nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2009
Zoals toegezegd tijdens de behandeling van de Begroting van Verkeer en
Waterstaat 2009 en bevestigd in mijn brief van 8 december 2008 (kamerstuk
31 700 XII, nr. 44), treft u hierbij aan mijn standpunt inzake kentekenregistratie
van snelle motorboten met het oog op de handhaving van vaargedrag.
Snelle motorboten zijn opgenomen in een registratie, waarvan het kenmerk
aan de buitenzijde van de boot is aangebracht. Het is echter om twee redenen
niet mogelijk overtreders op afstand te identificeren («bekeuren op
kenteken»).
In de eerste plaats is het huidige registratiesysteem daarvoor feitelijk
niet geschikt, omdat het vervuilde informatie bevat.
In de tweede plaats: al zou identificatie op afstand feitelijk al mogelijk
zijn, dan nog kan niet op kenteken worden bekeurd, omdat de eigenaarsaansprakelijkheid
niet in het wettelijk systeem is verankerd.
De mogelijkheid tot invoering van een kentekenregistratie is door de RDW
onderzocht. Daartoe zou een nieuw systeem moeten worden opgezet en in het
wettelijke bestel opgenomen.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het veiligheidsbeleid voor het water,
zie ik geen noodzaak tot het opzetten van een kentekenregistratiesysteem.
Mijn overwegingen hierbij treft u onderstaand aan.
Bekeuren op kenteken is maar beperkt effectief. Voor veel overtredingen
die op het water worden begaan is het nodig dat de motorboot wordt staande
gehouden. De belangrijkste vorm van handhaving is de controle op de aanwezigheid
van vaarbewijzen. Zaken als het bezit van een vaarbewijs of de uitrusting
van de boot kunnen alleen na staande houding worden gecontroleerd. Slechts
voor het constateren van een snelheidsovertreding zou kentekenregistratie
van belang kunnen zijn. Echter in de praktijk kunnen politieboten een snelheidsovertreder
veelal achterhalen.
Feitelijk aanhouden is als maatregel effectiever vanwege het onmiddellijke
karakter ervan. Bovendien heeft de zichtbaarheid van dergelijk ingrijpen door
het uitstralingseffect een positieve maatschappelijke impuls. De handhavende
diensten zijn dan ook naar vermogen actief om hierop in te spelen en de varenden
aan te spreken op hun vaargedrag. De Dienst Waterpolitie van het KLPD zet
bijvoorbeeld waterscooterteams en onopvallende surveillance met snelle motorboten
in. Rijkswaterstaat houdt daarnaast regelmatig thema-acties in samenwerking
met de Dienst Waterpolitie.
Het opzetten van een nieuw kentekenregistratiesysteem zou tot een forse
toename van de administratieve lasten voor de burger leiden. Een dergelijke
toename is niet in overeenstemming met het kabinetsbeleid, dat juist streeft
naar reductie van deze lasten.
Uit gegevens over incidenten en ongevallen op het water, zoals het Risicobeeld
Pleziervaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, blijkt niet dat snelle
motorboten zorgen voor een veiligheidsprobleem. Vanuit dit oogpunt zie ik
dus geen aanleiding de handhavingssystematiek uit te breiden.
Wel zie ik mogelijkheden het sanctie-instrumentarium te verbeteren. Het
is op dit moment niet mogelijk om bij grove overtredingen of recidive over
te gaan tot maatregelen als het innemen of intrekken van het vaarbewijs of
de inbeslagneming van de (snelle) motorboot. Ik onderschrijf de wens van de
handhavers om in voorkomende gevallen meer te kunnen doen en ik wil dan ook
op dit gebied tot wijziging van binnenvaart- en scheepvaartverkeerswetgeving
overgaan. Daarbij kijk ik ook naar het aspect «varen onder toezicht»:
het besturen van een boot zonder zelf in het bezit te zijn van een vaarbewijs,
mits de aanwezige gezagvoerder daarover wel beschikt.
Met het oog op het bevorderen van de integriteit van het huidige registratiesysteem
zal ik de RDW vragen de aan- en afmelding en wijziging van de registratie
te vereenvoudigen, bijvoorbeeld via internet, en de mogelijkheden van een
opschoonactie te onderzoeken. Door een eenvoudige aanpak blijven de administratieve
lasten die aan de registratie van snelle motorboten kleven, beperkt en wordt
de drempel voor opgave van correcties hiermee verlaagd.
Uiteraard kan het onderwerp breder dan alleen vanuit de veiligheidsoptiek
worden bezien. Dit gebeurt thans ook; er is vanuit verschillende overheid-
en niet-overheidpartijen vanuit diverse motieven belangstelling voor dit onderwerp.
Ik wijs u bijvoorbeeld op het advies met betrekking tot de invoering van een
watersportbijdrage van de commissie Gabor aan de minister van LNV. Over de
wenselijkheid een watersportbijdrage in te voeren wordt u separaat door de
minister van LNV geïnformeerd.
Ook wordt het onderwerp voor alle pleziervaartuigen thans in een bredere
context op initiatief van HISWA Vereniging geïnventariseerd. Als deze
informatie op tafel ligt kan over dit onderwerp met alle partijen verder worden
gesproken. Ik lever daar te zijner tijd graag vanuit mijn verantwoordelijkheid
voor het veiligheidsbeleid op het water een bijdrage aan.
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa