat de gegevens ook verkregen kunnen worden door derden voor bijvoorbeeld direct marketing doeleinden. Bij dat laatste past overigens wel hetgeen ik gesteld heb in mijn beantwoording van de Kamervragen over het verstrekken van gegevens door de Kamer van Koophandel (zie Kamervragen (Aanhangsel) 2008–2009, 2818).

De leden van de SP-fractie informeren hoe de privacy van voornamelijk kleine ondernemers wordt gewaarborgd als de registers gekoppeld worden.

Die waarborging is overeenkomstig de wijze waarop dat thans in het Nederlandse handelsregister is geregeld. De lokale regelgeving zal door het samenwerken tussen, en koppelen van, nationale registers niet wijzigen. Rond het Nederlandse handelsregister verandert er qua regels niets: wat openbaar is, blijft openbaar, en wat afgeschermd is, blijft afgeschermd. Dat is ook logisch, want beide elementen houden niet op bij de Nederlandse grens. Voor het gebruik van het handelsregister gelden ook nu al dezelfde condities voor Nederlandse zowel als buitenlandse gebruikers. Samenwerking tussen en koppeling van nationale ondernemingsregisters heeft dus geen invloed op nationale beveiligingsmodaliteiten, en evenmin op de gegevensset van de registers.

De leden van de SP-fractie tonen zich bezorgd over het gevaar van fraude en hacking: de beveiliging van een netwerk is zo sterk als de zwakste schakel en daardoor zouden gekoppelde ondernemingsregisters gemakkelijker gekraakt kunnen worden. Hoe wordt hiermee rekening gehouden?

Vrijwel alle handelsregisters van de EU-landen zijn nu al via internet te raadplegen, elk met zijn eigen adequate beveiliging. Het koppelen ervan betekent niet dat er ineens een hogere beveiliging nodig is. Bovendien gaat het huidige idee ervan uit dat een klant uit land X altijd gewoon blijft inloggen op het on-line systeem van zijn eigen handelsregister; via dat eigen handelsregister kan hij dan informatie inzien uit het handelsregister in een ander land.

De leden van de SP-fractie informeren voorts of gegevens alleen tegen betaling beschikbaar komen voor derden en zo ja, of er een indicatie valt te geven van de bedragen die aan derden die gegevens opvragen in rekening worden gebracht.

Het antwoord op deze vraag verschilt per land: sommige registers brengen een bepaald tarief in rekening, andere niet. Voor informatie vergelijkbaar met een uittreksel uit het handelsregister gelden in de diverse lidstaten thans tarieven tussen € 0 en € 15.

Een daarmee verbonden vraag van de SP-fractie is of er bij de uitwisseling van gegevens kosten worden verrekend tussen de verschillende nationale beheerders, en wat de financiële gevolgen zijn voor de inschrijfplichtige ondernemingen.

Inderdaad vindt bij de uitwisseling van gegevens kostenverrekening plaats tussen de verschillende nationale beheerders. Dit heeft geen merkbare gevolgen voor de kosten die ondernemers betalen ter zake hun inschrijving in het nationale ondernemingsregister.

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie om nader in te gaan op het nut van het koppelen van ondernemingsregisters. In dat verband vragen zij, in het bijzonder ook in te gaan op het belang voor consumenten (bij grensoverschrijdende aankopen) en op de informatiebehoefte bij grensoverschrijdende fusies, zetelplaatswijzigingen en insolventieprocedures.

Bij het bevorderen van de koppeling tussen ondernemingsregisters gaat het niet primair om problemen die ervaren worden door consumenten – bijvoorbeeld bij grensoverschrijdende aankopen – maar vooral om de relaties tussen bedrijven. Voor het kabinet staat vast dat de toegang en kwaliteit van informatie over ondernemingen verbetering behoeft wanneer er sprake is van grensoverschrijdende economische activiteit. Juist door verschillen in de hoeveelheid, kwaliteit en toegankelijkheid van informatie opgenomen in de verschillende ondernemingsregisters van de lidstaten, is het voor zowel de consument als voor de ondernemer en de overheid moeilijk om te achterhalen wat de status is van de buitenlandse ondernemer met wie zij zaken doen. In het Groenboek wordt verwezen naar bijvoorbeeld de opinie van de zogeheten «Stoiber Group» waarin zeer positief werd geoordeeld over de interoperabiliteit tussen de handelsregisters. Deze interoperabiliteit zou een forse lastenvermindering met zich mee kunnen brengen. Ook vanuit de Nederlandse Kamers van Koophandel wordt het belang en de wenselijkheid van deze interoperabiliteit onderschreven en gesteund. Snellere, betere en meer betrouwbare ondernemingsinformatie zorgt voor meer vertrouwen in het handelsverkeer binnen en tussen lidstaten. De koppeling van ondernemingsregisters kan hieraan een goede bijdrage leveren door reeds beschikbare informatie kwalitatief te verbeteren en beter te ontsluiten, op een zodanige wijze dat de beschikbare basisinformatie over de hele interne markt beschikbaar is en van voldoende kwalitatief niveau. Bijvoorbeeld: een automatische signalering vanuit het ondernemingsregister in land X dat een aldaar gevestigd bedrijf – moederbedrijf met een nevenvestiging in land Y – is opgeheven; door nalatigheid van de betrokken ondernemingen wordt dat nu vaak niet gemeld aan het register in land Y.

Een voorbeeld van een positieve samenwerking tussen ondernemingsregisters is het zogeheten European Business Register: een samenwerkingsverband, op vrijwillige basis, van de ondernemingsregisterhouders uit dusver 18 EU-lidstaten en een zestal andere Europese landen. Het EBR is onder meer gekomen tot een vast format voor uittreksels uit de registers; dat vaste format maakt ook een automatische vertaalfunctionaliteit van grote delen van die uittreksels mogelijk.

De leden van de SP-fractie vragen hoe momenteel wordt voorzien in de informatiebehoefte bij grensoverschrijdende fusies, zetelplaatswijzigingen of insolventieprocedures. Zij willen weten of zich daarbij problemen hebben voorgedaan en wat de omvang en de ernst van deze problemen zijn.

Nu gebeurt al die informatie-uitwisseling op papier, hetgeen vertragend werkt. Bovendien speelt daar vaak een taalprobleem (bijvoorbeeld Griekse documenten zijn voor de gemiddelde Nederlander lastig te lezen). Daarnaast is de regelgeving per land verschillend, waardoor zelfs de situatie kan ontstaan dat de regelgeving in het ene land bepaalt dat het handelsregister pas tot uitschrijving kan overgaan (bijvoorbeeld bij grensoverschrijdende zetelverplaatsing) wanneer de zusterorganisatie in het «ontvangende» land tot inschrijving is overgegaan, terwijl de regelgeving in het tweede land bepaalt dat de volgorde juist andersom moet zijn. Tot slot speelt de vraag rond de bevoegdheid van de aangever van het rechtsfeit. In Nederland gaat de Kamer van Koophandel bijvoorbeeld af op de opgave door een notaris, maar niet duidelijk is hoe omgegaan moet worden met opgaven uit andere landen.

VVD

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de intentie van het kabinet om de Europese interne markt te verbeteren door de verschillende handelsregisters beter onderling af te stemmen. Zij hebben enkele vragen over de invulling van dat voornemen.

In de eerste plaats vragen de leden van de VVD-fractie wat het kabinet precies bedoelt met de aandacht die het kabinet bij de afweging van alternatieven vraagt voor de kosten. Welke kosten worden hier bedoeld?

Het kabinet doelt hier op het feit dat informatie-uitwisseling via het Interne Markt Informatiesysteem ’om niet’ dient te geschieden (derhalve op kosten van de informatieverschaffende instantie, zoals de beheerder van het register) terwijl informatieverstrekking op basis van online uittreksels uit het handelsregister (de zogeheten BRITE-route) altijd tegen vastgestelde tarieven plaatsvindt. Indien een handelsregister veel aanvragen via het Interne Markt Informatiesysteem te verwerken krijgt, die ook online via het European Business Register of de website van het betreffende handelsregister zouden kunnen worden afgewikkeld, zou dat in feite betekenen dat het bedrijfsleven in het verstrekkende land (via de jaarlijkse heffing) daarvoor betaalt. En bovendien zijn de kosten bij handmatige afhandeling hoger dan bij online informatieverstrekking. Overigens is het kabinet wel van oordeel dat administratieve samenwerking, die tussen bevoegde instanties van de lidstaten plaatsvindt en ondersteund wordt door het Interne Markt Informatiesysteem, «om niet» dient te geschieden, maar dat daar waar sprake is van een structurele en permanente informatie-uitwisseling een methode zoals BRITE de voorkeur geniet. Het Interne Markt Informatiesysteem is bedoeld voor specifieke vragen en dus incidentele gegevensuitwisseling. Dit is ook in lijn met de gedachte vastgelegd in de Dienstenwet (zie bijvoorbeeld artikel 37, derde lid, Dienstenwet) dat een ander elektronisch communicatiesysteem mag worden gekozen indien dat meer geschikt is voor de desbetreffende gegevensuitwisseling in het kader van de administratieve samenwerking onder de Dienstenrichtlijn.

De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet in het bijzonder aandacht te besteden aan de kostenverdeling. Zoals hierboven gesteld sluit deze vraag geheel aan bij de intentie van het kabinet. Zij vragen in hoeverre kosten van koppeling van ondernemingsregisters voor rekening komen van de belastingbetaler, respectievelijk voor rekening van de ondernemers (via de Kamers van Koophandel).

De belastingbetaler staat in het geheel geen kostenpost te wachten; de registerhouders dragen in principe alle kosten, maar de omvang van die kosten is heel beperkt omdat het slechts gaat om het verstevigen van de reeds bestaande samenwerking tussen die registerhouders, teneinde informatie van elkaar te kunnen inzien en uit te wisselen.

Daarbij vroegen de leden van de VVD-fractie om nader in te gaan op welke informatie bedrijven zouden moeten aanleveren ten behoeve van dit Europese register, en in welke mate het huidige Nederlandse systeem aan deze eisen voldoet.

Allereerst moet worden opgemerkt dat noch de Europese Commissie in het Groenboek, noch het kabinet – integendeel – in zijn reactie, pleit voor de inrichting van een Europees register. Het gaat om de koppeling van registers die voldoen aan een over de hele Europese Unie geldende minimumstandaard van kwalititeit en betrouwbaarheid van informatie. Er is dus geen sprake van een geïntegreerd Europees register waarvoor bedrijven informatie aanleveren, maar om een stelsel van gekoppelde registers dat gemakkelijk toegankelijk is voor ondernemers en op gestandaardiseerde wijze informatie ter beschikking stelt aan alle belanghebbenden. Vervolgens moet worden opgemerkt dat, naar het oordeel van het kabinet, het huidige Nederlandse systeem voor wat betreft de hoeveelheid en kwaliteit van informatie voldoet om een goed werkende koppeling tot stand te brengen. Voor het kabinet staat dan ook vast dat uit de koppeling van de ondernemingsregisters geen verzwaring van de informatie-uitvraag en de daarmee samenhangende kosten voor het Nederlandse bedrijfsleven mag voortvloeien.

De leden van de VVD-fractie geven aan meer duidelijkheid te wensen over de beschikbaarheid van stukken die in verschillende talen zal moeten worden verschaft. Meer specifiek vragen de leden van de VVD-fractie welke informatie beschikbaar zal moeten worden gesteld en wie hiervoor de verantwoordelijkheid zal dragen. Ten slotte vragen de leden van de VVD-fractie of dit tot gevolg heeft dat een lokale bakker zijn jaarverslag in het Nederlands, het Engels en andere talen moet opmaken.

Uit het Groenboek leidt het kabinet af dat het oogmerk van de koppeling van de ondernemingsregisters juist gericht is op het verminderen van de technische en taalbarrières bij informatie over geregistreerde ondernemingen. Het Groenboek geeft zeker niet aan dat de last van vertalingen en het verstrekken van stukken in verschillende talen op de ondernemer rust. Dat zou juist een extra belemmering vormen voor de bedrijvigheid in de Europese Unie en het oprichten en inschrijven van ondernemingen juist kunnen afremmen. Voor het kabinet vloeit dus niet uit het Groenboek voort dat de Nederlandse ondernemer, zoals de lokale bakker, zijn jaarverslag, behalve in het Nederlands, ook in andere talen zou moeten opmaken. Een dergelijke consequentie, die dus uit het Groenboek niet kan worden opgemaakt, zou voor het kabinet niet gewenst zijn en zou derhalve door het kabinet niet worden gesteund. Voor Nederlandse bedrijven wijzigt er dus niets wat betreft de gegevens en te deponeren stukken die zij moeten aanleveren aan het handelsregister. Aan de orde is de internationale verstrekking van bestaande gegevens uit het handelsregister. Pas bij de verstrekking aan het buitenland zal een (geautomatiseerde) vertaling plaatsvinden.

Het is een aandachtspunt voor het kabinet om, bij vervolgstappen die de Europese Commissie zet, scherp onder de aandacht te brengen dat het opheffen van taalbarrières niet ten laste van ondernemers dient te komen.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van goede informatie. Ook onderkennen de leden van de VVD-fractie het belang voor ondernemers om te kunnen controleren of een buitenlandse ondernemer waar zij zaken mee wensen te doen, daadwerkelijk bestaat. De leden van de VVD-fractie geven daarbij aan van mening te zijn dat de informatie, die noodzakelijk is om internationaal te kunnen ondernemen, beperkt kan blijven tot basisinformatie.

In de kabinetsreactie ligt de lijn besloten die de leden van de VVD-fractie voorstaan. Ik zie het standpunt van de leden van de VVD-fractie dan ook als uitdrukkelijke steun voor het Nederlandse standpunt. Het is inderdaad niet wenselijk dat de informatie die moet worden ontsloten (en dus ook aangeleverd moet worden) verder gaat dan noodzakelijk om goed zaken te kunnen doen in Nederland en in andere lidstaten. De Eerste Richtlijn Vennootschapsrecht beschrijft reeds de basisinformatie die in elk land in het ondernemingsregister aanwezig moet zijn. Extra informatie brengt extra informatieverplichtingen voor de ondernemer met zich mee, en dat is ongewenst. Wel is het cruciaal dat de basisinformatie van goede kwaliteit is en op dezelfde wijze wordt aangeboden en ontsloten. Het is dan ook in dat kader dat het kabinet pleit voor heldere juridische instrumenten die een gelijk speelveld met zich meebrengen voor het leveren van de juiste basisinformatie, de ontsluiting en de betrouwbaarheid van deze informatie via de koppeling van de ondernemingsregisters.

De voorzitter van de commissie,

Timmer

De adjunct-griffier van de commissie,

Van der Velden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GL), Schreijer-Pierik (CDA), Ten Hoopen (CDA), Van der Ham (D66), Spies (CDA), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Smeets (PvdA), Aptroot (VVD), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Gesthuizen (SP), Jansen (SP), Ouwehand (PvdD), Van der Burg (VVD), Zijlstra (VVD), Ortega-Martijn (CU), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Graus (PVV), Besselink (PvdA), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Sap (GL), Van Dijk (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Koşer Kaya (D66), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Ulenbelt (SP), Kalma (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Blok (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Atsma (CDA), Gerkens (SP), Luijben (SP), Thieme (PvdD), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Meeuwis (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), De Nerée tot Babberich (CDA), Bosma (PVV), Van Dam (PvdA), Heerts (PvdA), Algra (CDA) en Weekers (VVD).

Naar boven